Liefde en Haat. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courantvan Woensdag 3 jan, no. 679. BMB» Daar "DE LE1DSCHE C01JRANT" wegens den feestdag der H.H» DRIEKONINGEN a.s. Zaterdag niet verschijnt, worden H.H. Adverteerders beleefd verzocht hunne advertentiën voor het nummer van VRIJDAG-AVOND vooral tëlcSig in te zenden, om van plaatsing in dat nummer verzekerd te zijn, De Geestelijkheid voor de Rechtbank. Om de verkeerde begrippen, die naar aanleiding van her jongste Motie Pro<-. prio van Z. H. over het dagen van geestelijken voor wereldlijke rechtban ken wijd en zijd verspreid rijn, te weer leggen, geven wij hier aan de hand van een artikel van prof. Rath in het „Huis gezin" een grondige uiteenzetting van jd'e pracrijk der Kerk op dit punt en de jong ste pauselijke beslissing. Het privilegium fori, of het 'voorrecht der kerkelijke personen om uitsluitend voor een kerkelijke rechtbank te 'versche nen, is in zijn oorsprong "zoo oud als de Kerk zelve. Christus toch Stichtte zijne Kerk als eene volmaakte niaatsch.apw pij met het verheven doel, 'hard ledema1- ten te brengen tot een volmaakt ctn eeuwig geluk. Maar om dat doel te kun nen bereiken had de Kerk doeltreffen de middelen noodigca onder 'deze? be- Ikleedt eene eerste pLaats de macht om In eigen kring haar eigen aangelegenhe den te besturen door het uitvaardigen van wetten en door het straffen van die genen harer onderdanen, welke zich aam flie wetten ernstig zouden vergrijpen. Eene aangelegenheid nu kan onder de kerkelijke wetgeving- behaoren ter wilier van de zaak zelve. Ook kan zij tot de kerkelijke wetge ving behooren ter wille van den per- s o o n, wien de zaak aangaat. En op de zen titel steunt h et onloochenbaar recht der Kerk om de aangelegenheden te re gelen-van hen, die zich door wijding aan haren dienst hebben verbonden niet al leen dan, wanneet liet gaat over zuiver •geestelijke zaken, maar telkens, wanneer het belang van den geestelijken stand daarmede ernstig rs gemoeid. En tot de ze soort brengen we terug de wet tier Kerlc, waarin deze bepaalt, dat een gees telijke slechts voor een kerkelijke recht- 4auk kan gedwongen worden te ver schijnen. Zoo overtuigend waren dan ook de beweegredenen en zoo duidelijk het 'goed recht der Kerk, dat de 'e e r s t e C h r is>- ten keizers niet aarzelden het pri vilegium fori openlijk-te erkennen en te bevestigen, en dat het zonder tegen spraak al aanstonds werd opgenomen "in de wetgevingen der Christe lijke staten, en daarin eeuwen 'lang ge handhaafd bleef tot welzijn van 'Kerk en maatschappij. Maar toen ten gevolge van het abso lutisme der moderne staten de bur gerlijke wetgeving eene niet geringe ver andering onderging, toen liet welbegre pen tijdelijk en geestelijk belang der ge- loovigen. niet meer .gebaat was met een star en streng vasthouden aan het aloude recht, zie, toen wist de Kerk ook hier zich te voegen naar cle omstandigheden en onderging het voorrecht der kerkelijke rechtspraak eene aanmerkelijke wijzi ging. Zeker, in zoovers e liet privilegium fort een goddelijke instelling is, mag en zal de Kerk geen duimbreed wijken en daar om zal het nooit gebeuren, dat met hare toestemming een geestelijke voor den \vereldlijken rechter gedaagd wordt, om dat hij naar plicht en geweten zijne be diening vervulde in het uitdeelen der Sa^ cramenten. Maar daar waar eene nadere omschrijving aan haar goedvinden is overgelaten, heeft zij steeds een gepaste gemakkelijkheid getoond om zich te voe den naar de gebruiken des tijdis en con cessies te doen aian de wetten des lands. De overeenkomsten of concordaten, die FEUILLETON. ROMAN UIT .WESTFALEN. 27) 'De avond viel. Langzaam maar zeker tnoest het licht voor de schemering wij ken!. Maar 'twas alsof het maar geen 'afscheid van de aarde kon nemen. In de verte hoorde men nog een hoopvol ge luid: het aanzetten der seizen; zomer»- avondmuziek. Clemens Tweehuis lag opwacht in het 'door dauw bevochtigde gras nabij het hek in den dam. 'Zijn twee vrienden, fluto en Zeus, krachtige herdershonden, jilagen naast hem en bewogen zich niet. !HiJ schoof zijn muts van het voorhoofd vandaan en staarde naar den n ach tel ijken hemel. De eene ster pa de andere volgde haar baan. 't Was nog al te vroeg om op wacht te zijn, maar Clemens kon het in huis hi et langer uithouden; hij had de honden meegenomen en was ïn den stillen zomer nacht uitgegaan. Tegelijkertijd had ook een ander den tchfliitenjiol veriaien, eveoe-eos gedeukt de kerk heeft getroffen met eenige Stai- tcn in Duitschlajtid en in Midden!- ,en Zuid-Amerika en met Oostenrijk getuigen van de geneigdheid der Kerk om zich te voegen naar de wetten van versdhii'- lende landen. Daarvan getuigt ook dat lijdelijk toezien van Rome, waardoor het op sommige plaatsen -mogelijk werd, dat het privilegie door het gewoonterecht werd afgeschaft. Zoo in Duitschland voP- gens de jongste officieele verklaring van de Romeinsche Curie; zoo ook volgens eene waarschijnlijke opinie (aldus ten'- minste prof. Rafh) in ons vaderland. Ook in de Kerkelijke wetgeving zelve valt duidelijk te bespeuren, dat zij zich zooveel mogelijk schikt naar de tijdsomstandigheden, voorzoover het met hare beginselen in overeenstemming is te brengen. Op Witten Donderdag van het jaar 1741 vaardigde Benedictus XIV een Bulle uit, waarin onder de verschil lende geestelijke straffen ook was opge;- nomen die, welke de Kerk had bepaald ter bekrachtiging van het privilegium fori. Door de excommunicatie worden al daar in 15 getroffen in het algemeen allen, die kerkelijke personen of insteh lingen dwingen te verschijnen voor de wereldlijke redhtbank of andere daarmee gelijkstaande rechtsinstellingen, alsmede diegenen, welke bewerken, dat kerkelij ke personen daartoe gedwongen worden. Streng zeer zeker' was deze bepaling, maar in aanmerking genomen het bestaan van kerkelijke rechtbanken en de toenr malige omstandigheden, toch niet te streng. Maar niet zoodra waren de omstandig heden veranderd of ook de Kerk wijzigde hare strafbepaling en verklaarde tevens daardoor de geoorloofdheid van som mige handelingen, die bij de vroegere wetgeving door haar verboden waren. In de Constitutie namel ij k van 12 October 1869, weike om hare beginwoorden gewoonlijk ivordt aange duid door „Co nsfitutio Apostoli- c a e S e d i s", wordt de straf, op de schending van het privilegium fori ge steld, voor sommige gevallen opnieuw bevestigd, maar thans in bewoordingen, die eene mildere explicatie niet alleen toelaten, maar volstrekt vorderen. „De excommunicatie, zoo luidt het daar, zal beloopen worden door degenen, die het zij direct hetzij indirect de wereldlijke rechters dwingen om kerkelijke personen voor hun rechterstoel te doen verschij nen, dan, wanneer zulks door het ker kelijk recht niet wordt toegestaan." U i t d r u k k e l ij k wordt hier dus al leen bepaald, dat thans de rechter zelf niet meer onder de strafbepaling valt; en die uitzondering wordt slechts uit gesproken ten opzichte der straf. Maar reeds volgens de allereerste ver klaarders der Constitutie strekt zich die uitzondering verder uit dan den burger lijken rechter, en wordt hier met de straf ook de ongeoorloofdheid der han deling opgeheven. En deze verklaring werd kort daarna officieel bevestigd door een verklaring van het H. Officie in 1870. En toen later nog twijfelingen rezenf omtrent de personen door de Constitutie bedoeld, toen verscheen opnieuw van dezelfde Congregatie eene officieele instructie tot scherpere om!ijning van hetgeen vroeger was verklaard ge worden. En vervolgens na de b e k r a c h t i- ging der verklaring van 1870 door Leo XIII te hebben gepubliceerd, spreekt het H. Officie verder over d e verplichting der particulie ren ten gevolge van het privilegium! fori. Overigens, zoo lezen we daar, en deze woorden zijn van het hoogste belang voor een goed begrip van Jiet jongste Motu proprio, overigens, opl die plaatsen, op welke het privilegium; fori door de Pausen niet is opgeheven of gewijzigd indien men aldaar geena gelegenheid heeft, om zich rdchjt te ver schaffen tenzij voor den were! dl ijle en rechter, dan zal men in elk afzonderlijk geval verplicht zijn aan den Bisschop verlof te verzoeken om geestelijken voor de wereldlijke rechtbank te dagen en dat verlof zullen de Bisschoppen nooit mogen weigeren, vooral dan niet, wan neer zij eerst hun best Irebben gedaan, door sombere gedachten: .Trees. Zij had den moed niet gevonden moeder alles te vertellen, wat zij van Hendrik had ver nomen. Moeder had haar dien avond streng onder handen genomen -en duchtig terechtgewezen. Zij wilde juu alleen den strijd in haar binnenste beslissen. De bittere ontgoocheling bedroefde haar. Zij had zich trouw en eerlijk aan Karei gehecht; zij was gaarne bereid ge weest -den tegenstand van hare ouders te trotseerenEn aldus had hij haar be loond! Om het ongelukkige geld had hij haar begeerd, En hij was bovendien slecht; hij .was haar liefde niet .waard. .Thans wist zij alles. Zij kon hem 'neet meer .verontschul digen; hij had haar bedrogen. Tranen stroomden over haar .wangenzij ver langde tiaar troost. Plotseling hoorde zij achter het hek een licht geritsel. Zij stond verschrikt stil. Getuigen van haar Jeed ongeroepen jen onbevoegde beoordeelaars Misschien was hij het wel, dien zij wilde 'en moest vermijden* „Trees, wat scheelt er aan?" Zadht, bijna teeder, klonken deze .woorden. Verbaasd keek zij om. Kon Clemens teeder zijn Zij zou er bijna om gelachen hebben, als meai haar 4a.t vroeger be- om de zaak in der minne ie schaken. ,Wat doet nu het zoo heftig aangeval len Motu proprio van Pius X? Opnieuw zijn de tijdsomstandigheden veranderd. In tialië en Frankrijk is de toestand steeds treuriger geworden. De eerbied voor de geestelijkheid wordt op alle mogelijke wijzen ondermijnd. Sommi gen, ook onder hen, die zich katholiek1 blijven noemen, ontzien zidh niet de eer biedwaardigste prelaten op schandelijke wijze voor de burgerlijke rechtbank te dagen. En de regeeringen zien lijdelijk toe en steeds stoutmoediger worden de particulieren in 'hun optreden. Daartegen komt de Paüè in rechtmatig verzet. En om aan zijn protest kracht bij te zetten, geeft hij aan de strafbepaling der Constitutio Apostolicae Sedis eéne uitbreidende verklaring. Voor publieke personen blijft alles zoo als het wasdus noch straf noch ongeoorloof de handeling voor hen, die zich tot zulk een optreden verplicht zien door hunne? betrekking; geene straf, geene zonde voor den rechter, den procureur, den officier van ju stitie nog minderden veld wachter. Maar voor particuliere per sonen (behoudens moreele noodzakelijk heid b.v. ter wille eener burgerlijke wetsbepaling) wordt dezelfde daad, die reeds vroeger als grootelijks ongeoor loofd werd gekenmerkt en strafbaar ge steld, thans door den Paus zelf gestraft met de excommunicatie, ipso facto, ge lijk de kerkrechterlijke schrijvers dat noemen, dat is te beloopen zonder een tg nader vonnis, enkel en alleen door hbi stellen der ongeoorloofde daad. Ziedaar de geheel e verandering door het Motu proprio „Quautavis diiigentia" teweeg gebracht. Door deze uiteenzetting blijkt zonne klaar hoe loos het alarm isi, dat door de anti-katholieke pers naar aanleiding van dit pauselijk schrijven is gemaakt. "STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMF.R. Regeling van het Armbestuur Ingekomen is het verslag van de com missie van voorbereiding uit de Tweede Kamer, betreffende het .wetsontwerp tot Regeling van het Armbestuur, met het antwoord van den Minister van Bdunen- landsche Zaken, ingevolge het overleg dier commissie met den Minister. Voorts een gewijzigd .wetsontwerp en amendementen van de voorbereidings commissie. Bij de besprekingen der com missie bleek, dat het wetsontwerp, hoe wel met instemming ontvangen, toch niet in allen deele bevredigde. In- tusschen vonden de hoofdgedachten bevordering van samenwerking tusschen de verschillende instellingen van welda- digheiden verbetering van den arbeid der burgerlijke armbesturen, algeineene toe juiching. Tegen den .wensch van den Minister om het subsidiair karakter der burger lijke armverzorging onverzwakt te hand haven, verklaarden enkele leden zich hier mede niet te kunnen vereenigen, zij keur den af, dat de burgerlijke armbesturen de armen naar het kerkelijk of bijzonder armbestuur zouden mogen verwijzen. Dit gevoelen vond weinig instemming. Men was vrij algemeen van oordeel dat de burgerlijke besiuren eerst dan behooren hulp te verleenen, wanneer gebleken is dat de kerkelijke en bijzondere instellin gen niet of niet voldoende kunnen hel pen. Dc groote meerderheid achtte toela ting der dubbele bedeeling noodig. Volgens art 21 der bestaande wet, mogende burgerlijke armbesturen slechts ondersteuning verleenen na zich voor zoo veel (mogelijk verzekerd te hebben, dat de armen die niet van kerkelijke of bijzon dere instellingen kunnen erlangen. Na overleg Iheeft de Minister de bepaling in dezen zin gewijzigd, dat ondersteuning' slechts kan worden .verleend, indien de arme ze, 'hoewel .een verzoek daartoe ge daan is, niet van de tot onderhoud ver plichte of van een kerkelijke, bijzonde re of gemengde instelling ontvangt Toch (werden nog .enkele bezwaren ge opperd en bracht de Minister nog een wijziging aan, waardoor duidelijk uitko Hij stond reeds aan haar zijde .en de beide honden likten haar hand. Zou zij alles aan haar broeder vertel len? Hem, den koelen Clemens Maar toch, hij was niet gevoelloos. Zijn hart was week, ja, dat .wist zij wel, al had zij dat in lichtzinnigheid en gedachteloos heid vaak genoeg over het hoofd gezien en zich met anderen over hem vermaakt 't Kwam haar voor, alsof zij op dit oogenblik te isiaam hoorden. Zulks gaf haar moed en vertrouwen, en zij .vertelde hem alles. Hij berispte haar niet en deed haar geen verwijten. Maar zij voelde dat hij levendig deelnam in hare lotgevallen, meer dan an deren, die steeds het hart op de tong dragen. Na een kort stilzwijgen zeidehij: „Ik wil een keuterij voor mij koopen. Het kan zijn, dat Hendrik met mij meegaat, omdat ik den jongen graag'mag Jijden. Dan ben ik toch met geheel alleen." Zou zij met hem meegaan en zou hij dat willen Ze kon het gemakkelijk vra gen, want meer jdan neen kon hij niet zeg gen. Ze had het steeds met hem Jcunnen vinden en de broederband .was in de laatste oogenblikken nog versterkt Dat voelde zij. Trees keerde zich een weinig om en teek Uwicus. ia hst gelaat, 4at nu we men de twee hoofdvormen van onder steuning: óf opheffing jiit den toestand van armoede, zoodat de arme wederom in staat wordt gesteld ju het onderhoud van zich en zijn gezin te voorzien, of blijven de ondersteuning, maar dan ook niet meer geven 'dan strikt noodig is, d.w.z. het noodzakelijke levensonderhoud. De Mi nister voegde hieraan toe, dat dus de burgerlijke armverzorging alleen zal mo gen helpen in die gevallen, waarin het noodzakelijke levensonderhoud geheel of ten deele ontbreekt: buiten die grens raakt haar bemoeienis niet. De (Minister merkte voorts op, dat voor de voortgezette bedeeling dus geen rui mer maatstaf zou moeten yorden jjeno- men Idan thans, nu immers ook het nood zakelijk levensonderhoud het minimum is, maar dat het volgens het ontwerp niet meer'noodig zou zijn, dat een arme zich van alles wat nog verkoopbaar is, ontdaan hebbe alvorens ondersteuning te kunnen verkrijgen. Vroeger helpen zal mogelijk zijn en daarmede bi menig geval de kans op het herwinnen van zelfstandigheid ver groot zijn. Omtrent instelling van inspecteurs of adviseurs voor het armwezen, verklaarde de Minister geen inspectie te wenschen tegen aanstelling van adviseurs had hij eveneens bezwaren. ,Tcn slotte nam hij een nieuw art 52 in het ontwerp op, volgens hetwelk eene uit drie tot zeven onbezoldigde leden bestaande algeraeene armencommissie zal .worden ingesteld, welkeop verzoek van autoriteiten en instellingen van .weldadigheid dezen zal (dienen van raad. Een .wijziging werd door den Minister aangebracht om de verkeerde opvatting te voorkomen, dat zoodra .een arme zich in een andere gemeente bevindt, door het bestuur zijner vorige woonplaats niet meer voor hem zou mogen worden be taald. De instelling en samenstelling van ar menraden werd vrijwel .als een der belang rijkste onderdeden van de voorgestelde herziening beschouwd. .Tegen de wijze waarop (de samenstelling in het wetsont werp was geregeld, .werden intusschen ernstige bezwaren geopperd. Naar aanleiding van de gedachtenwis- seling, hierover gevoerd, .werd door de commissie een vrij uitvoerige regeling in ovenrwegiug gegeven. Met deze beschouwingen jn kennis ge steld, verklaarde de Minister, aan het ver langen, ook vertegenwoordigers van ge stichten in den armenraad op te nemen, der ernstig en rustig was als altijd. „Toe, mag ik met jou meegaan? Jk zal het huishouden doen," zeide ze zacht Clemens keek bij Jiet hooren van dit aanbod zijn zuster verwonderd aan. Gek scheerde zij weer? j|a, zoo zijn de vrou wen, huilen en lachen doen ze bijna te gelijkMaar neen, zij zag er niet jiaar uit, dat zij schertste. Integendeel, zelden was zij zoo 'ernstig gestemd als thans. „Ik heb er niets tegen", gaf hij kalm ten antwoord. „Eén ding echter ,wil jk je zeggen: 'n pleizierig leven zal je bij mij niet vinden en", voegde hij er lachend aan toe, „de jonge boeren zullen jden weg naar mijn woning niet weten." .Trees nam hem dezen scherts heele- maal niet kwalijk, „Blijf je hier buiten liggen?" vroeg Trees vervolgens. Clemens antwoordde bevestigend en vertelde 'de reden van zijn waken. IZij kom het niet gelooven. „Stelen", r iep zij herhaaldelijk .uit, „bij ons rogge stelen Dat is iets ongehoords dat kan niet!" Daarna ging zij huiswaarts. Hoe ge heel anders voelde zij zich nu. Dp den heenweg had zij Jn tranen kunnen uitbar sten, haar hart .was beklemd. Bedrogen liefde en gekwetste trots beletten haar vrooJjjk te zijn, .Thans ,was zij ten,minste niet te moeten .voldoen, omdat de be hoefte aan ec-n armenraad zich, zooal niet .uitsluitend, dan toch voornamelijk, doet gevoelen. De Minister erken de het gewicht der bezwaren tegen de voorgestelde regeling geopperd en hij werd bereid gevonden daaraan tegemoet te komen. Blijkens het gewijzigde wets ont werp is dit op de volgende .wijze geschied Elke instelling, die armenzorg buiten, gestichten beoefent, zal bevoegd zijn, ééa lid tot den armenraad af te vaardigen. Doch de mstellingen, .welke (volgens na te noemen regeling) recht hebben op de aanwijzing van meer dan één lid jn het bestuur van den armenraad, zullen even zoovele vertegenwoordigers tot den ar menraad afvaardigen. De gelegenheid tot instelling van een dagelijksch bestuur handhavende, heeft de Minister thans voorgesteld voor den armenraad een be stuur te benoemen bestaande uit een bij K. 3. te bepalen aantal leden. Als grondslag voor de aanwijzing dezer be stuursleden zal gelden het om de vief jaar vast te 6tellen getal, aanduidende! de verhouding van het aantal der be stuursleden, tot het bedrag der uitgaven aan ondersteuning buiten gestichten be steed door de gezamenlijke instellingen! die één of meer vertegenwoordigers in den armenraad zullen aanwijzen. Bereikt liet bedrag (der door een instelling gedane! uitgaven bovenbedoeld getal .of een veel voud van dat getal, danverkrijgt zij daar door (het recht ,één of meer bestuursleden aan te .wijzen. Dezelfde bevoegdheid zal toekomen aan instellingen, die zich coni- bineeren voor de aanwijzing van be stuursleden. (Wordt op deze wijze slechts een gedeelte van de leden van het be stuur aangewezen, dan zullen de overi gen worden gekozen door de vertegen woordigers fcler instellingen, die noch zelf standig, noch gezamenlijk bestuursleden aanwezen. De leden ,van den armenraad zullen gekozen .worden .voor vier jaren* Ten aanzien van de taak der Armenra den is op verzoek der Commissie thans duidelijk in het .wetsontwerp opgenomen dat de Armenraad zal houden een re gister van inlichtingen .en dat zijn bureau zal zijn een Kanier van navraag. Tevens is nu bepaald, dat de taak van den armen raad :o.a. zal zijnhet instellen van een onderzoek naar de omstandigheden der personen, die zich als hulpbehoevend tot het bureau van den Armenraad gewend hebben of die, blijkens mededeeling van ingezetenen .Of instellingen, zich van hulp bij die ingezetenen of instellingen heb- gerust en bevredigd; zij vreesde niets meer en wilde al haar leed .vergeten....^ Clemens Tweehuis lag ftog steeds lang uitgestrekt in het .vochtige gras. De zon was ondergegaan en de schemering was geweken voor den nacht Om hem heen was alles doodstilüe vogels zwegen. De honden alleen stieten hem af en toe aan en hij gaf ze nu lendan een stuk brood, dat hij voor hen had medegenomen. Het gesprek met zijn zuster had Jn zijn brein een mengelmoes van gedachten doen ontstaan. Een gevoel van gelaten- h«d was over hem gekomen en :de bitter heid, die hem zoo spoedig overmande^ week van hem. Zijn phantasie was op gewekt en menigmaal kwam de vraag in hem op.waarom ben ik niet gelijk de andere menschen; waarom drukt op mij het stempel van te zijn een zonderling? Lang zon hij hierover. Ja, er was iets eigenaardigs in hem, waardoor hij zich van de kleine .wereld om hem heen afscheidde, 't Was een ver borgen verlangen naar iets groots en iets onbevattelijks; een durf, waarvoor hij geen naam kende, een .worstelen, «n toch geen overwinnen I (Wordt vervolgd)!,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5