Uoor onze longens cn meisjes.
Beste vriendfes en vriendinnetjes.
392
EEN VISCHV ANGST DIE SLECHT AFLIEP.
De monnik, die tot hier toe rustig en. be
scheiden een weinig terzijde hadv gestaan,
voelde bij zijn verschijning een lichten schok.
Hij maakte een af werende beweging en leg
de den vinger op den mond om den vreemde
tot zwijgen te bewegen.
De vreemde stoorde zich daar echter niet
aan, plaatste zioh onbeschaamd vlak voor den
ridder, gebood met hoog opgeheven hand stil
te aan de menigte en riep met luider stem
„Gij zijt Graaf Je^n de Montfort?"
„Dat is mijn naam, zooals gij juist verno
men be'bt."
„Welnu, weet gij ook, wie de monnik is, die
u bevrijd heeft en aan wien gij, zooals gij
zegt, alles te danken hebt
Verwonderd en vrjagend keek de graaf zijn
redder aan en antwoordde„Dat is Pater
Balduin van de orde van O. L. Vrouw. Zoo
leerde ik hem kenneneen anderen naam
vernam ik nooit
„Welnu, dan zal
ik hem u noemen.
Het is Raymund
v-an Elvaz, zoon
van graaf Beren-
gar van Elvaz.
Misschien hebt u
wel reden, u dien
naam .te herinne
ren
En zich tot den
pater wendend,
die hem met een
strengen blik het
zwijgen gebood,
voegde hij er pan
toe: „Vergeef mij,
heer, dat de oude
Jacques u ditmaal
niet .gehoorzaamt
heel de wereld
moet weten waar
toe een Elvaz in
staat is."
Het gelaat van
Montfort was bij
deze onthulling
aschgriauw gewor
den en met ont
zetting keek hij
zijn redder aan.
„Raymund van
Elvaz," hijgde hij,
„kan dat mogelijk
zijn?"
„Dat is niet al
leen mogelijk, dat
is werkelijkheid,"
riep de oude Jac
ques in wilde
vreugde met zijn
stok zwaaiend.
„Alsof ik mijn
meester niet her
kend zou Jaebben
onder duizenden,
trots zijn pij en
kap! Was ik niet
de eenige, die hem
groette tien jaar
geleden, toen hij
als Kruisvaarder
terugkeerde naar
zijn geboorte
grond.
(Slot volgt.)
EEN JEUGD-PORTRET VAf
Z. E. KARDINAAL W. VAÏ^
ROSSUM
Kardinaal van Rossum als Se
minarisl, op 18-jarigen leeftijd
Ongetwijfeld doen wij zeer ve
len onder de talrijke vrienden
van Kardinaal van Rossum
met de opneming van dit zeld
zaam portret genoegen 1
C. v. d. VELDE, f
Ie J.eidschendam, die dezer da
gen overleed. Hij was een zee
verdienstelijk lid van het R.K
zangkoor; van zijn 70 jaren
heeft hij 52 jaar lang zijn
beste krachten aan dit koor
gewijd, terwijl hij ruim 40 jaai
als penningmeester fungeerde,
Ge hebt zeker allemaal wel een goede Sinter
klaas gehad deze week, en het eenige, vaar ge
nu voor zult moeten oppassen, is dat ge u niet
ziek eet. Maar ik hoop dat .ge in de vreugde van
een overvloedig en Sinterklaas nu de arme kin
deren, die toch wellicht evengoed opgepast heb
ben als gij, maar die zich met kijken alleen te
vreden hebben moeten stellen, niet vergeten
hebt, want dit zou ik niet mooi van u vinden.
Ik wil u daarom eens even vertellen, wat er
gebeurde met de rijke Clara, die heelemaal naar
de arme kinderen niet omkeek. Clara was het
eenig dochtertje van zeer rijke ouders en een
vertroeteld kindje. Zij behoefde niet met de an
dere kinderen naar school, maar kreeg thuis les
van een eigen gouvernante. Zij behoefde maar
te vragen en dan werd haar alles gegeven wat
zij maar verlangde. Reeds weken te voren had
zij al alles opgesomd wat zij wou hebben van
Sint Nicolaas en zij snoefde al tegenover haar
vriendinnetjes met al die mooie dingen, die zij
krijgen zou. En werkelijk, op den Sint-Nioolaas-
morgen, toen Clara heneden kwam, in de groote
kamer, was zij zelf verrast over al de lekkernij,
die op de tafel lag opgestapeld en oveT het veler
lei speelgoed, dat overal rondom in de kamer
stond. Maar ClaTa was een verwend kindje.
Toen zij alles bekeken had, begon ze te geeu
wen het gewone suikergoed en de massa's cho
colade schoof ze pruilend op zij als veel te ordi
nair, ze kreeg immers iederen dag overvloed
van snoepgoed, en het speelgoed, dat zij zelf
gevraagd had, beviel haar nu niet meer. Alleen
een heerlijke banketletter kon haar nog even
bekoren en een levensgroots pop, die „Mama"
kon zeggen, wanneer men op een knop drukte
en zelf kon loopen, als men haar opgewonden
had, was het eenige, wat haar aandacht waard
was. Zij wierp alles van de tafel af om de pop
te kunnen laten loopen, maar toen zij haar eeni
ge keeren „Mama" had laten roepen en iederen
keer verplicht was de veer weer op te draaien,
was de aardigheid daarvan ook weer af. En toen
de gouvernante bij haar kwam om met haar
haar schatten te bewonderen, vond zij Clara
pruilend in. een hoek zitten.
Dit kwam haar tante ter oore. die een heel
verstandige vrouw was. Zij kwam 's middags
Clara opzoeken en toen zij hoorde dat het kind
nog niet tevreden was, liet zij haar aankleeden
om mee uit te gaan. Zij liet ook een groote
mand komen en begon alles in te pakken, tot
de groote banketletters en de groote pop toe. En
toen Clara vroeg: „Maar tante Da, waarom
pakt u al mijn lekkex*s en mijn speelgoed in en
de banketletters en de pop toen zei Tante Da
„Maar kind, dat vindt je immers tooh allemaal
te ordinair en ik weet wel andere kinderen, die
er blij mee zullen zijn!" Nu werd het Clara toch
een beetje bang om het hart en zij vroeg, waar
tante dat alles naar toe moest brengen? Maar
tante antwoordde niets en ging met Clara op
weg, terwijl zij zich de mand door een knecht
liet nadragen. Clara waagde heit nog een woord
je te zeggen over de pop, maar tante bleef zwij
gen en zij kwamen weldra in een arme buurt,
waarin nóg armere menschen woonden, en het
meisje bij de hand nemend, ging tante Da een
dier arme huisjes binnen. Het was bitter kou<
daarbinnen en onder een armzalig dek lag een
bleeke, uitgeteerde vrouw, terwijl een zestal kin
deren, dun gekleed en bibberend van kou, met
elkander op den steenen vloer zaten te «pelen
Claartje haalde haar neusje op, toen een dier
kleinen met haar vuile vingertjes over ha a
mooie mof streek, maar tante was al bezig met
het uitpakken van de groote mand en Cl,ara zag
met weemoed, dat haar mooie pop, die „Mama"
kon zeggen, gegeven werd aan hetzelfde vuile
meisje, dat hjaar zoo'n afkeer inboezemde. Bij
het zien van al dat lekkers en dat speelgoed
jubelden de arme kinderen uit alle macht en
lieten de zieke moeder al hun schatten met
dankbare oogen kijken. En toen zij de „me
vrouw" wilden danken, die hun zoo grootmoedig
had bedeeld, wees deze hen op Clara, die met
tranen van spijt in de oogen dja.t alles had
moeten aanzien en zei: „Ge moet dit meisje be
danken. dat al haar speelgoed aan u heeft afge
staan, omdiat zij alles krijgen kan wat ze ver
langt." En toen nu al die arme kleintjes zich
om haar verdrongen om haar te bedanken en zij
de dankbaarheid en het geluk las in hunne
oogen, voelde Clara zich veel gelukkiger, nu zij
alles had weggegeven, dan toen zij alles kreeg.
Zij had berouw over hetgeen zij dien morgen ge
daan had en deze harde les had haar voorgoed
van haar gebrek genezen. Zij besefte voortaan
het geluk van wèl te doen en was niet meer
begeerig'naar veel lekkers en mooi speelgoed,
maar was nu veel tevredener met een eenvoudig
stuk dan vroeger met de uitgezochtste heerlijk
heden.