z=a SLAVENKETENEN. am ei ï'ker i vai ie ei ziji In lioet dei >t edi{ dei ,,b zij ii Vjari z.al erk bet be de 1UJ1 eeu ient Naar het Duitsch van pater HUONDER S. J. (Die Rache des Mercedariers. Uitgave van B. HERDER, Freiburg im Breisgau.) (Vervol g.) ANK zij O. L. Vrouw ter Wachit," riep nu een diepe bas stem, „bet is de bark Felice van Palermo, zoo waar ik Josse heet. Die zal oins fijne doeken en berichten uit Italië medebrengen." „En de galei, die baar volgt," riep een ander, „is de Santa Maria. Die komt rechtstreeks uit Smyrna met specerijen en dadels van bet Oosten." Spoedig daarop voeren de beide aangekondigde schepen onder luid gejubel d'er samengestroomde menigte de haven binnen. Op een halve zeemijl afstands kwam een ander schip opdagen, welks v'lag nog niet duidelijk te herkennen'was. Hoe duidelijker zij werd, des te meer steeg de zenuwachtigheid van de dame en hare 'kinderen. De kleine jongen was op de tinnen van den muur geklauterd en hield zijne oogen strak zeewaarts gevestigd. „Moeder," riep hij op eens vr.oolijk uit, „ik Ikjan duidelijk den wimpel zien, het is het schip der witte paters!" „Ja ja, ik zie het ook," riep het meisje, en ze klapte v,an vreugde in de handen. Ook de oude dienaar bevestigde het. Ten laatste zag ook de dame zelve met hare door tranen verduisterde oogen de in het zonlicht schitterende witte banier met het koningswapen van Axnagon, de ordesvlag der ridders en monniken van O. L. Vrouw. In duidelijke letters droeg zij het opschrift„Redemptionem misit populo suo„Hij heeft zijn volk bevrijd". „Hoera," riep men van lalle kanten, „daar komt de „Redemptor". Leve de witte paters!" „O Heer, barmhartige Vader, en gij, heilige jonkvrouwe, laiat mijn vertrouwen op U ditmaal niet beschaamd1 worden," bad de edelvrouw. „Moeder, moeder," riepen de kinderen in Vroolijke opgewondenheid. „Kijk, daar vóór óp de boot staat die goede piater, die.ons zoo vrien delijk beeft ontvangen, en die beloofd heeft v,ader te bevrijden I" De opmerkzaamheid der gansche menigte op de kade was nu op het binnenkomende schip gericht. Duidelyk ontdekte men aan boord meer dere gestalten van ridders en monniken en om hen heen een groote groep bevrijde gevangenen: mannen, vrouwen, kinderen en jongelin gen, die hun handen verlangend n^aar het vaderland uitstrektenmen hoorde, hoe zij gezamenlijk baden. „Ditmaal heeft de „Redemptor" een goede vangst gedaan," meende een der nabijgekomen zeelieden. „Gelukkig, dat hun de Karadatsch niet is tegengekomen, w,ant die had hun den rijken buit wel weer ontnomen." - XIV. ONTHULLINGEN. Het schip lag voor anker. Reeds driemaal was de sloep tusschen 'boot DE TITELKERK VAN Z.EM. KARDINAAL W. VAN ROSSOM de- am b o of oude predïksloel. DE TITELKERK VAN Z. EM. KARDINAAL W. VAN ROSSUM: de kostbare marmeren, met mozaïek versierde Bisschopsstoel in de absis der kerk, een zeer zeldzaam overblijfsei van Middeleeuwsche kunst. en havenhoofd been en weer gevaren en zij had het grootste gedeelte der losgekochte gevangenen ontscheept. Iedere nieuwe schaar werd door de menigte met luid gejuich begroet. U.it den mond der pasaangeko- menen vernam men den roemvollen afloop van het gevecht met de „Drakentong". De mare hiervan ging van mond tot mond en vermeer derde de begeestering der Marseillanen. Slechts met de uiterste inspanning had de oude diepaar zijn meesteres en hare kinderen door de dichte menigte naar den aanlegsteiger kunnen bren'gen. Juist op dat oogenblik legde de sloep weer aan en allereerst steeg een man uit in riddergewaad, aan wiens h.andeu en voeten nog roestige kettingen hingen. Want het was de gewoonte dat de uit de slavernij bevrijde gevan genen de ketenen waarmede zij 'geboeid waren geweest, als een aam- denken mee naar huis namen, ze bij de landing weder aandeden en ze als toeken hunner dankbaarheid als votiefgeschenk in het dichtstbij- gelegen genadeoord offerden. Nauwelijks had de man voet aan wal gezet of hij viel met zijn aan gezicht ter aarde neder en kuste den grond van het geliefde vaderland. Toen klom hij, door een monnik en een beeldschoonen knaap begeleid, langzaam de trap op. „Moeder, moeder," riep het meisje, dat vol verwachting tot aan de uiterste punt, van de aanlegplaats was doorgedrongen: „daar is pap:a, en Jean komt ook." Hevig bewogen greep de dame de beide kinderen bij de hand en snelde op den steiger toe. Juist bereikte Montfort de bovenste trede. Met een luiden kreet wierp zich de edelvrouw aan zijn borst, terwijl de beide kinderen, lachend en weenend tegelijk, zijn knieën omvatten en de kettingen' kusten. Dit buitengewone schouwspel had de opmerkzaamheid van het volk getrokken en de kleine groep werd weldra door een groote menigte omringd. Toen de eerste vreugde van het wederzien een weinig bedaard w.as, wendde zich Montfort tot het hem omringende volk en sprak met. duidelijke stem: „Hoor mij aan, lieve vrienden en landgenooten, Eeuwi gen dank ben ik aan God en de H. Maaigd verschuldigd, dat zij mijn dier baren geboortegrond weder hebben laten betreden! Maar na hen moet ik dank zeggen vooral aan dezen pater hier. Hij was het, die mij met levensgevaar gered heeft. Hij volgde mijn spoor tot in de onherberg zame woestijn, want daarheen hadden mij die ongeloovigen .gesleept om zichzelf voor besmetting te vrijwaren; immers de pest had mij aangetast als een schurftig dier zou ik in de woestijn moeten omkomen. Ik had reeds alle hoop opgegeven, .toen mij deze engel van goedheid vond. die zonder op besmetting of -afzichtelijke wonden te letten, mij als een moeder verpleegd en met liefde overladen heeft. En toen ik weder ge zond en krachtig geworden was en het aangeboden losgeld mijn tyran- nieken meester niet hoog genoeg scheen, toen bood bij zich zelf a.an om in mijne plaats die zware kettingen te dragen. O God. hoe .kan ik dezen heiligen man genoegzaam d,anken? Daarom wil ik hier, op dezen mijn wedergevonden geboortegrond en in tegenwoordigheid van u allen, bur gers van Marseille, plechtig de belofte afleggen: Zoolang de naam van Montfort voortleeft, zoolang zal mijn geslacht de schuldenaar blijven der orde yan O. L. Vrouw tot vrijkoop van gevangenen." Van alle kanten braken de bijvalsbetuigingen los. In dit oogenblik baande zich door de dichte menigte een breedge schouderde man met witten -baard en ongekamd hoofdhaar zijn weg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 17