389
Z. EM. L. BILLOT. S. J.
Consultor van het h. Officie.
en het huis van den hard vochtigen bewoner
verwoesten. Keeds zoo lang had zij op deze straf
voor het ongastvrije huis gewacht.
niet te voorschijn kwam.
Job was, voortgezweept door de eenige gedachte, die
hem bezielde, dien van zijn schat te redden, naar de ge
heime ik|amer gesneld. Zonder zich te bekommeren om het
doodsgevaar, dftt hij trotseerde, met een koelbloedigheid,
die voor een andier doel heldhaftig zou geweest zijn, ging
hij in het geheimzinnig vertrek aan het werk.
In een valies stapelde hij zijn papieren en al zijn goud
geld opeen. Toen hij het zwiare valies willde oplichten,
blekenzijne krachten echter te kort te schieten. at moest
hij nu beginnen? Hoe zijn goud te redden? Hoe het tegen
de voortwoedende vlammen te verdedigen? Hij -zou ver
plicht zijn een deel Van zijn schat op te offeren. Bleek,
hijgend, wanhopig kon hij hiertoe niet besluiten. Hij
wilde alles redden.
Wat zou hij doen? Om hulp roepen? Miaar dat was
onmogelijk! Dan zou men het geheim van zijn leven ge
kend hebben, en het goud zou gestolen worden onder
voorwendsel van het te redden.
Intusschen woedde de brand voort en kwiam steeds
naderbij.
Krankzinnig door de liefde tot zijn goud, zooals een
moeder bij de wieg van haar bedreigd kind zou geweest
zijn, bleef hij daar zoo lang hij kon. Eerst op het laatste
oogenblik zou hij heengaan. Hij was vreeselijk, deze gie
rigaard! Hij kreunde Van smart dat hij de zware vracht
niet (kon voortsleepeu. Hij zat gehurkt voor
zijn valies, als een hond die de wacht houdt.
Hij gaf zich geen rekenschap meer wan het ge
vaar. Met zijn lichaam wilde hij zijn schat ,vei-
Z. EM. MGR. F. S. BAUER,
Vorst-Aartsbisschop van Olmütz.
Wat zij verlangde, wat zij verwachtte, ge- dedigen. Dien verlaten? Kooit! Hij wilde lie
schiedde echter niet. De bliksem spaarde het
huis van den armen Job en hij zou dus zijn
strjaf ontgaan. WeLnu, dan zou zij bat wraak
gericht zeli voltrekken. De omgeving van het
kasteel was verlaten. De krankzinnige sloop
naar een kelderopening die ze kende. Daar bin
nen 'was een enorme vracht takkebossen op
gestapeld. Ze wierp hjanden vol stroo naar 'bin
nen en do«d die door een aangestoken lucifer
ontvlammen. Toen ze dit gedaan had, vluchtte
zij ijlings weg en verborg zich in de schaduw
van de oude kapel om de .uitwerking harer
booze djaad te bespieden.
Deze liet zich niet lang w achten. In korten
tijd was het droge hout ontbrand en spoedig
was de geheele rechtervleugel van het kasteel
één vlammenzee. De nog steeds hevig woedende
storm had het vuur aangewakkerd en liet geluid
der donderslagen beantwoordde het geknetter
der vlammen. Voort w oedde de brand en als die
niet spoedig tol staan kwam, zou het geheele
kasteel verwoest zijn geworden.
Intusschen staarde^de krankzinnige bleek en
onbeweeglijk, geleund tegen dien muur der ka
pel, op het woedende element, door haar hand
ontketend.
Jeanne had door het onweer den brand niet
zoo 'spoedig bemerkt en deze was al vrij hevig
toen zij verschrikt maar buiten was gelpopen
ouder het geroop van: „Brand! Brand!"
Wiie zou echter onder ihet woedend gevaar van
den storm en de donderslagen haar stem.verne
men? De dorpsbewoners waren in hun hutteu
gevlucht en teekenden zich bij elke losbarsting
volgens de vrome gewoonte der landslieden
met het H. Kruisteeben ze schreven den rooden
■ver sterven.... en hij wachtte. Misschien zou
liet. vuur zijn schat spaven
Z. EM. MGR. A. VICO,
Nuntius te Madrid.
De 'brand dreigde evenwel het geheele ge
bouw te vernietigen, toen Jeanne op den ge
lukkigen inval kwam de brandklok, die nooit
gebruikt werd, te luiden. Toen kwam er be
weging in het dorp; de bewoners die den vrek
ïloed aan den hemel, zoo zij dien al bemerkten, verachtten, hadden echter voor Yvonne liefde
aan een ver verwijderden brand toe.
„Brand," riep opnieuw de oude dienstbode,
die zich verontrustte over haar meester, die
Z. EM. MGR. DE COS Y MACHO,
Aartsbisschop van Valladolid.
en 'genegenheid te over en wiaren spoedig naar
het tooneel van dan brand gesneld.
Een kleine troep kloekmoedige- mannen be
gon onder aanvoering van Jacques d'Elbris den
strijd met liet vernielend element.
Pierre-Commercuc had er op ges fa an, dat de verloofde
van zijn neef in zijn huis zou blijven en. zich iniet noo-
deloos aan gevaar zou blootstellen. YvUnne was op de
knieën gezonken en bad en smeekte om redding voor haar
vader. Toen de klok begon te, luiden, wilde zij naar het
kasteel, maar oom Piierre liet haar ondanks haar smeek
bede niet vertrekken.
„Neen, mijn kind," sprak hij, „ge zijt hier veilig. Jac
ques heeft u aatn mijn zorg toevertrouwd en ik zal mij
van dezen plicht kwijten."
Bleek van angst hief zij de saamgevouwen handen
smeekend omhoog.
„L,aat mij gaan. O, hemel, welk een weer, en zie
eens wat een brand. Mijn arme vader, en Jacques, die
zich in het gevaar bevindt. O, mijn God, mijn GodP
En opnieuw viel zij weenend op de knieën. Ze had
niets dan haar gebed om- haar vader en Jacques te be
sehermen.
Pierre Commercuc trachtte haar gerust te stellen.
„Jacques is even voorzichtig- als moedig, daar kunt
ge u op verlaten, beste kind".
En werkelijk, Jacques leidde niet helder inzicht en
groote bedachtzaamheid den laribeid der blusscbers, zoo
dat het vuur spoedig in zijn voortgang gestuit werd.
Door neer te halen em om te hakken wat den
brand voedsel kon geven hadden zij bet vuur
weldra tot een deel van het gebouw beperkt.
De gierigaard verscheen niet. Geheel verbijs
terd bleef hij bij zijn schatten zitten. W.at zou
hij doen Hij meende ze ruabij een boom in den
grond te verbergen, aan dienboom eenkenteeken
te geven om naderhand den schat weer op te
graven. En opnieuw spande hij al zijn krachten
in, doch te vergeefs, en dan bedenkende, djat de
troep der blusschers 'hem zou 'bemerken, durfde
hij zich niet te verwijderen. Zijn eenige hoop
was, dat de massieve granieten trap tegen het
vuur bestand zou zijn en hem den uitgang vrij
laten.
Intusschen was een zware stortregen de red
ders in hun blusschingswerk komen helpen en
spoedig waren de vlammen gedoofd en Wjas de
schat van den armen Job gered. Het onweer
bedaarde en Yvonne kon zidli bui tem wagen.
Toen zij'den verwoesten vleugel viau heit kasteel
zag en de gapende opening in het dak bemerkte,
drukte zij zenuwachtig den prm van Pierre
Commercuc en snikte
„O beste vriend, hert vuur van den hemel is
op ons dak gevallen!"
En ze verviel in een dof stilzwijgen ,alsof zij
op haar onschuldig hoofd het gewicht van den
vloek voelde, die op het liuis rustte.
De keuken en de slaapvertrekken, waren ge
spaard gebleven en Yvonne kon haar kamer
opzoeken. Ze br(acht een vreeselijk onrustigen
nacht door en zelfs tegen den morgen kon zij
den slaap nog niet vatten. Toem ze bij het l'iclit
der zon de verwoesting 'aanschouwde, overviel
liaar opnieuw het beklemmende gevoel, dat er
een vloek rustte op het huis haars vaders eu dat
zij daarin moest deelen. Langzamerhand meen-
ze te begrijpen, dat zij Jacques daarin niet
mocht doen deelen, en ze besloot met droefheid
in bet hart over haiar verloren geluk hem zijn
woord terug te geven.
(Wordt vervolgd.)
Z. EM. MGR. G. GRAN1TO Dl BELMONTE,
kortelings geleden Nuntius te Weenen