Uoor onze Jongens en meisjes.
Beste vriendjes en Uriendinnetjes.
Een godsdienstig kaartspeler
Een aardig kunstje.
nieuwe Opgaven.
M
Weldra was liet looversehip slechts één bran
dende massa meer, die vonken spatte naar alle
kanten om langzamerhand in glimmende stuk
jes over de watervlakte uiteen te vallen.
Dat was liet einde van de „Drakentong".
XIII. THUIS
De torenwachter van ihet bloostér St. Victor
in Marseille, dat heel de Golf du Lion be-
heerschte, had zooeveni, het was kort voor
zonsondergang het gewone teeken gegeven,
hetwelk aan de stad verkondigde dat weder een
schip op komst was. Dat was indertijd in do
oudle handelsstad altijd een vreugdevolle gebeur
tenis, en des te meer in een tijd dat de 'zeevaart
door de vele Saraceensche roovers zoo onveilig
wias en zoo menig christenschip in hunne 'han-
len viel.
Op het bekende teeben der klooster blob be
klommen heele scharen menschen de hooge
stadsmuren en torens, die uitzicht hadden op
zee, om te zien wel'be vlag de schepen voerden
eigenaars van schepen, rijbe booplui, door de
zon verbrande schippers, die hun schepen on
derweg wisten en vol 'bezorgdheid hunne terug
komst verwachtten, stonden in druk gesprek
gewikkeld en wezen van tijd tot tijd op de zeilen
die aan den horizon opdoken. Hier en daar wa
ren groepen nieuwsgierigen verzameld en
schreeu wende kinderen liepen er tusschen.
Aan den hoek van den havenmuur, die met
WELVERDIENDE RUST.
de heer II. D. Ouwerkerk, die
1 December zijn post als sta
tions-opzichter te Haarlem in
welke hoedanigheid hij zeer ve!e
rienden verwierf neerlegde.
tinnen en een breede omloop voorzien wai
stond een kleine groep, op wier gelaat zich ang
stige verwachting en bange zorg afspiegeldei
Sedert bijna een maand had die kleine schaa
iederen dag hier gestaan en naar de zee gt
staard. Het was een voorname dame in rouw
kleeren met bleeke, uitgeteerde trekken, eei
meisje van bij de twaalf jaren, d'at zich dichl
tegen de dame, waarschijnlijk dus de moeder
aanvlijde en van tijd tot tijd bezorgd tot haa:
opkeek. Ook de levendige 'knaap met de zwart*
lokken, die zijn aandacht tusschen de naderend*
schepen en een klein hondje verdeelde, dat lus
tiig tegen hem opsprong, scheen hij die dame te
behooren. Een 'bejaard man, wiens livrei en wa
pensehild1 op zijn borstkleeding verkondigde dat
hij in dienst van een adellijke familie stond,
hield zich op een eerbiedigen afstand. Zijn rech
terhand hield hij beschuttend over de oogen en
scherp keek hij uit naar de opene zee. Daarheen
wendden ook de dame en haar dochtertje hare
blikken.
..Gerard, /iet gij iets," ondervroeg de dame
d'en ouden dienaar.
„Met zekerheid 'kan ik het niet zeggen, edele
vrouwe, maar ik geloof wel, dat zij het zijn!
„God geve het," zuchtte de dame. „0, Heer
Vader der weduwen en weezen, erbarm
onzer
Intusschen naderden de beide voorste schepen
met volle zeilen den ingang tot de haven.
(Wordt vervolgd.)
Ik ben u nog de oplossingen schuldig uit het
miramer van 11 November, hier zijn ze:
1. Muilkorf,
2. Het woordje niet.
3. Het cijfer negen.
Hieronder volgt nu een verhaaltje van uw
vriendinnetje Annie Pommée, te Leiden; het
handelt over:
Een soldaat, Richard Lee genaamd, werd te
Glasgow voor den krijgsraad gedaagd, omdat hij
onder de godsdienstoefening kaart had gespeeld.
Een sergeant namelijk had de soldaten naai
de kerk geleid. De geestelijke las naar gewoon
te de gebeden en den tekst, waarbij ook de sol
daten hunne gebedenboeken hadden opengesla
gen en met aandacht volgden; alleen R-ic'iard
'Lee legde in plaats van het boek een spel kaar
ten voor zich en beschouwde ieder afzonderlijk
met de grootste oplettendheid.
De sergeant geloofde zijn oogen nauwelijks en
fluisterde hem toe
„Richard, steek de kaarten toch bij u! Hier
is 't geen plaats voor zulke dingeD."
„Wat zou dat hinderen," sprak Lep, zonder
zich te laten storen.
Toen de dienst afgeloopen was, trad een
wachtmeester op hem toe, verklaarde hém, dat
hij zijn arrestant was, en bracht hem voor den
majoor.
„Wat heeft die man misdaan," vroeg deze aan
den wachtmeester.
„Hij heeft kaart gespeeld in de kerk, ma
joor."
„Wat hebt ge tot uw verdediging in te brén
gen," vroeg de majoor toen den soldaat.
„Zeer veel, majoor."
,-,Nu, dat is goed ook, want anders wacht u
een zware straf."
Richard Lee hernam„Ik ben sedert zes we
ken op marsch en had. geen gebedenboek bij mij,
maar wel een spel kaartendie nam ik meê
naar de kerk, en wanneer gij mij wilt aanhoo-
ren, zal ik u mededeelen, boe godsdienstig ik
daarbij gestemd was."
Hij legde de kaarten op de tafel uit elkander
en zei.de: „het aas herinnert mij er aan, dat er
slechts één God is; de twee doelt op Vader
en Zoon; bjj de drie denk ik aan de H.
Drieëenheidals ik de vder beschouw, herin
ner ik. mij de vier Evangelisten; de vijf.
roept mij de vijf wijze Maagden in 't geheu
gen, die olie hadden meegenomen voor hue
lampen; wel waren er tien, maar slechts vijf
waren voorzichtig geweest, de overigen waren
dwaas en werden niet toegelaten; bij de
zes denk ik, hoe God in zes dagen hemel en
aarde gemaakt beeft; de zeven zegt mij, d'at
God op den zevenden dag van Zijn arbeid rustte
en dien heiligde; de acht brengt mij de acht
rechtvaardigen voor den geest, die uit den zond
vloed gered werden, namelijk Noaeh, zijn vrouw,
zijn 'drie zonen en schoondochters; bij de
negen denk ik aan de negen melaatschen, die
door Christus genezen werden; het waren on
dankbaren, want van de tien geredden keerde
slechts één terug, om zijn Weldoener te danken;
bij de tien, waaraan kan ik anders denken
dan aan de heilige tien geboden? de Heer
herinnert mij aan den Heer des Hemelsde
vrouw aan Eva, die ons het paradijs ontroofd
heeft. Wanneer ik nu de gezamenlijke punten
van de 'kaarten optel, Verkrijg ik 'bet getal 365,
juist de dagen van een jaar."
„Nu goed," sprak de majoor lachend, „gij hebt
mij bijna alle kaarten verklaard). Maar één heb
ik er toch gemist."
„Er ontbreekt er inderdaad nog één, ik weet
het," riep de soldaat met vuur, „het is de boer,
maar wat ik d'aarbij denk heeft niets met dekerk
te maken; wanneer de majoor 't mij intusschen
niet euvel duidt, wil ik hem dezen ook ver
klaren."
„Als gij mij diaarmee niet beleedigt, laat dan
hooren," sprak de majoor.
„De lompste boer, dien ik ken, is de man. die
mij hier heeft gebracht," zei de soldaat met
gramstorigen blik naar de deur, waar de wacht
meester stond.
Ofschoon ik niet graag zou zien dat het
voorbeeld van den soldaat o;n een spel kaarten
mee naar de kerk te nemen, navolging vond bij
U, vond ik het aardig uit dit verhaaltje te doen
zien dat men zelfs bij bet. beschouwen van een
spel kaarten herhaaldelijk gelegenheid kan vin
den om aan godsdienstige zaken te denken.
Ik weet nu al zooveel uit uw brieven aan den
raadselredacteur, dat het meerendeel van u al
aardig met de pen weet om te gaan. En inkt
vermorsen kunnen sommigen ook wel, om van
taalfouten nog niet te spreken. Maar nu moet
ge eens een keer probeeren om niet met inkt.
maar met melk te schrijven. Ge denkt natuurlijk
dat dat niet gaat om met witte melk op wit pa
pier te schrijven. Probeer 't dan maar eens,
maar ge moet gekookte melk nemen en éen
nieuwe pen. En d&n zult ge merken dat wan
neer hetgeen ge geschreven hebt, is opgedroogd,
gij er niets meer van zien kunt.
Dan moet ge uw papier een paar oogenblik-
ken in den walm van een kaars of een petro-
leumlichtje houden, niet in de vlam zelf na
tuurlijk, zoodat uw papier verbrandt, maar in
den walm. Zoo gauw dan uw papier goed zwart
geworden i9 van den rook, moet ge eens met een
lapje of met uw vinger over het papier vegen,
dan zult ge merken dat het onzichtbaar schrift
in eens weer leesbaai geworden is.
Nu hoop ik maar één ding, dat ge aan den
raadselredacteur geen brieven schrijven zult
met melk, want een kaars of petroleumlicht heb
ik niet op mijn bureau en als ik zoo'n brief zon
ontvangen op vuil, zwartgerookt papier, dan
ging hij misschien wel direct de prullemand
in, hoor!
1. 1L ken een stad in Nederland. Of ik nu
de letters 1, 8, 9, 4 neem of de letters 5, 1, 3 of
ik zet die letters 5, 6, 1, 9 naast elkaar, ik krijg
in elk der gevallen een dier. Welke stad is dat?
2. Ik neem drie lucifersstokjes en ik maak
er een driehoek van. Ziet ge nu kans van dien
driehoek een zeshoek te maken zonder het aan
tal stokjes te vermeerderen?
3. Het heeft pooten, maar geen kop; het
heeft een rug, maar geen buik; maar het moet
meestal dragen en daarom vindt men het ook in
ieder huis.
4. Noem een woord van vier lettergrepen,
dat van achteren naar voren gelezen, hetzelfde
blijft.
Dezelfde zendit mij een beschrijving van den
zang van den nachtegaal, die hieronder volgt.
Nu moet ge eens probeeren, of gij dat kleine vo
geltje na kunt fluiten.
Tiuu tiuu tiuu tiuu
Spe tiu spua
Tio tio tio tio tio tio tio tix
Qutio gutio qutio gutio
Zquo zquo zquo zqu/o
Tzu tzu tzu tzu
tzu tzu tzi
Quorroi tiu spua pipiquisi
Zozozozozozozozo
zozozozo zirrhading
Tsiisisi tsisisisisisisi
Zorre zorre zorre zorre
Dlo dlo dlo dlo dlo dlo dlo dlo dlo
Quizo tr rrrrrrr itz
Zat zatn zatn zatn zatn zi
Lu lu lu lililild lilili
Quio 'diol li lilili
Ha gurr gurr quistoi
Qui qui qui qui qi qi qi qi qi
Goll goll goll goll gia hadodoi
Quigi horr da diadiodilsi
Zezezezezezezezeze
zezezezezeze quarrhozehoi
Qicia qicia quia quia quia quia quia quia ti.
Qui gi gi jojojojojojo gi
Lu y li le le la leu lo did! io quia
Higai gai gai gaigaigaiigaigai
Qüior ziazio pi!
't Is maar voor de aardigheid dat ik het hier
opgeef, want nadoen, leunt ge 't toch niet, en ze
ker kunt ge niet zoo mooi zingen als de nachte
gaal
DE RAADSELREDACTEUR.