Aymar, Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Maandag 20 Nov. no. 644. De meeting der R. K. Vakbeweging voor de Sociale Wetgeving. (Van onzten eigen verslaggever.) De zaal van het St. Josephshuis te jUtrecht was gistermiddag reeds lang voor den aangekondigden tijd gevuld met afgevaardigden, zoowel dames als hee- fen, uit alle deelen des lands om tegen woordig te zijn ter meeting voor de So ciale Wetgeving, belegd door de Nederl. R. K. Werklieden vereenigingen en het [Bureau voor de R. K. Vakorganisatie. Aanwezig waren afgevaardigden van deze organisaties tellende ruim 54.000 Je- den. Voorts werden opgemerkt de Twee de Kamerleden dr. Nolens, mr. Aalberse, Passtoors, baron de Wijkerslooth de iWeerdesteijn, baron van Wijnbergen, mr. jd'r. Kooien, van Vuuren en Bogaardt; de 'H.Etrw. heer mgr. Konings, de Z.Eerw. Iiecren pastoor Bult, rector Stroomer en pastoor Radeinaker. Bericht van verhinde ring hadden gezonden de Eerste Kamer- leden baron van Lamsweerde, mr. van (Basten Batenburg, en mr. van Water schoot van der Gracht, en de Tweede Kamerleden jhr. mr. O. van Nispen tot Sevenaer (Nijmegen) mr. Janssen, jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck, jhr. van den iBerch van Heemstede, van Wichen en van Vlijmen. Vele organisaties, w. o. de Diocesane vereeniging van R. K. Qnder- Avijzers in het Bisdom Haarlem cn Bre da, de Dioc. Comité's van de K- 3- A. in Haarlem, Breda en Roermond, ver schillende plaatselijke Comité's der K. IS. A., .Volksbonden en Vakvereenigingen hadden telegraphische betuigingen van adhaesie ingezonden. De voorzitter van de federatie van R. K. Werklieden vereenigingen en Volks bonden, de heer J. W. Smit, (Amsterdam) opende de vergadering met den Christe- lijkeii groet. „Op voor de Sociale jWetgeving", aldus spr., is de leuze, .waaronder de werklieden zijn opgeroepen om te. getuigen wat zij van de sociale wetgeving verwachten. Spr. wijst op den geestdrift, waarmede het plan tot het houden dezer meeting is begroet. Er be stond behoefte aan dezen dag om hulde ,te brengen aan den Minister van .Arbeid, [Talma (applaus), die den moed getoond heeft om met kracht de sociale wetge ving aan te pakken wat geen ander Mi nister deed. Maar tevens zijn .wij saam- gekomen om te protesteeren tegen de verdachtmakingen tegen dezen Minister, die -ajls reactionair wordt uitgekreten. (Hiertegen moeten niet slechts de Katho lieken maar ook de Christelijke arbeiders verzet aanieekenen; de laatste staan met ons op hetzelfde standpunt Het volk ver langt naar sociale wetgeving en niet naar liet algemeen stemrecht, zooals de so cialisten meenen. Spr. dankt namens de besturen voor de groote opkomst en voor de werkzaamheid, die aan den dag is ge legd, om deze meeting te doen slagen. De rede, waarmede geprotesteerd wordt zal door twee sprekers uit de arbeiders beweging worden uiteengezet, 'Passtoors ien Engels (applaus). Wel heeft spr. ge aarzeld de uitnoodiging aan Passtoors te doen, waar deze met werk overladen is. Maar Passtoors zou met het oog op zijn verleden niet weigeren, hij kon niet .weigeren en hij heeft niet geweigerd (ap plaus.) Spr. begroet ook den heer Engels en liet verheugt hem, dat hij, wat hem ook is overkomen, hier toch optreedt (ap plaus.) Spr. verwelkomt de Katholieke Kamerleden en verklaart hun tegenwoor- hcid op hoogen prijs te stellen, zeker als spr! is, dat zij hierdoor een bewijs van sympathie met ons werk willen geven en in de Kamer alles zullen doen om de Avenschen der arbeiders te verwezenlijken De woorden van Troelstra bij de „kies- rechipoppenkasierij" aanhalend, zegt spr. dat dc .Katholieke arbeiders zullen over tuigd blijven dat in de Kamer nog een kern van Katholieke mannen is, aan wien zij hun belangen veilig kunnen toever- FEUILLETON. '•Naar het Fransch. -- Ik heb u niet gezegd, dat die ge degenheid gedeeld .werd door haar, die Ê-ze mij 'inboezemt. Weet zij er van? Dat geloof ik niet. Er was een tijd, .waarop ik had kunnen rekenen op be antwoording mijner gevoelens voor haar, maar heden is dat niet meer mogelijk. Zeg mij hoe zij heet? -- Ik doe dit Jiever niet. Zeg mij haar naam, ik wil hem we ten. -Magdalena, zeide Aymar ondanks zich zei ven een weinig zwichtend' voor dc verlangens van dat kind. Lucile bewaarde een oogenblik het stil zwijgen, en haar gelaat nam een ernstige .uitdrukking aan, die men bij haar nooit opmerkte; daarna vervolgde zij: Ik wensch dat meisje te kennen. En ik, ik zou u zulk eene vriendin tccwenschen, vervolgde Aymar levendig. Zij zou wellicht vinden, dat ik be hept ben met veel gebreken. trouwen (applaus). Spr. acht sociale wet geving urgenter dan kiesrechiherziening. Onder applaus en fanfares begroet spr. ook mgr. G. W. Konings, oud-centraal- advtseur van den Ned. R. K- Volksbond, als warm strijder voor de sociale wetge ving, pastoor Bult en rector Stroomer. Ten slotte deelt spr. nog mede, dat de afd. Haarlem het amendement op verzoek van het uitvoerend comité heeft inge trokken. Nadat de secretaris, de heer Lammers, mededeeüng van ingekomen stukken had gedaan, en het bondslied van de Uirecht- sche werklieden vereeniging was gezon gen, verkreeg de heer Passtoors het woord. Rede van den heer W. C. J. Passtoors. Spr. begint met te zeggen, dat hij met veel genoegen gevolg heeft gegeven aan de uitnoodiging van het Federatiebestuur om op deze bijeenkomst, belegd door de kath. arbeiderspartij, het woord te voe ren, omdat hij daardoor in de gelegenheid wordt gesteld, de tegenwoordige regee ring mede op de meest krachtige wijze te helpen, te steunen en te schragen in haar schoon, in haar ede', in haar prij zenswaardig streven voor de tot standko- ming der Sociale Wetgeving, (applaus.) Spr. herinnert er aan, dat het thans ongeveer vijf-en-twintig jaar geleden is, dat de Katholieke Partij in ons Jand stel ling heeft genomen op het Sociale ar beidsveld en in dien tijd velen onzer me nigmaal gelegenheid hebben gehad, op vergaderingen en bijeenkomsten te plei ten voor de tot stand koming der Sociale Wetgeving, terwijl spr. hier met dankbaar heid constateert, dat we in die jaren tijds stap voor stap zijn vooruit gegaan. Maar een bijeenkomst als deze heeft in ons 'land nog nooit plaats gehad. We zijn hier wel opgeroepen en bijeen gekomen onder de leuze: „Op voor de Sociale Wetgeving," maar het eigenaar dige van het geval is: dat we niet bijeen zijn gekomen, om de Regeering aan te porren en tot spoed aan te manen voor de tot standkoming der Sociale Wetge ving, of om invloedrijke personen te win nen voor onze ideeën ten oprichte der Sociale Wetgeving Niets van dat alles! Wij zijn hier bij een gekomen, om verzet aan te teekenen tegen de pogingen der socialisten, die niets onbeproefd laten, den Minister van Arbeid in zijn werk te bemoeilijken en zijn werk, waardoor tevens de Sociale Wetgeving wordt bemoeilijkt en be dreigd, op een wijze, die noodlottig kan worden voor belanghebbenden. 't Is daarom, zegt spr., dat op dezen dag htt geheele Kath. arbeidersleger als één man opkomt tegen dit onheilspellend drijven (applaus). Immers, wanneer de arbeid van Minis ter Talma met succes zal worden be kroond, zal het maatschappelijk vraagstuk in ons land weer een stap nader tot de oplossing zijn gebracht en zullen de mis- deeldcn en ouden van dagen worden geholpen. Misschien is de verdachtmaking en agi tatie tegen Minister Talma niet zoo zeer gericht omdat hij Minister van Arbeid js, ook niet omdat hij» een Christelijk Minis ter is, maar Talma is Patrimoniumman, en dat doet dc deur dicht! Verbeeld'je, zegt spr., een Patrimonium man, die dc sociale lakens uitgeeft op het Binnenhof! Dat is het ergste wat een so cialist kan overkomen. (Gelach en ap plaus.) Maar al dat geschetter gaf niemen dal, want Minister Talma werkt stevig door. Het eene wetsontwerp na het an dere kwam in, 't werd een zeer respec tabele stapel! En thans, ondanks al het lawaai prijken de Arbeidswet en de Steenhouwerswet in het Staatsblad. Spr. staat eenige oogenbükken stil bij de tot stand koming der Arbeidswet en schetste hoe de socialisten met de conser vatieven het aanleggen om de sociale wetten te bederven. Allerlei peuterwerk werd naar voren gebracht, de vrouw in de fabriek werd allerlei kleine voordeelen toegezegd. Maar toen het groote amendement van Aalberse c.s: „de gehuwde vrouw uit .de Zij zou ook rekening houden met uwe goede hoedanigheden. Neen! hernam Lucile, met moeite een snik weerhoudend, zij zou mij niet kunnen beminnen. Daarna ging zij aanstonds heen, Ay mar verbaasd achterlatend, over deze plotselinge ontroering. Dit onderhoud had twee toehoorders gehad. Joen mijnheer Lercey Aymar en Lucile alleen had gezien, had hij mijnheer Westner meegetroond en hem verzocht, zich schuil te houden achter een dichten oranjeboom, waarvandaan zij alles kon den hooren, zonder gezien te worden. Het was onmogelijk nog langer te twijfelen aan de eerlijkheid van Aymar en niettegen staande zijn onrechtvaardige voorgevoe lens was mijnheer Lerecy zelf gedwongen ze te erkennen. Hij vreesde echter van den kant van Jhet meisje ernstige hin derpalen voor zijne verlangens, en mijn heer .Westner had' eenige moeite hem ge rust te stellen, omtrent de kinderachtige handeling van Lucile, waarvan zij getui gen waren geweest. De schemering ha|d plaats gemaakt voor den nacht; de wandelaars waren in de zaal teruggekeerd, en het spel had een aanvang genomen. Lucile, als opper ste meesieres, besloot, dat er dien avond zon gedanst wenden. Eenige (dames pa- fabriek" in behandeling kwam, siemden de socialisten met de conservatieven als één man tegen het amendement. Het werd' verworpen en toen had het grootste schandaal plaats, waarvan in de sociale geschiedenis van Nederland geen tweede is aan te wijzen, de moeder slavin van 't grcot-kapitaal(applaus.) Toen de Arbeidswet uitkwam, zette deisocialist Schaper zich aan 't lezen en kon zich niet weerhouden in „Het Volk" te schrijvenWat een mooie .wet js dat Maar het „Weekblad" van de 3- D. A. P. bracht Sthaper aan het verstand, dat hij wat voorzichtiger moést wezen, .want het was een slechte wet, en onmiddellijk daarna riep de heele S. JD. A. P: in koor: Wat een slechte wet is dat! Maar zoo is het altijd geweest, zegt spr. adres aan Duiischland. Ze hebben .er ge stemd tegen alle sociale wetten. Wij hebben dus niet het oor te Jeenen aan al die bakerpraatjes, want daarin zijn de socialisten groot. Menigmaal heeft spr. socialistsiche vergaderingen bijgewoond cn dan hoorde hij gewoonlijk deze tira de aan het einde van eeri rede: „Wij zijn de hanen, die het morgenrood kraaien van de naderende overwinning!" Maar spr. zegt, 't zijn geen hanen, maar 't zijn kippen, die ons wel de gou den eieren beloven, maar die het gebrék hebben, zelve niet te kunnen lachen, (ge lach). Wij stellen ons dus tevreden niet het stevig maal van minister Talma in te genstelling van het fijn diner der soc.-de- mocrafen, wat wel eenige eeuwen zal kunnen duren, alvorens het kan Avorden opgediend en gebruikt. Over de invoering der pensionneering zegt spr., zijn de socialisten het felst ge beten. De wonde moet open blijven Spr .wijst er op, hoe van de zijde der socialisten in de Kamer gepoogd is, om het afdeelingsonderzoek betretfende de pensioenwetten uitgesteld te krijgen. Niet waar? Ze kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht! Maar nu puntje bij paaltje komt .en de lange nacht eindelijk raad heeft geschaft tracht men de zaak op de lange baan te brengen, maar, roept spr. uit, dat zal niet gebeuren Daarvoor zijn we hier bijeengekomen Hoor maar, hoe de socialist 3chaper in de Kamerzitting van 14 Sept. j. i. klaagt om hei onderzoek van de Jnvalidi- teits- en Pensioenwetten uitgesteld te krijgen „Ik wensch, zoo zegt hij, aan te toonen, dat de onhyerpen betreffende de Invali- diteils- en Pensioenwetten niet kunnen behandeld worden op grond vanEn dan begint-ie. Pas hebben we gedebaieerd over de Ziektewet. Toen is die schrikkelijke warmte inge vallen. Ik kon toen niet studeeren en ik ging liever naar Scheveningen naar 't siiand om wat op te frisschen. Een wetsontwerp uitpluizen is zoo'n .zwaar werk. De Invaliditeitswet heeft niet minder dan 394 atrikelen. De Memorie van Toelichting heeft niet minder dan 90 kolom druks! En dan ncy tal van bijlagen over sterf tekansen en verdere berekeningen. 't Is een studie zegt hij, om wanhopig te worden, en de haren te berge te doen rijzen. Zoo, zegt spr., spreekt de socialist, die drie jaren lang den Minister voor traag heeft uitgescholden. Spr. wenscht slechts op te merken, dat Minister .Talma ze te vlug af is ge weest, ondanks de warmte, reuzenarbe d verricht heeft, ondanks verdediging Ziek tewet, Steenhouwerswet, heeft hij er zijn tegenstanders onder liggen, en diep ook. Spr. wijst op een ander socialist, met name de heer Duys. (Groote vroolijk- heicl.) Deze is niet begonnen met de pagina's en de kolommen druks te gaan tellen. Hij heeft blijkbaar het wetsontwerp niet ingezien, maar heeft het gewogen en het woog schoon aan den haak .1 kilo aan papier. Maar natuurlijk nog te Jicht be vonden. (Gelach.) Spr. stelt daarom voor de kilo papier men een handwerkje, terwijl de heeren, die niet speelden, te zamen praatten en in de zaal rondwandelden. Eensklaps hoorde men een hevigen twist tusschen twee spelers, waarvan de eene Arthur Lercey was, en de andere een jongeling, bloedverwant van Mevrouw Westner. Deze riep driftig uit: Ja, ik herhaal het nog eens, omdat het mijn diepe overtuiging is, gij speelt niet eerlijk, niet als. een eerlijk inan; het is vandaag niet de eerste keer, dat ik het merk, maar ik zal u niet Janger als slacht offer dienen. Mijnheer, hernam Arthur, .wiens ge zicht elven bleek was, als dat van zijn tegenstander purperrood, gij dient mij rekenschap te geven van zulk eene be- leediging. Des te erger voor u, zoo de waar heid hoonend js, maar ik houd vol wat ik gezegd heb. Dat ïs te zeggen, dat gij dezen schan delijken laster hebt uitgebracht, ten einde de som te moeten betalen, die gij mij schuldig zijt, vervolgde Arthur met nieu we hevigheid; maar ik zal u ontmaske ren voor aller oogen, en dan zult gij van hier verjaagd' worden, gelijk gij het ver dient. Gij zijt degene, die verdient .weg gejaagd te .worden, jyant gij zijt onwaair- met Minister Talma zoodanig te verwer ken, dat hij ieder jaar een zekere som geld opbrengt ter verlichting en opbeu ring der laatste jaren der ouden van da gen. En daarom moet spr. ten slotte den wensch uitspreken, dat het deze Regeering gegeven moge zijn, binnen niet al te Jan gen tijd aan H. M. onze geéer|biedigde Koningin een wet ter teekening aan 1c bieden en te bekrachtigen, waarbij de ou den van dagen niet langer meer aan de publieke liefdadigheid zullen worden over geleverd! (Daverende en langdurige toe juichingen.) Het Bondslied van den Ned. R. K. Volksbond weerklonk thans door de zaal waarna de heer A. H. J. Engels, ambte naar aan het Centraal Bureau voor de K. S. A., met applaus begroet, het woord nam. Rede van den heer A. H- J- Engels. Spr. acht het onder de huidige omstan digheden een goede gedachte bij de lei ders der R. K. Arbeidersbeweging, zoo van de Federatie als van Jiet Bureau voor de R ,K. Vakorganisatie, om .deze mee ting te beleggen. Dit samenzijn is een zitting van ernsti- gen wil en eigen overtuiging. De tijd toch ligt achter ons, dat de arbeiders zich om eigen lot niet schenen te bekommeren en dat zij met zekere feodale gevoelens opzagen tegen de hoo- gere standen. Het vertrouwen, het goedgeloovig blind vertrouwen, is te loor gegaan jn vele en bittere ontgoochelingen op aelk gebied. De mensch is van nature egoïst, altijd geneigd het eerst aan zich zelf te den ken. Op zich zelf is dat geen kwaad, het streven naar zelfbehoud is een natuurlijk gevoel, door den Schepper het schepsel bijgebracht. Maar gelijk het schepsel van vele andere door den Schepper goedbe doelde gaven en gevoelens misbruik ge maakt heeft, uit menscheüjke onvolko menheid, zoo js het ook gegaan met het streven naar zooveel mogelijk persoon lijk goed. Dc waarheid van deze bewering is vooral merkbaar in het maatschappelijk en economisch leven. Twee omstandig heden zijn er die dit mogelijk gemaakt en zeer in de hand gewerkt hebben. Ten eerste de vooruitgang der moder ne techniek, die de arbeiders meer dan ooit van het kapitaal afhankelijk ge maakt heeft. De techniek heeft aan den arbeid alle poëzie oninomen, heeft den arbeid ge maakt tot een last, die door honderddui zenden als een looden last .wordt gedra gen. De moderne techniek toch heeft mogelijk gemaakt, dat vrouwen en kin deren den arbeid kunnen verrichten van volwassen mannen, zij heeft bovendien duizenden handen overbodig gemaakt en maakt ze nog dagelijks overbodig. En wie geregeld bijhoudt wat mede gedeeld wordt in de maandbladen der onderscheidene vakbonden zal wel tot de conclusie komen, dat er jn menig be- drijf nog heel wat rots aanwezig js. Hoe moet de arbeider met veel te lage loonen al die monden open houden? Hoe zorgen voor ziekte en ouden dag? Hoe aan schulden maken ontkomen? Hoe eerlijk blijven zelfs? Groote Avils- kracht en zedelijke moed is hiervoor poo- dig. Naast den vooruitgang der techniek, die de uitbreiding van de breede volks klasse heeft mogelijk gemaakt, staat een ongekend cynisme, dat de grofste mo gelijkheden in werkelijkheid omzet. De oorzaak van dit cynisme is gele gen in het gebrek aan godsdienstzin, of in het totaal gemis aan elk godsdienstig ge voel. Dat cynisme maakt den menschelij- ken arbeid en den mensch zelf tot een voorwerp van koude berekening. Hoe waar dat is, leert ons het leven, doch dat is ons ook reeds geleerd 20 jaar geleden in de Encycliek „Reruni No varum", gelijk spr. met citaten aantoont. Tegen dergelijke toestanden komen de georganiseerde Katholieke arbeiders in verzet. Met alle gepaste middelen zullen zij daartegen sirijden. En waar de vak- vereenigmg door allerlei omstandigheden dig deel uit te maken van een gezelschap van eerlijke Jiedeu. Het zou onmogelijk zijn de uitwerking te schertsen door zulk een tooneel op alle toeschouwers teweeggebracht. MÜnheer Lercey, de vader, was haastig toegesneld toen hij zijn zoon op zulk een onrecht vaardige manier had hooren aanvallen en men begrijpt, dat zijn toorn niet onder deed voor den gegronden of voorgewen den toorn van zijn zoon. Al dc aanwezigen spraken verward dooreende eenen otn Arthur te verde digen, de anderen, om opheldering tc vragen, omtrent eenige feiten, die hun vreemd waren voorgekomen. Het was zulk een opschudding, dat men elkander niet meer verstaan kon: De dames, van angst bevend, hadden zich teruggetrok ken tot in den uitersten hoek der zaal. Lucile alleen was weder naderbij geko men en de blik, dien zij op Arthur Ser- cey drukte verontwaardiging en verach ting uit. Het gelukte M. Westner eindelijk met zijne stem al de andere te overheerschen en nu wendde hij zich op een toon van gezag tot den tegenstander van den jon gen Sercey: Neef, zeide hij, wanneer men zulk een vreeselijkc beschuldiging inbrengt teffen ee.n als eerliik bekend staand Der- vooreerst nog niet bij machte zal zijn, ook maar de meest noodige verbeterin gen aan te brengen, daar roepen .wii de hulp in van den wetgever. Deze is, wijl hij geroepen js te zorgen voor het algemeen welzijn, daartoe geroe pen. Gelukkig hebben de arbeiders jn Mi nister Talma een man, die hiervan ten volle overtuigd js. In Minister .Tahna hebben de arbei ders een man gevonden, die hun volste vertrouwen verdient. Daarom is het niet misplaatst, dezen veel-becritiseerden, veel gescholden en door de socialisten gchoon- den man op een vergadering als deze te huldigen en hem eenige woorden van warmen en welgemeenden dank te bren gen. Om zijn karakter en om zijn arbeid is de Minister dat volkomen waard. (Applaus.) Want de arbeid, die deze Minister heeft verricht, is uiterst moeilijk, terwijl de omstandigheden, waaronder hij verricht moet worden, hem nog heel .wat zwaar der maakt. In voortdurende worsteling met con servatieven en socialisten, moet .Talma zijn moeitevollen wetgevenden arbeid ver richten. De eene groep verwijt hem, dat zijn optreden de vaderlandsche industrie in gevaar brengt; dat hij veel te ver gaat; dat hij het bestaand en goed wer kende, het door particulier initiatief ge stichte in gevaar brengt door de invoe ring van jets, dat veel minder goed js; dat hij op weg is naar staatssocialisme, enz. enz. De andere groep, de socialisten, ver wijten hem, dat hij prulwerk levert; dat hij lang niet ver genoeg gaat; dat hij het kapitaal de hand boven het hoofd houdt; dat hij een vijand is van het waarachtig arbeidersbelang, enz. enz. Het eene is een leugen, .evengroot .en evenzeer als het andere. Want was de bewering der conserva tieven waar, dan was de Duitsche indus trie, die onder veel zwaarder jasten ge bukt gaat, reeds lang op de Jlesch. Ter wijl die industrie integendeel bloeit. Het beweren der socialisten, als zou Talma's wetgevende arbeid niets betee- kenen, is een evengroote, zoo niet groo- tere leugen. .Want als burgerlijke wet gevers zoo absoluut onbekwaam zijn moet het voor de geniale socialisten toch niet moeilijk zijn het beter tc doen. Doch tevergeefs vraagt men om voorbeelden van meer beteekenenden wetgever Am aard; in 't buitenland aan Millerand, welzijn socialisme verloochende, doch de arbeiders tevergeefs op den heilstaat liet wachten. In ons Jand aan Troelstra, aan Hugenho'tz, aan al de anderen. Groot, naast al dit peuterig gedoe, staat Talma's arbeid. Alles hier te bespreken is onmogelijk. Spr. moet zich bepalen tot eenige aandui dingen. Daar is in de eerste plaats de reorga nisatie van de Arbeidsinspectie, waarvan een uitvloeisel js de benoeming van de bekende "Controleurs van den Arbeid. Daar is de wijziging van de Arbeids wet. Van hoe groote bctcekenis die is leert u het speciale vlugschrift, daarover uitgegeven door het Centraal Bureau. Daar is de Steenhouvverswei. Wat is niet jaren gewezen op het moordende van dien arbeid. Wie bond hem aan wet telijke bepalingen? Wie roeide de ergste misstanden uit? Minister Talma. Wie diende een wet in op het Stuvva- doorsbedrijf, om een einde te maken aan de ergerlijke toestanden, welke bestaan in onze havens? Het was MinisterTalina. Wie diende een wetsontwerp jn oin den nachtarbeid der bakkers af te schaf fen? Wederom: Talma. Wie diende jn een wetsontwerp tot verzekering tegen ziekie? Minister Talma. Terwijl in verband hiermede nog be langrijke wijzigingen gebracht moesten worden iïï de Ongevallenwet. Het laatste groote wetsontwerp betreft de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom. En hetgeen al dat werk voor de ar beiders nog ineer sympathiek maakt, dat is de geest, welke uit al deze ontwerpen luide spreekt. Dat is de geest om den arbeider de plaats toe te kennen, welke hem in de maatschappij toekomt. Patroon en arbeider worden hier behandeld als soon, moet gij in staat zijn er onmiddel lijk de bewijzen van te leveren op straf fe van anders als een lage lasteraar be handeld te worden. Welnu, indien deze bewijzen bestaan, indien gij ze bezit1, maan ik u'aan, ze oogenblikkelijk te le veren. Mijnheer Westner had geen oogenblik getwijfeld aan de onschuld van Arthur en hij meende, dat zijn ongelukkige me despeler slechts uit wraak deze beschul diging had ingebracht. Welnu, dat men Sercey doorzoeke, hernam de jongeling met vuur en ik ben er van overtuigd dat men een dubbel spel kaarten bij hem zal vinden, zooals in de Parijzer speelhuizen de Grieken gebrui ken, oneerlijke speler als hij is. Mij doorzoeken, hernam SerceyV plotseling achteruitwijkend, nooit zal ik» deze onteerende formaliteit gedoogen, en niemand keu ik het recht toe, ze op mij toe te passen, want daardoor zou men; toonen stilzwijgend geloof te hechten aan de lage beschuldigingen van mijn tegen stander. Gij ziet wel, dat hij reeds minder heftig is in zijn verweer en niet meer van laster, maar nog slechts van beschul diging spreekt, vervolgde de bloedver-'- want van mevrouw Westner. IWoid* vervol crdX-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5