Aymar.
Uit de Pers.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Vrijdag 3 Nov. no. 630.
KAMEROVERZICHT.
TWEEDE KAMER.
Regeling van werkzaamheden. De
Militiewet. Verschillende artikelen
aangenomen,
Toen de Kamer met de behandeling
van het ontwerp-Militiewet begon, zei
lden wij dat deze stond in het teéken van
Opschieten. Drie weken is de Ka
lmer er nu mede bezig en 't laat zich nog
geenszins aanzien dat zij er de volgende
jveek mede klaar komt.
Dit voorspelt ook voor de toekomst
niet veel goeds. De tergend lange rede
voeringen van de socialisten, vooral van
(Ter Laan, nemen zooveel tijd in beslag,
dat 't wetgevend werk danig er door ge
remd wordt. Van de legio amendementen
op de militiewet, die van socialistische zij
de werden ingediend, is er pas ééntje,
*n zeer onbelangrijk ding, overgeno
men de rest kon noch ter rechter- noch
ter linkerzijde instemming vinden. Maar
toch moeten zij worden ingediend, verde
digd en gehandhaafd, omdat „de ar
beiderspartij" nu eenniaa geen wer
kers maar praters naar het parle
ment zendt, met de opdracht alles toch
maar zooveel mogelijk tegen te houden.
De zelfbeperking der rechterzijde is
bewonderenswaardig. Haai mannen zwij
gen, al worden zij nog zoo tot spreken
geprikkeld of beperken zich tot hefnoog-
noodige. De namen ter Laan en Thom
son, (want laatstgenoemde wedijvert in
breedsprakigheid met zijn roode colle
ga's) vindt men om de pagina in de Han
delingen, terwijl van rechts er af en toe
maar 'n enkele wordt aangetroffen.
't Schijnt dan ook soms wel hopeloos
om aan die kilometerlange welsprekend
heid van links een einde te maken, al
thans ze terug te brengen binnen de per
ken van de welvocgelijkheid. De tijd
dringt. De wet moet 1 Maart 1912
in werking treden, zoodat de Kamer nu
maar haar uiterste best moet doen om
ze af te krijgen. En daar de Eerste Ka
mer ze ook nog moet behandelen, schiet
er wel niets anders over dan met de
begrootingen later "dan gewoonlijk te be
ginnen of in Januari te vergaderen.
Het voorstel van den Voorzitter oiti
de volgende week te vergaderen voor 'de
'Militiewet was 'dan ook zóó rationeel, dat
;t ons feitelijk verbaast, dat een deel van
de niet-socialistische linkerzijde ertegen
,\vas. De socialisten schijnen bevreesd, dat
het hun boven alles dierbaar kiesrechtde-.
bat, dat gehouden wordt als laatste eer
betoon van 't mislukte petitionnement,
in 't gedrang komt. Dat de Militiewet
strandt.... 't raakt hun koude kleeren niet,
maar het kiesrechtgeklets moet plaats
vinden.
De Kamer besliste echter, dat de vol-
gende-week aan de Militiewet zal worden
voortgegaan, in de hoop dat men ermede
klaar komt. Daarna krijgen Troelstra c.s.
gelegenheid om hun kiesrechtfanfares af
te steken.
-Over het gisteren behandelde kunnen
wit kort zijn. De bepalingen en voor
schriften omtrent de kostwinners wer
den afgedaan. De heer ter Laan oogstte
het succes, dat een amendement van hem
Jwerd overgenomen, 't Betrof de samen
stelling van den militieraad, waarin vol
gens hel oorspronkelijke art. 38 een
hoofdofficier zitting moet hebben. Dat
jvilde de heer ter Laan schrappen en de
JMinister gaf den eeuwigen leuterkous,
zijn zin, omdat de Regeering toch steeds
de bevoegdheid behoudt hoofdofficieren
te benoemen, 'n Schitterende ter Laan-
sche'overwinning dus 1 De heer van Lyn-
'den van Sandenburg zag zijn amende
ment betreffende de samenstelling van
'den keuringsraad aannemen, waardoor
volgens zijne becijfering een niet onbe
langrijk bedrag wordt bespaard. Gene
raal Eland, die voor onze toekomstige
soldaten een minimum lengte van 1.57
FEUILLETON.
Naar het Fransch.
30)
Op het oogenblik, dat de jongeling, na
groote krachtsinspanning op de binner
plaats van het huis kwam, werd hij doo
:een ouden werkman staande gehoudet,
Idie hem zeide:
Het is nutteloos, u aan 't gevaar
bloot te stellen, Mijnheer Koechler, gij
hebt alles verloren.
Ik weet het,'Piet, maar heeft men
'de boeken gered?
De boeken? wie zou aan boeken
.klenken, wanneer zoo'n groote hoeveel
heid goede koopwaar door de vlammen
verslonden wordt?
Ge moet mij volgen, Piet, hernam
rAymar; alleen zal ik wellicht niet alles
kunnen dragen. Laten wij oaS haasten.
En zonder te luisteren naar de tegen
werpingen van den werkman, nam hij
bij den arm en voerde hem snel (met
ïich mede.
De boeken bevonden zioh nog in de
feas, tyaarin de bediende ;ya,n Mijnbeer
M. wilde (de Minister slechts 1.55 M.)
trok dit amendement in, omdat de Mi
nister vreesde dat door al dat knabbe
len het contingent onvoltallig kan wor
den. Maar kapitein Thomson, die het
beter weet dan generaal Eland, nam
het ingetrokken amendement over. Hij
had zelfs geen bezwaar 1.60 M. lichaams
lengte als minimum vast te stellen. De
Kamer schaarde zich met groote meer
derheid aan 's Ministers zijde. Hetzelfde
gebeurde met 'n ander amendement van
den heer Thomson ter verscherping van
de keuringseischen, waartegen de Minis
ter wel geen overwegend bezwaar had,
maar dat h ij volmaakt overbodig achtte.
Overbodige dingen eztten wij niet in de
wet, besliste de Kamer.
De Kamer is thans gevorderd tot art.
66 van de 113 artikelen. Nu komen nog
enkele voorname dingen als de eerste
oefentijd, de herhalingsoefeningen, af
schaffing der viermaanders en verscher
ping van den Kaderplicht aan de orde.
Jan uar i-zi ttingen
In een driestar van de „S t a n d a a r d"
wordt de vraag gesteld, of de Militiewet
in het korte nog restende tijdsbestek zal
zijn af te handelen.
De één zegt: Stellig niet, een ander
durft nog hopen, de meeste Kamerleden
trekken de schouders op. In elk geval be
hoort men nu er reeds mede te rekenen
dat de Indische begrooting en het voor-
stel-Troelstra straks aan verdere behan
deling van het ontwerp den pas afsnij
den.
Hiervan echter make men zich niet een
al te pessimistische voorstelling. Natuur
lijk zal 't in hooge mate onaangenaam
zijn, als men in 1912 weer met ditzelfde
onderwerp zal moeten beginnen. Maar
toch zeg'ge men daarom niet, dat dan al
licht heel Februari er mee heengaat.
Als de Kamer wil, kan ze immers toch
heel Februari voor de andere ontwerpen
vrijhouden, zoo ze besluit, om de Militie
wet, kwam ze in 1911 niet gereed, dade
lijk na Nieuwjaar weer op te nemen.
Hervat de Kamer op Dinsdag 2 of 9
Januari 1912 haar vergaderingen, dan zijn
er in Januari nog drie weken vrij, en in
dezen termijn komt men er zeker*
Dit zou ongewoon zijn, en voor de
leden, na de lange campagne van Sep
tember tot Januari, lastig vermoeiend;
maar als 'tniet anders kan, zal ook dit
offer te brengen zijn. En de verantwoor
delijkheid hiervoor zal uitsluitend rusten
op die enkele Kamerleden, die, tot zelf-
beheersching buiten staat, zelfs niet meer
voelen, hoe weinig kiesch het is, een tach-
tillal ambtgenooten tot slaven van, wat
Bilderdijk noemt, hun „ongesneden tong
riem" te maken.
Ontgroenings-schandalen.
Hetgeen nader bekend wordt over de
schandalen bij de laatste ontgroening, is
niet geschikt tot bevestiging der bewe
ringen van den academischen verslag
gever van de „N. Crt.", dat deze groen
tijd in het algemeen goed is afgeloopen.
Waar zijn de tijden gebleven, roept
het „Vaderland" uit, toen de groentijd
wel soms ruw, maar nooit liederlijk was,
toen men, al geschiedde het wat onzacht,
zijn geest kon leeren scherpen en men,
na afloop van de week, gerust zijn moe
der onder de oogen kon komen Men
had van de actie in de laatste jaren, die
het heele instituut van het groenloopen
wilde vernietigen wat velen niet ten
onrechte zouden betreuren beter kun
nen verwachten.
De „Nederlander" spreekt in bedekte
termen. Het „Vad." acht het beter, uit
zeer betrouwbare bron, de volle waar
heid mee te deelen. De bedoelde ver
tooning hing samen met art 241 Wet
boek van Strafrecht, met dit verschil, dat
het geweld en de bedreiging met geweld
gefingeerd werden en een groen de plaats
van het slachtoffer innam.
Aan dezelfde bron ontleent het blad
nog het volgende:
Kruft ze den vorigen dag geplaatst had.
Hij belastte Piet met eenige, en nam
zelf, die, welke hij noodig oordeelde.
Wat een onachtzaamheidwelke
zorgeloosheid! zeide hij: waar denkt
Mijnheer Kruff toch aan
Mijnheer Kruff heeft heden morgen
het huis verlatenik meen, om niet te
genwoordig te moeten zijn bij het ver
trek'van zijn neef. Ik geloof, dat deze
ondeugende jongen wel de oorzaak zal
zijn van het ongeluk, dat ons overkomt.
Alvorens te vertrekken, heeft hij vele
oude papieren verbrand en het vuur is
dan ook ontstaan in het gedeelte van het
huis, dat hij bewoonde.
En mevrouw Kruff en de. kleine
Willik hoop, Piet, dat die in veilig
heid zijn?
De juffrouw is den dag bij haar va
der door gaan brengen en zij heeft den
kleine meegenomen.
Zijt gij daar wel zeker van
Ik heb ze samen zien uitgaan.
-—O, des te beter, ik was ongerust
over het arme kind. Nu moeten wij ons
haasten, hier weg te komen, want de
toestand is niet houdbaar.
Dat dacht ik ook al, Mijnheer
Koechler, een jnensch is niet in staat,
zulk een hitte te verdragen. Al dat \ver-
ken met de brandspuiten helpt hun niets
Uld.ien nie.n al de sluizen van |ij1erb.öv,e|.i
Een andere quaestie, die ook mag wor
den genoemd, is, dat men in een locali-
teit met vergunning (den naam te noemen
is overbodig) te Leiden een groen heeft
ontkleed en hem zoo heeft achtergelaten.
Een kellner ontfermde zich over het jong-
mensch en leende hem een costuum.
Geen woorden zijn in staat, vervolgt
het „Vad.", onze verontwaardiging te
sch eisen over zulk schandelijk gedoe.
Waar moet het heen, als de jonge
mannen, die later leiders der samenleving
moeten zijn, zich zoo onnoemelijk mis
dragen?
Ook uit Delft worden ons minwaar
dige ontgroeningspraktijken bericht Het
volgende is aan een brief van een ont
groende ontleend: Het was de avond
van de muziekuitvoeringen, veel genoot
ik daar niet van, want wij groenen zaten
in het midden van de zaal en werden
aanhoudend beschoten met katapuls en
blaaspijpen. Erwten en boonen deden
minder pijn dan de puntige maïskorrels;
daarvan was de pijn soms niet uit te
houden. Ook gooiden de studenten ons
met wortelen, meel, groene zeep, peper
en rotte eieren. Eén ei kreeg ik op
mijn borst, één spatte kapot op het
hoofd van den groen voor me, en kreeg
ik de vuiligheid heelemaal in mijn ge
zicht Mijn pak is natuurlijk naar de
maan
Later ontmoette ik een student, die
de volkomen waarheid nogmaals beves
tigde en op mijn zeggen: „jullie zaten
zeker allemaal met de handen voor het
gezicht", antwoordde: „ja wel, mocht
dat maar, zoodra je dat deedt, werd er
geroepenhanden weg, recht op, en
dan regende het nog meer op onze
gezichten en hoofden. Maar de peper, die
op ons gestrooid werd, was het ergste."
De „Standaard"-driestarschrijver (dr.
Kuyper) zegt over de bekend geworden
schandalen
Nog zoo lang niet geleden viel er
bittere klacht, maar toen is die klacht
doodgepraat, en onwillekeurig kwam
men daardoor in den waan, alsof de
studenten zelve dan toch eindelijk deze
gemeenheden uit hun kring hadden ge
bannen.
Thans echter blijkt, dat het vroeger
protest niets geholpen heeft; dat 'tkwaad
nog steeds voortwoekert en dat de
mannen, die aan het hoofd van het Corps
staan, ook al hoorden ze er van, er een
voudig zoo goed als niets aan deden.
Wat nu weer plaats greep, moet een
voudig „beestachtig" geiweest zijn.
Slechts één lichtpunt is er in deze
droeve historie.
Als de studentenwereld zichzelf niet
weet te zuiveren, komt naar rangorde
die taak allereerst op het College van
Curatoren te rusten.
En nu is dit het gelukkige, dat juist
nu zoo ernstig een vraagstuk aan de
orde kwam, het College van Curatoren
is saamgesteld uit vier mannen van
Rechts, met slechts één van Links.
Van Rechts de Burgemeester van Lei
den, de heer Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar,
'de Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland, de lieer E. C. Baron Sweerts
de Landas Wyborgh, en voorts de heeren
Mr. J. A. Loeff en Jhr. Mr. W. H. de
Savornin Lolunan, terwijl van Links al
leen nog zitting heeft Prof. Dr. J. D.
van der Waals, een man van wien men
gelukkig vertrouwen mag, dat hij zich
niet scharen zal aan de zijde van 'die
theoretische Liberalen, die twee jaren
geleden, wel niet deze „beestachtige"
praktijken, maar dan toch een vrijheid
voor de studenten, die er in verliep, zelfs
met zekere Warmte bepleit hebben.
Gebrek aan ingenieurs in Indië.
Men schrijft aan de „Avondpost"
Zooals bekend is, bestaat er bij het
gouvernement van Ned.-Indië groot ge
brek aan ingenieurs, omdat op het tegen
woordige salaris geen Nederlandsche in
genieurs zich aanmelden. Om in dit gebrek
te voorzien, is zooals ook reeds bekendis,
een oproep gedaan van Duitsche en
Zweedsche ingenieurs. Als bewijs hoe
nijpend het gebrek is, diene het volgende
wat ons ter oore kwam
Toen onlangs door de Techn. Hooge-
open zette, zou men er nog niet in slagen
het vuur te bedwingen."
Het gelukte Aymar, gevolgd doorzijn
ouden gezel, de binnenplaats te bereiken,
die aan drie kanten door magazijnen om
ringd is en die een tooneel van onbe
schrijfelijke verwarring aanboden. Al de
daar aanwezigen, werklieden en nieuws
gierigen' begrepen met welk een ge-
wichtigen last Aymar en Piet beladen
waren en men baande hun eöi weg.
De boeken werden neergelegd in e«en
naburig huis en nu op dit punt gerust
gesteld rekende Aymar er volstrekt niet
op, zich ten tweede male aan het gevaar
bloot te stellen, toen een vreeslijk
schouwscel zich voor hun blikken aan
bood
Mevrouw Kruff en haar vader, einde
lijk van het vreeslijk onheil verwittigd,
kwamen ijlings aangesneld. De jonge
vrouw was ten prooi aan een zenuwaan
val, wrong zich de handen, en sdhreetnv-
de luidop, waaronder men deze woorden
hoorde
Mijn kind, mijn kleine Willem, mijn
kin'd, mijn kind
Wat roept zij? zeide Aymar zich tot
Mijnheer Gonae wendende. Was Willem
niet bij u met zijn moeder?
Zij hebben bij mij een gedeelte van
den dag doorgebracht; maar toen het
avond jverd heeft mijne- dochter |het kind
school tot de Indische autoriteiten het
verzoek gericht werd eCn Indische water
staatsingenieur beschikbaar te stellen
voor de betrekking van tijdelijk buiten
gewoon hoogleeraar te Delft, is daarop
geantwoord, niet alleen dat geen inge
nieur beschikbaar gesteld kon worden,
maar dat ook zelfs al het mogelijke ge
daan zal worden om tegen te gaan dat
voor een dergelijke benoeming een In
disch ingenieur aan den dienst wordt
onttrokken.
Economische en financieele toestand
van Suriname.
Verschenen is het rapport van de com
missie, benoemd om een onderzoek in te
stellen naar den economischen en finan-
cieelen toestand van de kolonie Suriname
met opdracht Van advies te dienen om
trent de maatregelen, welke ter verbete
ring van dien toestand behooren geno
men te worden.
In deze commissie werden benoemd:
tot' lid en voorzitter dr. D. Bostot leden
de heeren W. H. Bogaardt, G. A. A.
Middelberg, mr. dr. A. van Gijn, J. van
Vollenhoven, D. H. Havelaar, A. A. ter
Laag en tot secretaris mr. dr. S. J. R.
de Monchy.
Aan het rapport is o. m. het volgende
ontleend:
Blijkens hare conclusie acht de com
missie den economischen toestand van
de kolonie ongunstig. Groote inkomsten
komen slechts sporadisch voor; slechts
uiterst weinigen kunnen zich ruim be
wegen. De inkomsten van plantagebeheer
ders zijn niet van dien aard, om jongelie
den in die rchiting hun toekomst te doen
zoeken, die van de opzichters zijn laag.
De kleine landbouw doorloopt evenals
de groote een crisis, en vooral de Cre-
oolsche kleine landbouwers trekken vaak
van hun grond niet meer dan het aller
noodzakelijkste.
De arbeiders verdienen deels een laag
loon tengevolge van de onregelmatigheid
van het werk, deels in balata en goud
industrie is hun loon zeer wisselvallig
hetgeen slechte gevolgen na zich sleept
Armoede komt veel voor. Zij heeft een
ander karakter dan in de Europeesche sa
menleving wegens de mildheid van het
klimaat, maar doet zich vaak kennen in
haar slechten invloed op den lichamelij-
lijken, geestelijken en zedelijken toestand.
De commissie bespreekt achtereenvol-
volgens de belangrijke factoren, welke op
de welvaart van een volk van invloed zijn.
Zoo wijdt zij eenige beschouwingen
aan den aard der bevolking; de groote
verscheidenheid van rassende opvoe
ding der jeugd, waarbij de commissie
noodig acht: a. uitbreiding en krachtige
handhaving van den leerplicht; b. or
ganisatie en steun van het bewaarschool-
onderwijs; c. verbetering van de oplei
ding van de leerkrachten zoo van het be
waarschool- als van het lager onderwijs;
d. bevordering van zelfwerkzaamheid in
het onderwijs; e. steun voor de lichame
lijke ontwikkeling; en f. organisatie van
het vakonderwijs voor landbouw, nijver
heid en handel in liet bijzonder ook van
vrouwen, voorts van het voortgezet lager
onderwijs.
Vervolgens wordt de volksopvoeding
door de commsisie met den meesten aan
drang aanbevolen.
Bij de bespreking van de gesteldheid
en ligging van het land, wijst de commis
sie er op, dat zeker wel gunstige voor
waarden voor economische verheffing van
de kolonie aanwezig zijn, maar dat niet
minder dan elders de energie van de be
volking en de medewerking van een ver
standige regeering noodzakelijk zijn.
Daar nu deze kolonie nog in lange, lan
ge jaren de hoofdbronnen van bestaan
in den land/bouw moet vinden, dient de
aandacht van de regeering in de allereer
ste plaats daarop gevestigd te zijn.
Uitvoerig staat de commissie stil bij
de grondpolitiek, die de regeering zal
moeten volgen. Zij wijst er op, dat de ge-
heele kolonie bijna domein is. Na enkele
overwegingen van historischen aard, zegt
de commissie, dat terugvoeren tot het
domein is aangewezen.
Vooral is d'it noodig omdat het gouver
nement niet zelden vrij hooge sommen
te betalen heeft, als het voor een ves-
naar huis teruggestuurd met de kinder
meid, om hem naar bed te brengen.
Groote hemélriep Aymar, maar
dan is hij verloren.... de brand heefti
reeds zijne slaapkamer bereikt.
Mijn kind! ik wi! mijn kind redden,
vervolgde de ongelukkige moeder po
gend zich los te rukken, uit de armen,
die haar tegenhielden.
De gedachte, dat de arme kleine een
zoo verschrikkelijk en dood zou moeten
sterven, berokkende Aymar zulk een he
vige smart, dat hij een oogenblik als yer-
pletterd stond.
Mevrouw Kruff bemerkte dit; zij
vouwde de handen en riep
Nietwaar, Mijnheer Koechler, het
is nog niet te laat? Zij allen, die dat
zeggen, bedriegen mij, en, onderwijl....
Mijnheer Koechler, gij, gij weet, waar de
kamer van Will is, en gij kunt hem
reddenik gevoel het, ik ben er zeker
van, mijn kind is niet dood!"
De blikken van Aymar waren op het
vlammende gebouw gevestigd en het
scheen hem, dat de redding van den ar
men kleine nog beproefd kon worden.
Allen, die de ongelukkige moeder en
Aymar omringden noemden het eetie on
mogelijke poging. Koechler alleen zeide
niets en berekende alle kansen der edel
moedige daad, die hij ging beproeven.
Mevrouw; Kruff, door angst e,n smart
tingsplaats voor den kleinen landbouw;
grond behoeft.
Voorts wil de commissie akkergelden
doen vervangen door een grondbelasting
en zij dringt met klem aan op hermeting
van de perceelen van den kleinen land
bouw.
Op oordeelkundige wijze, van gouver-
nementswege bevorderd, heeft de bao
ovencultuur in Suriname, naar het zich
laat aanzien, nog een goede toekomst
voor zich. Of zi j als hoofdcultuur loon end
zal zijn, valt nog niet te beslissen. Be
houd is voor de kolonie echter ook daar
om van zoo groot gewicht, omdat de
teelt tot de opening van een stoomvaart-
verbinding met New-York heeft geleid*
en deze, bij het ophouden van bacoven-
verschepingen, allicht niet zou kunnen
blijven bestaan.
De financieele resultaten van deze cul
tuur .zijn op het oogenblik bedroevend.
Wat de suikercultuur aangaat zijn de
resultaten van de thans nog bestaande
vijf ondernemingen, die in stand bleven
na de afschaffing der slavernij, slechts
matig te noemen. Van de koffiecultuur
hebben de planters nu meer werk ge
maakt is van Liberia-koffie, gunstige ver
wachtingen. De cocro-cultuur wordt ge
teisterd door een dier verwoestende plan
tenziekten, waartegen soms geen midde
len baten.
Over de gouvernements rubber-onder
neming Slootwijk luidt het oordeel van de
commissie niet gunstig.
Deze onderneming, tot welke in 1908
werd besloten, heeft geen ander doel dan
winst te behalen met den rubber-aanplant
ten behoeve van het gouvernement. Als
zoodanig is de keuze van de plaats aan
de Commetewane, zeer ver van Parama-
ribaro, waarschijnlijk al niet gunstig te
noemen.
Ook de voorbereiding voor deze onder
neming acht de commissie minder ge
schikt te zijn geweest
Omtrent de teelt van kokosnoten geeft
de commissie te kennen, dat dit produkt
meer aandacht verdient dan daaraan over
het geheel in de kolonie wordt gewijd,
zooewl met het oog op den grooten als
den kleinen landbouw.
Nate hebben opgemerkt, dat de hout
exploitatie, thans van geringe beteckenis
zeker zou worden bevorderd, indien de
regeering in Nederland het gebruik van
deugdelijk gebleken Surinaamsche hout
soorten voor rijkswerken krachtig aan
moedigde, wordt het een en ander aan-
geteekend over de balata-ontginning.
Ten aanzien van de goudinndustrie
merkt de commissie op, dat, ofschoon
niemand kon zeggen, wat de toekomst
zal brengen, het onderzoek van den bo
dem genoeg «gevorderd is, om niet de ver
wachting te koesteren, dat die industrie
in de eerste jaren groote winsten zal op
leveren.
De van gouvernementswege genomen
proef om het kleinbedrijf in de goudwin
ning te bevorderen, heeft tot dusver geen
groote resultaten opgeleverd.
Pest op Java.
Bij het Departement van Koloniën is
telegrafisch van den gouverneur-generaal
van Ned.-Indië het volgende vveek-rap-
port betreffende pestgeva'.len ontvangen:
Afdeeling Malang: 7 pestgevallen, 6
dooden. Soerabajp: 17 Oct. 1 pestgevaL
De socialisten en de vrede.
Uit Berlijn wordt geseind, dat de
Brusselsche correspondent van hel „Ber
liner Tageblatt" volhoudt, dat Camille
Huysmahs tegenover hem nadrukkelijk
het bericht, dat Duitschland en Frank
rijk de tusschenkomst van het interna
tionale socialistische bureau tot vermij
ding van oorlog gewenscht of zelfs ge
vraagd hadden, gelogenstraft heeft.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Donderdag 2 'Nov. (Verv.)
Aan de orde is de Militiewet.
Bij art. 41 (regeling van de burgerge
neeskundigen in den Militieraad) wees
de heer Ter Laan (S.D.) op het wan
trouwen, dat vooral in het noorden des
land, tegen de keuring bestaat. Hij zou
uitgeput, deed niets dan verwarde klach
ten hooren; de oude Gonae deed niets
dan weenen.
Aymar liet zich eene deken brengen,
die hij in water doopte; wijl de trap niet
meer bestond, plaatste hij een ladder te
gen den muur en begon zijne moeilijke
opklimming, te midden der dwarrelin
gen van zwarte, dikke rookwolken, die
hem verblindden en verstikten. Driemaal
was hij genoodzaakt, weer naar beneden
te gaan, echter zonder dat het .gevaar
hem den moed ontnam, om' zijne edel
moedige onderneming te vervolgen.
•Het verlangen den arnven Will te red
den, gaf hem een onbeschrijflijke wils
kracht. Al de ooggetuigen van dit too
neel volgden den pioedigen jongelinfgl
met nieuwsgierigen angst.
Eindel jk is hij de kamer binnengedron
gen m~ar zal hij er ook weer uitkomen?
zullen er in plaats van één niet twee
slachtoffers zijn
Eenige minuten verloopen, maar wat
zijn zulke minuten langl De kanier, in
welke Aymar het eerst binnenging, was
ledig; tevergeefs doorzoekt hij alle hoe
ken roepende:
Will, Will, waar ben je?"
Hij kreeg geen antwoord.
(Wordt vervolgd)*