Aymar. Uit de Pers. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Vrijdag 3 Nov. no. 630. KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. Regeling van werkzaamheden. De Militiewet. Verschillende artikelen aangenomen, Toen de Kamer met de behandeling van het ontwerp-Militiewet begon, zei lden wij dat deze stond in het teéken van Opschieten. Drie weken is de Ka lmer er nu mede bezig en 't laat zich nog geenszins aanzien dat zij er de volgende jveek mede klaar komt. Dit voorspelt ook voor de toekomst niet veel goeds. De tergend lange rede voeringen van de socialisten, vooral van (Ter Laan, nemen zooveel tijd in beslag, dat 't wetgevend werk danig er door ge remd wordt. Van de legio amendementen op de militiewet, die van socialistische zij de werden ingediend, is er pas ééntje, *n zeer onbelangrijk ding, overgeno men de rest kon noch ter rechter- noch ter linkerzijde instemming vinden. Maar toch moeten zij worden ingediend, verde digd en gehandhaafd, omdat „de ar beiderspartij" nu eenniaa geen wer kers maar praters naar het parle ment zendt, met de opdracht alles toch maar zooveel mogelijk tegen te houden. De zelfbeperking der rechterzijde is bewonderenswaardig. Haai mannen zwij gen, al worden zij nog zoo tot spreken geprikkeld of beperken zich tot hefnoog- noodige. De namen ter Laan en Thom son, (want laatstgenoemde wedijvert in breedsprakigheid met zijn roode colle ga's) vindt men om de pagina in de Han delingen, terwijl van rechts er af en toe maar 'n enkele wordt aangetroffen. 't Schijnt dan ook soms wel hopeloos om aan die kilometerlange welsprekend heid van links een einde te maken, al thans ze terug te brengen binnen de per ken van de welvocgelijkheid. De tijd dringt. De wet moet 1 Maart 1912 in werking treden, zoodat de Kamer nu maar haar uiterste best moet doen om ze af te krijgen. En daar de Eerste Ka mer ze ook nog moet behandelen, schiet er wel niets anders over dan met de begrootingen later "dan gewoonlijk te be ginnen of in Januari te vergaderen. Het voorstel van den Voorzitter oiti de volgende week te vergaderen voor 'de 'Militiewet was 'dan ook zóó rationeel, dat ;t ons feitelijk verbaast, dat een deel van de niet-socialistische linkerzijde ertegen ,\vas. De socialisten schijnen bevreesd, dat het hun boven alles dierbaar kiesrechtde-. bat, dat gehouden wordt als laatste eer betoon van 't mislukte petitionnement, in 't gedrang komt. Dat de Militiewet strandt.... 't raakt hun koude kleeren niet, maar het kiesrechtgeklets moet plaats vinden. De Kamer besliste echter, dat de vol- gende-week aan de Militiewet zal worden voortgegaan, in de hoop dat men ermede klaar komt. Daarna krijgen Troelstra c.s. gelegenheid om hun kiesrechtfanfares af te steken. -Over het gisteren behandelde kunnen wit kort zijn. De bepalingen en voor schriften omtrent de kostwinners wer den afgedaan. De heer ter Laan oogstte het succes, dat een amendement van hem Jwerd overgenomen, 't Betrof de samen stelling van den militieraad, waarin vol gens hel oorspronkelijke art. 38 een hoofdofficier zitting moet hebben. Dat jvilde de heer ter Laan schrappen en de JMinister gaf den eeuwigen leuterkous, zijn zin, omdat de Regeering toch steeds de bevoegdheid behoudt hoofdofficieren te benoemen, 'n Schitterende ter Laan- sche'overwinning dus 1 De heer van Lyn- 'den van Sandenburg zag zijn amende ment betreffende de samenstelling van 'den keuringsraad aannemen, waardoor volgens zijne becijfering een niet onbe langrijk bedrag wordt bespaard. Gene raal Eland, die voor onze toekomstige soldaten een minimum lengte van 1.57 FEUILLETON. Naar het Fransch. 30) Op het oogenblik, dat de jongeling, na groote krachtsinspanning op de binner plaats van het huis kwam, werd hij doo :een ouden werkman staande gehoudet, Idie hem zeide: Het is nutteloos, u aan 't gevaar bloot te stellen, Mijnheer Koechler, gij hebt alles verloren. Ik weet het,'Piet, maar heeft men 'de boeken gered? De boeken? wie zou aan boeken .klenken, wanneer zoo'n groote hoeveel heid goede koopwaar door de vlammen verslonden wordt? Ge moet mij volgen, Piet, hernam rAymar; alleen zal ik wellicht niet alles kunnen dragen. Laten wij oaS haasten. En zonder te luisteren naar de tegen werpingen van den werkman, nam hij bij den arm en voerde hem snel (met ïich mede. De boeken bevonden zioh nog in de feas, tyaarin de bediende ;ya,n Mijnbeer M. wilde (de Minister slechts 1.55 M.) trok dit amendement in, omdat de Mi nister vreesde dat door al dat knabbe len het contingent onvoltallig kan wor den. Maar kapitein Thomson, die het beter weet dan generaal Eland, nam het ingetrokken amendement over. Hij had zelfs geen bezwaar 1.60 M. lichaams lengte als minimum vast te stellen. De Kamer schaarde zich met groote meer derheid aan 's Ministers zijde. Hetzelfde gebeurde met 'n ander amendement van den heer Thomson ter verscherping van de keuringseischen, waartegen de Minis ter wel geen overwegend bezwaar had, maar dat h ij volmaakt overbodig achtte. Overbodige dingen eztten wij niet in de wet, besliste de Kamer. De Kamer is thans gevorderd tot art. 66 van de 113 artikelen. Nu komen nog enkele voorname dingen als de eerste oefentijd, de herhalingsoefeningen, af schaffing der viermaanders en verscher ping van den Kaderplicht aan de orde. Jan uar i-zi ttingen In een driestar van de „S t a n d a a r d" wordt de vraag gesteld, of de Militiewet in het korte nog restende tijdsbestek zal zijn af te handelen. De één zegt: Stellig niet, een ander durft nog hopen, de meeste Kamerleden trekken de schouders op. In elk geval be hoort men nu er reeds mede te rekenen dat de Indische begrooting en het voor- stel-Troelstra straks aan verdere behan deling van het ontwerp den pas afsnij den. Hiervan echter make men zich niet een al te pessimistische voorstelling. Natuur lijk zal 't in hooge mate onaangenaam zijn, als men in 1912 weer met ditzelfde onderwerp zal moeten beginnen. Maar toch zeg'ge men daarom niet, dat dan al licht heel Februari er mee heengaat. Als de Kamer wil, kan ze immers toch heel Februari voor de andere ontwerpen vrijhouden, zoo ze besluit, om de Militie wet, kwam ze in 1911 niet gereed, dade lijk na Nieuwjaar weer op te nemen. Hervat de Kamer op Dinsdag 2 of 9 Januari 1912 haar vergaderingen, dan zijn er in Januari nog drie weken vrij, en in dezen termijn komt men er zeker* Dit zou ongewoon zijn, en voor de leden, na de lange campagne van Sep tember tot Januari, lastig vermoeiend; maar als 'tniet anders kan, zal ook dit offer te brengen zijn. En de verantwoor delijkheid hiervoor zal uitsluitend rusten op die enkele Kamerleden, die, tot zelf- beheersching buiten staat, zelfs niet meer voelen, hoe weinig kiesch het is, een tach- tillal ambtgenooten tot slaven van, wat Bilderdijk noemt, hun „ongesneden tong riem" te maken. Ontgroenings-schandalen. Hetgeen nader bekend wordt over de schandalen bij de laatste ontgroening, is niet geschikt tot bevestiging der bewe ringen van den academischen verslag gever van de „N. Crt.", dat deze groen tijd in het algemeen goed is afgeloopen. Waar zijn de tijden gebleven, roept het „Vaderland" uit, toen de groentijd wel soms ruw, maar nooit liederlijk was, toen men, al geschiedde het wat onzacht, zijn geest kon leeren scherpen en men, na afloop van de week, gerust zijn moe der onder de oogen kon komen Men had van de actie in de laatste jaren, die het heele instituut van het groenloopen wilde vernietigen wat velen niet ten onrechte zouden betreuren beter kun nen verwachten. De „Nederlander" spreekt in bedekte termen. Het „Vad." acht het beter, uit zeer betrouwbare bron, de volle waar heid mee te deelen. De bedoelde ver tooning hing samen met art 241 Wet boek van Strafrecht, met dit verschil, dat het geweld en de bedreiging met geweld gefingeerd werden en een groen de plaats van het slachtoffer innam. Aan dezelfde bron ontleent het blad nog het volgende: Kruft ze den vorigen dag geplaatst had. Hij belastte Piet met eenige, en nam zelf, die, welke hij noodig oordeelde. Wat een onachtzaamheidwelke zorgeloosheid! zeide hij: waar denkt Mijnheer Kruff toch aan Mijnheer Kruff heeft heden morgen het huis verlatenik meen, om niet te genwoordig te moeten zijn bij het ver trek'van zijn neef. Ik geloof, dat deze ondeugende jongen wel de oorzaak zal zijn van het ongeluk, dat ons overkomt. Alvorens te vertrekken, heeft hij vele oude papieren verbrand en het vuur is dan ook ontstaan in het gedeelte van het huis, dat hij bewoonde. En mevrouw Kruff en de. kleine Willik hoop, Piet, dat die in veilig heid zijn? De juffrouw is den dag bij haar va der door gaan brengen en zij heeft den kleine meegenomen. Zijt gij daar wel zeker van Ik heb ze samen zien uitgaan. -—O, des te beter, ik was ongerust over het arme kind. Nu moeten wij ons haasten, hier weg te komen, want de toestand is niet houdbaar. Dat dacht ik ook al, Mijnheer Koechler, een jnensch is niet in staat, zulk een hitte te verdragen. Al dat \ver- ken met de brandspuiten helpt hun niets Uld.ien nie.n al de sluizen van |ij1erb.öv,e|.i Een andere quaestie, die ook mag wor den genoemd, is, dat men in een locali- teit met vergunning (den naam te noemen is overbodig) te Leiden een groen heeft ontkleed en hem zoo heeft achtergelaten. Een kellner ontfermde zich over het jong- mensch en leende hem een costuum. Geen woorden zijn in staat, vervolgt het „Vad.", onze verontwaardiging te sch eisen over zulk schandelijk gedoe. Waar moet het heen, als de jonge mannen, die later leiders der samenleving moeten zijn, zich zoo onnoemelijk mis dragen? Ook uit Delft worden ons minwaar dige ontgroeningspraktijken bericht Het volgende is aan een brief van een ont groende ontleend: Het was de avond van de muziekuitvoeringen, veel genoot ik daar niet van, want wij groenen zaten in het midden van de zaal en werden aanhoudend beschoten met katapuls en blaaspijpen. Erwten en boonen deden minder pijn dan de puntige maïskorrels; daarvan was de pijn soms niet uit te houden. Ook gooiden de studenten ons met wortelen, meel, groene zeep, peper en rotte eieren. Eén ei kreeg ik op mijn borst, één spatte kapot op het hoofd van den groen voor me, en kreeg ik de vuiligheid heelemaal in mijn ge zicht Mijn pak is natuurlijk naar de maan Later ontmoette ik een student, die de volkomen waarheid nogmaals beves tigde en op mijn zeggen: „jullie zaten zeker allemaal met de handen voor het gezicht", antwoordde: „ja wel, mocht dat maar, zoodra je dat deedt, werd er geroepenhanden weg, recht op, en dan regende het nog meer op onze gezichten en hoofden. Maar de peper, die op ons gestrooid werd, was het ergste." De „Standaard"-driestarschrijver (dr. Kuyper) zegt over de bekend geworden schandalen Nog zoo lang niet geleden viel er bittere klacht, maar toen is die klacht doodgepraat, en onwillekeurig kwam men daardoor in den waan, alsof de studenten zelve dan toch eindelijk deze gemeenheden uit hun kring hadden ge bannen. Thans echter blijkt, dat het vroeger protest niets geholpen heeft; dat 'tkwaad nog steeds voortwoekert en dat de mannen, die aan het hoofd van het Corps staan, ook al hoorden ze er van, er een voudig zoo goed als niets aan deden. Wat nu weer plaats greep, moet een voudig „beestachtig" geiweest zijn. Slechts één lichtpunt is er in deze droeve historie. Als de studentenwereld zichzelf niet weet te zuiveren, komt naar rangorde die taak allereerst op het College van Curatoren te rusten. En nu is dit het gelukkige, dat juist nu zoo ernstig een vraagstuk aan de orde kwam, het College van Curatoren is saamgesteld uit vier mannen van Rechts, met slechts één van Links. Van Rechts de Burgemeester van Lei den, de heer Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar, 'de Commissaris der Koningin in Zuid- Holland, de lieer E. C. Baron Sweerts de Landas Wyborgh, en voorts de heeren Mr. J. A. Loeff en Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lolunan, terwijl van Links al leen nog zitting heeft Prof. Dr. J. D. van der Waals, een man van wien men gelukkig vertrouwen mag, dat hij zich niet scharen zal aan de zijde van 'die theoretische Liberalen, die twee jaren geleden, wel niet deze „beestachtige" praktijken, maar dan toch een vrijheid voor de studenten, die er in verliep, zelfs met zekere Warmte bepleit hebben. Gebrek aan ingenieurs in Indië. Men schrijft aan de „Avondpost" Zooals bekend is, bestaat er bij het gouvernement van Ned.-Indië groot ge brek aan ingenieurs, omdat op het tegen woordige salaris geen Nederlandsche in genieurs zich aanmelden. Om in dit gebrek te voorzien, is zooals ook reeds bekendis, een oproep gedaan van Duitsche en Zweedsche ingenieurs. Als bewijs hoe nijpend het gebrek is, diene het volgende wat ons ter oore kwam Toen onlangs door de Techn. Hooge- open zette, zou men er nog niet in slagen het vuur te bedwingen." Het gelukte Aymar, gevolgd doorzijn ouden gezel, de binnenplaats te bereiken, die aan drie kanten door magazijnen om ringd is en die een tooneel van onbe schrijfelijke verwarring aanboden. Al de daar aanwezigen, werklieden en nieuws gierigen' begrepen met welk een ge- wichtigen last Aymar en Piet beladen waren en men baande hun eöi weg. De boeken werden neergelegd in e«en naburig huis en nu op dit punt gerust gesteld rekende Aymar er volstrekt niet op, zich ten tweede male aan het gevaar bloot te stellen, toen een vreeslijk schouwscel zich voor hun blikken aan bood Mevrouw Kruff en haar vader, einde lijk van het vreeslijk onheil verwittigd, kwamen ijlings aangesneld. De jonge vrouw was ten prooi aan een zenuwaan val, wrong zich de handen, en sdhreetnv- de luidop, waaronder men deze woorden hoorde Mijn kind, mijn kleine Willem, mijn kin'd, mijn kind Wat roept zij? zeide Aymar zich tot Mijnheer Gonae wendende. Was Willem niet bij u met zijn moeder? Zij hebben bij mij een gedeelte van den dag doorgebracht; maar toen het avond jverd heeft mijne- dochter |het kind school tot de Indische autoriteiten het verzoek gericht werd eCn Indische water staatsingenieur beschikbaar te stellen voor de betrekking van tijdelijk buiten gewoon hoogleeraar te Delft, is daarop geantwoord, niet alleen dat geen inge nieur beschikbaar gesteld kon worden, maar dat ook zelfs al het mogelijke ge daan zal worden om tegen te gaan dat voor een dergelijke benoeming een In disch ingenieur aan den dienst wordt onttrokken. Economische en financieele toestand van Suriname. Verschenen is het rapport van de com missie, benoemd om een onderzoek in te stellen naar den economischen en finan- cieelen toestand van de kolonie Suriname met opdracht Van advies te dienen om trent de maatregelen, welke ter verbete ring van dien toestand behooren geno men te worden. In deze commissie werden benoemd: tot' lid en voorzitter dr. D. Bostot leden de heeren W. H. Bogaardt, G. A. A. Middelberg, mr. dr. A. van Gijn, J. van Vollenhoven, D. H. Havelaar, A. A. ter Laag en tot secretaris mr. dr. S. J. R. de Monchy. Aan het rapport is o. m. het volgende ontleend: Blijkens hare conclusie acht de com missie den economischen toestand van de kolonie ongunstig. Groote inkomsten komen slechts sporadisch voor; slechts uiterst weinigen kunnen zich ruim be wegen. De inkomsten van plantagebeheer ders zijn niet van dien aard, om jongelie den in die rchiting hun toekomst te doen zoeken, die van de opzichters zijn laag. De kleine landbouw doorloopt evenals de groote een crisis, en vooral de Cre- oolsche kleine landbouwers trekken vaak van hun grond niet meer dan het aller noodzakelijkste. De arbeiders verdienen deels een laag loon tengevolge van de onregelmatigheid van het werk, deels in balata en goud industrie is hun loon zeer wisselvallig hetgeen slechte gevolgen na zich sleept Armoede komt veel voor. Zij heeft een ander karakter dan in de Europeesche sa menleving wegens de mildheid van het klimaat, maar doet zich vaak kennen in haar slechten invloed op den lichamelij- lijken, geestelijken en zedelijken toestand. De commissie bespreekt achtereenvol- volgens de belangrijke factoren, welke op de welvaart van een volk van invloed zijn. Zoo wijdt zij eenige beschouwingen aan den aard der bevolking; de groote verscheidenheid van rassende opvoe ding der jeugd, waarbij de commissie noodig acht: a. uitbreiding en krachtige handhaving van den leerplicht; b. or ganisatie en steun van het bewaarschool- onderwijs; c. verbetering van de oplei ding van de leerkrachten zoo van het be waarschool- als van het lager onderwijs; d. bevordering van zelfwerkzaamheid in het onderwijs; e. steun voor de lichame lijke ontwikkeling; en f. organisatie van het vakonderwijs voor landbouw, nijver heid en handel in liet bijzonder ook van vrouwen, voorts van het voortgezet lager onderwijs. Vervolgens wordt de volksopvoeding door de commsisie met den meesten aan drang aanbevolen. Bij de bespreking van de gesteldheid en ligging van het land, wijst de commis sie er op, dat zeker wel gunstige voor waarden voor economische verheffing van de kolonie aanwezig zijn, maar dat niet minder dan elders de energie van de be volking en de medewerking van een ver standige regeering noodzakelijk zijn. Daar nu deze kolonie nog in lange, lan ge jaren de hoofdbronnen van bestaan in den land/bouw moet vinden, dient de aandacht van de regeering in de allereer ste plaats daarop gevestigd te zijn. Uitvoerig staat de commissie stil bij de grondpolitiek, die de regeering zal moeten volgen. Zij wijst er op, dat de ge- heele kolonie bijna domein is. Na enkele overwegingen van historischen aard, zegt de commissie, dat terugvoeren tot het domein is aangewezen. Vooral is d'it noodig omdat het gouver nement niet zelden vrij hooge sommen te betalen heeft, als het voor een ves- naar huis teruggestuurd met de kinder meid, om hem naar bed te brengen. Groote hemélriep Aymar, maar dan is hij verloren.... de brand heefti reeds zijne slaapkamer bereikt. Mijn kind! ik wi! mijn kind redden, vervolgde de ongelukkige moeder po gend zich los te rukken, uit de armen, die haar tegenhielden. De gedachte, dat de arme kleine een zoo verschrikkelijk en dood zou moeten sterven, berokkende Aymar zulk een he vige smart, dat hij een oogenblik als yer- pletterd stond. Mevrouw Kruff bemerkte dit; zij vouwde de handen en riep Nietwaar, Mijnheer Koechler, het is nog niet te laat? Zij allen, die dat zeggen, bedriegen mij, en, onderwijl.... Mijnheer Koechler, gij, gij weet, waar de kamer van Will is, en gij kunt hem reddenik gevoel het, ik ben er zeker van, mijn kind is niet dood!" De blikken van Aymar waren op het vlammende gebouw gevestigd en het scheen hem, dat de redding van den ar men kleine nog beproefd kon worden. Allen, die de ongelukkige moeder en Aymar omringden noemden het eetie on mogelijke poging. Koechler alleen zeide niets en berekende alle kansen der edel moedige daad, die hij ging beproeven. Mevrouw; Kruff, door angst e,n smart tingsplaats voor den kleinen landbouw; grond behoeft. Voorts wil de commissie akkergelden doen vervangen door een grondbelasting en zij dringt met klem aan op hermeting van de perceelen van den kleinen land bouw. Op oordeelkundige wijze, van gouver- nementswege bevorderd, heeft de bao ovencultuur in Suriname, naar het zich laat aanzien, nog een goede toekomst voor zich. Of zi j als hoofdcultuur loon end zal zijn, valt nog niet te beslissen. Be houd is voor de kolonie echter ook daar om van zoo groot gewicht, omdat de teelt tot de opening van een stoomvaart- verbinding met New-York heeft geleid* en deze, bij het ophouden van bacoven- verschepingen, allicht niet zou kunnen blijven bestaan. De financieele resultaten van deze cul tuur .zijn op het oogenblik bedroevend. Wat de suikercultuur aangaat zijn de resultaten van de thans nog bestaande vijf ondernemingen, die in stand bleven na de afschaffing der slavernij, slechts matig te noemen. Van de koffiecultuur hebben de planters nu meer werk ge maakt is van Liberia-koffie, gunstige ver wachtingen. De cocro-cultuur wordt ge teisterd door een dier verwoestende plan tenziekten, waartegen soms geen midde len baten. Over de gouvernements rubber-onder neming Slootwijk luidt het oordeel van de commissie niet gunstig. Deze onderneming, tot welke in 1908 werd besloten, heeft geen ander doel dan winst te behalen met den rubber-aanplant ten behoeve van het gouvernement. Als zoodanig is de keuze van de plaats aan de Commetewane, zeer ver van Parama- ribaro, waarschijnlijk al niet gunstig te noemen. Ook de voorbereiding voor deze onder neming acht de commissie minder ge schikt te zijn geweest Omtrent de teelt van kokosnoten geeft de commissie te kennen, dat dit produkt meer aandacht verdient dan daaraan over het geheel in de kolonie wordt gewijd, zooewl met het oog op den grooten als den kleinen landbouw. Nate hebben opgemerkt, dat de hout exploitatie, thans van geringe beteckenis zeker zou worden bevorderd, indien de regeering in Nederland het gebruik van deugdelijk gebleken Surinaamsche hout soorten voor rijkswerken krachtig aan moedigde, wordt het een en ander aan- geteekend over de balata-ontginning. Ten aanzien van de goudinndustrie merkt de commissie op, dat, ofschoon niemand kon zeggen, wat de toekomst zal brengen, het onderzoek van den bo dem genoeg «gevorderd is, om niet de ver wachting te koesteren, dat die industrie in de eerste jaren groote winsten zal op leveren. De van gouvernementswege genomen proef om het kleinbedrijf in de goudwin ning te bevorderen, heeft tot dusver geen groote resultaten opgeleverd. Pest op Java. Bij het Departement van Koloniën is telegrafisch van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië het volgende vveek-rap- port betreffende pestgeva'.len ontvangen: Afdeeling Malang: 7 pestgevallen, 6 dooden. Soerabajp: 17 Oct. 1 pestgevaL De socialisten en de vrede. Uit Berlijn wordt geseind, dat de Brusselsche correspondent van hel „Ber liner Tageblatt" volhoudt, dat Camille Huysmahs tegenover hem nadrukkelijk het bericht, dat Duitschland en Frank rijk de tusschenkomst van het interna tionale socialistische bureau tot vermij ding van oorlog gewenscht of zelfs ge vraagd hadden, gelogenstraft heeft. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Donderdag 2 'Nov. (Verv.) Aan de orde is de Militiewet. Bij art. 41 (regeling van de burgerge neeskundigen in den Militieraad) wees de heer Ter Laan (S.D.) op het wan trouwen, dat vooral in het noorden des land, tegen de keuring bestaat. Hij zou uitgeput, deed niets dan verwarde klach ten hooren; de oude Gonae deed niets dan weenen. Aymar liet zich eene deken brengen, die hij in water doopte; wijl de trap niet meer bestond, plaatste hij een ladder te gen den muur en begon zijne moeilijke opklimming, te midden der dwarrelin gen van zwarte, dikke rookwolken, die hem verblindden en verstikten. Driemaal was hij genoodzaakt, weer naar beneden te gaan, echter zonder dat het .gevaar hem den moed ontnam, om' zijne edel moedige onderneming te vervolgen. •Het verlangen den arnven Will te red den, gaf hem een onbeschrijflijke wils kracht. Al de ooggetuigen van dit too neel volgden den pioedigen jongelinfgl met nieuwsgierigen angst. Eindel jk is hij de kamer binnengedron gen m~ar zal hij er ook weer uitkomen? zullen er in plaats van één niet twee slachtoffers zijn Eenige minuten verloopen, maar wat zijn zulke minuten langl De kanier, in welke Aymar het eerst binnenging, was ledig; tevergeefs doorzoekt hij alle hoe ken roepende: Will, Will, waar ben je?" Hij kreeg geen antwoord. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5