Uoor onze jongens en meisjes. Beste oriendies en vriendinnetjes, Ecgcnde van liet steetien Brood. Oplossingen. 336 MR. CHARLES M. A. J. BE1JERS: president der An ondissements- RechLbank te Maastricht, die op 30 September j.l. zijn vijf tigjarig jubileum als Doctor in de beide rechten vierde. Mr. Beijers werd in 1865 rechler- plaatsvervanger te Maastricht, in 1869 rechter, terwijl hij op 1 April 1884 tot president der Rechtbank werd benoemd. ALLERLEI. Verstrooid. „Kellner, het klachten- boek," roept de professor in zijn ge wone restaurant, ,;de worst was van middag niet om te eten." Een oogenblik later nadert hem de „ober" om met heel wat buigingen en strijkages den ge waardeer den gast te verklaren, dat geen der kellners zich kan herinneren, denl professor worst opgediend te hebben. „Dat begrijp ik best," antwoordde de professor, „ik had ze al in mijn zak toen ik hier kwam. Maar slecht was zei" Zoo'n ooljjkerd. Beklaagde: Ik ver klaar u, meneer de advocaat, dat ik aan de inbraak onschuldig ben. Ik heb u nu alles vertéld en hoop dat u me vrij zult krijgen. Advocaat: Ik zal mijn best doen, maar hebt ge mij nu wezenlijk alles verteld? Bedenk, dat ik tot het laatste toe weten moet om u met succes te kunnen verdedigen! Beklaagde (trouwhartig): Ja, alles, op één ding na maar dat zou ik liever voor me zelf willen houden. Advocaat: Zoo, en wat is dat dar.? leklaagde: Waar ik mijn aandeel verstopt heb! Diplomatie. Een jonge dame ont ving een bezoeker, dien zij gaarne spoedig zag heengaan. „Wim," zei ze vriendelijk tot een klein broertje, dat in de kamer was, „je mag niet met mijnheer's hoed spelen." Waarom niet? vroeg het knaapje. „Wel, je moest hem eens bescha digen en mijnheer heeft hem dade lijk weer noodig." Dubbel tarief. Gedurende een sneeuwstorm had een trein een paar uur oponthoud. De reizigers mop perden, maar een conducteur, die een grappenmaker was, wist ze nog al wat op te monteren. Een oude heer echter, die erg uit zijn humeur was, beklaagde zich dat hij zou sterven van de kou,' als de trein lang bleef staan. „Laat je raden mijnheer, en doe dat niet. Voor een doode wordt dubbel tarief berekend." BROEDER EDMUNDUS. de overste en het hoofd der Sb Vincentiusscholen aan de Stad houderskade, Kloveniersburgwal enz. te Amsterdam, vierde dezer dagen in alle stilte zijn 50-jarig jubileum als onderwijzer. Allen zult ge zeker wel weten, dat in het Noorden van Duitschland een gebergte ligt, dat de „Harz" genoemd wordt. Zijne bewoners zjjn arm en weinig talrijk, maar in het reis- seizoen wordt dit gebergte bezocht door tal rijke vreemdelingen, die het om zijn woestheid en grillige rotsvorming boven alle andere ber gen verkiezen. Zooals in elk bergland, zijn ook hier een groot aantal legenden aan deze rot sen verbonden en ëen dezer wil ik u in 't kort vertellen het is de Diep in het gebergte woonde eene arme ko lenbrandersfamilie, die nauwelijks van de ar moedige verdiensten van den vader kon bestaan. Van de talrijke kinderen, die door de zorg zame moeder weliswaar in armoede, maar in netheid en deugd werden opgevoed, was de oudste een meisje van vijftien jaar, die al de goede hoedanigheden van haar moeder bezat-, en die zelfs op één punt overdreef, zoodat dit bij haar een groot gebrek werd. De netheid der moeder was bij haar in ijdelheid ontaard en in een arm huisgezin als het hare kwam deze ijdelheid allerminst gelegen. Nooit was zij tevreden met hetgeen men haar gaf en de moeder, die om den vrede in den huiselijken kring te bewaren, haar Greta alles maar toe stond, verstijfde haar in dit gebrek. Tweemaal in de week moest Greta naar het naastbijzijnde dorp om inkoopen te 4°en. Dan moesten hare mooiste kleederen voor den dag worden ge haald, want zij wilde niet als een boerendeern door het dorp loopen. Hare klompen moesten altijd nieuw geschuurd zijn, zij zou wel liever schoentjes hebben aangetrokken, maar die wa ren in de heele kolenbrandershut niet te vin den en zoo was Greta wel gedwongen om met klompen aan en een eenvoudigen korf aan den arm naar het dorp te trekken. Halverwege moest zij over een kreek, die in het woeste voorjaar en in den herfst dikwijls tot een fel schuimende beek werd. Een brug* was niet te bekennen en ook een plank was over de rots achtige oevers niet neergelegd, zoodat het meisje van steen op steen springend de kreek moest oversteken. Het was een heele toer om zonder uit te glijden over de beek te komen en als zij het on geluk gehad had hare klompen vuil te maken dan kwam zij verlegen en beschaamd in 't dorp aan. Zoo was het wederom een keer gebeurd, dat zij met bemodderde klompen in het dorp was aangekomen; het had dien nacht fel ge regend en de steenen, die haar den overgang moesten vergemakkelijken, waren zoo glad ge worden, dat hare voeten daarop waren uitge gleden. In de dorpsstraat was zij onwillekeu rig voor een schoenmakerswinkel blijven staan. Nu haar klompen er zoo erbarmelijk uitzagen, schatte zij het genot van een paar schoenen des te hooger. In een hoek van de uitstalkast vie len haar een paar lage schoentjes op, die er zoo verlokkelijk uitzagen, dat zij de begeerte niet kon onderdrukken in het bezit daarvan te ko men. Wat zouden deze schoentjes goed pas sen aan haar kiemen voet en sierlijk zouden ze haar -staan. Met deze schoentjes zou zij we zenlijk eene jonge dame kunnen wezen! Hoe zou zij echteraan het geld komen om deze schoentjes te kunnen koopen? Hare ouders wa ren te arm om deze uitgave te kunnen bestrij den en dat zijn dochter schoenen zou dragen, daarin zou haar vader nooit toestemmen, dat wist zij wel. Thuis zou zij dus haar schoenen niet laten zien, zij zou ze verstoppen en mee nemen onder haar voorschoot, wanneer zij naar het dorp ging, dan kon ze die onderweg wel aantrekken. Maar hoe zou zij zich die schoen tjes wel aanschaffen? Daar zij de begeerte niet had kunnen weer staan om de schoentjes te bezitten, kon zij ook niet terugdeinzen voor de. middelen, om dat doel te bereiken en zij .besloot wekelijks van het geld, dat zij voor de boodschappen van huis meekreeg, een kleinigheid achter, te houden. Zij telde het geld na en berekende, dat zoo zij van elke boodschap wat minder kocht, zij bin nen eenige weken genoeg bij elkander hebben zou om de begeerde schoentjes te kunnen koo pen. Zoo gezegd, zoo gedaan, en toen zij thuis kwam en moeder opmerkte dat. zij veel minder dan anders had thuisgebracht, nam zij haar toevlucht tot leugens en vertelde onbe schaamd, dat alles in prijs gestegen was, zoo dat zij voor 't zelfde geld zooveel niet meer mee kon brengen als vroeger. En intusschen -telde zij in haar zak het geld na, dat zij van haar moeder's armoede gestolen had. Dit duurde zoo eenige weken voort en elke week werd haar hart verstokter, naarmate het gestolen geld in haar zak vermeerderde. Eindelijk had zij ge noeg bijeen om de schoentjes te kunnen koopen en met kloppend hart trad zij 'den winkel bin nen, om haar misdrijf te Voleindigen. Zij pas ten haar wondervol en zij stond zichzelf t.e be wonderen in den winkelde klompen smeet zij met een gebaar van afkeer in den korf en zoo trok zij weer het dorp uit. Nu begon zij echter te overleggen, hoe zij de kreek passeeren zou. De steenen lagen tamelijk ver uit elkander en met haar mooie schoentjes durfde zij niet van den eenen op den anderen te springen, uit vrees van uit te glijden. Zij zocht dus naar een middel om zonder ongeval van den eenen steen op den anderen te komen en daar zij geen macht had om de zware steenen op te rapen, haalde zij kort en goed een zwaar roggebrood, dat zij zoo juist in het dorp voor het huishou den gekocht had, uit haar korf te voorschijn en wierp dit tusschen de beide rotssteenen in, om een gemakkelijker overgang te hebben. Doch ziet, de straf zou niet uitblijven. Toen zij met behulp van het brood droogvoets den an deren kant bereikt had, wilde zij dit weder op rapen. Maar nu kon zij het niet meer van zijn plaats krijgen, het brood was in een steen ver anderd en weerstond aan alle pogingen om hem weder van zijn plaats te krijgen. Nog heden ten dage is deze wonderbare steen nog steeds op dezelfde plek te zien als waar schuwend voorbeeld voor allen, die niet wil len leeren hunne ondeugden te bestrijden. 1. Zie hieronder. 3. Ze worden door het branden allebei korter. 4. Torenwachter. 5. Sneeuw S Eeuw. 6. Vin kin zin tin. 7. Die zuster van mijn tante is mijn moeder. 8. De spiegel. 9. Gort trog. De laatste zeven raadsels waren ingezonden door Th. Jansen, NoQrdwijkerhout. Wil ge een prijs verdienen? Luistert dan. In het vorig nummer van het Zondagsblad heeft een rekenkundige opgave gestaan, wier oplossing ik nu niet geven wil. Ik zal u zeggen waarom. Aan de goede op lossing van dat raadsel is een prijs verbonden, onder ééne voorwaarde, dat gij de hieronder- staande opgave ook goed oplost. Ik geef u tijd tot half November. Onder diegenen van u, die beide raadsels goedhebben opgelost, worden vijf prijzen uitgeloot. Opgave 2. Zooals ge ziet, staan hier 24 letters om den cirkel. Deze vormen een spreekwoord. Om deze letters in de goede volgorde te krijgen, moet ge de ljjn volgen, die de vier-en-twintig punten van den cirkel verbindt. De begin- en de eind letter zijn hieraan kenbaar, dat er slechts één lijn op uitkomt, terwijl op al de andere letters twee lijnen samen komen. Hier is de figuur: Als ge dus deze beide opgaven goed oplost, hebt ge kans op een van dé vijf prijzen. De antwoorden in te zenden vóór 15 November aan den Raadselredacteur, Kinderhuisvest 2933, Haarlem. DE RAADSELREDACTEUR. 5ch>;abrl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 18