ALLERLEI.
335
kleed gemakkelijk herkend hebben. Langzaam schreden de drie mon
niken van de landingsplaats op de stad toe. Vroeger de glansrijke resi
dentie van den machtigen Kalief Obeid-Allah el Maboi, was zij nu
vervallen, maar maakte met haar zestien verschansingtorens en sterke
citadel toch nog altijd een machtigen indruk. De vleugeldeuren der
beroemde stadspoort, die „tezamen tweeduizend centenaars wogen
en waarvan elk der spijkers zes pond woog," stonden wijd geopend.
Toen de monniken dichterbij kwamen, stiet die nog jeugdige broeder
Armengol, die voor den eersten keer zulk een tocht medemaakte, een
luiden kreet uit en wees naar een hoek in den vestingmuur. Ter
halve hoogte zag men daar aan een ijzeren haak een afschuwelijk ver
minkt lijk hangen, terwijl een gier, die daar gezeten had, bij het
naderen der monniken opvloog en zich op den rand van den muur
neerzette.
„Mijn God, wat is dat," riep hij verschrikt.
„Dat is een christenslaaf," verklaarde hem de prior, „die bij een
poging om te ontvluchten gegrepen en toen van den! toren omlaag
geworpen is. Aan een der vele scherpe weerhaken is hij blijven steken
en blijft daar hangen als waarschuwend voorbeeld voor de overige
gevangenen, totdat de gieren hun werk gedaan hebben. Ziet, aan alle
kanten hangt het vol met die geraamten; zy bewijzen, dat de pogingen
om te vluchten, trots de vreeselijke straf, veelvuldig zijn."
„Dat is toch afschuwelijk," merkte de jonge monnik handen
wringend op.
„Mijn broeder," antwoordde de prior, „gij zult hier aan deze als
met een vloek beladen kusten nog wel vreeselijker dingen zien." En na
deze woorden verdwenen de drie mannen onder de donkere poort door
in de nauwe steegjes der Mahomedaansche stad.
V.
IN HET PALEIS VAN DEN EMIR.
De „witte priesters" waren in Almahadia al lang geen vreemde
lingen meer. Alle jaren verschenen zij binnen hare muren en werden
geduld, ja zelfs door den emir Ahmed Karamanly begunstigd. Deze
had zich van rooverhoofdman tot vorst der stad Almahadia opgewor
pen. 'In de plaats van lust naar wilde avonturen en ongebreidelde
strijdlust was nu de hebzucht over zijn hart komen heerschen. Zoo
hevig als hij, „de zoon van den profeet" den naam zelfs van christen
haatte, zoo welgevallig waren hem de rijke losgelden der monniken,
die alle in zijn schatkist vloeiden. Tegelijkertijd bewezen hem de mon
niken als tusschenpersonen voor het sluiten van tijdelijke verdragen
met christenvorsten belangrijke diensten en konden hem ook als
gijzelaars zeer nuttig wezen. Ten slotte ook kon de emir aan den
moed en opoffering van deze helden van het kruis zijn stille bewon
dering niet ontzeggen. Sedert jaren had hij daarom den monniken
eenige voorrechten toegestaan en hun zelfs het bouwen van een klein
hospitium ingewilligd.
Door de havenwacht reeds aangediend, konden de monniken zonder
verdere moeite toegang verkrijgen in het palei^ en werden zij door
een hofbeambte .door de talrijke voorhoven en tuinen langs klate
rende fonteinen en voorbij heerlijke bloembedden in de binnenste ver
trekken van den emir gevoerd. Het heele paleis, ofschoon hier en daar
vervallen, ademde de betooverende pracht van halfbarbaarsche, Oos-
tersche vorsten. Vloer en wanden der audiëntiezaal waren met zachte
tapijten en kostelijk bewerkte stoffen bekleed.
(Wordt vervolgd.)
Zoo'n vroolyke Fido. Ik heb een hond gehad die allerlei bewijzen van
groote slimheid gaf. Het dier had maar één hartstocht: het was ver
zot op worst. Als ik Fido dan ook eens duchtig wilde trakteeren, zond
ik hem naar den slager om zelf een stuk worst te halen. Ik schreef de
bestelling eenvoudig op een stuk papier en, het dier nam het briefje
in zijn bek mee.
De slager begon den vierbeenigen boodschapper en diens briefjes
die altijd volkomen gelijkluidend waren zóó goed te kennen, dat hij
naar de laatste niet eens meer keek en zonder meer den hond zijn
worst meegaf. Maar niet weinig verbaasd was ik, toen ik aan het eindé
der maand de rekening van den slager ontving. Want daar stonden
veel meer worsten op dan ik besteld had. Toen ik den man daarvan een
verklaring vroeg, antwoordde hy dat de hond iederen dag een
worst was komen halen.
Daar moest wat tusschen zitten!, en ik besloot mijn Fido eenb scherp
na te gaan. En jawel, al heel gauw kwam ik achter zijn streken. lede
ren dag dat ik verzuimd had een bestelbriefje voor zijn worst te geven,
had hij in huis en op straat net zoolang gezocht tot hij een
stuk papier vond dat er ongeveer als zoo'n bestelbriefje uitzag, en
daarmee liep hij dan naar den slager, die zonder te kijken of het
briefje wel wezenlijk een bestelling van Fido's lievelingskostje bevatte,
myn viervoetigen vriend zijn worst toereikte!
Jammer voor Fido dat wij er achter gekomen zijn.
Zyn gezag. Een jonge man, die er heel verstandig uitzag, werd voor
den Turkschen rechter Abu Jussuf gebracht. De politiedienaren brach
ten tegen den gevangene de meest ernstige beschuldigingen in.
„Op grond van artikel 12 en 13 van het strafwetboek veroordeel ik
je om opgehangen te worden,'' sprak Abu Jussuf tot den gevangene.
„Maar, kadi, dat vonnis 'kunt ge onmogelijk vellen," riep de veroor
deelde. En hij begon in den breede de gronden uiteen te zetten, waarop
hij naar zijn meening vrijgesproken diende te worden.
„Uw redenfeering sluit als een bus," antwoordde Abu Jussuf. „Als
mij weer een dergelijk geval ter behandeling voorkomt, zal ik stellig
een vrijsprekend vonnis uitspreken. Maar opdat mijn gezag geen schade
lijde, blijft het voor dezen eenen keer nog bij de eenmaal gevallen uit
spraak. Brengt den misdadiger ter dood!"
Baas boven baas. Weduwe (tot een advocaat)Voor zoo'n eenvou
dige vraag behoef ik toch zeker niets te betalen?
Advocaat: Voor de vraag niet maar voor het antwoord wel!
Onbetwistbaar. Professor: Wat denkt ge dat er gebeurd zou zijn als
Wallenstein niet vermoord wiaTe geweest?
Student: Waarschijnlijk zou hij later toch gestorven zijn.
EEN MOOIE KIEK UIT DE MOBILISATIE DAGEN IN TURKIJE, WAAR VOORTDUREND WEER SOLDATEN WORDEN OPGEROEPEN
Turkije mobiliseert zijn leger, al behoeft het in Tripolis-zelf niet te .vechten. Want wel hebben de mogendheden elke aanranding van het Turk-
sche gebied in Europa door Italië verboden, toch gist en woelt het op den Balkan, en de geringste aanleiding kan ertoe brengen, dat de
algemeene opmarsch der Balkanslaten tegen den Turk, den gemeenschappelijken vijand, begint. Voor eLke gebeurlijkheid houdt Turkije dus een
sterk leger klaar en uit alle dorpen en vilajets worden de mannen met treinen vol naar de mili'.aire kampen gebracht Hoe dit tot levendige
töoneeltjes aanleiding geeft, laai onze foto goed zien!