^Tweede Blad, behoorendê ibij De Leidsche Courant van Zaterdag 14 Oct. no. 614. De Week in het Buitenland. Nu begint het me werkelijk zoo te wor- den, dat ik nauwelijks een glimlach be- fdwingen kan als ik over de oorlog tus- tchcn Italië en Turkije spreken moett, of zelfs de woorden maar neerschrijf. ^Oorlog, 't Heeft er even weinig van, als 'ftoen wij in onze jeugd soldaatje speel den dan ook zwaaiden we met onze fiouten sabels, riepen hoera en'maakten kabaal... en hoogstens liep er een 'n •bloedneus op. Ook nu vrees el ijk kabaal 'jn Italië. Gloria, victoria. De hertog 'der Abruzzen versloeg de Turksche vloot bij Prevesa. De vlootdivisie aan de Afrikaansche kust bombardeerde Tri- ;.jpoli-s, dat bezet werd zonder verliezen 'van hun kant. Een nachtelijke aanval op iTripolis werd bij de waterputten van lBoemiliana afgeslagen, enz. enz. Prach tige berichten, die de vaderlandslievende harten der Italianen sneller doen klop pen en hen in een overwinlningsvreug- 'deroes brengen. Op den keper be schouwd, blijken ze echter nogal opge schroefd te zijn. De zeeslag bij Prevesa bepaalde zich bij het in den grond bo ren van een Turksch schip, dat geen tegenschot loste, terwijl zijn makker van schrik op de kust liep. De bezetting van Tripolis ging zoo gemakkelijk, omdat het kleine Turksche garnizoen bevel had gekregen, terug te trekken naar het binnenland, om de guerilla te gaan be- ginnen. Maar dan de nachtelijke aanval, 't Is vermakelijk om hiervan de Italiaan- sche lezing te hooien. „Toen de aan voerder der landingstroepen van het na deren van den vijand onderricht was, liet hij zijn soldaten in de loopgraven stel ling nemen, De vijand liet men tot op* honderd meter naderen, waarna men hem met salvovuur ontving. Iedere soldaat verschoot 120 patronen. De vijand had ■3 dooden en 1 gewonde." Wat weer eens wijst op de groote trefkans in tijd van oorlog. Dat geeft den braven bur ger moed voor het geval hij ook' in 't vuur moet, 12000 schoten en 4 treffers. Neen het is geen bloedige oorlog. God dank. Maar glorie brengt hij den Itali aan, tenminste in eigen oogen. En nu \vil hij Tripolis zoo spoedig mogelijk de zegeningen der beschaving gaan brein- gen. Men broeit in Rome al op kolonisa tieplannen, aanleg van spoorwegen en waterwerken, waarbij men opmerkt dat de Italianen de beste waterbouwkundige ingenieurs zijn (o, arm Holland) enz. En de Turk blijft heel kalm zitten, ver- verroert geen vin. Ik heb warempel nog nooit zoo'n raren snoeshaan gezien, als de sultan van Turkije. Tripolis wordffc bezet; hij geeft zijn troepen bevel zon der slag of stoot heen te gaan. Sche pen worden in den grond geboord;! hij vraagt interventie, ten derde male?, aan de mogendheden. De opstandelingen uit Jemen en Assyr, die hein de handen vol gaven, sluiten vrede met hem en willen mee een flinke troepenmacht naar Tri polis gaan om den Italiaan te verjagen. „Neen dank' u, ik vind het heel aardig, maar wacht nog een poosje". 't Is voor de Turken, als er nog een greintje Janitsarenbloed in zit, om uit hun vel te springen en het zou geen won der zijn als het gevolg van dit akelig geteut en geduldig trappen verdragen was een oproer, als nu weer China teis tert. 't Is daar zooals we vernamen, ook weer plotseling opgelaaid en wel om een zeer singuliere reden. Voor .eenige jaren gaf de Chineesche regeering aan de provinciën Hoenai en Setsjoean toestemming om zonder hulp van vreemd kapitaal spoorlijnen aan te leggen. Het volk was zeer enthousiast tengevolge van dit naar aanleiding van een provinciale anti-vreemdelingenbewe ging genomen besluit en iedere bewo ner der provincie wilde een paar aan deeltjes hebben. Het geld vloeide toe en verdween in de beurzen der mandarij nen. Vóór dat nog een rail gelegd was, waren de bijeengebrachte tien miliioen verdwenen. Toen ging men maar, om dat de spoorweg toch gelegd moest wor den, over tot andere middelen om geld ervoor te krijgenspeciale belastingen en invoerrechten. De aandeelhouders be taalden gewillig de belastingen om toch eindelijk hun spoor eens te zien rijden, en, wat meer zegt, dividend te trekken. Edoch, ook dit geld verdween in rub berspeculaties, waartoe de administra teurs van den.spoorweg zich hadden la ten verleiden. Toen greep de regeering in en vernietigde de concessies der pro vincies, om zelf den aanleg ter hand te nemen. Maar dat was niet naar de zin der bevolking. Zij gingen protesteeren en zeidenals het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks. En ziedaar, de revolutie in vollen gang. Natuurlijk wordt hieruit munt geslagen door de te genstanders der Mandsjoe-lynastie, waar tegen dan ook nu de revolutie gericht heet. Een proclamatie in dien geest is onder het volk verspreid, welke tevens verbiedt een haar van h<t hoofd der vreemdelingen te krenkeï. 't Is echter de vraag of in en hi eraan zich houden zal, want het eerste wat men in China in den regel ziet gebeuren, is, dat men die gehate Westerlingen naar de andere we reld helpt. En natuurlijk komen daarvoor het eerst in aanmerking de missionaris sen. Hopen we dus dat niet alleen de Chineesche regeering, maar ook de E.uro- peesche mogendheden, die belangen bij den gang van zaken in China hebben, een waakzaam oog in het zeil houden. V. s Weekpraatje. Ofschoon de herfst eigenlijk nog maar drie weken in het land is, kunnen we toch reeds {aan zeggen, dat liet winter seizoen god en wel zijntrede gedaan heeft. Al wilen we er misschien nog niet erg aan gtöQveu, toch wordt het ons duidelijk g^ëgd door de guurheid van het weer. Ve willen dit laatste wellicht niet weten lcachelstoken immers vindt men, zoolng we nog geen November schrijven, verbodige weelde, maar dan komen de lange avonden het ons nog eens berillen en opnieuw op het hart drukkendenk er aan, het is whiter. Ook de aonden die georganiseerd wor den zi mogen gezellig of ongezellig zijn devergaderingen die men belegt, de uitvoengen, die men geeft, dit alles wijst er p, dat koning Winter op z'n minst geomen aan de deur klopt, of zijn voet» reeds op den drempel gezet heeft. Een pizenswaardige gewoonte is het van vele ereenigingen om te zorgen dat tenminste eenige of meerdere avonden in den Winter onderling gezellig worden doorgebracht, hetzij dö'or het geven van uitvoeringen of door het doen houden van nuttige lezingen, prijzenswaardiger nog is het, waar door zoovele vereeni- gingen ook voor niet-leden de gelegen heid wordt opengesteld om zulke avon den te midden van de eigenlijke leden gepast door te brengen. Nogmaals, .we vinden zulke pogingen uitermate pr^jzenswaardig, doch jammer is, dat we er hier moeten bijvoegen, dat dikwijls alleen de poging om de menschen een genoegen te verschaffen prijzenswaardig is, want dikwijls gebeurt het dat de avond zelf aan de aanwezigen meer verveling dan genoegen bezorgt. Sommige personen of zelfs heele veree- nigingen schijnen van de meening uit te gaan, dat elke z.g. genoegelijke of nuttige avond, die ze organiseeren ook werkelijk aan de aanwezigen genoegen of nut ver schaft. Ik wil hiermee niet zeggen dat het voor hen zoo gemakkelijk zou zijn om of door de keus van een ander onderwerp of tooneelstuk, of door de keus van andere sprekers of acteurs de gezelligheid of nuttigheid van den avond te verhoogen. Maar toch mogen de betrokken vereeni- gingen wel goed uit de oogen zien en nagaan of de onderwerpen of stukken wel in den smaak van het publiek vallen. Dikwijls wordt'er gezegd (vooral met het oog op den minder ontwikkelden man) Dat is mooi genoeg, veel knaleffect en lawaai valt wel in goede aarde. Maar och, dat valt dikwijls zoo leelijk tegen, er zijn er een paar die het mooi gevonden hebben, maar velen hebben het leelijke van al dien bombast ingezien. Ze hebben zich 's avonds verveeld en het gevolg is, dat ze een volgende maal weg blijven tot minder groote lof natuurlijk van de betrokken vereeniging. En een enkele maal gebeurt het, dat verdere uitvoe ringen van zulke vereenigingen voorgoed in discrediet staan, al zijn ze dan mis schien een haartje beter dan de vorige. Ook in ons b'.ad konden we gisteren de mededeeüng vinden, dat in het nabu rige Frankrijk overleden is een man aan wiens nagedachtenis de meeste bladen een woord van hulde hebben gebracht. Dit echter alleen zou me er nog niet toe gebracht hebben om ook hier aan de nagedachtenis van dien man eenige woor den te wijden, maar ook in ons land is zijn naam in vele, vooral in Katholieke kringen ee« bekende naam gejworden. Generaal de Charette was een zouaaf, iemand die zijn leven veil had voor het Erfgoed van St. Pterus, die met krachtige hand tegen dé overweldiging-van de Pie- monteezen gestreden heeft, maar helaas zonder succes. Generaal de Charette was een echt royalist, met dezelfde gevoelens waarmede zijn grootvader bezield was, toen deze in de Vendée voor zijn Koning streed, met diezelfde gévoelens was -de kleinzoon Athanase deChareite bezield bij de behartiging van de belangen van het Koningschap. Steeds nog hoopte hij dat eenmaal een afstammeling van de roem rijke Bourbons op den troon van Frank rijk zou plaats nemen. Een der bladen, die zijn leven her denkt, noemt hem een „held", een „idea list." Een held, een iedalist was hij. Dit ge tuigen de bladzijden uit de geschiedenis van den strijd, dien de Italiaansche over weldigers tegen Rome voerden. Wonde ren van dapperheid verrichtte hij bij de verdediging van Rome, en tot het uiter ste heeft hij sfand gehouden, ofschoon hij zeer goed wist, dat de zaak, waarvoor hij streed, hopeloos was. Doch zijn zaak was de zaak des Pausen, de zaak van God, het was een rechtvaardige zaak. Steeds tot aan zijn dood toe droeg -hij rouw over de schandelijke overweldiging van Rome door den Piëmontees. Doch hij treurde niet hopeloos, hij hoopte op Gods rechtvaardige hand, Die het on recht niet ongewroken laat. In dezen tijd, waarin we zoovele treu rige voorbeelden zien van ongehoorzaam heid aan den H. Stoel, past het ook op zulke schoone figuren te wijzen, die man nen waren door de reuzenkracht, die op verschillend gebied van hen uitging, maar die zich ook kinderen toonden, waar het gold de gehoorzaamheid aan Christus' plaatsbekleeder op aarde. Dikwijls is generaal de Charette voor nemens geweest de oude Nederlandsche zouaven te bezoeken, doch telkens werd hij door omstandigheden weerhouden. Ook dit jaar was hij van plan naar Ne derland te komen, doch het heeft niet mo gen zijn. Moge hij echter reeds met de velen met wie hij voor Christus' belan gen gestreden heeft, de eeuwige over winning vieren. STAN. Gemeenteraad van Noordwijk. Vergadering van gisteravond. Voorzitter Jhr. W. C. van Panhuys, burgemeester. Aanwezig 11 leden. Afwezig de heeren W. N. Alkemade en C. W. Alkemade. De Voorzitter opent de vergade ring en herinnert aan den geweldigen storm van 30 September. Tot dusver is slechts van een ongeluk vernomen. God geve, als de vloot thuis komt, dat de ge zinnen gespaard zijn gebleven. Ingekomen zijn de volgende stukken Dispositie van Ged. Staten, ten geleide van goedgekeurde raadsbesluiten. Verzoek van L. Alkemade e.a. om het Kerkhofpad te bestraten. Gesteld in han den van B. en W. om praeadvies. Verzoek van Gasthuismeesteren te Noordwijk aan Zee om Joh. v. d. Deijl te mogen opnemen. Hierover zal worden beslist in een vol gende vergadering. Schrijven van Ged. Staten inzake be- lastingverordeningen, die zijn goedge keurd tot 1 Januari 1912. Daar dit stuk de verordening op het schoolgeld herha- lingsonderwijs betreft en er geen reden tot wijziging bestaat, wordt zij opnieuw behoudens enkele redactie verbeteringen goedgekeurd. Verzoek van H. j. Sweers om deOos- terstraat te verlichten zoo mogelijk voor den a.s. winter. Daar een voorstel bin nenkort te verwachten is, wordt het adres aangehouden, nadat de lieer van Bee- len bepleit heeft inwilliging van het ver zoek en de Voorzitter heeft medege deeld dat er een overeenkomst zal ont worpen worden voor bestrating, verlich ting en rioleering tegelijk. Adres van Th. Sarter en 510 anderen, houdende betuiging van adhaesie en goed keuring inzake de houding van dr. Kervel en de meerderheid van den raad in de zitting van 5 September. De heer Verloop geeft zijn afkeuring te kennen over de houding van dr. Ker vel en wethouder v. d. Meer in bedoelde zitting. Hij zoekt tevergeefs een streven van het ophouden van 's raads waardig heid bij genoemde heeren, die willen dat HET EI. Toen de familie Van Putten „beneden" ging wonen en een tuintje kreeg vai' vijf meter bij zeven meter, toen zouden ze kippen gaan houden. Het was, zoo lang dat ze getrouwd waren, altijd al een van hun idealen geweest, omdat mevrouw versche eitjes zoo noodig had en mijn heer van versche eitjes zoo hieldmaar de omstandigheden hadden het al de veertien jaren van hun echtelijk leven zoo ingepikt, dat ze bij iedere verhuize- rij telkens weer terecht kwamen op een „boven"huis. Nu zijn er wel menschen, die kippen houden op zolder, maar daar voor moet je een heel enthousiaste kip maniak' zijn, anders vindt je 't onfrisch en bezwaarlijk. Enfin, zij woonden nu benedein, en in den tuin werd een oude vliegenkast in gericht tot kippenwoning. Een loopje [werd er bijgegaast en vooral werden zorgvuldig in de vliegenkast, ik wil zeg gen in 't leghok, een viertal nesten ge maakt, waar de kippen hun deposito's veilig aan zouden kunnen toevertrouwen. /Sigarenkistjes met stroo bekleed bewe zen daarvoor uitnemende diensten. In ieder sigarenkistje, in ieder nest, werd een steenen ei gelegd, wat de 'kippen onweerstaanbaar schijnt te prikkelen er nog eeii bij te leggen een nietsteeneir en wat hun tevens leert de eieren niet zelf op te eten, omdat ze (de kippen) er voor het pleizier van de menschen zijn. Bovendien voerde een gemakkelijk lad dertje naar ieder sigaren.... naar ieder nest. Toen dit alles klaar was begonnen de Van Putten's er over te denken de kip pen aan te schaffen. Op een Vrijdagmorgen ging de heer Van Putten met den kleinen Frits die voor deze eenmaal-in-je-leven gebeuren de zending uit school mocht blijven pa vond 't een beetje eng heelemaal alleen een levende kip aan te pakken en te be handelen op dien Vrijdagmorgen -in October gingen vader en zoon ge wichtig naar de markt om kippen te koo- pen. Zezochten lang en vonden ten! slotte e< mand met op 't oog heele mooie, j«ge kippen. Pa de< of hij erg veel verstand er van had en oeg aan 't boertje dat er bij stond„ijn dat jonge kippen, vriend „Dat 1 waar wezen meneer, 't ben nen allnaal hennen van Augustus, Augustlïineke's." „Wats 't voor een ras?" Pa hkte neer bij de mand, bang dat hij er ei zou moeten bevoelen. „Holndssheboerenkiepe, meneer, ge wone lerenkiepedie tieren toch op den du 't beste in onze luchtsteek. Ja, bekijk ze inaar gerust eens" hij haal de een eest schreeuwend uit de mand, dat deïeren eraf vlogen. „Laahem maar," zei mijnheer. „Ik kan zpook wel zien." De feren kónden zoo wreed zijn. De Topman kneep de kip in den buik „Jongrieesch, allemaal mooi jong vleesclls 't om te braaien, meneer?" „Ne, waarlijk niet. 't Is voor de ren." ,jZo< Nou maar dan kan 'k ze oe rccomindeeren, hoor. Omi op te eten benne:e ook heerlijk malsch als boter, 'k! heler gisteren nog twee -bij Van Briemverkocht. Maar voor de leg... Er zi.geen beter legkiepe als deel'1. Ze baen van Augustus of ende Juli, daar I 'k' af zijn..." Er d zich een oploop om hen heen verzaüd. Mijnheer an Putten voelde zich vegen met zijn gewichtigheid. Een k\vaj([en uit den groep schreeuwde: „Driear geleden," en zette het op een Ipen. Mijeer Van Putten voelde een klein beetjipijt, dat hij toch maar niet het: aanbevan een vriend, die er verstand van lihad aangenomen om hem ze te laten o'pen. «peggen nou al," ging de boer voort.k heb dagen gehad, dat er twee eiers en, meneer, zoo waar as ik hier sta. ben er van morgen vroeg meef uit 'toi gekomen, 't bennen Gooische kiepeieneer en onderweg heb ik van de a< kiepe.... zonder liegen ;even eiers kunnen apen.r Ik heb ze dadelijk verkocht bij Van Briene, voor zes cente 't stuk, de eiers." „En wat kosten deze kippen?" „Wil oe ze meenemen alle acht voor 'n tientje?" „Met de mand erbij?" vroeg mijnheer, die zich al met acht kippen zag thuis komen. „'Neen, meneer, da nie. Maar ik' zal ze bij oe thuis brengen." Mijnheer, deels om yan de menschen af te zijn, die ook hoe langer hoe meer op zijn gewichtigheid indrongen, maar ook voor een groot deel omdat 't toch prachtige kippen waren, die kolossaal schenen te leggen, een waar koopje sloeg toe voor het stelletje. Zoo kwam de familie Van Putten aan haar eerste stel hennen. Dien middag stonden mijnheer en me vrouw en Fritsje aanhoudend voor 't rennetje, en als er een v<an de voige(ls naar binnen ging en gen beetje lanlg wegbleef, werden onmiddellijk de siga renkistjes geïnspecteerd. Maar geen ei. Toen lieten ze de gevleugelde vrien den gaan slapen. En den volgenden mor gen lag er nog geen ?cht ei. Alles went. Toen de beesten in acht dagen geen ei hadden gelegd, wist de familie niet beter of 't hoorde zoo. De kanarie in de huiskamer legde ook nooit eieren. Toch, toen de vriend van de kip- penkennis eens kwam, namen ze hem mee naar de ren. „Prachtige diertjes," zei deze. ,,'t Zijn leghorn's." „ja hou jij ons maar voor den gek." „'Nee, waarlijk hoor. Hoe oud zijn die?" „!Nu, dat vragen wij jou. Drie jaar?" De vriend schaterde het uit. „Jij bént ook kippenhouder. Als ze drie maanden zijn is 't mooi. Me kop eraf, als er 'n maand bij klomt." „En wanneer gaan ze dan 'leggen?" „Met Januari, Februari, kerel, op zijn vroegst." 'Na dien tijd voerden 2e 3e beesten extra goed, keke^i ze minder iri de si garenkistjes. Zoo naderde November, en die maand de tiendede verjaardag van mevouw van Putten „Dat zou vreeselijk' aardig zijn," medi teerde mijnheer, die nog altijd een flau we hoop had dat de kippenvriend zich vergist zou hebben, „als we op jouw ver jaardag 't eerste eitje hadden." „Ik zou 't als goed voorteeken be schouwen," beaamde zijn vrouw. Fritsje zat daarbij, en In Fritsje's' brein rijpte een idee. En jawel, toen mijnheer den tienden November 's morgens, nog vroeger dan anders, ging kijken.... lag er een ei. 't Was een prachtig groot, rose ei. De kippen liepen net of er niets gebeurd was. En mijnheer holde den tuin van vijf bij zeven door, het ei in de hand. Het ei werd zorgvuldig gekookt, en met een toepasselijk woordje werd het ontbijt in de feestelijk versierde dop van de jarige geplaatst. Wat vreeselijk aar dig van die kippen, om juist op dezen dag.... Nu zouden ze ook wel gauw alle maal beginnen, en konden pa en Fritsje ook versche eitjes eten niettegenstaande den kippenkenner. Mevrouw zat met tra nen van aandoening in' de oogen voor het ei. Fritsje glom. „'t Is haast zonde om 't open te bre ken," zei de jarige, zenuwachtig met haar mes manoeuvreerend. „We moesten 't egeinlijk bewaren. Juist op dezen dag. Je zou zeggen, hoe weet ie het?" „'Nee, vrouwtje," drong mijnheer Jief (zijn vrouw was maar eens in 't jaar jarig.) „Dat moet jij nou opeten. Dat is nou voor jou, omdat je jarig bent." „'Nu, dan zal ik het doen," zei me vrouw. „Maar jullie ook een stukje ervan pa, Frits." En na zich de oogen afgewischt te hebben, sloeg ze met een raken zwaai van 't mes, in eens handig het kopje van 't ei af. Toen... maar opeens haalde ze den net opgeborgen zakdoek weer terug... keek van 't ei naar haar man van haar man naar voldoening-glitmmend Fritsje van Fritsje weer naar 't ei... anderen die waardigheid hoog houden. Spr. hoopt dat dit korte eerste woord zal bijdragen om de waardigheid te her stellen. De heer Kervel zet nog eens uiteen,- waarom hij gezegd heeft, dat de waardig heid van den Raad is aangetast. De ver ordeningen genomen door den Raad be* hooren gehandhaafd te blijven. Spr. heeft zijn uiterste best gedaan om de meest mo gelijke hoffelijkheid voor den burgemees ter aan den dag te leggen. Spr. heeft slechts feiten geconstateerd en den burgemeester verzocht zijn houding te motiveeren. Spr. verzoekt den heer Ver loop passages uit zijn rede te noemen, waaruit de onwaardigheid blijkt. De heer Verloop zou het beter go- vonden hebben, als dr. Kervel den bur gemeester onder vier oogen had mee gedeeld, wat hij hem thans in het open baar zeide. De heer Kervel zegt, dat uit dit feit niet blijkt, dat hij onwaardig is opgetre den. Spr. is bereid zijn rede aan Tiet oor deel van eene commissie van hoogstaande mannen te onderwerpen om uit te maken of spr. in zijn vorm onwaardig is ge weest. Spreker is bereid bij de uit spraak te zijne ongunste zijn excu ses over den vorm aan te bieden mits de heer Verloop in het tegenoverge stelde geval hetzelfde doet. Het debat wordt door den Voorzitter gesloten. Adres van L. van Beveren en 402 ande ren, houdend protest tegen het optreden van dr. Kervel en wethouder v. d. Meer in de laatste raadszitting. De heer Kervel herhaalt zijn boven bedoeld voorstel, en verzoekt te motivee ren waarom hij onwaardig was. De Voorzitter zegt, bij punt 7 nader op de quaestie te zullen terug komen. Wet houder v. d. Meer zegt dat hij zich ook niet bewust is onwaardig in zijn optreden te zijn geweest, al deed het spr. leed te moeten zeggen, wat hij gezegd heeft. Goedgekeurd wordt een regeling van uitgaven ten bedrage van f 522.30, na een opmerking van wethouder v. d. Meer over de kosten van opruiming van de pa len op het sirand, die niet op de betrok kenen zijn verhaald. De Voorzitter antwoordt, dat de gemeentewet in deze een facultatief voorschrift geeft. Ter sprake komt het bouwplan politie bureau, waarover de heer Kervel het woord voert en vraagt of het nieuwe ge bouw niet beter twee verdiepingen kan worden gegeven om er ook ruimie te ma ken voor het bureau van gemeentewerken dan wel den gemeente-opzichter een ver goeding toe te kennen, waarvoor hij daiv een kamer in zijn eigen huis voor burcai inricht. Wethouder Alkemade zet uit een, dat voor de teekenschool, ook ont worpen in het bouwplan - politiebureau, twee lokalen noodig zijn. Daardoor verviel het bureau van gemeentewerken en werd het plan geopperd een apart gebouwtje in de nabijheid van het raadhuis te stich ten. B. en W. willen dus het bureau uit schakelen. De heer Kervel zegt, dat een aanbouw van het Raadhuis altijd een „puist" blijft, al is het een fraaie puist. Spr. vreest bovendien, dat het nogal kost baar zal zijn. De Voorzitter zegt dat B. en W. aangaande het bureau voor ge meentewerken plannen overwegen. Na nog eenige discussie wordt het voorstel van B. en W. goedgekeurd. Thans komt aan de orde de aanwij zing van een rechtsgeleerde inzake pro cedure Huis ter Duin, die de gemeente, naar aanleiding van de strandquaestie „Wat is er?" vroeg mijnheer ongerust. In zijn neusgaten drong een penetrante geur. „Wat is er?" vroeg Fritsje van kleur verschietend. „Maar... maar..." zei mevrouw stotte rend van ontzetting, „dat ei stinkt... dat ei is niet versch. Man zouden onze kip* pen... „Geen versche eieren leggen? Onmo gelijk." „Maar ruik dan zelf." „Ja, ja, ik ruik genoeg. Laat 't maat gauw wegnemen." „Als dat nu maar geen slecht voortee ken is." „Kom, ben je mal, drink' een slokje warme thee. Neem 'n sneetje koek... Frits, wat is er, jongen Frits was opeens met zijn hoofd voor over op tafel gevallen het gezicht in zijn armen, en snikte het nu uit. „Pa, maatje neem me niet kwalijk1. U hadt zoo graag, dat de kippen van daag 't eerste ei leiën. Nou, daar zou toch niets van komen, dat zag ik wel aanko men, als ik ze niet een handje hielp." Mijnheer en mevrouw keken elkaar ontzet aan. j „Ja, pa, moetoen heb ik' 'n .ei ge kocht, op den hoek hier voor vier centen en dat heb ik van morgen stiekum in 't hok gelegd. De anderen proestten het uit. „Maar dwaze jongen," zei mevrouw, „daar moet je niet om huilen, dat vind ik1 vreeeslijk aardig van je. Dus jij was 't eigenlijk en niet de kip die de atten tie... „Ja. Maar ik' dacht er niet aan, dat 't bedorven kón zijij." „'Neen, natuurlijk niet. Je bent een lie ve jongen. Kom hier, dan krijg je een zoen van me." „En rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen" citeerde vader. Acht dagen later begon de eerste Idp te kraaien. „Tel.v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5