Uit de Pers. Ayrnar. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 12 Oct. no. 612. KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. Obstructie. Militiewet. Er werd een belangwekkende vergade ring verwacht Builen de Kamer waren van socialistische zijde bittere woorden ge sproken. Men zou obstructie voeren zoo lang de kracht der zeven socialisten het toelieten; men zou obstructie voeren reeds Woensdagmiddag. De tribunes publieke zoowel als ge reserveerde—en de diplomatenloges wa ren stampvol; zooals bij zulke gelegen heden te doen gebruikelijk, waren plaat sen tot tamelijk hooge prijzen verkocht. Wie evenwel op een tooneel van wan orde in de Kamer heeft gevlast, is be drogen uitgekomen. Alles is kalm van stapel geloopengeen spannende mo menten, geen langgerekte redevoeringen, geen socialistische hatelijkheden aan het adres der rechterzijde... niets anders dan een paar tamme speechen. De heer Drucker heeft de brug ge bouwd, waarover beide partijen tot elkaar konden komen. Of juister, waarover de socialistische groep weer tot de rechter zijde kon gaan. Men herinnert zich de situatie: De socialisten wilden de Kamer dwingen, direct de kiesrechtquaestie aan de orde te stellen. Zij gebruikten hiervoor als middel het zenden van een adres van ant woord op de openingsrede. Al het wach tende werk moest wijken voor hun kies recht-adres, dat ten slotte toch verwor pen zou worden. Eerstens omdat het geen gebruik is een openingsrede te beant woorden en vervolgens, omdat in de Ka mer geen meerderheid zou zijn voor het adres. Men weet echter, hoeveel agitatie er ontstond, toen op voorstel van Jhr. de Savornin Lobman door de rechterzijde zonder vorm van proces het adres-voor- stel-Troélstra van de baan werd gescho ven. Doch volkomen ten onrechte. De tegenstand toch gold niet den i n h o u d, maar den vorm van het voorstel en de heer Lohman in zijn lijfblad de „Ned." evenals dr. Nolens in de „N. Venl. Cri." betoogden, .dat tegen een afzonderlijk adres aan de Koningin, geheel afgeschei den van de openingsrede, geen bezwaar zou bestaan. Het verwijt van domperstaktiek, dat de socialisten in hun scheldwoordenreeks de rechterzijde toevoegden, was dus on verdiend. 'i Bleek gisteren in de Kamer opnieuw, toen mr. Drucker zijn verzoe- ningsspeech hield en toen dr. Nolens opstond om te zeggen, wat iedereen wist, dat hij en met hem de rechterzijde geen bezwaar had tegen een behandeling van een apart kiesrecht-adres aan H. M. de Koningin. Dr. Nolens deed zelfs een beetje water in den wijn door te ver klaren de behandeling te willen stellen vóór de Indische begrooting. Dit is de eenige concessie, die aan de socialisten gedaan is, als men tenminste deze toe zegging als een concessie wil beschou- \ven. Daarna diende mr. Troelstra zijn voorstel in om een adres te ontwerpen aan de Koningin, waarin wordt aangedron gen op indiening van voorstellen tot grondwetsherziening door dc Regeering in den loop dezer legislatieve periode, wegens de urgentie van het kiesrecht- vraagstuk. Het beleidvol optreden van Dr. Nolens heeft cle rechterzijde een parlementaire overwinning bezorgd. De socialisten heb ben zich naar de vvenschen van reühts moeten schikken, die den tijd bepaalde, waarop zij - het kiesrecht wenschte te laten bespreken. Dit resultaat zal.echter niet verkregen zijn dan na vooraf ge pleegd overleg tusschen de partijleiders. De socialisten kon niet belet worden, de kiesrechtquaestie te bespreken, wel op een tijdstip, waarop het ons ongele gen kwam. Een poging van den heer Schaper om de Bakkerswet te behandelen in plaats van de Militiewet is mislukt. Met 63 te gen 18 stemmen werd besloten Dins dag a.s. met de Militiewet te beginnen. De Christelijke-Historische partij en de Sociale Wetgeving. Men herinnert zich hoe voor eenigen tijd de „S t a n d a a r d" een aanval richt te op de Christelijk-Historische partij, inzake haar houding ten opzichte van de sociale wetgeving, meer speciaal ten opzichte van de verplichte ziekte en in validiteitsverzekering. De „Std." meen de, dat de Chr. Hist, groep gebonden was door het gemeenschappelijk pro gram vani actie, dat de A. R. en R. K'. partij opmaakte en betoogde, dat aan het coalitie-kabinet het regeeren on mogelijk gemaakt werd, indien het niet met name voor zijn sociale wetgevings- ontwerpen kon rekenen op den steun ook van de Christ.-Hist. Kaunergroep. De „Nederlander" stelde daar tegenover dat dc Christ.-Hist. zich nooit, noch voor, noch na de verkiezingen ver bonden hadden om steun te verleene.T aan dwangverzekering. Over het hoofdargument van de „Std." laat het blad zich volgenderwijze uit: Maar, roept De Std." uit (ten Te) zóó is geen regeeren mogelijk. Dan kan het Kabinet geen staat maken op een meer derheid, en kan het elk óo gen bil ik om vallen. Dit is zoo... indien het waar is wat de „Standaard" ais van zelfsprekend vaststelt, n.l. dat, indien minister Talma den steun verliest, van een deel der rechterzijde, hij moet aftreden, en dat hij daarbij het geheele Kabinet mee sleept. Wij meenen echter, dat, evenmin als dr. Kuyper en zijn vrienden achteruit traden, toen de vorige minister vaat Oorlog met heengaan dreigde, de Chris tel ijk-historische Kamerleden zich daar door vervaard zullen laten maken. Wij geven bovendien geenszins toe, dat indien niet de geheele rechterzijde den minister Talma steunt, maar de ze ge behaald moet worden met behulp van een deel der linkerzijde, van een minis- terieelc crisis sprake kaai zijn. In den politieken strijd staaf, ten on zent, op één punt de rechterzijde vier kant tegenover de linkerzijde, maar op vele andere punten niet. Wij herin ïeren aan de leeszaalkwestie. Dc onderlinge verdeeldheid van rechts op dit punt- belette de aanneming van 's Ministers voorste! niet. En had de minister vati Justitie de- wijze taktiek van zijn ambt genoot gevolgd, dan ware ook nu de eeds-kwestie ter aller bevrediging be ëindigd. De weerzin om met een deel van links den tegenstand van een deelt var. rechts te neutraiiiseeren, dreef dien bewindsman cr toe datgene los te laten wat hij zelf in 's lauds belang had voor gesteld. Wij achten dit niet correct; een Ka binet is niet een mandataris van partijen doch brengt datgene tot stand, wat liet zelfs in 's lands, belang acht. De Minis ter Talnia kan rekenen op de medewer king van een deel der linkerzijde. Dit moge hem niet aangenaam zijn, maar hij is immers „een praktisch man", en zal zich daarvan dan ook wel weinig aan trekken. lil zijn oogen zal de Christ.- Hist. groep, evenals indertijd de theo retische hoogleeraar Fabius, une quan- tité négligeable zijn. In een ander artikel, waarin de „Ncd." opmerkt, het Kabinet trouw en eerlijk te hebben gesteund als Christe lijk Kabinet, lezen wij nog: Maar men verge niet, dat wij ter wille van het Kabinet ook datgene goedkeu ren, wat ons voor het land sell adellijk toesch ijnt. Het geldt bij den verzekeringsdwang beginselen van groot belang.. De vraag is bijv. of wij niet geraken op den weg van het staatssocialisme of op den duur wet én overheid het loon zullen hebben vast te stellen, ook van hen, die arbei den in particulieren dienst; of 't recht vaardig is een deel der maatschappij geldelijk te bevoordeelen boven een an der deel of het geraden is, het volk te dwingen zich te verzekeren, in plaats van het daartoe aan te moedigenof het aangaat den arbeiders spaardwang op te leggen, ten einde den staaf te ontheffen van den last, dien oude ön'- invaliede arbeiders hem veroorzaken; of het raadzaam is regelingen in te voe ren, die noodeloos zeer zware kosten veroorzaken; of niet het leunen op de schatkist, tot nog meer zorgeloosheid dan thans, en tot pngeoorloofd rente bejag zal leiden. Over al die en soort gelijke vragen kan verschillend worden gedacht. Maar welk' antwoord een ieder op die vjageji moge geven, nimmer lui de het: Wij moeten het Kabinet steu nen, en dus. Duur brood. In het „D a g b 1 a d van Noor d-B r a- b a n t" lezen wij Hoeveel invoerrecht zou de tariefwet ook weer leggen op bloem? Veertig cent, niet waar? Herninert gij u het artikel der „N. R. Crt." nog dén ochtend na het verschij nen van het ontwerp-tariefwet Het heele .ontwerp kon het blad niet dadelijk- bespfèken, maar tegen de belas ting op meel moest het direct van leer trekken. „Invoerrecht op meel, riep liet blad dramatisch uit, dat wil zeggen duurder maken, kunstmatig, van brood. En daar brood 'de eerste levensbe hoefte is van iedereen, werd dit invoer recht van 40 cent per 100 K.g. ge noemd „een aanval op de productie", en „niet anders-, dan belasting op alle mo gelijke voortbrengende kracht". Nu luistert. Toen de „N. R. Ct." dien noodkreet slaakte, kostte de bloem (de beste) per 100 K.G. twaalf gulden. En nu betaalt men cr f 13.50 voor. Dat is een verhooging niet van 40, maar bijna van viermaal 40 cent. En tie De „voortbrengende kracht" van Ne derland moet nu wel zeer verslapt zijn. De productie verminderd... Och arm, het brood is nog geen cent duurder geworden. Wat 'n wanbof voor de vrijhandela- ren. Een iuvoeerrecht van 40 ct. wat nog niet eens een prijsverliooging van 40 ct. beteekent, want de concurrentie is er ook nog zou liet brcod al duurder maken. En nu is er ccn prijsverliooging van een gulden vijftig. Het brood is .niet duurder dan 'n half jaar geleden. Een loos alarm dus was het, dc.or dc „N. R. Ct." en konsorten indertijd ge slagen. De „jacht op Kuyper". Het liberale a eek. lad, de (groene) „A nrs t e r 3 a m ni e r", die in zijn voor gaand nummer reeds klaagde over het teloor raken van het „fatsoen" bij de meeste Kuyper-vervölgcrs, maakt mel ding van het ook door ons opgenomen stuk var. den lieer Wibaut, in het „Volk" en voegt daaraan toe: Deze in 't algemeen voortreffelijke woorden zouden nog meer door ons zijn gewaardeerd, indien de schrijver er van die rechte lijn des onderscheids had- de dóórgetrokken... tot de Lintjes-affaire toe; want, nietwaar, geen sterveling kan blijven ontkennen, dat in de jacht op Kuyper toen ter tijd een belangrijk niet-politiek element met graagte is ge ëxploiteerd. Wie herinnert zich niet het oogenblik der publicatie van die enkele toen nog onsamenhangende kattebellen en den naam eener avontuurlijke jonge vrouw,, en de volkomen oneerbare hei bel, die er op gevolgd is? Men wist toen veel en véél te weinig, om zonder pro test die modderrivier over 't hoofd van den tegenstander te laten vloeien be schuldigingen van lintjeshaindel e:i in sinuaties op Kuypers mogelijke parti culiere verhoudingen... zonder einde, en wat hier de particuliere verhouding be treft: insinuaties later blijkend zonder grond. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag II October. Na voorlezing der notulen verkreeg FEUILLETON. 'Naar het Fr arisch. 12) - lk heb reeds gepoogd te bidden, het gelukte mij niet. Als kind, bad ik echter. ,Het is wellicht een ongeluk, Leopold, zich toe te leggen op zooveel ijdele stu dies, die ons eerst de taal van het ge bed doen verwaarloozen, om het daarna heelemaal te vergeten. -- Probeer dan nog eens te bidden. Neen. Ik ben niet bezield met ge voelens, die men tot God verheft; zij houden mij aan de aarde gebonden." De jeugdige advocaat wilde een ge deelte van den nacht bij zijn ongelukkige» vriend doorbrengen; maar deze verzette er 2ich tegen. „Ga rusten; zeide hij hem glimlachend, ten einde uwe krachten te bewaren voor den strijd van morgen. Och! ik vrees, dat mijne krachten te kort zullen schieten niettegenstaande mijn goeden wil; liadt gij mij maar toegestaan een mijner vermaardste mede-advocaten tot hulp te nemen!,... Neen, ik wil slechis uw vrienden- stem te mijner verdediging; en wat er ook gebeure, ik zal u steeds ten zeerste verplicht zijn." De beide jongelieden drukten elkander de hand en Leopold verlier de gevange nis met een ongerust en bedroefd hart. Tegen het einde van dezen zelfden dag, keek Mijnheer Koechler van uit het raam van het kleine salon naar Magdalena, die langzaam wandelde in de lanen van hun tuin, waarin de doode bladereu als gezaaid lagen. De gemoedsstemming van Magdalena scheen in overeenstemming te zijn met deze koude en treurende win- ternaiuur. Haar hoofd hield zij voorover gebogen en van tijd tot tijd bracht zij den zakdoek aan haar oogen, als om tranen af te drogen. Mijnheer Koechler werd er haast boos om, dat Magdalena hem zoo alleeji liet, toen de oude Jeanneton het salon bin nenkwam met een lamp in de hand. „Mejuffrouw Magdalena wandelt wel laat, zeide Mijnheer Koechler, alsof hij deze opmerking meer tot zich zelve als tot de oude meid maakte. Maar deze nam de gelegenheid te baat, om haar twistgierig en jaloersch humeur, omtrent alles wat liet jonge meisje betrof, uit ie storten. De jonge dames van den tegenwoor- digen tijd, zeide zij, hebben zulke vreem de gewoonten, dat de vrouwen van mijn leeftijd er wel aan kunnen denken, maar ze niet kunnen begrijpen. Wat beteekent dat gesnap, vervolg de de voogd van Magdalena opgewon den, die dezen aanval op zijn pleegkind niet zonder tegenspraak kon dulden. Nu mijnheer mij ondervraagt, zal hij de garische waarheid vernemen, haastte zich Jeanneton te antwoorden. Nauwe lijks een uur geleden heb ik een. man gezien, die, hoewel geen brievenbestel ler daar hij geen rooden pet droeg, in 't geheim een brief overhandigde aan me juffrouw MagdalenaDeze haastte zich hem te lezen, in plaats van hem deu brenger voor de voeten te werpen, zoo als het ieder wel opgevoed jongmeisje betaamt; zij had hem ten minste eerst aan haar voogd ter hand kunnen stellen of een vrouw kunnen raadplegen, zooals ik ben, van mijn leeftijd en mijn onder vinding. Zwijg, oude dwaze, riep Mijnheer Koechler toornig, en waarschuw uwe jeugdige meesteres, dat ik haar spreken wil. O, mijne meesteres; ik ben nieuws gierig te zien, hoe zjj zich p,it gele- dadelijk de heer Drucker (V. D.) het woord, om er op te wijzen, dat deze notu len in de herinnering terugroepen'de ge beurtenissen van eenige weken geleden. Iedereen wénschtxlat aan de heerscbende spanning een einde komt en met goeden wil van beide zijden, acht spr. dit dan ook mogelijk in den zin ajs door in vloedrijke persorganen reeds is aange geven, n.l. indiening alsnog van e.en voorstel tot het zenden van een adres aan de Konnigin, zonder meer, in'zake 't kiesrecht. De lieer Troelstra (S.D.) bepaal de zich voorloopig er toe te herinneren dat als de rechterzijde alsnog bereid zou zijn een adres in behandeling te doei nemen, de soc.-dem. fractie haar hou ding zou herzien. De heer Nolens (R.K.) verklaarde namens de geheele rechterzijde, dat zij geen bezwaar had bij indiening van zulk een voorstel, dit te behandelen nog vóór de behandeling van de Indische begroo ting. De heer Troelstra (S.D.) diende naar aanleiding dezer verklaring alsnu een voorstel in, strekkende om krachtens artikel 96 van het Reglement van Or de, een adres aan H. M. de Koningin te ontwerpen, waarin verzocht wordt, voor stellen tot grondwetsherziening door de Regeering te doen indienen, nog in den loop van deze legislatieve periode, in verband met de urgentie van het kies- rechtvraagstuk. De soc.-dem. fractie heeft geen be zwaar tegen behandeling van het voor stel vóór de behandeling van de Indische begrooting en verklaarde tevens namens de fractie, dat, indien deze wijze van werken gevolgd wordt, de fractie er niet langer bezwaren tegen heeft, even als voorheen in goede orde met de Ka mer saam te werken. De Voorzitter stelt nu voor, dit voorstel te doen drukken en ronddeelen en tevens reeds thans te bepalen, dat het zal behandeld worden vóór de dis cussie over de Indische begrooting. Conform wordt besloten. Eenige hartelijke woorden wijdde de Voorzitter aan de nagedachtenis van het overleden oud-lid der Kamer, laatr stelijk lid der Rekenkamer, mr. G. J. Goekoop. De Voorzitter deed vervolgens 't voorstel om den 17en October aan te vangen met de openbare behandeling van de Militiewet. Dc heer Schaper (S. D.) gaf echter in overweging den voorrang te verleen en aan de Bakkerswet, die van ouderen da tum is, daarbij in alle opzichten rijp voor openbare behandeling, hetgeen met de wijziging der Militiewet niet het geval is. Duizenden verlangen naar het tot stand komen van de Bakkerswet. De Voorzitter handhaafde zijn voorstel echter. De Regeering toch heeft op spoedige behandeling van de Militie wet aangedrongen, en als de Kamer nu een ander onderwerp wil laten voor gaan, zou daarmede uitgesproken wor den dat de Kamer niet met de Regeering wil medewerken. De heer Limburg (V.D.) gaf zij nerzijds ook den voorrang aan behan deling der Bakkerswet, wier behande ling indertijd uitsluitend wegens gebrek aan tijd werd uitgesteld. De heer Nolens (R.K.) hoewel ook betreurende dat de Bakkerswet nog ver traging moet ondervinden, oordeelde dat thans de Militiewet moet voorgaan, zijn de de gronden, die indertijd voor uitstel van behandeling der Militiewet beston den, thans vervallen. Het voorstel-Schaper om de Bakkers wet eerst te behandelen, wordt hierop verworpe n met 63 tegen 18 stem men, zoodat 17 October e. k. de Militiewet in behandeling k o m t. Hierop werd de vergadering gesloten. Mond- en klauwzeer. Een wetsontwerp is ingediend tot ver hooging van Hoofdstuk X (Landbouw enz.) der staatsbegrooting voor 1911, in verband met het heerschen van mond en klauwzeer. De op het artikel toegestane som van f85.000 is thans reeds geheel verbruikt. Thans wordt f 65.000 aangevraagd geilheid redden zal; bromde jeanneton, terwijl zij zich langzaam verwijderde. Magdalena maakte spoed, om binnen te komen. Waarom blijft gij toch zoo laat nog in den tuin? zeide de grijsaard op ge veinsd kalmen* toon. Ik wist niet, waarde voogd, dat het al zoo laat was. Ook zeker niet, dat de avond reeds begon te vallen. Magdalena antwoordde niet en ging haar werkmandje halen, waarin zij werk tuiglijk snuffelde. Zoekt gij deu brief, die u heden hei melijk is ter hand gesteld?" Het meisje beefde. Jk wil dien brief zien, Magdalena, en mijn hoedanigheid van voogd geeft er mij het recht toe. Ik moet weten, wie u aldus schrijven diirft. Mijnheer, hernam Magdalena zeer bewogen, ik zal slechts gehoorzamen aan een uitdrukkelijk bevel, en ik smeek u dwing er mij niet toe. En ik beveel u oogcnblikkelijk te ge hoorzamen. Waar is die brief? Het meisje trok langzaam het schrijven uit haar zak en reikte het, zichtbaar be wogen, Mijnheer Koechler over. £e brief bevatte .slechts deze regelen: waarbij rekening is gehouden, zoowel met de ten aanzien van den gewonen dienst in vorige jaren opgedane cr'.arin- gen als met de vermoedelijk alsnog ten dienste van de bestrijding van het mond en klauwzeer te maken kosten. Rond den oorlog. ltaliaansche krijgsverrichtingen. De Romeinsche correspondent van de „Temps" beschrijft, welke krijgsverrich tingen Italië reeds te zien heeft gegeven- Al het gebeurde heeft tot nu toe uitslui tend met behulp der zeemacht plaats gehad. Dit kan men voorop stellen. Dan brengt de berichtgever in herinnering, op welke wijze de marine voor dezen oorlog is samengesteld. Het eerste es kader, onder bevel van vice-admiraal Aubry, telt acht pantserschepen en drie kruisers. Een zelfstandige divisie wordt aangevoerd door den schout-bij-nacht Bo- rea Ricci, die het commando heeft over drie pantserschepen en een kruiser. De schout-bij-nacht, de hertog der Abruzzen, is het hoofd der torpedo-divisie, bestaan de uit twee kruisers en dertig torpedo jagers en torpedobooten.Ten slotte wordt de divisie der kleine kruisers in de Roode Zee gecommandeerd door een kapitein ter zee. Deze vloot heeft nu de volgende krijgs bedrijven doen zien. In de Jonische Zee heeft de hertog der Abruzzen, belast met de zuivering van die zee en van de Adria- tische, bij Prevesa drie Turksche tor pedobooten in den grond geboord, drie Transportschepen genomen en een kei zerlijk jacht prijsgemaakt, waarna hij thans voortgaat over deze wateren te waken en in het bijzonder het oog te houden op de Turksche tovpedobooten, die nog in de haven van Prevesa liggen. Deze bewegingen op de kust van Albanië zouden door den hertog met nog meer kracht zijn geleid, indien niet de ltaliaan sche regeering om redenen van politiek, d. w. z. om de gevoeligheid van Oostenrijk te ontzien, dien vlootvoogd verzocht had zijn voornemen, om de haven van Pre vesa te bestoken, op te geven. Daarom bepalen zich de schepen van den hertog tot het bewaken van Albanië, opdat er geen inscheping van Turksche troepen met bestemming voor Tripolis plaats hebbe. Tot heden is de eenige gekweiste van dit smaldeel de commandant van de torpedoboot Ariiglierc, die bij San Gio vanni di Medua aan den voet werd ge wond. In de Tripolitaansche wateren is ad miraal Faravelli inet een deel van zija eskader en ine» de zelfstandige divisie» van den schout bij-nacht Borea Ricci een blokkade van de kust begonnen, na alle Italianen en vreemdelingen, die dit wenschten, te hebben laten vertrekken uit Tripolis. Toen na een driedaagsche blokkade de stad nog niet geantwoord had op de aanzegging, dat zij zich moest owrgeven, begon de beschieting, die dc forten, welke de zee bestreken, in twee etmalen geheel heeft vernield. Daarop is een oorlogsschip de haven van Tripolis binnengestoomd en kwa men aanstonds de hoofdlieden der Ara bieren, alsook het consulaire korps den liaiiaanschen admiraal mededeelen, dat de Turksche troepen naar hei binnenland waren gevlucht en de zeelieden zonder gevaar konden landen, waarop de kapi- tein-ter-zee Cagni Tripolis met twaalf honderd matrozen heeft bezet en de schout-bij-nacht Ricci tot gouverneur der stad benoemd werd. Sedert den vijfden dezer behoort nu Tripolis.aan de Italianen en zai liet op- ireden voor liet leger daar gemakkelijker zijn geworden, dank zij de marine. Men wacht er nu op het expeditiekorps, dat iusschen 10 en 12 Ociober uit Italië vertrekt. Inmiddels zou reeds op 7 Octo ber een voorhoede van een paar duizend infanteristen zich inschepen ter verster king van de marinetroepen in Tripolis. Op de kust van Barka en in het Oosten der Middellandsche Zee treedt de vice- admiraal Aubry met ?ijn eskader op. Bij eventueelen aanval van de Turksche vloot, •indien deze zich in de Middellandsche zee mocht wagen, is hij met het afslaan van dien aanval belast. In de regeeringskrin- gen van Rome is men een weinig verbou wereerd ten aanzien van de houding van „Mejuffrouw, gij hebt mij verzochi u in kennis te stellen met den dag, waarop onze ongelukkige vriend zal gevonnisd worden. Morgen dan zal deze zaak voor de rechtbank komen.... Gij, die bidden kunt, vraag aan God, dai hij den rechter goedheid en den armen Ayrnar moed geeft, om deze- wreede beproeving te dra gen. Aanvaard, mejuffrouw, mijne eerbie dige groeten. Leopold Davirnart. Een doodelijke bleekheid bedekte het gelaat van Mijnheer Koechler bij hei le zen van dit schrijven. De verschrokken Magdalena riep Jeanneton, maar de grijs aard legde haar met een beweging het stilzwijgen op. De nieuwsgierige Jeanne ton, die alles stond af te luisteren, haast te zich toe te snellen en den brief be merkend, die open op tafel lag, zeide zij tegen Magdalena: „Ha! ik wist het wel zeker, dat gij verkeerd gehandeld liadt." Mijnheer Koechler onderbrak haar aan stonds Lieve Magdalena, verwijder die vrouw. Zacht voegde hij er bij Zij ten minste zal mij niet zien wee- nen. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5