Uit de Pers. Ayrnar. BUITENLAND. Tweede Blad, behoorende 9ij De Leidsche Courant van Maandag 2 Oct. no. 603. Op ooger peil. ,De „Nieuwe Z u i d-H o 11 a n d e r" ich rijft: Het winterseizoen komt aan en daar mede de tijd van feest- en andere ver gaderingen. Over die feestvergaderingen heden 'n enkel woord. 't Is o.i. dringend noodig, dat de be sturen van R. K. Vereenigingen, wel- |ke in den loop van den winter gewoon zijn dergelijke bijeenkomsten te orga- jniseeren, er naar gaan streven die sa menkomsten op hooger peil te brengen. Met alle waardoering voor de goede bedoelingen, waarmede zulke feestavon den worden georganiseerd, kan jammer 'genoeg, maar zoo zelden worden getuigd dat het publiek er iets van mede neemt. Opvoedende kracht gaat van gezegde bijeenkomsten heel weinig uit - ze staan veelal daarvoor op te laag peil. En in 't geval dat zoo'n feestavond propa gandistische strekking beoogt te hebben, «wordt vaak de propaganda door het „feest" verdrongen. Dat moet anders worden. Het kan ook heel gemakkelijk anders en zonder veel meer onkosten. Het doen houden van een voordracht lom maar iets te noemen over een of ander letterkundig onderwerp, vraagt li'ietimeer uitgaven dan bijv. het laten optreden van een z.g. „karakterkomiek". „Of wil men soms „lichtbeelden- a\onden?" Er bestaan daarvoor heele reeksen van onderhoudende en leerzame onderwerpen kunst, land- en volken kunde, wetenschap, geschiedenis, enz. waarbij men de vertooning van flauwe plaatjes, welke spms „maar zoo, zoo" zijn, gaarne zal willen missen. En nu zegge men niet: „dat is alle maal heel mooi en aardig, doch zulke dingen begeert de breede massa van het volk niet". Deze redenecring gaat tegen den draad in. Men moet zich niet richten naar clen dikwijls ontaarden smaak van liet groote publiek, maar juist het zich tot taak rekenen, dien smaak zooveel moge lijk te veredelen. Trouwens, de oudervinding leerde el ders, dat opvoedende bijeenkomsten wel degelijk d or het Roomse re volk op,prijs •worden gesteld, n:its de zaken maar op 'u goede manier worden aangevat. En 'al trekt men dan niet altijd volle pzalen wat hindert dat? 't ïs beter dat een bijeenkomst wordt bezocht door vijftig menschen, die „er wat van mee nemen", dan door honderd, die na afloop heen ga in gelijk ze er kwamen. Ik liefde voor het goede, ware en sclioone onder hei volk te brengen is een taak, voor welker vervulling geen zorg te groot moest zijn. Groenloopen. De (A. R.) „Rotterdammer" acht het groenloopen een uit-den-tijdsche instelling, die zoo spoedig mogelijk dient te verdwijnen. Alle hooger bedoelen, zoo het er al ooit in is geweest, is sinds lang uit dit verouderd instituut verdwenen. Het is een aaneenrijging van laffe en zoutelooze streken geworden, die de jong aanko mende student niet dan noode ver draagt en dat hem zeker met afkeer ver vul'. Het studentenleven wordt er door omsierd, zoowel voor hen die'het doen als voor hen die er de dupe van zijn. Bovendien begint het merkbaar af breuk te doen aan het toetreden tot de studentenkorpsen, iets wat wij op zich zeif zeer betreuren. Zal de student zich harmonisch ontwikkelen, dan moet hij volwaardig academieburger zijn en dat wordt hij in den regel niet of althans minder .gemakkelijk als hij geen korps lid is. Nu geeft dwang van buiten hier niets. Onze studenten moeten zelf uit vrije FEUILLETON. Waar het Fransch. 3) Dan vervolgde hij luider: Ik belast mij er mee, alles aan M. Koechler uit te leggen; ik zal hem... morgen bezoeken, in ieder geval vóór liet einde dezer weck. Ja, mijnbeer, en ik vrees, dat het voor ons een ongeluksdag wezen zal. Leopold antwoordde slechts met een bevestigenden hoofdknik; toen verliet hij Aymar's knecht, wiens vragenderi blik hij niet wilde begrijpen. Om zijn eigen woning te bereiken moest de jonge advocaat liet schitterend verlichte gouver: enentsgebouw voorbij. Men hoorde het orkest een van de vroo- lijkste wijsjes spelen. Twee uur tevoren had Leopold, toen nog in eene geluk kige gemoedsslemming, zich door de me nigte nieuwsgierigen heengedrongen, die iclen ingang van het gouvernementsge bouw versperde.en die hem ongetwijfeld afgunstig nakeken. overtuiging tot de conclusie komen, dat dit instituut hunner onwaardig is. Sleur en conservatisme in den studen tenkring, vaak sterker dan men denkt, houden de instelling in stand. Wie het zelf passief heeft meegemaakt, wil het nu ook eens actief meemaken. Dit is verklaarbaar, maar het is ver keerd. Het blad schaart-zich geheel aan de zijde van hen, die op opheffing van dit euvel aandringen. Tripolis. De volgende bijzonderheden over Tri polis ontleenen we aan „De volken der aarde" van joh. F. Snelleman. Tripolis is, vergeleken met Algerië en Tunis, een onbekend land. Turkije ge doogt niet dat men daar reist en staat dit alleen toe als hooge uitzondering; de sultan gaat systematisch het bezoeken dezer kolonie door vreemdelingen tegen. Wanneer men het bezoek aan de stad Tripolis door enkele reizigers voor zaken en weinige toeristen buiten rekening laat, dan kan men wei zeggen, dar van de oude voorraadschuur van Italië de deu ren gesloten zijn gebleven. Telkens wor den er reizigers, die zich buiten de wallen van Tripolis begeven, door de gendarmes opgepakt; de Turken verdenken iederen vreemdeling van te komen met het plan om de mogelijkheid van een inval eener Europeesche natie te bestudeeren. Tripolis was onder de regeering van Karei V Spaansch en daarna werd het door de Turken veroverd; tot 1835 stond het onder Turksche suzereiniteit, door pasja's, wier waardigheid erfelijk was, ge regeerd en uitgezogen. In genoemd jaar werd Tripolis, waarschijnlijk op aandrin gen van Engeland, dat een uitbreiding van het Fransche gezag ter noordkust van. Afrika wilde voorkomen, bij het gebied van Turkije ingelijfd. In het binnenland, op de hoofdplaatsen van het karavaan-verkeer, beTaat de be volking voornamelijk uit Berbers, ver mengd met Arabieren; en verder zijn ei- Negers uit alle streken van Soedan, ge deeltelijk afstammelingen van vrij ge maakte slaven, voor een ander deel met de karavanen medegekomen. Zij zijn met weinig tevreden, houden zich met allerlei dingen bezig, toonen een werkzamen aard en wonen gaarne bij elkander in hutten, die tot dorpen vereenigd zijn op Centraal- Afrikaansche manier. Van de reede gezien is Tripolis «een allerliefste 'stad; de slanke minarets gaan puntig de lucht jn, de massieve citadel, het oude Spaansche fort met den vuur toren, achter de witte stadsmuren met hunne torentjes en de palmen, dat maakt een geheel van groote bekoorlijkheid. Maar dichtbij is het gansch anders; men komt aan op een kwalijk riekende en modderige kaai, waar de Turksche dou anen post gevat hebben. Van alles wordt hier verbeurd verklaard, boeken, wapens en instrumenten; de boeken worden te- ruggegeven, wanneer zij niets oneerbie digs voor den Sultan van Turkije blijken te bevatten; niet heel zuiver in dit op zicht schijnt een dictionnaire-Larousse te zijn, die onlangs door een Europeeschen inwoner van Tripolis besteld was, maar op bevel van het Turksche gouvernement aan den uitgever teruggezonden werd. Geweren, revolvers, kompassen of foto grafie toestellen zien de eigenaars nooit terug. Den reporter van een groote Pa- rijsche courant -werd een paar jaar ge leden zijn gansche fotografische bagage afgenomen, zonder dat de Fransche ge zant te Konstantinopel er iets aan heeft kunnen doen. De stad valt hem erg tegen die van frissche ruime straten houdt; de verkeers wegen zijn nauwe, bochtige en hobbelige steegjes, waarin zich menschen in onge- wasschen Ideeding bewegen, langs en over hoopen vuil en afval. Hel krioelt er van bemodderde kinderen, alleraardigst maar bijster smerig grut, dat een bijzon der genoegen schept in het wroeten in het straatvuil; de wandelaar moet voor zichtig zijn met de laag uitstekende lui fels en kijken naar de glibberige meloen- Nu spoedt hij zich haastig weg, zóó onverdraaglijk is hem dit luisterrijke feest. Thuiskomende laat hij zich neer vallen in zijn leuningstoel en blijft tot aan de eerste ochtendschemering in een toestand gedompeld, die noch wakend, noch slapend kan genoemd worden. Ge durende diezelfde uren van den nacht leed een ander, oneindig meer, want hij was zich schuldbewust en zag zich be zwaard met het verpletterende gewicht der schande. II HOE MEN ZIJN ONDERGANG BEWERKT. Aymar Koeckler behoorde tot een dei- achtenswaardigste families, van den El- zas; de fortuin had hem echter slechts stiefmoederlijk bedeeld. Zijn vader had gedurende dertig jaar een voorname betrekking bekleed bij een der groote geldelijke administratiesde tijd van rust was voor hem aangebroken en zoo wel uit voorliefde daartoe, als door noodgedwongen, had hij zich ojp twee uur afstands van Straatsburg eene klei ne buitenwoning uitgekozen, waar hij van zijn bescheiden pensioen leefde. ,D.e natuur had zich ten opzichte van schillen. Zwaar beladen kameelen, die zich in hun rythmischen gang aan niets storen, dreigen iedereen mede te nemen, die niet even uitwijkt in een inham of portaal. Nergens kan men in de huizen, die bijna geen vensters hebben, naar binnen kijken en waar een opening is, belet de duisternis alle onbescheidenheid. Den hemel ziet men boven zich in smalle, blauwe strookjes, die nog telkens afge broken worden door de dwarse bogen welke de huizen rechts en links verbin den. Menschen van allerlei aard bewegen zich door deze nauwe gangen, Arabieren, Berbers, Joden, Maltezers, Jurken, Ne gers, allerlei huidskleur en vorm van aan gezicht en kleeding, al de verscheidenheid, die de karavanen uit Soedan hier aan voeren; kaalgeschoren koppen en lange haren, blonde en zwarte lokken, glad en gekroesd haar, onder hoofddeksels van diverse makelij, tulbanden, hoofddoeken, kalotjes en stroohoeden. Zoo wordt Tri polis, dat van de reede gezien alleen be koorlijk was, van nabij bekeken zeer in teressant. Het is heel moeilijk den weg te vinden in dezen doolhof, want naam bordjes vinden de Jurken overbodig. In de winkelwijk beschutten groote houten berden menschen en koopwaar tegen de zon; in "het halfduister dringt hier en daar een zonnesiraal tusschen de voegen der planken, en gouden lichtflitsen tooveven in deze duisternis warme tonen op kleu rige stoffen en biinkend-meiale voorwer pen. Winkeltje aan winkeltje, als de hokken in een roofdierengalerij, naast elkander. Men kan er niet tot achterin kijkenaan den ingang zitten de Ara bische, Turksche 'en Joodsche verkoopers, onbewegelijk als poppen', ook als er koo- pers van minder allooi komen. Daar zijn kleedjes van Tripolis te koop, burnoes van Fezzan, Turksche mutsen en prullaria uit Soedan; verder sigaretten, blik- en ijzerwerk, waartoe ook de stijgbeugels behccren en audero equipement-stukken van het paard; benevens oude vuursteen- geweren, die afzet vinden bij de herders in de woestijn. En dan al de eetwaren, die gesluierde vrouwen komen koopen, na een eindeloos bieden en loven, leder winkeltje bevat maar heel weinig en daar zijn er die bijna niets bevatten; de klein handel gaat zeer achteruit, daar de kara vanen uit Soedan allengs zeldzamer wor den, omdat de karavaan-handel zeer ge voelig is voor de kleinste politieke ver anderingen die in Soedan plaats grijpen; daarenboven heeft dc landbouw voort durend van de droogte te lijden, tot na deel van de koopkracht der bevolking. En wat er uitgestald is, heeft niet veel waarde. Het ivoor en de struisvederen komen niet in deze winkeltjes te land, maar gaan door naar de pakhuizen der groote kooplieden aan de haven, om te worden verscheept naar Europa. Tunis is een levendiger stad dan Tri polis, maar in Tunis is er een te groote toevloed van Europeanen, die het Oos- tersche cachet benadeelt; in Tunis is de kleeding misschien rijker, maar in Tri polis is de verscheidenheid stellig grooter. Wat hier rondloopt, komt dan ook wel uit zeer verschillende oorden van den Niger, uit Fezzan, van de Oebangi, alles in Afrika, maar niettemin verstaan zij elkander niet. En niet uit Afrika zijn de Maltezer vrouwen in haar nonnenkleed, de Turksche soldaten in te korte en ver kleurde jassen, de Italianen in hemds mouwen. Er is ook, een wijk van hand werkslieden, waar pottenbakkers en sme den wonen, waar geborduurd en geweven wordt en de kleermaker zijn atelier heeft. Hier gieten goudsmeden de enorme oor ringen en smeden de zilveren ceintuurs, waarmede de Joodsche vrouwen zich tooien. Hier, bij deze kleinoodiën-winkels kan men de schoone sexe van Tripolis ontmoeten; en rondom dc wandelende gebakvenfers hoopen van kleine schavui ten met gladgeschoren knikkers, gedekt door roode fezzen; op alle breedtegraden gelijken vrouwen op vrouwen, en kinde ren op kinderen. In de nabijheid van de haven liggen de drankwinkels en de kof fiehuizen, waar de Turksche officieren uit kleine kopjes de zwarte modder drinken, die Turksche koffie heet. De moskeeën van Tripolis zijn voor den ongeloovige ontoegankelijk, trouwens dat is in Tunis Aymar kwistig getoond, zoowel wat be treft de lichamelijke, als de verstande lijke ontwikkeling; maar zijn karakter had op eene betreurenswaardige manier de kwade gevolgen ondervonden van twee invloeden, die de overhand gehad hadden bij zijne opvoeding. De onver biddelijke strengheid van zijn vader, had zijne moeder tot het tegenovergestel de uiterste gebracht, daar de geringste gebreken van het kind op gestrenge wij ze moesten gestrafd worden, had zij zich zeker tot taak gesteld, ze met veel zorg te verbergen, in plaats van ze te be straffen. Daar zij haar zoon hartstoch telijk' beminde, wilde zij hem vóór alles het verdriet der kinderjaren bewaren; al haar zorg 'bepaalde zich tot het tegen woordige en indien hij slechts gelukkig was, meende zij aan liare plichten vol daan te hebben. De aangeboren rechtschapenheid van het kind moest onvermijdelijk benadeeld worden door deze soort van medeplich tigheid van mevrouw Koechler en zijn teederlieid voor deze door liefde ver blinde moeder, was niet de ware. Ze ker hield hij meer van haar dan van zijn vader, maar hij eerbiedigde haar minder. Aymar leerde verwonderlijk gemakke lijk, maar hij had cr volstrekt geen.lust in, zijn studiën te voltooien, en slechts precies zoo, met uitzondering van de mos keeën in Kairoean, de heilige stad, die indertijd door de Fransche troepen voor goed ontheiligd zijn. Er is in Tripolis een buitenwijk, die er uitziet als een kermis, waar in het zand tenten-en. gebouwtjes staan, de woon- en werkplaatsen van weer andere menschen der kleine industrie. Hier worden har- nachementen gemaakt, wapens, voorwer pen van leder en vlechtwerk, van bies en riet. Dit is een nieuwe wijk, de buurt van de markten en van de kazernes en waar men ook den publieken wandeltuin kan vinden. Het ghetto van Tripolis ligt weder binnen de wallen en wordt door de bewoners zeiven met den naam hara aan geduid, een woord dat zich, fatsoen lijk, door meststof laat vertalen er heerscht hier dan ook een groote mate van onzindelijkheid, het riekt er onaan genaam in dezen dichtbevollcten doolhof, waar al de muren bevuild zijn en de straten ovcrloopen van vloeibare viezig heid. Op dezen bodem wonen wel acht duizend Joden, ouden en jongen, en leven er van den handel in eetwaren, te mid den van stapels groenten, bakken vleesch, manden met saffraanbroodjes, bennen met visch; redeneerend, lachend, schreeuwend en scheldend; hier is de kermis van kleuren, geluiden en geuren. Maar in welke wijk men ook rond doolt, overal krijgt men den indruk, dat de inwoners het niet breed hebben, dat hun kroost talrijker is dan hun zilver lingen. De Maltesers al evenzeer, met hunne zwermen huwbare dochters, die van uien leven en des Zondags hun nooddruft verbergen onder een schreeu wenden opschik van goedkoope katoen tjes. En de Negers ook al, de Negerinnen, hongerig mager, maar met een rist zoo goed als naakte wurmen. Bejaarde Ara bieren met gezichten als mooi doorge rookte pijpenkoppen, met diepe gelaats groeven, bedelen de voorbijgangers aan; en met een volharding van wespen gon zen oude vrouwtjes haar bedeldeunstjes zoo lang tegen de gesloten deuren, dat het is alsof hun neus bij het dichtslaan van de poort beklemd geraakte. Moham medanen zijn goedgeefs, al geven zij niet precies een tiende van hun bezit, zoó- als de koran voorschrijft; en daarenboven is geven de eenige manier om van het gebedel af te komen. Het liefst geelt men aan ouden van dagen en dan blijft de jeugd over, die gewoonlijk de vreem delingen onderhanden neemt; zoodra een toerist zijn verblijf verlaat, is hij omringd door een zwerm kleine bedelaars, en zoo dra hij aan enkelen iets geeft, is het eenvoudig onmogelijk om door de bende heen te breken. Het leven is er goedkoop en met een salaris van een jongsten bediende kan men zich hier roeren als een prins. ïets bijzonders mag het heeten, dat de ge zondheidstoestand van Tripolis voldoende is en besmettelijke ziekten er zeldzaam zijn. Het klimaat draagt veel daartoe bij en de stad ligt voor de zeewinden geheel open, zoodat deze voortdurend de straten en pleinen zuiveren. De thermometer daalt er niet lager dan hij te Kairo doet ten de laatste ijskorstjes heeft men in den winter van 1880 kunnen bewonderen. Zelfs in den zomer wordt het zelden warmer dan 30 graden C., uitgezonderd wanneer de woestijnwind waait, het roode zand de gesloten woningen binnestuift en zelfs moet weggeveegd worden van het dek der schepen op de reede. In December en Januari komen er donkere luchten, die af en toe regenbuien geven om den uitgedroogden grond te laven. Maar men moet niet te ver van de kust zich verwijderenwant dan verandert alles; op vijf kilometers van de haven begint inen overdag te braden in den gloed van de Sahara en 's nachts te rillen door de plotselinge afkoeling. In de na bijheid van de stad zou er op het gebied van land- en tuinbouw veel meer te doen zijn dan er thans gebeurt, want binnen den kring van twaalf kilometer, die de stad omgeeft, vindt men op enkele meters diepte al geschikten grond en op acht meter diepte water. Maar er is geene bevolking om zich daarvoor in te span nen. Van de Turksche regeering is niet veel te ver vachten; de 25.000 Turken, het volstrekte bevel van zijn vader bracht hem er toe, al de klassen te doorloo- pen, en zich voor te bereiden om over te gaan naar de polytechnische school. Men kan zeggen, dat zijne moeder, de voortdurende vertrouwelinge van zijn geklaag en van zijn verdriet, steeds vree- zend voor de gezondheid van dien zoo dierbaren zoon, tengevolge van haar ver driet overleed. God bespaarde haar al- zoo ten minste de wreede beproevingen der toekomst. Aymar was aan het einde van zijn tweede studiejaar en alles liet zich aan zien, dat hij een goed eindcijfer zou be komen en alzoo eene eervolle loopbaan zou beginnen, toen er na een twist met een zijner kameraden een duel volgde, dat beiden van de school deed verdrij ven. Alen kan zich gemakkelijk den toorn van zijn vader voorstellen, toen hjj dit slechte nieuws vernam,, dat al de ver wachtingen voor de toekomst van zijn zoon omverwierp hij wilde hem ver plichten onmiddellijk een andere loop baan te kiezen, maar deze, verklaarde dat hij den noodigen tijd wilde hebbben om een keuze te doen. Aymar had toen juist van een zuster zijner moeder een soin yi twintig duizend francs geërfd, die hem eene onafhankelijkheid ver* die de provincie herbergt, zijn grooten,-- deels ambtenaren, die kwaad spreken van Tripolis en haar klimaat, van de hitte als', het droog is en van de vochtigheid als het regent; die klagen als het waait en als het niet waait; ambtenaren die hun keren om weer weg te komen en 't wel zullen laten om iets goeds te zeggen van deze kolonie en aan te moedigen wat tot hare ontwikkeling zou kunnen strekken, uit vrees dat de Sultan, die vrijelijk be schikt over hun komen en hun heengaan, allicht de tevredenen zal laten waar zij zijn. Zoolang Tripolis onder Turksch ge zag staat, zal het 't ongelukkige land blij ven dat het is en dat het al zoo lang was, Italië's militaire maatregelen. In aansluiting met hetgeen wij al ter loops in het overzicht van Zaterdag op merkten, geven wij nog de volgende bij zonderheden over de militaire maatre gelen van Italië, gedeeltelijk ontleend aan beschouwingen van den correspondent der New-York Herald" op Malta. Deze meldt, dat het mobilisatieplan voor een expeditie naar Tripolis reeds geruimen tijd geleden door den gene- ralen staf was uitgewerkt en aan de leger korpsen te Napels en Palermo was uit gereikt. Slechts enkele details waren ach tergehouden, maar die waren jiu jl. Maan dag afgekomen. Onmiddellijk daarop werd de mobilisatie met spoed ter hand genomen, vooral op Sicilië, waar een korps van 2000 man karabiniers tot den oorlog werd uitgerust, teneinde onmiddel lijk nadat de bezetting van Tripolis zou hebben plaats gehad, als politiekorps in functie te treden. Het expeditiekorps zelf, dat 30.000 man telt, zal uit twee divisies bestaan, terwijl elke divisie gesplitst zal zijn in twee brigades. Deze bestaan uit 8 infanterie- en 2 bersaglieri-regimenten, ieder van 2600 man, een kustverdedigings-, een vcldbat- terij, en vestingartilleriebatterijen, 2 genie ambulance- en fourageeringscoinpagnieën te zamen het expeditieleger vormend, waarover generaal Caneva met zijn chef van den generalen staf, generaal Gasta- loello, het bevel zal voeren. De soldaten dragen grijze uniformen. Onmiddellijk onder Caneva dienen de generaals Giardina, Amelio d'Atnico en Reynaldi. Nu het oorlog geworden is, zal het opperbevel over alle troepen te land en ter zee, die aan de actie deel nemen, gelegd worden in handen van admiraal Aubry, den vloogvoogd van het Middellandsche Zee-eskader. 20 groote schepen in de transatlantische vaart zijn aangewezen voor het transport en de expeditie kan binnen enkele dagen ge reed zijn. Verder is de gcheele Italiaansclie vloot gemobiliseerd. Zij bestaat uit 4 eskaders, samengesteld als volgt: Eerste eskader. Slagschepen: Victorio Emanuele, Regina Elena, Roma, Napoli; gewapende kruisers: Pesa, San Marco, Amalfi, Scout, Agordat. Bij het eskader zijn een mijnschip en drie torpedojagers gevoegd. Het vormt een prachtige, homogene gevechtsvloot, met een behoorlijke snelheidhet minst snelle der schepen loopt nog altijd met 22 knoopen. Aan dit eskader is opgedragen de taak de transportschepen naar Tripolis te ver gezellen en zoo noodig dë kust- en haven plaatsen te bombardceren, als de landing der transportschepen naar Tripolis gun stig lijkt. Tweede eskader. Slagschepen: Bene detto, Brin, Emanuele Filiberto, Saint Bon; gewapende kruisers: Garibaldi, Va- rese, Francesco Ferencio, Marco Polo; verkenningsschip Coatet. Dit is een minder krachtig eskader, maar best in staat om de zeer kleine Turksche vloot aan te tasten,, cn te voor komen, dat Turksche transportschepen naar Tripolis vertrekken met 41 an schap pen of ammunitie. Derde eskader. Slagschepen Sardegna, Umberio, Sicilia; gewapende kruiser Carlo Alberto." Dit betrekkelijk zwak eskader is be stemd om in de Roode Zee te kruisen en een aanval op de Italiaansclie bezittingen in die wateren van uit Arabië te voor komen. schafte, waarvan hij besloten had te pro fiteered Het was tusschen vader en zoon eene bijna voortdurende strijd, die zou eindigen met het verbreken der lief de, evenals de vijl het staal breken doet. Mijnheer Koechler had toen juist zijn ontslag genomen, en, zooals eerder ver meld is, op twee uur afstands van Straats burg eene bescheiden woning gehuurd. Aymar, ten einde zich beter aan het va derlijke gezag te kunnen onttrekken, had verklaard, de stad niet te willen verla ten, waar hem dagelijks zijne bezigheden konden heenroepen. Van toen af dom pelde Aymar zich onvoorzichtig in een leven van min of meer schuldige uit spattingen, die niet meer bedwongen werden door de vrees voor vaderlijke straf. Men zou kunnen zeggen, dat hij veel vrienden had, indien men hierdoor niet de naam der vriendschap ontwijdde, door hem toe te passen op die soort verbin dingen, alleen om de genoegens en die door den minsten tegenspoed verdwij nen. De hoogmoed bracht cr overigens den jeugdigen Koeckler somtijds toe, zijn slaafsche navolgers te bclecdigen, en die vrienden tot vijanden te maken. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5