Uit de Pers.
Aymar.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courantvan
Vrijdag 29 Sept. no. 601.
Daar moet het heen
Onder dit opschrift vraagt de „O e 1-
derlander" zich af of het in het
voordeel is van een land zijn grenzen
open te houden, wanneer alle landen
daar rondom heen hun grenzen sluiten,
ïfiet blad merkt o.a. op
Had men in alle landen den handel
vrij gelaten, dan zouden zich in elki
land de meest geëigende productievor
men hebben ontwikkeld, en zouden ook
de prijzen voor alle waren niet veel
hooger zijn, dan waarvoor het land, dat
de meest gunstige condities biedt, ze
leveren kan.
Maar we staan nu eenmaal voor het
feit, al is het dan ook een betreurens
waardig feit, dat andere landen hun gren
zen voor vreemde waar gesloten hou
den, opdat in het eigen land de pro
ductie van die waar tot hooger bfoei
kome, zij het dan gedeeltelijk ten koste
van zijn bewoners.
.Moeten we dan maar stil toezien, dat
men voor ons de grenzen sluit, de gun
stige condities van ons land dus neutra
liseert, terwijl inzake datgene, waarin
wij in een minder gunstige conditie ver-
kecien, ons land met vreemde waar
wordt overstroomd?
Hier moeten ook wij neutraliseeren,
wil niet ons laud door steeds grooter in
voer in steedis kleiner uitvoer aldoor
armer worden.
Wij moeten desnoods van andere lan
den concessies kunnen afdwingen, waar
door onze gunstiger condities tegenover
het buitenland weer tot haar recht ko
men.
In Duitschland heeft men daarop reeds
gewezen. Uit Wurtenibergsche iiidus-
trieele kringen wordt volgens het „Han
delsblad" aan de te Berlijn verschijnen
de „Deutsche Export Revue" geschre
ven, dat de industrie zich in dat ko
ninkrijk ernstig bedreigd voelt door de
voorgenomen tariefhervorming in Ne
derland.
Nu vinden we het wel eigenaardig
dat bericht in het liberale „Handelsblad"
te lezen. Immers die industrieele Wur
tenibergsche kringen zien als redmiddel
aan niet het nemen van „tegenmaatrege
len, die niet eens stellig succes belo-
•loven", maar „een druk uit te oefenen,
bij het afsluiten van een nieuw handels
verdrag concessies te doen aan Neder
land, vooral ten opzichte van de talcküi
van industrie, die den invloed van de
verhoogde tarieven zullen gevoelen".
Ncderlandsche landbouwproducten in
jDuitschland zwaar belasten gaat niet
die maatregel zou voor Duitschland zelf
veel te nadeelig zijn, een versterking be
ttekenen van de agrarische politiek.
Laten ageeren tegen de tariefwet zal
de Wurtembergsche industrieelen
erkennen het eerlijk in Nederland
niet een komsich gebaar worden begroet
immers die industrieelen maken zelf
sterk propaganda voor de bescherming
van hun nationale industrie.
Wat blijft er dus over?
Aan 'Nederland concessies doen.
Zeg, Excellenties Kolkman en De Ma-
rees van Swinderen, dit en dit en dat
moogt gij allemaal vrij naar Duitschland
invoeren, maar dan moet gij de invoer
rechten opheffen voor deze producten
van onzen kant.
Nederland krijgt dus weer betreffen
de die producten zijn oude bevoorrechte
positie, die het door zijn gunstige lands-
condities bezat.
En daar moet het heen.
Die positie kunnen wij terug krijgen
wanneer andere staten hun natuurlijke
bevoorrechte positie bedreigd zien, door
dat wij ook onze grenzen sluiten.
Komen zij dan om verlaging van in
voerrecht en bij onzen Minister van Bui-
tenlandschc Zaken aankloppen, dan zai
het parool steeds zijn: „heel gaarnev
maar voor wat, hoort wat".
En zoo zal wat in ons land wordt
geproduceerd, weer binnendringen daar
waar het thans kunstmatig wordt ge
weerd.
De kiesrechtbluf der socialisten.
De „Standaard" gaat voort de on
geoorloofde bluf, waarmede de sociaal
democraten op de 316.000 handtekenin
gen van het volkspetitionnement pochen,
nog meer af te takelen.
Het blad schrijft:
R Js bleek ons, dat tegenover hun
316.000 onzerzijds in 1878 stonden 460.869
en dat dit cijfer nog met 164.000 -l- 4210
moet vermeerderd worden, daar van de
Roomschen alleen de gezinshoofden tee
kenden, en 421 kerkeraden het gemeen
schappelijk deden.
Het totale cijfer voer 1878 klimt alzoa
tot 638.079. Eens zoo hoog als dat der
sociaal-democraten.
Doch ook zoo zijn we er nog niet.
Natuurlijk moet ook gelet op het ver
schil in bevolking. Nu was de bevolking
van ons land in 1878 nog niet hooger
geklommen dan op vier millioen, terwijl
dat cijfer thans 5.900.000 bedraagt, en
dus dicht bij de zes millioen is.
Om juist te cijferen, moet men dus
ook dit zeer aanmerkelijk verschil in
rekening brengen. Een derde stond men
toen in bevolking lager dan nu. üe hebt
dus bij hetgeen wij in 1878 haalden, één
derde bij te voegen, om de cijfers voor
juiste vergelijking vatbaar te maken.
Nu is één derde van 638.079 gelijk
aan 219.000. Voegen we nu dit cijfer bij
de 638.079, dan komen we op 857.000.
En tegenover dit cijfer staan dan de
sociaal-democraten met 316.000; iets wat
hun intusschen niet belet te roemen, dat
huil cijfer liet hoogste cijfer is, dat ooit
gehaald werd.
Cijfers zijn onverbiddelijk en daarom
is het zaak hen ditmaal precies na te
rekenen.
Nu komt hier nog dit verschil bij, dat
onzerzijds in 1S78 niet anders is gedaan
dan dat 4 dagen lang lijsten bij de boek-
verkoopers ter teekening werden gelegd.
Van ophalen van handteekeniugen was
geen sprake. Iets wat dan staat tegenover
de practijk der sociaaldemocraten, die
maandenlang handteekeniugen aan de
huizen ophaalden, vooral ook van vrou
wen.
Veilig kan dan ook gezegd, dat, zoo
men alle gegevens, die hier de zaak be-
heerschen, in rekening brengt, de sociaal
democraten nog op geen derde van 1878
kwamen, en een pover denkbeeld gaven
van de sympathie, die Tè bij het volk
vonden.
De „Gelderlander" wijsi op een
andere zaak, nl. op de geldklopperij uit
de zakken der arbeiders. Wij lezen:
Er is voor het laatste gedeelte der
actie dus maakt de penningmeester
Van Kuykhoff bekend v e e 1, z e e r
veel geld noodig geweest en nog
noodig.
Wat tot heden, als gevolg van den
oproep, in de laatste weken is ingeko
men, is totaal onvoldoende.
Er moet dus geld binnenkomen!
En dit, nadat de gekgemaakte arbeiders
al zooveel hebben moeten dokken orn de
demonstratie op te luisteren. Er waren
er 20.000, uit alle hoeken van het land
present, zoo wordt verzekerd. Aangeno
men dat die, door elkaar genomen, daar
maar een rijksdaalder aan hebben ge
spendeerd en dat is geen kleinigheid
van een werkmansweekloon dan is
er op dien éénen Dinsdag voor een halve
ton gouds door de arbeiders weggegooid.
Letterlijk weggegooidwant de betoo
ging diende tot niets.
Vooreerst hadden zeker 99 van de 100
der betoogers de vrouwen natuurlijk
er buiten gerekend het kiesrecht,
waai om zij zich zoo druk maakten. En
ten andere wisten zij heel goed, dat
minister Heemskerk hun toch liet ajge-
meen niannen-cn-vrouwenkiesrecht niet
op eigen houtje bezorgen kon en er zich
zelfs niet over kon uitspreken, nu elk
oogenblik de staatscommissie voor het
kiesrechtvraagstuk, waarvan hij voorzit
ter is, met haar rapport kan voor den
dag komen.
AlLeu voor het pleizier van de socia-.
lis...-.!.a leiders gaven de arbeiders dus
nutteloos minstens een halve ton op één
dag uit. En dat is nog lang niet vol
doende; er moet volgens den penning
meester nog heel wat geld bijeengebracht
worden om de kosten goed te maken.
De arbeiders zijn er goed voor. Wel
jammert het „Volk" dag aan dag over
de duurte en het gebrek, dat dientenge
volge in de arbeiderskringen geleden
wordt. Maar het vele, zeer vele
geld, dat noodig is om een monster-
betooging te bekostigen, kan er toch nog
best van af.
Och, och! wat laten die „bewuste"
arbeiders zich van hun belangelooze lei
ders toch nog onbewust afhalen!
STATEN-GENERAAL.
TWEEDË KAMER.
Onteigeningen.
Ingediend is bij de Tweede Kamer een
wetsontwerp tot verklaring van het al
gemeen nut der onteigening ten behoe
ve van: le. een spoorweg van Burgh
naar Brouwershaven 2e. verbetering in
de ligging van den spoorweg van Brou
wershaven naar Steenbergen.
Ziekte- eii Radenwet.
De wijzigingen ip her oncwerp-Ziekte-
wet zijn hoofdzakelijk een uitwerking van
het docr den Minister van Landbouw,
Nijveiheid en Handel in de vergadering
der Tweede Kamer van 28 Juni j.L toe
gelichte denkbeeld, om in de regeling
op tc nemen andere kassen dan die, be
stuurd door de Raden van Arbeid.
Van deze gelegenheid is gebruik ge
maakt om ceiiige andere wijzigingen aan
te brengen, waarvan de wenschelijkheid
na de indiening van het ontwerp is ge
bleken.
Ariikel 2 zal in Verband daarmede nu
luiden
1. Onder ziekenkas wordt verstaan de
kas van een Raad van Arbeid, bestemd
voor de verzekering van uitkeering van
ziekengeld.
2. Onder plaatselijke kas wordt ver
staan een door een Raad van Arbeid
voor een deel van zijn gebied ingestelde
kas voor de uitkeering van ziekengeld.
3. Onder bijzondere kas wordt ver
staan iedere andere kas, waaruit zieken
geld wordt uitgekeerd.
4. Onder ziekenfonds wordt verstaan
een instelling voor de verzekering van
geneeskundige hulp.
5. Onder geneeskundige hulp wordt
de verstrekking van genees- en verband
middelen begrepen.
Uit de toelichting blijkt, dat de ver
zekering wordt geacht altijd bij de zieken
kas van den Raad van Arbeid te geschie
den, al doet eene andere kas de uitkee
ring.
De bijzondere kas behoeft zich niet tot
de uitkeering van ziekengeld te bepalen.
Van de andere wijzigingen wordt het
volgende aangestipt
Hét tweede lid van art. 38 wordt ge
lezen als volgt: Als geneeskundige hulp
wordt niet beschouwd die, welke den
verzekerde wordt verleend door een niet
erkend ziekenfonds.
Artikel 47 is mede gewijzigd, omdat
de Minister is teruggekomen van het
denkbeeld om den Raad van Arbeid vrij
te laten de premiën groepsgewijze vast
te stellen, overeenkomstig htt risico, dat
iedere groep verzekerden oplevert. Zoo
als het artikel nu luidt, mogen de pre
miën alleen verschillen in verband met
het ziektegevaar, dat (blijkens statistieke
gegevens) aan de uitoefening van be
paalde beroepen is verbonden.
Daaruit volgt, dat met het verschil in
leeftijd geen rekening mag worden ge
houden.
Artikel 68 gaf in zijn oorspronkelijker!
vorm het recht op vrijwillige verzekering
alleen aan hen, die onder de Ongevallen
wet vallen. Ook de losse arbeiders, die
niet onder genoemde wet vallen, behoo-
ren zich te kunnen verzekeren. Het ar
tikel is in dien zin aangevuld.
Een nieuw artikel 771 is opgenomen,
dat de mogelijkheid opent de decentra
lisatie, waar gewenscht, nog verder door
Morgen dus, hernam hij met schert
sende stem, morgen zal dus Leopold Lavi-
mart de loopbaan beginnen, waarvan zijn
roem afhangt? Is de zaak geëvenredigd
aan zijne bekwaamheid?
Dat is te zeggen, ik heb in opdracht
een armen drommel te verdedigen, die
meer ongelukkig dan schuldig is, en die
mij belang inboezemt.
Men stelt altijd belang in zijn eersten
cliënt. Morgen kom ik naar u luisteren,
om te oordeelen over je welsprekendheid
en om mij er van te overtuigen, of ge
ook eens uwe bekwaamheden ten mijnen
voordeele zoudt kunnen aanwenden.
Leopold haalde even de schouders op.
Het orkest roept je, komt ge?
Neen.
Scheelt er iets aan Ge hebt toch
hoop ik, geen slechte tijdingen ontvangen
omtrent de gezondheid van M. Koechler?
Neen.
Aymar, ik zou in uwe handelwijze
slechts een gril zien, die weinig aandacht
verdient, indien ik niet sinds eenig'en tijd
in uw gedrag eene omkeering had ge
merkt, waarover mijne vriendschap zich
verontrust.
Wat spreekt gij dwaas, mijn waarde
Leopold! Het bal verveelt mij, ziedaar het
gansche geheim van mijn gedrag, en gij
zou,dt tevergee|s gen ander zoeken.
de vocien, door b.v. voor een bepaalde
gemeente eene plaatselijke commissie in
te stellen, die de uitkeeringen admini
streert. Doordat aan zulk een plaatselijke
kas de premiën uitgekeerd worden, onder
verplichting de uitkeering te verstrekken,
die de Raad van Arbeid aan de andere
verzekerden geeft, doch met vrijheid meer
te geven, heeft zij denzelfden prikkel 'als
de bijzondere kas voor een zuinig be
heer, scherp toezicht enz.
Volgens art. 80 eerste Jid en art. 81
kan de Raad van Arbeid zich belasten
met de inning der ziekenfondspremie voor
den verzekerde en diens gezin, of de
premie voor den verzekerde, die onver
mogend is,, aan dezen voor te schieten.
Door aanvulling van beide artikelen is
in deze richting een stap verder gegaan.
Den Raad wordt nu ook de bevoegdheid
gegeven de premie voor den tijd, dat
ziekengeld wordt uitgekeerd, voor zijne
rekening te nemen.
In het ontwerp-Radenwet is de be
langrijkste wijziging die van art. 31.
Het nieuwe tweede lid voorziet de
mogelijkheid van de instelling van al dan
niet plaatselijke commissiën, met een be
paald omschi eyen bevoegdheid, die onder
verantwoordelijkheid van clen Raad van
Arbeid door dezen met de uitvoering van
zekere taak worden belast. Een toepas
sing geeft het nieuw voorgestelde en
hierboven vermelde art. 771 Ziektewet.
Voorts is de benoembaarheid vau niet-
leden van den Raad van Arbeid opge
nomen en is vervallen het vereischte van
gelijke vertegenwoordiging van werkge
vers en arbeiders in de commissie.
Contracten in lndië.
De Minister van Koloniën heeft aan
de Tweede Kamer doen toekomen af
schriften van een tiental contracten met
inlandsche vorsten in den Oost-Indischen
Archipel, of daarmede gelijk te stellen
stukken.
Land- en Tuinbouw.
Nederl. Boerenbond.
In de vergadering van Woensdag
avond sprak de heer Th. C. Wesselingh
uit Hazerswoude over het
mond- en klauwzeer.
Spr. behandelde eerst de verschijnse
len van het verloop der ziekte en gaf en
kele nuttige wenken voor de verpleging
van zieke dieren. Het toedienen van
krachtvoer bij het begin der ziekte is
beslist nadeelig, daar de ziekte meestal
gepaard gaat met ontsteking der inge
wanden waarop het slecht of niet ver
teerde voedsel nadeelig werkt. Den die
ren die blijken geven van hevige inwen
dige stoornis diene men tijdig laxeer
middelen toe waaronder in de eerste
plaats gekookt lijnzaad. Tegen het klauw
zeer en vooral ter voorkoming van de
kwaadaardige klaüwzweren ontsmette
men dagelijks de klauwen met een zeer
sterke creoline.
Mooier dan verpleging is evenwel
voorkoming van de ziekte. Veel tong-
blaar kon worden voorkomen, als de
menschen goed wilden.
Spr. heeft dikwijls zijn ergernis moe
ten verkroppen. De boer doet niets, of
zoo goed als niets, om eigen vee, veel
minder om dat van anderen te vrijwaren.
Zij doen te laat of in het geheel geen
aangifte van het uitbreken der ziekte,
als zij kans zien ongestraft te blijven.
Men smaalt op veeartsen en burgemees
ters die ambtshalve geroepen zijn de wet
te handhaven en pocht erop als men
die wet heeft ontdoken.
Evenwei de boer, die op deze wijze de
ziekte lachend binnenhaalt, verliest de
achting van alle weldehkenden.
Bij dit zedelijk verlies komt nog een
stoffelijke schade, die spr. volgens een
matige berekening voor onzen gehee-
len veestapel becijfert op 33 millioen
gulden. Na gewezen te hebben dat het
mond- en klauwzeer een nationale ramp
is, noemt spr. als he tbeste middel om de
ziekte te voorkomen het bewerken van
de boeren om hen van hun verfoeilijk
stelsel af te brengen. Vee! kunnen de boe
renbonden hiertoe bijdragen. Wij moe
ten een onvermoeiden strijd voeren niet
Het zij zoo, zeide Leopold weinig
overtuigd.
Hij wilde zich verwijderen, maar zijn
vriend hield hem tegen.
Kunt ge mij wat geld leenen? vroeg
hij qp een toon, die een lichte verlegen
heid verried, ik heb mijn portefeuille ver
geten".
De jeugdige advocaat bleef plotseling
staan.
Wilt gij spelen, Aymar, nooit
heb ik geweten, dat gij dat gebrek bezat.
En gij vindt, dat ik er toch genoeg
had, zonder datOverigens, indien mijn
verzoek u niet aanstaat, beschouw het
dan als niet gedaan.
Voor eenig antwoord reikte Leopold
zijne portefeuille over aan zijn vriend, die
ze na eenige aarzeling aannam.
Gij weet hoeveel er in is?
Leopold maakte eene ontkennende be
weging en verwijderde zich aanstonds.
Aymar Koechler volgde hem met de
oogen, totdat hij onder de menigte dan
sers verdwenen was, en die blik drukte
eene bittere troosteloosheid uit.
Er was een tijd, zeide hij zacht, dat
ik was als hij, kalm van geest, zuiver
van geweten, zonder wroeging over het
verleden, zonder vrees voor de toekomst,
terwijl nu
Daarna voegde hij er in gedachten bij
tegen de regeering, doch tegen de zóó
gevreesde ziekte. De hulpmiddelen det
regeering zijn uitstekende wapenen.
Spr. hekelde de zucht om den wetge
ver te verschalken en een hoogeren prijs
voor zijn vee te behalen en om het be
ter te weten dan de „geleerde heeren'4
en de wenken der economen niet op te
volgen. Er zijn voorts boeren die zeg
gen „de veeziekte is een straf Gods en
de boer mag deze niet van zich afwen
den.
De conclusiën, door den inleider ge
steld, vonden evenals de inleiding zelve
veel bestrijding. De meeste sprekers
wierpen de beschuldiging van den inlei
der van zich af. dat de boef dikwijls
zelf de oorzaak van de verbreiding van
de ziekte is.
De voorzitter meende den inleider te
moeten ter hulp komen. Spr. gaf toe, dat
de inleiding wel wat al te zwart wns!
gekleurd, ofschoon hij erkende, dat de
boer in het algemeen, als hij zelf dei
ziekte onder zijn vee heeft, niet voldoen
de tegen de verdere verspreiding waakt
De conclusiën werden gewijzigd goed
gekeurd.
Zij zijn saam te vatten in de laatste:
Dat de Regcering in ernstige overwe
ging neme de bestaande wet in die mate
te wijzigen, dat belemmering van bedrijf
en handel tot het striktst -noodzakelijke!
beperkt blijve en zich bovendien zooveel
mogelijk de voorlichting, steun en mede
werking van den landbouwer verzekere.
Gistermorgen werden de beraadslagin
gen hervat met een referaat van dert
heer Th. Verheggen te Buggenum overt
de
Landverschaffing aan arbei
ders en kleine boeren.
Spr. betoogde daarbij, dat de Boeren
bond op de eerste plaats in het belang!
van de arbeiders, maar tevens in het
belang van de boeren zelf, de pogingen
ondersteunen, die het lot van de land
arbeiders op geschikte wijze trachten te
verbeteren.
Na eenige discussies werden de vol
gende conclusie vastgesteld:
lo. Het verschaffen aan oppassende
landarbeiders van eene passende wo
ning met eenig land, bij voorkeur in
eigendom, in die streken waar zij werk
zaam zijn en waar een of ander niet on
der geschikte voorwaarden is te verkrij
gen, verdient aanbeveling.
2o. Het is niet minder wenschelijk
oppassende kleine boeren te helden bj(.
het verkrijgen, behouden en verbeteren
van woning en akker.
3o. Ook wettelijke maatregelen tot
bevordering van deze doeleinden dienen
vanwege den Ned. Boerenbond te wor
den gesteund.
Hierna was aan de orde de bespre
king over de
I n v a 1 i cl i t e' i t s- en Ouder dom s-
verzekering,
waarover de heer F. H. van Wichen, lid
van de Tweede Kamer, het woord voer
de.
Spr. begon met te zeggen, dat de
aanleiding tot dit onderwerp was, het
feit, dat het bestuur van den Ned. Boe
renbond zich niet kan verecnigen met
het wetsontwerp van Minister Talina.
Spr. meent, dat dit ontwerp wel in het
streven naar sociale rechtvaardigheid
voorziet en dat het den arbeiders en
boeren ten goede zal komen. Spr. wil
dan ook geen afbrekende critiek uitoefe
nen, doch alleen in het belang van dein:
geheelen boerenstand een paar weuschen
uiten, voor welker inhoud spr. naar de
conclusies verwijst.
Spr. wijst op de groote bezwaren voor
het vinden van een goed systeem van
verzekering en op de moeilijkheden om,
het ieder naar den zin te maken, door
dat er steeds politieke en principe-kwes
ties aan verbonden zijn.
Aan dit bezwaar heeft Minister Taltna
goed weten te ontkomen. Toch heeft
elke partij hare bezwaren of weuschen
zoo ook de Boerenbond. Ofschoon
spr. in het algemeen met het wetsont
werp instemt, zou hij voor den boer gaar
ne vrije verzekering zien, waarbij dan
onder leiding van den Boerenbond ver-
eenigingen zouden zijn op te richten. Spr.
Terwijl alleen de kansen van het
spel mij kunnen reddeu, komen ten laat
ste nog deze nieuwe angsten mijn ziel
kwellen
Het onderhoud van Leopold Davimart
met zijn vriend had hem bedroefd; hij
dwaalde een half uur lang de zalen door,
zonder uit de danseressen eene keuze te
kunnen doen.
Toen hij eindelijk een nog jeugdig meis
je bemerkte, dat hij slechts ten halve ken
de, en wier angstig gelaat verlatenheid
verried, ging hij haar ten dans vragen.
Na bekomen toestemming wilde Leo
pold zich verwijderen, toen de moeder
hem zeide
Mijnheer Davimart, ik wijde u een
dienst verzoeken.
Nadat Leopold gebogen had, vervolgde
de dame:
Daar ik slechts de rol van toeschouw
ster vervul, en dus alles kan waarnemen,
wat er hier voorvalt, is het mij ojigcval-
len, dat er zoo juist in de zaal eene on
voorziene gebeurtenis heeft plaats gegre
pen, die de gemoederen ernstig in beroe
ring gebracht heeft. Men vormt groepen,
men is opgewonden, men ondervraagt el
kander met brandende nieuwsgierigheid.
Heb medelijden met de mijne, en laat mij
niet langer blootges Md aan die Tantalus
kwelling. (Wordt vervolgd.)
FEUILLETON.
Naar het Fransch.
X.
EEN FEEST.
In hét begin van den winter vau het
jaar 184...., stroomde een sierlijk geklee-
de menigte naar de zalen van het gouver
nementsgebouw van Straatsburg.
Het was omstreeks middernacht, dat
het feest in vollen luister werd gevierd.
Het orkest speelde zijn vroolijke, ineeslee-
pende refreinen, het genoegen scheen de
ze opgeruimde menigte in hóoge mate te
bezielen.
Eén gelaat echter wierp een donkere
schaduw op dit tafereel: 't was een jonge
ling van ongeveer vijf en twintig jaar, met
eene flinke houding en een schrander
uiterlijk.
Reeds een kwartier ongeveer hield hij
zich verscholen achter eene openslaande
deur, stond volkomen onbewegelijk, ter
wijl hij met verstrooiden blik de groepen
volgde, die onophoudelijk heen en weder
liepen.
Om hem aan zijn verstrooidheid te ont
rukken, naderde hem een jongeling met
een zacht schertsende stem en stoorde
hem in zijne overpeinzing.
„Welnu, Aymar, zult ge mij eindelijk
antwoorden?" zeide hij, na eenige ver-
geefsche pogingen om de aandacht van
den nadenkenden jonkman te trekken.
„Wat scheelt u toch? waarom dat som
ber voorkomen, dat u doet gelijken op
een held van een tooneelstuk, die nadenkt
over zijn misdaden? Waarom vind ik u
hier in zoo'n droomerige houding, u, altijd
zoo gevierd door de Straatburgsche jon
gelingschap?"
Maar het komt mij voor, dat gij zelf
niet zeer verlangend zijt een werkzaam
aandeel in dit feest te nemen, hernam
op slecht gehumeurden toon diegene, wel
ke Aymar had geroemd.
O, ik, dat maakt een groot verschil,
daar zal niemand spijt van hebben, ik kan
ook nu eerst komen, den geheelen avond
heb ik moeten besteden om te werken
voor de zaak, die ik morgen bepleiten zal.
Ik heb niet zooals gij, gelukkige sterve
ling, de vrije beschikking over mijn tijd
en het genoegen komt bij mij eerst op de
tweede plaats.
Toen Aymar hoorde, welke benaming
hem door zijn vriend gegeven werd, lach
te hij bitter.