Johannes Freund. men in de burgermaatschappij thuiskomt uit zijne betrekking. De manschappen mogen het kamp niet verlaten, natuurlijk wel des Zondags om naar de kerk te gaan, en zooiets vind ik een heel goede maatregel. Velen toch zijn nog te jong om te beseffen, dat ze zich ook in een andere plaats dan die hunner inwoning ordelijk moeten gedra gen, en dit zou aanleiding geven tot relletjes enz. Van oefeningen wordt hier natuurlijk veel werk gemaakt en daartoe zijn we dan ook hoofdzakelijk in dit kamp ver- eenigd. Deze oefeningen vangen om 8 uur v.m. aan en eindigen om 3 uur. Er wordt volgens eene bepaaide veronderstelling naar een aangewezen punt gemarcheerd, steeds uitgeleide gedaan door de vroo- lijke muziek van v. Erp. De oefening wordt 011112 uur 's middags onderbroken, menschen en paarden, ter plaatse waar ze zich bevinden, een uurtje rust gegund, waarbij de inwendige mensch wordt ver sterkt met in den broodzak meegenomen proviand. De oefening wordi verder voort gezet tot 3 a 4 uur 's namiddags. De overige dagindeeling is: 5 uur reveille (opstaan), daarna ontbijt, waarbij 's mor gens in de frissche lucht een ketel soep niet is te versmaden. Na de oefening mid dagmaal; dan rusten, of een courant lezen in de goed ingerichte burgercantin etenten, waarbij nu en dan een mooi concert van het 4e; vervolgens om 9 uur taptoe en naar bed (in het stroo). Tot nu toe waren de oefeningen onder leiding van den bataljonscommandant, ieder met zijn eigen bataljon. Vanaf mor gen beginnende regimentsoefeningen, dus de vier bataljons vereenigd onder leiding van kolonel de Roon, commandant van het regiment, waarbij cavalerie eg artillerie is ingedeeld. Maandag en Dinsdag ko men het 4e én 10e regiment alsmede de artillerie uit Leiden bij elkaar en beg'nnen de manoeuvres onder leiding van den commandant der 1ste üivisi^, generaal- majoor Neteson. De artillerie uit Leiden wordt in de gemeente Harderwijk inge kwartierd. Omtrent deze manoeuvres-hoop ik een volgenden keer een en ander te schrijven. Uit de Pers. Dat verwoede anticlericalisine. Iet „Huisgezin" dricstart: De schrijver van de rubriek „Onder de menschen", in de „N. R. CL" heeft Albert Hahn, den teekenaar der spotpren ten in de „Notenkraker" geïnterviewd. Er komt in het opstel één teekenend woord van Halm voor. „Dat verwoede anti-clericale in mij heb' ik precies zoo van mijn vader", zei hij tegen den heer Lfrusse. Hier hebben wij dus de eigen beken tenis van Hahndat hij „verwoed anti-clericaal" is. En deze verwoede anti-clericaal is de teekenaar van het bijblad van „Het Volk", dat altijd bij hoog en bij laag volhoudt niet tegen den godsdienst te zijn en iedereen in het godsdienstige vrij te laten. Zoo luidt de theorie. De praktijk is, zooals Hahn ze levert: bespotting, ge wilde en bedachte bespotting, van wat velen eerbiedwaardig en heilig is. Laat „Het Volk" voortaan zijn praat jes vóór zich houden, waar de lommerd immers toch geen duit op geeft. Advertenties. In de „Gemeenteraad", maand blad van de Vereeniging van anti-revo lutionaire- gemeenteraadsleden, komf het volgende artikel voor Reeds meermalen is in gemeenteraden de plaatsing van gemeente-advertenties in bepaalde bladen besproken. Deze aan gelegenheid is de aandacht van onze Raadsleden ook ten volle waard. Aan de keuze der bladen, waarin ge adverteerd zal worden, is meer dan één zijde. Vooreerst is er de comtnercieele kant. Men adverteert om bekendheid te geven. En daarom is een van de vragen, die te beantwoorden zijn welke bladen gaven naar evenredigheid van den ad vertentieprijs de meeste publiciteit? De vraag is niet altijd gemakkelijk te beant woorden; de meeste bladen maken van den omvang hunner oplage^e-en1 sommige bladen hebban den naam van veel gelezen te zijn, terwijl zij inderdaad hun roem overleefd hebben; ook is de publiciteit niet steeds evenredig aan de oplaag, daar van sommige bladen vele exemplaren in meerdere gezinnen, die zich gezamenlijk abonneeren, worden ge lezen, terwijl andere bladen, vooral die gratis verspreid worden, vaak ongelezen naar de prullemand gaan. Er is echter ook een politieke kant aan de keus van een blad verbonden. Het zou struisvogejpolitiek zijn te ont kennen dat die keus ook tengevolge heeft, dat de gemeente aan het gekozen blad steun verleent, zoowel finantieel als moreel. „Maar clat wordt in het geheel niet bedoeld", zal allicht een burgemees ter of secretaris tegenvoeren, wanneer daarop gewezen wordt. Het zij zoo: het kan in ieder bepaald geval wel worden aangenomen, dat de bedoeling van be voorrechting' aan de keus van een be paald blad vreemd is; maar ook al is er zulk een (bedoeling niet, het resultaat blijft hetzelfde. En nu moet de gemeente zich ervoor hoeden, om ook opzettelijk en voortdurend haar finantieelen en mo- reelen steun te geven aan een blad van écn richting, waardoor op den duur zulk een blad een half officieel cachet kan krijgen. Ieder serieus blad heeft gelijke aanspraak op erkenning van de zijde van het gemeentebestuur, en het wordt te recht als een onbillijkheid gevoeld, wan neer bladen, die in breede kringen ïn de gemeenten lezers hebben, voortdurend worden voorbijgegaanomdat een an der blad nog meer lezers heeft. Daar om vermijde de gemeente den schijn van bevoorrechting en betrachte de billijk heid ook tegenover kleinere bladen natuurlijk mits de prijs, dien zij stellen, binnen de redelijke grenzen blijve. Mer het bovenstaande is natuurlijk niet gezegd, dat in ieder blad, dat zich aan dient, geadverteerd worden moet. Wan neer een blad van geen beteekenis hoe genaamd is voor de gemeente en nauwe lijks gelezen wordt, misschien in een andere plaats uitgegeven wordt, dan heeft tegenover zulk een blad een gemeente bestuur geen verplichtingen. Het adverteeren in een blad brengt voorts wel niet mede de verplichting om over heel den inhoud van liet blad cen suur te oefenen, maar eenige beperking is toch ook in deze richting noodzakelijk. Er zijn bladen, waarin het gemeentebe stuur niet kan adverteeren; zoo in so- ciaal-democraiische bladen, af waffe het slechts omdat zij revolutie en verwerping van het gezag predikenzoo in bladen in wier advertentie-rubrieken al wat on zedelijk is wordt toegelaten. Het ligt op den weg van gemeente raadsleden cnij wanneer zij van oordeel zijn, dat met het plaatsen van gemeente- advertenties de billijkheid en onpartijdig heid uit het oog wordt verloren, daar tegen op te komen. Wanneer vertoogen binnenskamers niet helpen, kan een be sluit van den Raad betrefrened de te kiezen bladen worden uitgelokt. De be handeling van de begrooting, waarin wel meerdere posten zijn aan te wijzen waaruit advertentiekosten betaald moeten worden, biedt een geschikte gelegenheid om eerst in de afdeelingen en dan zoo noodig in openbare zitting de zaak ter sprake te brengen. BUITENLAND. De Week. Het blijft overal grommelen en drei gen, het is in de politiek al even zwoel als in het openbare leven. Ook daar geen luchtig windje, dat wat verkoeling brengt geen ferme regenbui die verfrischt en tot nieuwen groei prikkelt. Alleen zware don derwolken dreigen dood en verderf over de aarde te brengen. Nog steeds hangt de kwestie, zal het oorlog zijn of vrede, ofschocn, we hebben het reeds van een Hollandsch oud-gene raal gehoord, de voortdurende droogte een leelijke streep door de rekening der oorlogszuchtigen trekt. Want we moetea toch veronderstellen dat al hebben Frank rijk en Duitschland grooten lust tot vech ten, ze toch ook nog zoo iets als gezond verstand hebben om maar niet alles te wageii om niets te verkrijgen. En trouwens afgezien van het feit, dat een oorlog thans onberekenbare schade zou brengen, gelooven we niet, dat een kwestie van zaken en niets meer tot een oorlog zal voeren. Geen verstandig mensch, zegt de „Petit Parisien", kan ge looven aan een conflict over mijnrechten, douanekwesties of spoorweglijnen. De waardigheid van twee volkeren van 64 en 40 millioen zielen kan niet door zulke technische kwesties in gevaar gebracht worden." Enfin, we zullen het hopen, maar het is meer gezien. Zooals we weten', zijn nu de nieuwe voorstellen van Frankrijk te Berlijn aan gekomen. De nieuwe voorstellen zijn op zich zelf een heele slimmigheid. De klip van het absolute weigeren der tegen voorstellen van Duitschland is daarmede omzeild en toegegeven heeft Frankrijk feitelijk niets, want anders had het, zoo als de „Köln. Ztg." terecht opmerkte; de tegenvoorstellen van Duitschland kun nen aannemen. Maar uit de nieuwe nota blijkt dat Frankrijk van economische voor deden voor Duitschland intusschen niets weten wil. Frankrijk zegt daarin als va riant op de woorden van een zijner ko ningen I'état, c'est moi, Marokko zijn wij, en heel naief klinkt dan ook de 7e bepa ling der nota, dat de Sultan onder de ge noemde beperkingen alle rechten, die Eu ropa hen toestond, behoudt. Bij de bepa ling der economische regelingen wil Frankrijk, dat alle openbare diensten aan den Staat (maar dat is feitelijk Frankrijk) onderworpen zullen zijn, terwijl alle na ties gelijke handels- en douanerechten zullen hebben. Daar kan Duitschland kwalijk vet van soppen en het is begrijpe lijk dat men daar de nieuwe nota met een zekeren afschrik en terughouding begroet. Het is wel niet een vlakaf weigeren van Duitschland's voorstellen maar het heeft er, bij goed inzien, toch veel van. Men zegt: geen der beide naties wil den oor log, dus een ultimatum van Duitschland is niet te verwachten, maar wel be staat, dunkt ons, het gevaar, dat uu ook van daaruit nieuwe tegenvoorstellen komen en dat dit balletje heen en weer gooien nog lang kan duren. En zoolang blijft het dreigement van oorlog in de lucht hangen, gelijk in Por tugal het schrikbeeld van een inval van Couceiro. Veel anders dan dat men cr erg bang voor is, werd er in de laatste dagen niet van gehoord. Of er nu nog iets van die poging om de monarchie tc herstellen komen zal Niemand weet het, hoe wel men algemeen overtuigd is in Por tugal, dat Couceiro zijn eens gegeven woord gesiand zal doen en den inval zal beproeven, mocht het ook zijn leven kos ten. Men begrijpt echter niet, waar n een en ander zoo lang duurt. Wacht h ra- penen en munitie of zijn het de in enge- iand in beslag genomen schepen waarnaar hij reikhalzend uitziet. Bang dat hij geen volgelingen genoeg zal krijgen, behoeft hij niet te wezen. De soldaten aanbidden hem, het koningsgezinde volk ziet in hem den redder in den nood. Maar daarom moest hij niet te lang dralen. Nu reeds wordt hij door de landen, die Portugal als republiek erkend hebben, als rebel aangezien, en bestaat er veel kar.s op, dat zijn ageeren tegen de republiek niet lan ger in het buitenland zal geduld worden. En wanneer hij nog langer wacht, kan Portugal zijn scheepjes gevechtsklaar ge maakt en zijn mannetjes bijeen gebracht hebben, waardoor zijn kans op succes met den dag minder wordt. Om Tripoli schijnt het ook hommeles te zullen worden tusschen Italië en Tur kije. Iets dergelijks als Duitschland in Marokko wil daar Italië, althans zoo zegt het Echter heeft het al den schijn dat het daar wil doen als Frankrijk ginds. Maar daarvan is de Turk niet gediend en is be dacht op tegenweer. Dat kan dus ook aanpakken worden. Er is blijkbaar nog niet genoeg onrust op de wereld. Wie volgt nu? V. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 16 Sept. No. 590, Een lied per week. No. 52 uit „De Leeuwerk". *k Heb mijn wagen volgeladen. 'k Heb mijn .wagen volgeladen Vol met oude wijven; Toen zij op de mar(re)kt kwamen, Begonnen zij te kijven; Nu neem ik van mijn levensdagen Geen oude wijven op mijn wagen, Hop, paardje, hop! 'k .Heb mijn wagen volgeladen Vol met oude mannen; Toen zij op de mar(re)kt kwamen. Gingen zij samenspannen Nu neem ik van mijn levensdagen Geen oude mannen op mijn wagen, Hop, paardje, hop! 'k Heb mijn wagen volgeladen Vol met jonge meisjes, Toen zij op de mar(re)kt kwamen, Zongen zij als sijsjes; Nu neem ik van mijn levensdagen Steeds jonge meisjes op mijn wagen. Hop, paardje, hop! Uit de Hoofdstad. II. Het is zeker een verblijdend feit, dat Amsterdam's Katholieken krachtdadig sa menwerken om het Katholiek onderwijs tot hoogeren bloei te brengen. School gebouwen, die een strenge kritiek kunnen doorstaan, zijn daartoe noodzakelijk, en de twee nieuwe gebouwen, die dezer dagen in gebruik genomen zijn, mogen gezien worden. Wie dan ook het Rijks museum-kwartier met zijn breede straten en prachtgebouwen doorloopt, zal zeker opmerkzaam gadeslaan de school van de R. K. Schoolvereeniging en het R. K. gymnasium der paters Jezuïeten. Gebou wen, die zoowel voor vakman als leek uitblinken door hun soberheid en dege lijkheid van bouw. Wie het kind heeft, heeft de toekomst! Wel betreuren wij het, dat er nog te weinig Kath. jon gensscholen zijn voor de kinderen uit de volksklassen, maar ook hiervoor wordt geijverd. Is de maand September voor alle ge meenten in ons land een belangrijke maand, omdat op den eersten Dinsdag de benoemingen van wethouders en van de verschillende commissiën aan de orde worden gesteld, bijzondere aandacht' werd gewijd aan de herbenoeming van Mr. de Vries afs wethouder van onder wijs in de hoofdstad. Het innemen van dezen wethouderszetel door een anti- revolutionn'air was d e reden, dat vrij zinnigen en vrijz.-democraten broederlijk bij de verkiezingen samengingen en alleen die candidaat werd uitverkoren, die plech tig- verklaarde, dat een man van rechts geen wethouder van onderwijs mocht zijn. Vooral in onze kringen was men ten zeerste verheugd over den uitslag der wethouderskeuze; dat is begrijpelijk. De vereeniging van hoofden van o. 1. scholen en verschillende directeuren van onderwijs-inrichtingen zonden gelukwen- schen; dat teekent. Zeker mag hier niet vergeten worden, dat tegenover Mr. de Vries was gesteld de heer Ketelaar, de vurige, vrijz.-democraat, dé AinstcrJam. sche oud-onderwijzer, de oud-algemeen secretaris van den met hoofdenhaat be zielden Bend van Ned. Onderwijzers. Waren de gelukwenschen aan het adres van -Mr. de Vries uit de laatste kringen eensdeels een gevolg van syntpathie voor de wijze, waarop deze zijne taak vervult, anderdeels was het m. i. een uiting van leedvermaak over den nederlaag van den heer Ketelaar. De maand Sepiember is voor de Am sterdammers echter nog om andere re denen een bijzondere maand. Een Am- FEUILLETON. Naar het Duitsch. 5) Gelukkig ging de jonge kapelaan naar zijn kamer. Dat zou een onvriendelijke man zijn? Hoe welwillend had hij tot hem gesproken! O, zij zouden goed sa men overeenkomen en aanstonds wilde hij zijn verwachtingen mededeelen aan hei bezorgd moedertje thuis. Maar hij had nog niets uitgepakt en de meubels .waren er nog niet. Maar zoo juist reed een vrachtwagen door de straten eu hield voor de pastorie stil. Aanstonds daarop verscheen koster Matz met zijn vrouw. Zij was even klein als hij. Terwijl het echtpaar de meubels op zijn kamer droeg, begaf Johannes zich naar de kerk, om daar voor zijn arbeid den bijstand en zegen des hemels af te smeeken. III. De tijd was snel voorbij gegaanJo hannes had zich in de nieuwe verhoudin gen ingeleefd en hielp, den pastoor waar sterdammer, het is bekend, is een vriend van uitgaan; in het begin van de zomer maanden zoekt hij zijn vermaak niet zoo zeer in de stad, maar liefst er buiten. Zandvoort, Wijk aan Zee, Muiderberg, het Gooi, Zaandam leenen zich uitste kend voor een eendaagsch bezoek aan hen, wier bescheiden middelen het niet toelaten eene grootere reis te maken. In September echter blijven de meeste Amsterdammers bij honk en bezoeken de bezienswaardigheden hunner stad en juist in deze maand, omdat de entrées alsdan gereduceerd worden tot den hal ven prijs. Vooral is de trek algemeen naar onzen bekenden dierentuin. Het be stuur van „Artis natura magistra" of kortweg Artis zou zeker een groot aan deel van zijn inkomsten missen, wanneer het niet kon rekenen op het drukke be zoek in September. Wie nooit uitgaat, gaat toch naar „Artis" en niemand heeft berouw over zijn kwartje. De Amster- damsche diergaarde mag gezien worden, voornamelijk nu er in den laatsten tijd zooveel verbeterd en verfraaid is. Offi cieel geldt de reductie alleen voor stadge- nooten; ik zou echter niet graag de kwartjes bijpassen, die vreemdelingen te weinig betaald hebben. Onmogelijk toch kan deze bepaling gehandhaafd worden in een stad, die zich zoo gaarne „wereld stad" wil noemen. Ja, ik kan mij voor stellen, dat een Volendammer echtpaar of een Zeeuwsche boer er niet zonder kleerscheuren, alias bijbetaling van 25 ets., afkomen. Het Nederlandsch Panopticum met zijn wassen-beeldengroep, vliegkamp Soester- berg, de reus Dudore, gruwelkamer, dool hof enz., kan gewoonlijk ook op grooie belangsteiling van het Amsterdamsch pu bliek in deze maand staat maken. Ook hier is de toegangsprijs gehalveerd, maar alleen voor dienstboden en werklieden en daarmede gelijkgestelden. Een beper kende maatregel, waar natuurlijk alge meen om gelachen wordt. En kan het ook anders? In vroegeren tijd was men gekleed naar zijn stand; de dienstbode zou het niet hebben durven wagen zich te kleeden als hare meesteres. Maar tegenwoordig! -Denkt mevrouw met haar „Napoleon-steek" er deftig uit te zien, het dienstmeisje op haar Zcndagsch met haar reuzenhoed van ruim 1 Meter om vang doet niet voor haar onder. En dan de gelijkgesielden van den werkman! Wil men misschien de bezoekers ver plichten hun aanslagbiljet van de belas tingen te toonen; dat zou nog een maat staf kunnen zijn. Een bezoek aan het Panorama-gebouw staat dikwijls ook op het program van deze maand. Dat ten slotte vele Amsterdammers hunne avonden doorbrengen in schouw burgen en variété's, die veel kwaad stichten, is ontegenzeggelijk waar, maar het pleit niet voor een hoogstaand zede lijk karakter van de Amsterdamsche be volking. A. S. Op Manoeuvre met het Vierde. II. Legerplaats bij Harderwijk, 14 Sept. 1911. Goddank, zoo zullen velen met mij uit geroepen hebben bij het neervallen van een flinke bui regen vannacht tot laat in den morgen, na al die droogte van dagen achtereen. Er was toch gedurende die droogte niet veel anders te genieten in het kamp dan stof en zand. Het ter rein toch, waarin de tenten zijn opge slagen, is bijna geheel ontdaan van Tieide- planten en gelijkt meer op een woestijn als men tenten en gebouwen weg denkt dan op een heideveld, doch de regen heeft nu een en ander veel beter gemaakt. Intusschen kan het verblijf in het kamp alhier niet onaangenaam genoemd wor den. Zooals dat nu eenmaal voor een grooten troep militairen niet anders kan, is het voedsel eenvoudig, doch goed, de ligging, ja op stroo, maar dan toch zacht genoeg om na afloop van een flinke mili taire oefening evengoed, zoo niet beter, te slapen als bij moedér thuis, wanneer hij kon. De boeide mannen verstonden el kaar goed. Al was Wesperook meest stil en terughoudend, toch stelde hij veel belang in zijn kapelaan en gaf hem dik wijls een goeden raad. De jonge priester was spoedig bemind geworden. Zijn biechtstoel werd bele gerd. Johannes was gelukkig daarover, li ij h' ad zich geheel willen opofferen, om allen te helpen, hun zielen te redden en God te dienen. Op zekeren dag was de pastoor naar een zieke, die ver weg woonde, gereden. Johannes had zich in een brief van zijn moeder verdiept, toen er aan zijn deur geklopt werd. Op zijn „binnen" trad een oude vrouw in zijn kamer. „Vergeef me, meneer kapelaan, als ik u stoor. Beneden zei men mij, dat meneer pastoor weggereden is en mijn mevrouw echter is zoo zwak, en daar alleen gees telijke aanspraak haar weer opmontert, zou ik willen verzoeken, dat meneer ka pelaan meeging." „Zeker, goede vrouw, indien mijn hulp noodig is, kom ik. Is uw dame zwaar ziek en bevindt zij zich in gevaar „O neen, dat hoop ik niet; zij heeft meer van die aanvallen." Johannes maakte zich gereed om uit te gaan en vo'gde daarna de vrouw in een door een tuin omgeven huis. Zij liet hein in een kamer treden en verzocht hem hier even te wachten. Johannes keek in de kamer rond. Het moest een rijke dame zijn, die hier woon de. Na eenige oogenblikken schoof de oude vrouw de portière terug, die. een deur verborg en wenkte hem. Ook het vertrek, dat hij nu binnentrad, toonde de zelfde voornaamheid. Overal lagen dikke tapijten, die de schreden dempten. Op een lagen stoel, die met kussens en de kens een bed geleek, lag een vrouwe lijk wezen, met het gelaat in de han den verborgen en een pijnlijk steunen kwam over haar lippen. De kapelaan stond verlegen. In zulk een omgeving was hij nog nooit geweest en wat moest hij hier doen? Was een dokter hier niet noodiger? Hij keek vra gend naar de vrouw, die op de zieke toe trad met de woorden: „Mevrouw Isa! Arm kind, luister toch Den geheel en dag ligt ze nu reeds zoo," wendde zij zich tot Johannes, „niet het geringste woord komt over haar lippen. Is dat geen zonde? Isa! De geestelijke heer is hier, sta op en stort je hart voor fiem uit, hij zal wel het juiste woord voor je vinden. Ik ga en zal een verfrissching voor je klaar maken." De oude vrouw zette een stoel bij het rustbed _e,n ging heen. Het was stil en niets werd er gehoord dan nu en dan een zacht gesteun. Met geweld bedwong Johannes zijn onze kerheid, terwijl hij nader trad, doch zon der te gaan zitten. „Het doet mij zeer leed, mevrouw," begon hij, „dat meneer pastoor niet thuis is en ik, de vreemde, nu bij u moest komen. Maar ik wil graag alles doen om uw lijden te verzachten, en wat gij mij ook zegt, ik beschouw het als in de biecht gesproken, geen woord daarvan komt over mijn lippen." Bij den klank van zijn zachte heldere stem was een lichte siddering door het lichaam van de zieke gegaan, toch richt te zij zich niet op en bleef stom. „Ik zie, mevrouw, dat het een vergis sing der vrouw was, die mij hier haalde. Ik ben u zeker te vreemd zal ik meneer pastoor Wesper naar u zenden, als hij terugkomt? Het zal echter erg laat worden, en een dokter ware zeker meer op zijn plaats hier." „Een dokter? Ja, die zou mij kunnen helpen Nog nooit had Johannes zulke bitter heid in den toon eener stem gehoord. Vol verbazing zag hij op de vrouw neer, die zich een beetje had opgericht en het hoofd naar hem toewendde. Bleek, bijna geel was het smalle gelaat met de groote, donkere oogen. Een kleine bleekroode mond, donkere wenkbrau wen en dicht zwart haar maakten het gezicht eigenaardig, bijna mooi, ware het niet zoo ellendig en somber ge weest. „Een dokter? Zijt gij ook niet een dokter?" begon zij thans weer. „Indien gij het zoo wilt noemen ja. ïk ben zielendokter en graag bereid te helpen, zooals ik reeds zei. Nog weet ik niet, of ik het kan, of ziel- of lichaam* pijn u zoo lijdend maakt of is het be ter dat ik ga?" voegde hij er als vra gende bij. De zieke jonge vrouw keek den kape laan aan. „Gij wilt heengaan Ja, voor u is het beter, want een genoegen is liet niet, bii mij te vertoeven, daar ild iedereen tor last ben en mij zelf heb meest" Johannes keek vol medelijden op het jonge schepsel, want jong was ze nog, ofschoon de diepe smartelijke trek om haar mond haar op het oogenblik jaren ouder deed schijnen. „Hoe kunt gij zoo bitter spreken i hebt gij reeds zulke treurige ervaringen opgedaan Ik kom en ga toch niet onf mijnentwege. Ik vraag niet of het voor mij beter is, maar voor u." (^.ordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5