Johannes Freund.
men in de burgermaatschappij thuiskomt
uit zijne betrekking.
De manschappen mogen het kamp niet
verlaten, natuurlijk wel des Zondags om
naar de kerk te gaan, en zooiets vind
ik een heel goede maatregel. Velen toch
zijn nog te jong om te beseffen, dat ze
zich ook in een andere plaats dan die
hunner inwoning ordelijk moeten gedra
gen, en dit zou aanleiding geven tot
relletjes enz.
Van oefeningen wordt hier natuurlijk
veel werk gemaakt en daartoe zijn we
dan ook hoofdzakelijk in dit kamp ver-
eenigd. Deze oefeningen vangen om 8 uur
v.m. aan en eindigen om 3 uur. Er wordt
volgens eene bepaaide veronderstelling
naar een aangewezen punt gemarcheerd,
steeds uitgeleide gedaan door de vroo-
lijke muziek van v. Erp. De oefening
wordt 011112 uur 's middags onderbroken,
menschen en paarden, ter plaatse waar ze
zich bevinden, een uurtje rust gegund,
waarbij de inwendige mensch wordt ver
sterkt met in den broodzak meegenomen
proviand. De oefening wordi verder voort
gezet tot 3 a 4 uur 's namiddags. De
overige dagindeeling is: 5 uur reveille
(opstaan), daarna ontbijt, waarbij 's mor
gens in de frissche lucht een ketel soep
niet is te versmaden. Na de oefening mid
dagmaal; dan rusten, of een courant lezen
in de goed ingerichte burgercantin etenten,
waarbij nu en dan een mooi concert van
het 4e; vervolgens om 9 uur taptoe en
naar bed (in het stroo).
Tot nu toe waren de oefeningen onder
leiding van den bataljonscommandant,
ieder met zijn eigen bataljon. Vanaf mor
gen beginnende regimentsoefeningen, dus
de vier bataljons vereenigd onder leiding
van kolonel de Roon, commandant van het
regiment, waarbij cavalerie eg artillerie
is ingedeeld. Maandag en Dinsdag ko
men het 4e én 10e regiment alsmede de
artillerie uit Leiden bij elkaar en beg'nnen
de manoeuvres onder leiding van den
commandant der 1ste üivisi^, generaal-
majoor Neteson. De artillerie uit Leiden
wordt in de gemeente Harderwijk inge
kwartierd.
Omtrent deze manoeuvres-hoop ik een
volgenden keer een en ander te schrijven.
Uit de Pers.
Dat verwoede anticlericalisine.
Iet „Huisgezin" dricstart:
De schrijver van de rubriek „Onder
de menschen", in de „N. R. CL" heeft
Albert Hahn, den teekenaar der spotpren
ten in de „Notenkraker" geïnterviewd.
Er komt in het opstel één teekenend
woord van Halm voor.
„Dat verwoede anti-clericale in mij heb'
ik precies zoo van mijn vader", zei hij
tegen den heer Lfrusse.
Hier hebben wij dus de eigen beken
tenis van Hahndat hij „verwoed
anti-clericaal" is.
En deze verwoede anti-clericaal is de
teekenaar van het bijblad van „Het
Volk", dat altijd bij hoog en bij laag
volhoudt niet tegen den godsdienst te
zijn en iedereen in het godsdienstige
vrij te laten.
Zoo luidt de theorie. De praktijk is,
zooals Hahn ze levert: bespotting, ge
wilde en bedachte bespotting, van wat
velen eerbiedwaardig en heilig is.
Laat „Het Volk" voortaan zijn praat
jes vóór zich houden, waar de lommerd
immers toch geen duit op geeft.
Advertenties.
In de „Gemeenteraad", maand
blad van de Vereeniging van anti-revo
lutionaire- gemeenteraadsleden, komf het
volgende artikel voor
Reeds meermalen is in gemeenteraden
de plaatsing van gemeente-advertenties
in bepaalde bladen besproken. Deze aan
gelegenheid is de aandacht van onze
Raadsleden ook ten volle waard.
Aan de keuze der bladen, waarin ge
adverteerd zal worden, is meer dan één
zijde.
Vooreerst is er de comtnercieele kant.
Men adverteert om bekendheid te geven.
En daarom is een van de vragen, die
te beantwoorden zijn welke bladen
gaven naar evenredigheid van den ad
vertentieprijs de meeste publiciteit? De
vraag is niet altijd gemakkelijk te beant
woorden; de meeste bladen maken van
den omvang hunner oplage^e-en1
sommige bladen hebban den naam van
veel gelezen te zijn, terwijl zij inderdaad
hun roem overleefd hebben; ook is de
publiciteit niet steeds evenredig aan de
oplaag, daar van sommige bladen vele
exemplaren in meerdere gezinnen, die
zich gezamenlijk abonneeren, worden ge
lezen, terwijl andere bladen, vooral die
gratis verspreid worden, vaak ongelezen
naar de prullemand gaan.
Er is echter ook een politieke kant
aan de keus van een blad verbonden.
Het zou struisvogejpolitiek zijn te ont
kennen dat die keus ook tengevolge
heeft, dat de gemeente aan het gekozen
blad steun verleent, zoowel finantieel als
moreel. „Maar clat wordt in het geheel
niet bedoeld", zal allicht een burgemees
ter of secretaris tegenvoeren, wanneer
daarop gewezen wordt. Het zij zoo: het
kan in ieder bepaald geval wel worden
aangenomen, dat de bedoeling van be
voorrechting' aan de keus van een be
paald blad vreemd is; maar ook al is er
zulk een (bedoeling niet, het resultaat
blijft hetzelfde. En nu moet de gemeente
zich ervoor hoeden, om ook opzettelijk
en voortdurend haar finantieelen en mo-
reelen steun te geven aan een blad van
écn richting, waardoor op den duur zulk
een blad een half officieel cachet kan
krijgen. Ieder serieus blad heeft gelijke
aanspraak op erkenning van de zijde van
het gemeentebestuur, en het wordt te
recht als een onbillijkheid gevoeld, wan
neer bladen, die in breede kringen ïn de
gemeenten lezers hebben, voortdurend
worden voorbijgegaanomdat een an
der blad nog meer lezers heeft. Daar
om vermijde de gemeente den schijn van
bevoorrechting en betrachte de billijk
heid ook tegenover kleinere bladen
natuurlijk mits de prijs, dien zij stellen,
binnen de redelijke grenzen blijve.
Mer het bovenstaande is natuurlijk niet
gezegd, dat in ieder blad, dat zich aan
dient, geadverteerd worden moet. Wan
neer een blad van geen beteekenis hoe
genaamd is voor de gemeente en nauwe
lijks gelezen wordt, misschien in een
andere plaats uitgegeven wordt, dan heeft
tegenover zulk een blad een gemeente
bestuur geen verplichtingen.
Het adverteeren in een blad brengt
voorts wel niet mede de verplichting om
over heel den inhoud van liet blad cen
suur te oefenen, maar eenige beperking
is toch ook in deze richting noodzakelijk.
Er zijn bladen, waarin het gemeentebe
stuur niet kan adverteeren; zoo in so-
ciaal-democraiische bladen, af waffe het
slechts omdat zij revolutie en verwerping
van het gezag predikenzoo in bladen
in wier advertentie-rubrieken al wat on
zedelijk is wordt toegelaten.
Het ligt op den weg van gemeente
raadsleden cnij wanneer zij van oordeel
zijn, dat met het plaatsen van gemeente-
advertenties de billijkheid en onpartijdig
heid uit het oog wordt verloren, daar
tegen op te komen. Wanneer vertoogen
binnenskamers niet helpen, kan een be
sluit van den Raad betrefrened de te
kiezen bladen worden uitgelokt. De be
handeling van de begrooting, waarin wel
meerdere posten zijn aan te wijzen
waaruit advertentiekosten betaald moeten
worden, biedt een geschikte gelegenheid
om eerst in de afdeelingen en dan zoo
noodig in openbare zitting de zaak ter
sprake te brengen.
BUITENLAND.
De Week.
Het blijft overal grommelen en drei
gen, het is in de politiek al even zwoel
als in het openbare leven. Ook daar geen
luchtig windje, dat wat verkoeling brengt
geen ferme regenbui die verfrischt en tot
nieuwen groei prikkelt. Alleen zware don
derwolken dreigen dood en verderf over
de aarde te brengen.
Nog steeds hangt de kwestie, zal het
oorlog zijn of vrede, ofschocn, we hebben
het reeds van een Hollandsch oud-gene
raal gehoord, de voortdurende droogte
een leelijke streep door de rekening der
oorlogszuchtigen trekt. Want we moetea
toch veronderstellen dat al hebben Frank
rijk en Duitschland grooten lust tot vech
ten, ze toch ook nog zoo iets als gezond
verstand hebben om maar niet alles te
wageii om niets te verkrijgen.
En trouwens afgezien van het feit, dat
een oorlog thans onberekenbare schade
zou brengen, gelooven we niet, dat een
kwestie van zaken en niets meer tot een
oorlog zal voeren. Geen verstandig
mensch, zegt de „Petit Parisien", kan ge
looven aan een conflict over mijnrechten,
douanekwesties of spoorweglijnen. De
waardigheid van twee volkeren van 64
en 40 millioen zielen kan niet door zulke
technische kwesties in gevaar gebracht
worden." Enfin, we zullen het hopen,
maar het is meer gezien.
Zooals we weten', zijn nu de nieuwe
voorstellen van Frankrijk te Berlijn aan
gekomen. De nieuwe voorstellen zijn op
zich zelf een heele slimmigheid. De klip
van het absolute weigeren der tegen
voorstellen van Duitschland is daarmede
omzeild en toegegeven heeft Frankrijk
feitelijk niets, want anders had het, zoo
als de „Köln. Ztg." terecht opmerkte;
de tegenvoorstellen van Duitschland kun
nen aannemen. Maar uit de nieuwe nota
blijkt dat Frankrijk van economische voor
deden voor Duitschland intusschen niets
weten wil. Frankrijk zegt daarin als va
riant op de woorden van een zijner ko
ningen I'état, c'est moi, Marokko zijn wij,
en heel naief klinkt dan ook de 7e bepa
ling der nota, dat de Sultan onder de ge
noemde beperkingen alle rechten, die Eu
ropa hen toestond, behoudt. Bij de bepa
ling der economische regelingen wil
Frankrijk, dat alle openbare diensten aan
den Staat (maar dat is feitelijk Frankrijk)
onderworpen zullen zijn, terwijl alle na
ties gelijke handels- en douanerechten
zullen hebben. Daar kan Duitschland
kwalijk vet van soppen en het is begrijpe
lijk dat men daar de nieuwe nota met een
zekeren afschrik en terughouding begroet.
Het is wel niet een vlakaf weigeren van
Duitschland's voorstellen maar het heeft
er, bij goed inzien, toch veel van. Men
zegt: geen der beide naties wil den oor
log, dus een ultimatum van Duitschland
is niet te verwachten, maar wel be
staat, dunkt ons, het gevaar, dat uu
ook van daaruit nieuwe tegenvoorstellen
komen en dat dit balletje heen en weer
gooien nog lang kan duren.
En zoolang blijft het dreigement van
oorlog in de lucht hangen, gelijk in Por
tugal het schrikbeeld van een inval van
Couceiro. Veel anders dan dat men cr erg
bang voor is, werd er in de laatste dagen
niet van gehoord. Of er nu nog iets van
die poging om de monarchie tc herstellen
komen zal Niemand weet het, hoe
wel men algemeen overtuigd is in Por
tugal, dat Couceiro zijn eens gegeven
woord gesiand zal doen en den inval zal
beproeven, mocht het ook zijn leven kos
ten. Men begrijpt echter niet, waar n een
en ander zoo lang duurt. Wacht h ra-
penen en munitie of zijn het de in enge-
iand in beslag genomen schepen waarnaar
hij reikhalzend uitziet. Bang dat hij geen
volgelingen genoeg zal krijgen, behoeft
hij niet te wezen. De soldaten aanbidden
hem, het koningsgezinde volk ziet in hem
den redder in den nood. Maar daarom
moest hij niet te lang dralen. Nu reeds
wordt hij door de landen, die Portugal
als republiek erkend hebben, als rebel
aangezien, en bestaat er veel kar.s op, dat
zijn ageeren tegen de republiek niet lan
ger in het buitenland zal geduld worden.
En wanneer hij nog langer wacht, kan
Portugal zijn scheepjes gevechtsklaar ge
maakt en zijn mannetjes bijeen gebracht
hebben, waardoor zijn kans op succes
met den dag minder wordt.
Om Tripoli schijnt het ook hommeles
te zullen worden tusschen Italië en Tur
kije. Iets dergelijks als Duitschland in
Marokko wil daar Italië, althans zoo zegt
het Echter heeft het al den schijn dat het
daar wil doen als Frankrijk ginds. Maar
daarvan is de Turk niet gediend en is be
dacht op tegenweer. Dat kan dus ook
aanpakken worden. Er is blijkbaar nog
niet genoeg onrust op de wereld. Wie
volgt nu? V.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 16 Sept. No. 590,
Een lied per week.
No. 52 uit „De Leeuwerk".
*k Heb mijn wagen volgeladen.
'k Heb mijn .wagen volgeladen
Vol met oude wijven;
Toen zij op de mar(re)kt kwamen,
Begonnen zij te kijven;
Nu neem ik van mijn levensdagen
Geen oude wijven op mijn wagen,
Hop, paardje, hop!
'k .Heb mijn wagen volgeladen
Vol met oude mannen;
Toen zij op de mar(re)kt kwamen.
Gingen zij samenspannen
Nu neem ik van mijn levensdagen
Geen oude mannen op mijn wagen,
Hop, paardje, hop!
'k Heb mijn wagen volgeladen
Vol met jonge meisjes,
Toen zij op de mar(re)kt kwamen,
Zongen zij als sijsjes;
Nu neem ik van mijn levensdagen
Steeds jonge meisjes op mijn wagen.
Hop, paardje, hop!
Uit de Hoofdstad.
II.
Het is zeker een verblijdend feit, dat
Amsterdam's Katholieken krachtdadig sa
menwerken om het Katholiek onderwijs
tot hoogeren bloei te brengen. School
gebouwen, die een strenge kritiek kunnen
doorstaan, zijn daartoe noodzakelijk, en
de twee nieuwe gebouwen, die dezer
dagen in gebruik genomen zijn, mogen
gezien worden. Wie dan ook het Rijks
museum-kwartier met zijn breede straten
en prachtgebouwen doorloopt, zal zeker
opmerkzaam gadeslaan de school van de
R. K. Schoolvereeniging en het R. K.
gymnasium der paters Jezuïeten. Gebou
wen, die zoowel voor vakman als leek
uitblinken door hun soberheid en dege
lijkheid van bouw. Wie het kind heeft,
heeft de toekomst! Wel betreuren wij
het, dat er nog te weinig Kath. jon
gensscholen zijn voor de kinderen uit de
volksklassen, maar ook hiervoor wordt
geijverd.
Is de maand September voor alle ge
meenten in ons land een belangrijke
maand, omdat op den eersten Dinsdag
de benoemingen van wethouders en van
de verschillende commissiën aan de orde
worden gesteld, bijzondere aandacht'
werd gewijd aan de herbenoeming van
Mr. de Vries afs wethouder van onder
wijs in de hoofdstad. Het innemen van
dezen wethouderszetel door een anti-
revolutionn'air was d e reden, dat vrij
zinnigen en vrijz.-democraten broederlijk
bij de verkiezingen samengingen en alleen
die candidaat werd uitverkoren, die plech
tig- verklaarde, dat een man van rechts
geen wethouder van onderwijs mocht
zijn. Vooral in onze kringen was men
ten zeerste verheugd over den uitslag
der wethouderskeuze; dat is begrijpelijk.
De vereeniging van hoofden van o. 1.
scholen en verschillende directeuren van
onderwijs-inrichtingen zonden gelukwen-
schen; dat teekent. Zeker mag hier niet
vergeten worden, dat tegenover Mr. de
Vries was gesteld de heer Ketelaar, de
vurige, vrijz.-democraat, dé AinstcrJam.
sche oud-onderwijzer, de oud-algemeen
secretaris van den met hoofdenhaat be
zielden Bend van Ned. Onderwijzers.
Waren de gelukwenschen aan het adres
van -Mr. de Vries uit de laatste kringen
eensdeels een gevolg van syntpathie voor
de wijze, waarop deze zijne taak vervult,
anderdeels was het m. i. een uiting van
leedvermaak over den nederlaag van den
heer Ketelaar.
De maand Sepiember is voor de Am
sterdammers echter nog om andere re
denen een bijzondere maand. Een Am-
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
5)
Gelukkig ging de jonge kapelaan naar
zijn kamer. Dat zou een onvriendelijke
man zijn? Hoe welwillend had hij tot
hem gesproken! O, zij zouden goed sa
men overeenkomen en aanstonds wilde
hij zijn verwachtingen mededeelen aan
hei bezorgd moedertje thuis. Maar hij
had nog niets uitgepakt en de meubels
.waren er nog niet. Maar zoo juist reed
een vrachtwagen door de straten eu hield
voor de pastorie stil. Aanstonds daarop
verscheen koster Matz met zijn vrouw.
Zij was even klein als hij.
Terwijl het echtpaar de meubels op
zijn kamer droeg, begaf Johannes zich
naar de kerk, om daar voor zijn arbeid
den bijstand en zegen des hemels af te
smeeken.
III.
De tijd was snel voorbij gegaanJo
hannes had zich in de nieuwe verhoudin
gen ingeleefd en hielp, den pastoor waar
sterdammer, het is bekend, is een vriend
van uitgaan; in het begin van de zomer
maanden zoekt hij zijn vermaak niet zoo
zeer in de stad, maar liefst er buiten.
Zandvoort, Wijk aan Zee, Muiderberg,
het Gooi, Zaandam leenen zich uitste
kend voor een eendaagsch bezoek aan
hen, wier bescheiden middelen het niet
toelaten eene grootere reis te maken.
In September echter blijven de meeste
Amsterdammers bij honk en bezoeken
de bezienswaardigheden hunner stad en
juist in deze maand, omdat de entrées
alsdan gereduceerd worden tot den hal
ven prijs. Vooral is de trek algemeen
naar onzen bekenden dierentuin. Het be
stuur van „Artis natura magistra" of
kortweg Artis zou zeker een groot aan
deel van zijn inkomsten missen, wanneer
het niet kon rekenen op het drukke be
zoek in September. Wie nooit uitgaat,
gaat toch naar „Artis" en niemand heeft
berouw over zijn kwartje. De Amster-
damsche diergaarde mag gezien worden,
voornamelijk nu er in den laatsten tijd
zooveel verbeterd en verfraaid is. Offi
cieel geldt de reductie alleen voor stadge-
nooten; ik zou echter niet graag de
kwartjes bijpassen, die vreemdelingen te
weinig betaald hebben. Onmogelijk toch
kan deze bepaling gehandhaafd worden
in een stad, die zich zoo gaarne „wereld
stad" wil noemen. Ja, ik kan mij voor
stellen, dat een Volendammer echtpaar
of een Zeeuwsche boer er niet zonder
kleerscheuren, alias bijbetaling van 25
ets., afkomen.
Het Nederlandsch Panopticum met zijn
wassen-beeldengroep, vliegkamp Soester-
berg, de reus Dudore, gruwelkamer, dool
hof enz., kan gewoonlijk ook op grooie
belangsteiling van het Amsterdamsch pu
bliek in deze maand staat maken. Ook
hier is de toegangsprijs gehalveerd, maar
alleen voor dienstboden en werklieden
en daarmede gelijkgestelden. Een beper
kende maatregel, waar natuurlijk alge
meen om gelachen wordt. En kan het
ook anders? In vroegeren tijd was men
gekleed naar zijn stand; de dienstbode
zou het niet hebben durven wagen zich
te kleeden als hare meesteres. Maar
tegenwoordig! -Denkt mevrouw met haar
„Napoleon-steek" er deftig uit te zien,
het dienstmeisje op haar Zcndagsch met
haar reuzenhoed van ruim 1 Meter om
vang doet niet voor haar onder. En dan
de gelijkgesielden van den werkman!
Wil men misschien de bezoekers ver
plichten hun aanslagbiljet van de belas
tingen te toonen; dat zou nog een maat
staf kunnen zijn.
Een bezoek aan het Panorama-gebouw
staat dikwijls ook op het program van
deze maand.
Dat ten slotte vele Amsterdammers
hunne avonden doorbrengen in schouw
burgen en variété's, die veel kwaad
stichten, is ontegenzeggelijk waar, maar
het pleit niet voor een hoogstaand zede
lijk karakter van de Amsterdamsche be
volking.
A. S.
Op Manoeuvre met het Vierde.
II.
Legerplaats bij Harderwijk,
14 Sept. 1911.
Goddank, zoo zullen velen met mij uit
geroepen hebben bij het neervallen van
een flinke bui regen vannacht tot laat
in den morgen, na al die droogte van
dagen achtereen. Er was toch gedurende
die droogte niet veel anders te genieten
in het kamp dan stof en zand. Het ter
rein toch, waarin de tenten zijn opge
slagen, is bijna geheel ontdaan van Tieide-
planten en gelijkt meer op een woestijn
als men tenten en gebouwen weg
denkt dan op een heideveld, doch de
regen heeft nu een en ander veel beter
gemaakt.
Intusschen kan het verblijf in het kamp
alhier niet onaangenaam genoemd wor
den. Zooals dat nu eenmaal voor een
grooten troep militairen niet anders kan,
is het voedsel eenvoudig, doch goed, de
ligging, ja op stroo, maar dan toch zacht
genoeg om na afloop van een flinke mili
taire oefening evengoed, zoo niet beter,
te slapen als bij moedér thuis, wanneer
hij kon. De boeide mannen verstonden el
kaar goed. Al was Wesperook meest stil
en terughoudend, toch stelde hij veel
belang in zijn kapelaan en gaf hem dik
wijls een goeden raad.
De jonge priester was spoedig bemind
geworden. Zijn biechtstoel werd bele
gerd. Johannes was gelukkig daarover,
li ij h' ad zich geheel willen opofferen, om
allen te helpen, hun zielen te redden
en God te dienen.
Op zekeren dag was de pastoor naar
een zieke, die ver weg woonde, gereden.
Johannes had zich in een brief van zijn
moeder verdiept, toen er aan zijn deur
geklopt werd. Op zijn „binnen" trad
een oude vrouw in zijn kamer.
„Vergeef me, meneer kapelaan, als ik
u stoor. Beneden zei men mij, dat meneer
pastoor weggereden is en mijn mevrouw
echter is zoo zwak, en daar alleen gees
telijke aanspraak haar weer opmontert,
zou ik willen verzoeken, dat meneer ka
pelaan meeging."
„Zeker, goede vrouw, indien mijn hulp
noodig is, kom ik. Is uw dame zwaar ziek
en bevindt zij zich in gevaar
„O neen, dat hoop ik niet; zij heeft
meer van die aanvallen."
Johannes maakte zich gereed om uit
te gaan en vo'gde daarna de vrouw in een
door een tuin omgeven huis. Zij liet hein
in een kamer treden en verzocht hem
hier even te wachten.
Johannes keek in de kamer rond. Het
moest een rijke dame zijn, die hier woon
de. Na eenige oogenblikken schoof de
oude vrouw de portière terug, die. een
deur verborg en wenkte hem. Ook het
vertrek, dat hij nu binnentrad, toonde de
zelfde voornaamheid. Overal lagen dikke
tapijten, die de schreden dempten. Op
een lagen stoel, die met kussens en de
kens een bed geleek, lag een vrouwe
lijk wezen, met het gelaat in de han
den verborgen en een pijnlijk steunen
kwam over haar lippen.
De kapelaan stond verlegen. In zulk
een omgeving was hij nog nooit geweest
en wat moest hij hier doen? Was een
dokter hier niet noodiger? Hij keek vra
gend naar de vrouw, die op de zieke toe
trad met de woorden: „Mevrouw Isa!
Arm kind, luister toch Den geheel en
dag ligt ze nu reeds zoo," wendde zij
zich tot Johannes, „niet het geringste
woord komt over haar lippen. Is dat
geen zonde? Isa! De geestelijke heer
is hier, sta op en stort je hart voor fiem
uit, hij zal wel het juiste woord voor
je vinden. Ik ga en zal een verfrissching
voor je klaar maken."
De oude vrouw zette een stoel bij
het rustbed _e,n ging heen.
Het was stil en niets werd er gehoord
dan nu en dan een zacht gesteun. Met
geweld bedwong Johannes zijn onze
kerheid, terwijl hij nader trad, doch zon
der te gaan zitten.
„Het doet mij zeer leed, mevrouw,"
begon hij, „dat meneer pastoor niet thuis
is en ik, de vreemde, nu bij u moest
komen. Maar ik wil graag alles doen om
uw lijden te verzachten, en wat gij mij
ook zegt, ik beschouw het als in de
biecht gesproken, geen woord daarvan
komt over mijn lippen."
Bij den klank van zijn zachte heldere
stem was een lichte siddering door het
lichaam van de zieke gegaan, toch richt
te zij zich niet op en bleef stom.
„Ik zie, mevrouw, dat het een vergis
sing der vrouw was, die mij hier haalde.
Ik ben u zeker te vreemd zal ik meneer
pastoor Wesper naar u zenden, als hij
terugkomt? Het zal echter erg laat
worden, en een dokter ware zeker meer
op zijn plaats hier."
„Een dokter? Ja, die zou mij kunnen
helpen
Nog nooit had Johannes zulke bitter
heid in den toon eener stem gehoord.
Vol verbazing zag hij op de vrouw neer,
die zich een beetje had opgericht en
het hoofd naar hem toewendde. Bleek,
bijna geel was het smalle gelaat met
de groote, donkere oogen. Een kleine
bleekroode mond, donkere wenkbrau
wen en dicht zwart haar maakten het
gezicht eigenaardig, bijna mooi, ware
het niet zoo ellendig en somber ge
weest.
„Een dokter? Zijt gij ook niet een
dokter?" begon zij thans weer.
„Indien gij het zoo wilt noemen
ja. ïk ben zielendokter en graag bereid
te helpen, zooals ik reeds zei. Nog weet
ik niet, of ik het kan, of ziel- of lichaam*
pijn u zoo lijdend maakt of is het be
ter dat ik ga?" voegde hij er als vra
gende bij.
De zieke jonge vrouw keek den kape
laan aan. „Gij wilt heengaan Ja, voor
u is het beter, want een genoegen is
liet niet, bii mij te vertoeven, daar ild
iedereen tor last ben en mij zelf heb
meest"
Johannes keek vol medelijden op het
jonge schepsel, want jong was ze nog,
ofschoon de diepe smartelijke trek om
haar mond haar op het oogenblik jaren
ouder deed schijnen.
„Hoe kunt gij zoo bitter spreken i
hebt gij reeds zulke treurige ervaringen
opgedaan Ik kom en ga toch niet onf
mijnentwege. Ik vraag niet of het voor
mij beter is, maar voor u."
(^.ordt vervolgd).