De Eenzame.
Uit de Pers.
den
BUITENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 9 Sept. No. 584.
Een lied per week.
No. 46 uit „De Leeuwerk".
Hij die geen liedje zingen kan.
UW oorden van Muziek van
feillem Gijssels. Emiel Hullebroeck.
Als ik wat laat naar huis toe kom,
Begint mijn vrouw te kijven,
Wat doe ik niet om haar gebrom
Al spoedig heen te drijven?
Ik zing een lied voor 't venster dan,
Al tromm'lend op de ruiten
Hij, die geen liedje zingen kan,
Die moet er maar eentje fluiten.
'Zoodra het onweer wat verzacht,
Dan kom ik voor de pinnen:
'kHeb u iets lekkers meegebracht,
Toe, speel het lustig binnen!
En krijg er zelf een stuksken van
Om 't vreêverbond te sluiten:
i£Iij, die geen liedje zingen kan,
Die moet er maar eentje fluiten.
Het kindje paaien is een last,
Men zou er bij vergrijzen,
Ik neem den kleinen bengel vast
En laat hem biezebijfcen, 1)
Of geef hem bij 't lied van „Ruiter Jan'1
Hem papken met beschuiten:
Hij, die geen liedje zingen kan,
Die moet er maar eentje fluiten.
Een broksken boter of wat vet
Op onze roggestuiten, 2)
Naast 't werkzaam vrouwken altijd net,
Weert d'armoe bij ons buiten;
Zoo leef ik als een zalig man,
Tot ik mijn oogen sluite:
En wie mijn lied niet zingen kan,
Die moet het dan maar fluiten.
1) Op de knie rijden.
2) Roggen boterham.
Over alles en nog wat.
XIV.
Dr. C. Meuleman.
't Waren hartelijke woorden, die on
ze burgemeester dr. Meuleman bij zijn
vertrek uit deze gemeente toesprak,
iwoorden, die getuigden van hoogach
ting en waardeering voor dit raadslid.
jEn zij zullen weerklank gevonden heb
ben bij de talrijk velen, die met mij
betreuren, dat deze uitstekende burger
'de stad verlaat. Immers, dr. Meuleman
iwas een "werkkracht. Hij vond tijd om
zich, behalve aan zijn drukke practijk1,
ook te geven aan het openbare leven
hij deed het met toewijding en ijver.
Dr. Meuleman was een sieraad in den
(Raad, een sieraad onder de Katholie
ken. Hij had invloed, omdat hij niet
veel sprak en slechts weloverwogen ar
gumenten aan zijne medeleden voorleg
de. Men luisterde naar hem, men mocht
hem gaarne hooren, wijl hij zijn gedach
ten duidelijk en beknopt pleegde uit te
drukken en zich onthield tegenstanders
r-oodeloos te kwetsen, ofschoon hij ze
«cberp terecht kon zetten. Als mr. Aal-
beis ntei aanwezig was, voerde hij vaak
namens de geheele Katholieke groep 't
.woo.rd, wanneer bij beginselzaken, als
'de openbare leeszalen, de kermis e.d.
een verklaring paste.
Bovendien maakte hij meermalen van
zijn initiatiefrecht gebruik. Dr. Meuleman
was b.v. de eerste onderteekenaar en de
krachtige verdediger van het voorstel
;om de verplichte keuring der publieke
vrouwen af te schaffen. Hij deed inder
tijd veel moeite om voor de armlastige
patiënten een betere ziekenverpleging!
te verkrijgen. Het beginsel der staat-
(belasting belichaamde hij in een motie.
FEUILLETON.
Vrij naar het Duitsch.
11) (Stot.)
Zeer zacht ging hij naar Cordula toe,
die over haar naaiwerk gebogen zat.
„Ik weet, dat mevrouw uwe tante
slaapt", begon hij op gejaagden toon „en
daarom kom ik nu hierheen, ik moet u
spreken, hoe ge geholpen kunt worden,
want zóó mag het niet langer voortgaan.
Z"ij sloot even de oogen. Daarop zei zij
„Ik ben niet te helpen."
„Hebt ge hem dan zoozeer liefgehad?"
vroeg hij met licht trillende stem.
Zij zag'hem verbaasd aan. „Ge vergist
li, dokter ik heb nog nooit een man
bemind. Zoo iets mag een meisje in mijne
omstandigheden zich niet veroorloven."
„Niet?" vroeg hij blijkbaar aangenaam
verrast. „Zeg mij dan wat u zoo kwelt,
juffrouw Cora, ik moet, ik zal het nu we
ten."
Het meisje schudde mismoedig 't hoofd
„Ik zou u dan dingen moeten openba-
'ren die u ten zeerste zouden ontstemmen
ten ik kan dat niet aanhooren. Ik weet
Zelve dat ik schuldig ben, en dat niemand
jnij sterker kan veroordeelen, dan ik het
mij1 zelve doe, maar niettemin acht ik het
Wiet noodig u alles te belijden."
„En toch blijf ik u vragen uw hart voor
mij uit te stortenik wil geenszins uw
rechter maar veeleer uw helper zjjn.~
Het instituut der schoolartsen vond in
hem een warm bevorderaar en in menig
ander opzicht was hij op medisch-hygië-
nisch gebied werkzaam. Hij was o. a.
voorzitter der buitengewone slachthuis
commissie, wier rapport dr. de Jong als
directeur deed tuimelen en zoo'n veel
verbeterde toestand op ons abattoir
schiep.
Na het vertrek-van dr. Stigter was dr.
Meuleman de eenige medicus ip den
Raad, zoodat ook in dit opzicht een
leemte is ontstaan. Hij had zitting in de
Commissie van beheer over de gestichten
Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest en
maakte zich in die qualiteit zeer verdien
stelijk.
Bij zijn heengaan zeide dr. Meuleman
in den Raad, dat het ambt van genees
heer geen beletsel behoeft te zijn om
aan het openbaar leven deel te nemen,
als er maar ijver en animo bestaat. Wan
neer die uitspraak nog bewezen moet
worden is het voorbeeld van dr. Meule
man een krachtig pleidooi er voor.
De verdiensten van dr. Meuleman be
perken zich niet tot zijn raadslidmaat
schap. Hij verplichtee zijn medeburgers
door zijn bestuurslidmaatschap van ver
schillende organisaties, als het comité
voor herstellingsoorden e.d.
Als spreker ontmoetten wij hem op de
Sociale Week te Rotterdam waar zijn po
pulaire voordracht hem een groot onge
zocht succes bezorgde en op de So
ciale Cursussen alhier. De leiding van
het plaatselijk comité der Kath. Soc.
Actie was hem toevertrouwd en sinds het
bedanken van mr. Regout ,stond hij ook
aan 't hoofd van het Diocesaan Comité.
Dr. Meuleman had zitting in 't bestuur
der kiesvereeniging, in de Commissie
voor de R. K. Vacantiekolonies enz.
Veel goeds voor onze partij kan nog
van dezen „Katholiek van de daad" wor
den verwacht, want ook in zijne nieuwe
hoogst eervolle betrekking, waartoe hij
geroepen is, zal dr. Meuleman behalve
tijd voor studie in zijn lievëlingsvak ook
wel gelegenheid vinden om zij'n groote
werkkracht ten bate der Katholieken aan
te wenden.
Vergezelle daarom de beste wenschen
dr. Meuleman naar 't gulle gastvrije Zui
den. Er zijn op hein hooge verwachtingen
gebouwd en 't verlies, dat wij lijden,
wordt getemperd door de gedachte, dat
hij in zijn nieuwe omgeving nog meer
nut kan stichten dan hier. Want in Lim
burg is dringend behoefte aan goedge
schoolde vroedvrouwen en men had ^een
beter medicus voor de te stichten scnool
kunnen vinden dan dr. Meuleman. 't Ga
hem en de zijnen in alles wel
Observator.
Boer en landarbeider.
In een artikel betoogt het „Week
blad van den Noördbr. Christ
Boerenbond", dat ten opzichte van
de behoefte aan grond de nood veel1
grooter is voor boeren, die in het be
drijf zijn opgegroeid en moeilijk1 tot een
ander vak kunnen overgaan, dan voor
arbeiders, die niet zoo vast aan den
grond zitten en overal werk kunnen vin
den.
De statistieken leeren dat ten onzent
het getal pachters steeds toeneemt, dat
der eigengeërfden afneemt. Er zijn stre
ken vooral aan den Maaskant en in de
klei waar alle eigendommen in handen
van groote heeren zijn overgegaan. De
boeren bezitten daar niets meër dan een
huis en tuin, misschien nog met hypo
theek bezwaard. Om boer te bljjven en
iets te verdienen, wagen zij het ieder
^aar om met de hulp van voorschotten
nabijliggende gronden te pachten, maar
de concurrentie drijft hen dieper ën die
per in schulden. Hun toestand is zoo
onzeker, zoo precair, zoo hachelijk, dat
boerenbonden en leenbanken niet meer
kunnen betalen. Het eenigö redmiddel
„Ik ben niet te helpen", zuchtte zij' an
dermaal.
„Juffrouw Cora", fluisterd hij, haar
hand in de zijne nemend, „ik heb u lang
zamerhand leeren kennen en begrijpen,
en ik gevoelde mij bijna beschaamd als ik
bedacht, hoe mijn levensweg zooveel ge
makkelijker en vroolijker was dan de uwe.
U hebt zooveel zorgen en ontbering lee
ren kennen, nooit iemand ontmoet die uw
jong, gevoelhol hart begreep, is het dan
wonder, dat u het spoor ten slotte bijs
ter werd?"
Wat strengheid en ironie niet hadden
kunnen bewerken, deed nu de zachte
stem naast haar hevig snikkend ver
borg zij haar gelaat in de handen. Hij
liet haar stil begaan, tot zij hem eindelijk
de hand toestak. „Ik dank u, dokter, zei
zij diep geroerd, „dit waren woorden van
waar medegevoel, zooals ik ze in mijn le
ven nog zelden vernam." Daarop begon
zij haar verhaal. Zij wijdde uit over den
carnaval-avond, en hoe langer zij sprak,
des te ernstiger werd zijn gezicht. Einde
lijk hield hij de handen voor de oogen,
niet dat hij zich schaamde voor de tranen,
die daarin opwelden, en eerst toen zij
zweeg, zei hij:
„Weet u wel, dat ik destijds door mijn
wo.orden schuld werd aan uw misgreep.
Daarom moet u mij1 toestaan u van nu af
te helpen om uw last te torschen en u
kunt dat gerust doen, want mijn schou
ders zijn breeder dan de uwe. In de eer
ste plaats moet u het geld voor de reis
van mij aannemen.
Cordula kreeg eensklaps een hoog-
zou zijn, als de regeering tusschenbeide
kwam en voor die ongelukkige boeren
wilde doen wat zij van plan is te doen
voor de arbeiders: grond verschaffen
in eigendom, ten minste met ee'n vast ge
bruiksrecht.
Zou het nu niet beter zijn eerst een
vast grondbezit te verschaffen aan de
kleine boeren, welke van ouds aan een
voud, spaarzaamheid en arbeidzaamheid
gewend, vbor hun boerderij alles over
hebben, vin welke men dus zeker is
dat zij daa/van een goed gebruik maken
Waarom toch aan arbeiders .grond,
verschaft, wier spaarzaamheid volgens
de Staatscommissie veel te wenslcheln
overlaat en die veel te vroeg trouwen
Waarom niet liever grond bezorgd aan
boerenzoons, die bewijzen hebben gele
verd, dat zij de boerderij door en door
kennen, die jarenlang hunne ouders heb
ben gediend en tot hun vijfendertigste
of veertigste jaar ongetrouwd zijn geble
ven, omdat zij geen kans zagen een:
boerderijtje machtig te worden of omdat
ten gevolge van allerlei lasten en belem
meringen, welke het kleinbedrijf onder
vindt, hunne behulpzaamheid in het be
drijf der ouders niet kon gemist wor
den en de aanvaarding van zoo'n nieuw
bedrijfje gevaren oplevert.
Als men slaan wil.
De „Gelderlander" schrijft:
Niets gemakkelijker dan een stok te
vinden.
De Rotterdamsche gemeenteraad is
thans rechts, dus de „Nieuwe Rotter
damsche Courant" is van de oppositie,
dus wat die gemeenteraad wenscht te
doen is verkeerd.
Of nu dit syllogisme aan alle ver-
eischten van de logica voldoet, zullen
wij maar onbetwist laten. Een feit is
het, dat het voor de „;N. R. Ct." sluiül
als een bus.
Dinsdag zijn te Rotterdam, evenals el
ders, de wethoudersbenoemingen ge
houden.
Er waren twee vacatures twee libe
rale wethouders moesten periodiek af
treden. In de vacatures werden, wat nie
mand kan misduiden, rechtschen be
noemd, de beide aftredende liberalen
werden met bijna algemeene stemmen
herkozen.
Ieder onbevooroordeelde zal zulks
edelmoedig vinden, vooral tegenover een
partij, die stelselmatig, zoolang zij de la
kens had uit te deelen, er voor zorgde,
dat die neit in rechtsche handen kwa
men.
Maar voor de „N. R. Ct." gaat het
te hoog, edelmoedigheid bij de clericalen
te kunnen veronderstellen.
Haar meening over die wethouders-
benoemingen is deze: Alle Raadszetels
eischte rechts voor zich op de degelijk-
ste liberalen wierp het uit, en nu het op
een aannemen van het stadsbestuur aan
komt, durft het dat niet aan, maar laat
zulks aan de liberalen over, zelf heeft het
daarvoor geen geschikte personen.
De lezer wete, dat Rotterdam thans
drie (twee en een vacature) rechtsche
en twee linksche wethouders telt, een
evenredige vertegenwoordiging naar de
verhouding in den Raad, die bestaat uit
26 coalitie-genooten, en 19 linkschen.
Hadden de rechterpartijen de liberale
wethouders laten schieten, dan had de
„N. R. Ct." geen woorden genoeg kun
nen vinden, om daarover haar afkeuring
uit te spreken.
Maar.... het blad is in de oppositie!
Wij verwaardigen de redeneering van
de „N. R. Ct." niet met een qualificatie.
Er is er geen, die ons min genoeg lijkt.
Als men slaan wil is er gemakkelijk
een stok te vinden.
Maar het liberale orgaan bedenke, dat
de slagen wel eens op! zijn eigen hoofd
'konden neerkomen.
W atervoorzien ing.
De „Standaard" zegt:
Door de langdurige en groote droogte,
„Neen, dat niet," smeekte zij, „zoo
ver mag u mi; niet verootmoedigen, dok-
ter."
„Daar is geen sprake van", hernam hij.
„Maar nu u mij in vertrouwen hebt ge
nomen mag ik niet langer toestaan dat ge
uw gezondheid nog langer verwoest door
dat onverpoosde werken."
Zij zag verward op. Het was haar zoo
vreemd, dat iemand voor haar zorgde,
en zonder een woord tegen te spreken,
duldde zij, dat hij haar het werk uit de
hand nam.
„Vóór dat u weder heel flink is, moogt
ge niet weder een naald in de handen
nemen. Wilt ge mij* dat beloven, Cordu
la?" vroeg hij nu eensklaps op vertrou-
welijken toon. En toen zij hem met een
toestemmend gebaar de hand toestak, zei
hij op ernstigen toon: „Ik vertrouw op
uw belofte!"
Van dat oogenblik af werd Cordula
weder kalm; zij besefte dat de tijd van
haar boetedoening nu ten einde was en
zij begon nu den dokter alles te vertellen,
wat in haar omging;.
Tante Renate was nu ook weder in zoo
verre hersteld dat zij met haar breiwerk
in den grooten leunstoel zat en met een
vroolijken glimlach op het gelaat het ge
sprek tusschen Cora en dokter Kerstens
aanhoorde en meer dan eens vouwde zij
de dorre handen tot een gebed. Misschien
schonk de Almachtige haar nog een ge
lukkigen levensavond vóór dat haar schei
densure sloeg. Eindelijk was zij in zoo
verre hersteld, dat zij de reis kon aanvaar-
die er heerscht, is meer dan ooit aan het
licht gekomen de groote waarde van
watervoorziening door middel van wa
terleidingen, die Qp de hoogte staan,
welke de techniek tot dusver bereikt
heeft. Terwijl men in tal van -kleine
plaatsen nijpend gebrek aan water heeft,
behoeft men zich in gteden met hon
derdduizenden inwoners nog niet te be
zuinigen, maar kan zich zelfs nog ver
oorloven, grasperken op weelderige wij
ze te besproeien. Zóóveel water is in de
steden nog in voorraad, dat men er bijna
niet aan denkt, tot welke treurige toe
standen het komen zou, indien er eens
watergebrek ontstond. Niet alleen hy
giënisch gevaarlijke toestanden zouden
geboren worden, maar zoo er enstig
brand kwam, ware de ramp alsdan niet te
overzien. Het is trouwens al erg genoeg,
dat men in de kleine plaatsen ]?randen
soms maar moet laten voortwoekeren
omdat er geen water is.
Het is te hopen, dat voor menige
kleine plaats die waternood, welke zoo
schril afteekent tegen den waterover
vloed in onze steden, een goede les
voor de toekomst zijn zal. Als men het
werk der watervoorziening met kracht
en beleid aanvat, kunnen in de toekomst
steeds meerdere plaatsen bij groote
droogte voor waternood behoed wor
den. Door samenwerking van verschil
lende plaatsen kan men veel tot stand
brengen. Natuurlijk' fcouhier het particu-
initiatief het eerst een roeping hebben
maar het is zeer te vreezen, dat de parf-
ticuliere bemoeiing ten deze geen af
doende hulp kan schaffen. Blijkt deze
vrees juist te zijn, dan is het voor de
Overheid zaak om de hand aan den ploeg
te slaan. Watervoorziening door middel
van waterleidingen is zoo'n klimmende
eisch van den tijd, dat indien het par
ticulier initiatief onmachtig blijkt de
Overheid haar roeping niet zou verstaan,
zoo*zij de zaak niet ter hand nam. Het\is
dan ook te hopen, dat de hitte en de
droogte van dezen zomer ten gevolge
zullen hebben, dat het vraagstuk der
watervoorziening voor menige bij droog
te waterarme plaats ernstig in overwe
ging zal worden genomen.
De Week.
Zal het oorlog zijn of vrede? In angst
en vreeze zal het zich menigeen in de
laatste dagen afgevraagd hebben, zon
der het volkomen met zich over deze
kwestie te zijn eens geworden. Van den
eenen kant komen geruststellende be
richten dat Kiderlen-Wachter en Cam-
bon wel tot een overeenstemming zul
len komen. In beginsel hoevele ma
len is dat niet reeds gezegd in be
ginsel zijn Duitschland en Frankrijk het
reeds eens geworden. Welk beginsel dat
is, wordt echter angstvallig verzwegen.
Moge het zijn de meening dat het een
groote dwaasheid zou zijn, elkaar om
Marokko in het haar te vliegen, een
kwestie die er slechts een van meer of
minder voordeden is; walker oplos
sing het best kan gekocht worden. Het
is immers geen zaak die de eer van een
der beide naties raakt, 't Is slechts het
geld, de belangen der groothandelaars
en mijnindustrieelen, die aldus twee vol
keren vijandig tegenover elkaar doet
staan. Het is een kwestie als die van
den Boerenoorlog, die ook door de groo
te mijneigenaren in het leven is geroe
pen. En die minimale kwestie, die de
belangen van sledits enkelen raakt,
blijft het, hoe men zijn best ook doet
de nationale eer er in te betrekken. Dat
om zulke reden geen Europeesche-oor
log mag ontbranden, daarover is de ge-
geheele diplomatie het eens, vandaar
ook de geruststellende berichten van
dien kant, dat het zoo'n vaart niet zal'
loopen.
Cora maakte de toebereidselen daartoe
opgewekter dan zij aanvankelijk had ver
moed, want zij behoefde nog geen ge
bruik te maken van de goedheid van
dokter Kersten. Haar kapitaaltje bleek
nog voldoende te zijn. Weliswaar zouden
zij nu niets meer hebben als zij thuis kwa
men, maar haar vertrouwen op Gods
goedheid was nu zoo groot, dat zij zich
over niets meer bezorgd maakte.
Toen het uur van vertrek aanbrak,
kwam de dokter zelf om hen naar den
trein te brengen. Hij gaf de blinde den
arm en geleidde haar zorgvuldig tot in de
coupé, daarop wendde hij zich tot Cordula
en nu schrok hij van haar bleek, ontsteld
gelaat.
„Wat hebt u, gevoelt ge u niet wel?"
vroeg hij op bezorgden toon.
„Jawel, dokter, maar u hebt biljetten
eerste klasse genomen,"- zeide zij mismoe
dig gestemd, „daardoor wordt onze reis
énorm veel kostbaarder."
Hij schrok even. Aan den prijs had hij
niet gedacht, alleen aan het gemak der da
mes. Wat moest het toch vreeselijk zijn
als men zoo op een dubbeltje moest zien
Zoodra d e conducteur de portieren
sloot, ging Cordula de bagage, die zij bij
zich in de coupé hadden genomen, in het
net opbergen. Zij wilde ten koste van al
les vermijden, den dokter nog eens aan
te zien. Eerst toen de trein zich in bewe
ging zette, zag zij even op, en hij be
speurde nu, hoe haar oogen vol tranen
stonden.
Zoo slecht gemutst als de dokter de
daaropvolgende dagen was, hadden zijn
patiënten hem nog nooit gezien. Xehuis
Van den anderen kant echter worden
we toch door de feiten die zich aan!
onze oogen voordoen, gedwongen de
zaak niet zoo licht in te zien. Vooreerst
hebben we den toestand in Frankrijk/
waar men nog; steeds niet weet of def
staande lichtingen met verlof zullen
gaan op 20 September a.s. JDaar is men,
dus zoo gerust niet, wat ook blijkt uit
de heftige beschuldigingen in de pers
dat Duitschland de onderhandelingen
zoo lang rekt tot die manschappen naar
huis *ijn, om een grooter toon te kun
nen aanslaan.
In België i§ men evenmin zoozeer
overtuigd, dat de toestand geen reden,
tot ernstige bezorgdheid geeft. Waar
om anders die uitgebreide versterkings
maatregelen voor de Maas fortenwaar
om die verzorging in de puntjes der be
wapening en der vervoermiddelen
Ook ons eigen land geeft dagelijks
stof tot ernstig nadenken. Lichtingen
worden langer dan vastgesteld, onder
de wapenen gehouden, nachtelijke mo
bilisaties hebben plaats, wapens en mu«
nitie worden extra nagezien en de laat
ste geruchten spreken van mogelijke!
troepenzendingen naar de grenzen.
En dat alles om niets
Neen, m.i. bestaat er wel degelijk ge
gronde vrees voor, dat de Marokkokwes-
tie met de wapenen moet beslecht wor
den, of liever dat deze zaak de langslui-
pierende haat tusschen de beide naties
feller zal doen opvlammen.
En toch móest deze oorlog, 't koste
wat moet, voorkomen worden. Is deze.
op zichzelf al een vreeselijk iets, dub
bel verschrikkelijk wordt het in dezen
tijd van droogte, waar geen voldoende
drinkwater voor mensch of dier op het
oorlogsterrein, waar het mocht zijn, kan
gevonden worden. Dan zal niet meer
gezien worden op meer of mindere on
reinheid van water, waar men het aan
treft, en met volle teugen zal zelfs het
wansmakelijkste vocht genuttigd wor
den. Dan kan men het zwaard wel in
de scheede houden, de dood zal zelvq
met breede slag zijn oogst wegmaaien.
Hoe dan die epidemies kunnen voort
woekeren, hebben wij reeds dikwijls ge
zien,
En van den anderen kant zouden er
handen te kort komen om den toch reeds
schrale oogst binnen te halen. Wat niet
platgetreden en platgebrand werd door.
de troepen, zou vergaan op de akkers.
In grove trekken zou dit het gevolg
zijn van een Europeeschen oorlog, wes
halve wij wel mogen bidden„Van pest,
oorlog en hongersnoodverlos ons
Heer.
V.
Weekpraatje.
De tijd van komkommers en perseieren
en dergelijke raakt weer achter den rug,
de parlementaire vacanties immers raken
op 't einde, en zij die er van genoten heb
ben, beginnen weer aan hun werkzaam
heden, vporal ook op politiek terrein be
gint men weer leven te ontdekken.
Reeds de afgeloopen week was voor
vele gemeenten bij uitstek een week van
politiek gedoe. In vele plaatsen van ons
land zag men op den afgeloopen Dins
dag vele nieuwe gezichten in den Raad,
terwijl menig oud lid gemist werd. Ook
de gehouden wethoudersverkiezingen
brachten dikwijls heel wat rumoer. In
Amsterdam trachtte men een wethouders
zetel te ontnemen aan iemand, die ge
loond had daar bij uitstek op zijn plaats
te zijn; nooit had hij de rechten der
openbare school te kort gedaan, en toch....
hij moest weg. Maar gelukkig alles tever
geefs en, zooals we reeds hebben kunnen
lezen, blijft mr. de Vries wethouder van
onderwijs in Amsterdam. De linkerpartij
en vinden 't niets leuk dat hun pogingen
zoo mislukt zijn, doch ipij dunkt dat de
herkiezing van mr. de Vries de beste er-
verveelde hij zich in zijn vrije uren, in
het restaurant hinderde het lawaai hem,
hij miste overal iets tot hij acht dagen
later zich zelf volkomen "bewust was over
zijn toestand, een collega vroeg een paar
dagen zijn praktijk waar te nemen en den
volgenden morgen met den eersten trein
naar Wiesbaden stoomde.
Daar gekomen zag hij dadelijk op de
kurlijst waar hij mevrouw von Felsen en
juffrouw Adrian kon vinden en hij" spoed
de zich daarheen. De beide dames zaten
in den tuin en keken verbaasd op toen
zij voetstappen op het grintpad verna
men.
„Wie is daar, kind?" vroeg de blinde
gejaagd, maar zij* kreeg geen antwoord;
sprakeloos staarde Cordula dokter Ker
sten aan.
„Kunt ge mij niet eens welkom heeten,
Corclula vroeg deze, die overgelukkig
was, nu hij zag, hoe het jonge meisje ont
roerde bij1 zijn komst.
„U hier?" stamelde zij alleen met tril
lende stem en met tranen in de oogen.
„Met wien praat je toch, Cordula?'4
vroeg de blinde nu, die hun woorden,
niet had verstaan. „Met iemand die dol-
gaarne uw neef wil worden, lieve me
vrouw", antwoordde dokter Kersten nu
in de volheid van zijn geluk, in de plaats
van het jonge meisje, „altijd als Cora het
daarmede eens is", ging hij voort en
blijkbaar was zij het ook wel, want zij zag
hem met van geluk stralende oogen aan.
„Ja, tante, zij wil het," juichte hij even
later, juist terwijl er een zonnestraal vid
op het gelaat van de blinde, die de handen
biddend vouwde.