De Eenzame. Uit de Pers. den BUITENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 9 Sept. No. 584. Een lied per week. No. 46 uit „De Leeuwerk". Hij die geen liedje zingen kan. UW oorden van Muziek van feillem Gijssels. Emiel Hullebroeck. Als ik wat laat naar huis toe kom, Begint mijn vrouw te kijven, Wat doe ik niet om haar gebrom Al spoedig heen te drijven? Ik zing een lied voor 't venster dan, Al tromm'lend op de ruiten Hij, die geen liedje zingen kan, Die moet er maar eentje fluiten. 'Zoodra het onweer wat verzacht, Dan kom ik voor de pinnen: 'kHeb u iets lekkers meegebracht, Toe, speel het lustig binnen! En krijg er zelf een stuksken van Om 't vreêverbond te sluiten: i£Iij, die geen liedje zingen kan, Die moet er maar eentje fluiten. Het kindje paaien is een last, Men zou er bij vergrijzen, Ik neem den kleinen bengel vast En laat hem biezebijfcen, 1) Of geef hem bij 't lied van „Ruiter Jan'1 Hem papken met beschuiten: Hij, die geen liedje zingen kan, Die moet er maar eentje fluiten. Een broksken boter of wat vet Op onze roggestuiten, 2) Naast 't werkzaam vrouwken altijd net, Weert d'armoe bij ons buiten; Zoo leef ik als een zalig man, Tot ik mijn oogen sluite: En wie mijn lied niet zingen kan, Die moet het dan maar fluiten. 1) Op de knie rijden. 2) Roggen boterham. Over alles en nog wat. XIV. Dr. C. Meuleman. 't Waren hartelijke woorden, die on ze burgemeester dr. Meuleman bij zijn vertrek uit deze gemeente toesprak, iwoorden, die getuigden van hoogach ting en waardeering voor dit raadslid. jEn zij zullen weerklank gevonden heb ben bij de talrijk velen, die met mij betreuren, dat deze uitstekende burger 'de stad verlaat. Immers, dr. Meuleman iwas een "werkkracht. Hij vond tijd om zich, behalve aan zijn drukke practijk1, ook te geven aan het openbare leven hij deed het met toewijding en ijver. Dr. Meuleman was een sieraad in den (Raad, een sieraad onder de Katholie ken. Hij had invloed, omdat hij niet veel sprak en slechts weloverwogen ar gumenten aan zijne medeleden voorleg de. Men luisterde naar hem, men mocht hem gaarne hooren, wijl hij zijn gedach ten duidelijk en beknopt pleegde uit te drukken en zich onthield tegenstanders r-oodeloos te kwetsen, ofschoon hij ze «cberp terecht kon zetten. Als mr. Aal- beis ntei aanwezig was, voerde hij vaak namens de geheele Katholieke groep 't .woo.rd, wanneer bij beginselzaken, als 'de openbare leeszalen, de kermis e.d. een verklaring paste. Bovendien maakte hij meermalen van zijn initiatiefrecht gebruik. Dr. Meuleman was b.v. de eerste onderteekenaar en de krachtige verdediger van het voorstel ;om de verplichte keuring der publieke vrouwen af te schaffen. Hij deed inder tijd veel moeite om voor de armlastige patiënten een betere ziekenverpleging! te verkrijgen. Het beginsel der staat- (belasting belichaamde hij in een motie. FEUILLETON. Vrij naar het Duitsch. 11) (Stot.) Zeer zacht ging hij naar Cordula toe, die over haar naaiwerk gebogen zat. „Ik weet, dat mevrouw uwe tante slaapt", begon hij op gejaagden toon „en daarom kom ik nu hierheen, ik moet u spreken, hoe ge geholpen kunt worden, want zóó mag het niet langer voortgaan. Z"ij sloot even de oogen. Daarop zei zij „Ik ben niet te helpen." „Hebt ge hem dan zoozeer liefgehad?" vroeg hij met licht trillende stem. Zij zag'hem verbaasd aan. „Ge vergist li, dokter ik heb nog nooit een man bemind. Zoo iets mag een meisje in mijne omstandigheden zich niet veroorloven." „Niet?" vroeg hij blijkbaar aangenaam verrast. „Zeg mij dan wat u zoo kwelt, juffrouw Cora, ik moet, ik zal het nu we ten." Het meisje schudde mismoedig 't hoofd „Ik zou u dan dingen moeten openba- 'ren die u ten zeerste zouden ontstemmen ten ik kan dat niet aanhooren. Ik weet Zelve dat ik schuldig ben, en dat niemand jnij sterker kan veroordeelen, dan ik het mij1 zelve doe, maar niettemin acht ik het Wiet noodig u alles te belijden." „En toch blijf ik u vragen uw hart voor mij uit te stortenik wil geenszins uw rechter maar veeleer uw helper zjjn.~ Het instituut der schoolartsen vond in hem een warm bevorderaar en in menig ander opzicht was hij op medisch-hygië- nisch gebied werkzaam. Hij was o. a. voorzitter der buitengewone slachthuis commissie, wier rapport dr. de Jong als directeur deed tuimelen en zoo'n veel verbeterde toestand op ons abattoir schiep. Na het vertrek-van dr. Stigter was dr. Meuleman de eenige medicus ip den Raad, zoodat ook in dit opzicht een leemte is ontstaan. Hij had zitting in de Commissie van beheer over de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest en maakte zich in die qualiteit zeer verdien stelijk. Bij zijn heengaan zeide dr. Meuleman in den Raad, dat het ambt van genees heer geen beletsel behoeft te zijn om aan het openbaar leven deel te nemen, als er maar ijver en animo bestaat. Wan neer die uitspraak nog bewezen moet worden is het voorbeeld van dr. Meule man een krachtig pleidooi er voor. De verdiensten van dr. Meuleman be perken zich niet tot zijn raadslidmaat schap. Hij verplichtee zijn medeburgers door zijn bestuurslidmaatschap van ver schillende organisaties, als het comité voor herstellingsoorden e.d. Als spreker ontmoetten wij hem op de Sociale Week te Rotterdam waar zijn po pulaire voordracht hem een groot onge zocht succes bezorgde en op de So ciale Cursussen alhier. De leiding van het plaatselijk comité der Kath. Soc. Actie was hem toevertrouwd en sinds het bedanken van mr. Regout ,stond hij ook aan 't hoofd van het Diocesaan Comité. Dr. Meuleman had zitting in 't bestuur der kiesvereeniging, in de Commissie voor de R. K. Vacantiekolonies enz. Veel goeds voor onze partij kan nog van dezen „Katholiek van de daad" wor den verwacht, want ook in zijne nieuwe hoogst eervolle betrekking, waartoe hij geroepen is, zal dr. Meuleman behalve tijd voor studie in zijn lievëlingsvak ook wel gelegenheid vinden om zij'n groote werkkracht ten bate der Katholieken aan te wenden. Vergezelle daarom de beste wenschen dr. Meuleman naar 't gulle gastvrije Zui den. Er zijn op hein hooge verwachtingen gebouwd en 't verlies, dat wij lijden, wordt getemperd door de gedachte, dat hij in zijn nieuwe omgeving nog meer nut kan stichten dan hier. Want in Lim burg is dringend behoefte aan goedge schoolde vroedvrouwen en men had ^een beter medicus voor de te stichten scnool kunnen vinden dan dr. Meuleman. 't Ga hem en de zijnen in alles wel Observator. Boer en landarbeider. In een artikel betoogt het „Week blad van den Noördbr. Christ Boerenbond", dat ten opzichte van de behoefte aan grond de nood veel1 grooter is voor boeren, die in het be drijf zijn opgegroeid en moeilijk1 tot een ander vak kunnen overgaan, dan voor arbeiders, die niet zoo vast aan den grond zitten en overal werk kunnen vin den. De statistieken leeren dat ten onzent het getal pachters steeds toeneemt, dat der eigengeërfden afneemt. Er zijn stre ken vooral aan den Maaskant en in de klei waar alle eigendommen in handen van groote heeren zijn overgegaan. De boeren bezitten daar niets meër dan een huis en tuin, misschien nog met hypo theek bezwaard. Om boer te bljjven en iets te verdienen, wagen zij het ieder ^aar om met de hulp van voorschotten nabijliggende gronden te pachten, maar de concurrentie drijft hen dieper ën die per in schulden. Hun toestand is zoo onzeker, zoo precair, zoo hachelijk, dat boerenbonden en leenbanken niet meer kunnen betalen. Het eenigö redmiddel „Ik ben niet te helpen", zuchtte zij' an dermaal. „Juffrouw Cora", fluisterd hij, haar hand in de zijne nemend, „ik heb u lang zamerhand leeren kennen en begrijpen, en ik gevoelde mij bijna beschaamd als ik bedacht, hoe mijn levensweg zooveel ge makkelijker en vroolijker was dan de uwe. U hebt zooveel zorgen en ontbering lee ren kennen, nooit iemand ontmoet die uw jong, gevoelhol hart begreep, is het dan wonder, dat u het spoor ten slotte bijs ter werd?" Wat strengheid en ironie niet hadden kunnen bewerken, deed nu de zachte stem naast haar hevig snikkend ver borg zij haar gelaat in de handen. Hij liet haar stil begaan, tot zij hem eindelijk de hand toestak. „Ik dank u, dokter, zei zij diep geroerd, „dit waren woorden van waar medegevoel, zooals ik ze in mijn le ven nog zelden vernam." Daarop begon zij haar verhaal. Zij wijdde uit over den carnaval-avond, en hoe langer zij sprak, des te ernstiger werd zijn gezicht. Einde lijk hield hij de handen voor de oogen, niet dat hij zich schaamde voor de tranen, die daarin opwelden, en eerst toen zij zweeg, zei hij: „Weet u wel, dat ik destijds door mijn wo.orden schuld werd aan uw misgreep. Daarom moet u mij1 toestaan u van nu af te helpen om uw last te torschen en u kunt dat gerust doen, want mijn schou ders zijn breeder dan de uwe. In de eer ste plaats moet u het geld voor de reis van mij aannemen. Cordula kreeg eensklaps een hoog- zou zijn, als de regeering tusschenbeide kwam en voor die ongelukkige boeren wilde doen wat zij van plan is te doen voor de arbeiders: grond verschaffen in eigendom, ten minste met ee'n vast ge bruiksrecht. Zou het nu niet beter zijn eerst een vast grondbezit te verschaffen aan de kleine boeren, welke van ouds aan een voud, spaarzaamheid en arbeidzaamheid gewend, vbor hun boerderij alles over hebben, vin welke men dus zeker is dat zij daa/van een goed gebruik maken Waarom toch aan arbeiders .grond, verschaft, wier spaarzaamheid volgens de Staatscommissie veel te wenslcheln overlaat en die veel te vroeg trouwen Waarom niet liever grond bezorgd aan boerenzoons, die bewijzen hebben gele verd, dat zij de boerderij door en door kennen, die jarenlang hunne ouders heb ben gediend en tot hun vijfendertigste of veertigste jaar ongetrouwd zijn geble ven, omdat zij geen kans zagen een: boerderijtje machtig te worden of omdat ten gevolge van allerlei lasten en belem meringen, welke het kleinbedrijf onder vindt, hunne behulpzaamheid in het be drijf der ouders niet kon gemist wor den en de aanvaarding van zoo'n nieuw bedrijfje gevaren oplevert. Als men slaan wil. De „Gelderlander" schrijft: Niets gemakkelijker dan een stok te vinden. De Rotterdamsche gemeenteraad is thans rechts, dus de „Nieuwe Rotter damsche Courant" is van de oppositie, dus wat die gemeenteraad wenscht te doen is verkeerd. Of nu dit syllogisme aan alle ver- eischten van de logica voldoet, zullen wij maar onbetwist laten. Een feit is het, dat het voor de „;N. R. Ct." sluiül als een bus. Dinsdag zijn te Rotterdam, evenals el ders, de wethoudersbenoemingen ge houden. Er waren twee vacatures twee libe rale wethouders moesten periodiek af treden. In de vacatures werden, wat nie mand kan misduiden, rechtschen be noemd, de beide aftredende liberalen werden met bijna algemeene stemmen herkozen. Ieder onbevooroordeelde zal zulks edelmoedig vinden, vooral tegenover een partij, die stelselmatig, zoolang zij de la kens had uit te deelen, er voor zorgde, dat die neit in rechtsche handen kwa men. Maar voor de „N. R. Ct." gaat het te hoog, edelmoedigheid bij de clericalen te kunnen veronderstellen. Haar meening over die wethouders- benoemingen is deze: Alle Raadszetels eischte rechts voor zich op de degelijk- ste liberalen wierp het uit, en nu het op een aannemen van het stadsbestuur aan komt, durft het dat niet aan, maar laat zulks aan de liberalen over, zelf heeft het daarvoor geen geschikte personen. De lezer wete, dat Rotterdam thans drie (twee en een vacature) rechtsche en twee linksche wethouders telt, een evenredige vertegenwoordiging naar de verhouding in den Raad, die bestaat uit 26 coalitie-genooten, en 19 linkschen. Hadden de rechterpartijen de liberale wethouders laten schieten, dan had de „N. R. Ct." geen woorden genoeg kun nen vinden, om daarover haar afkeuring uit te spreken. Maar.... het blad is in de oppositie! Wij verwaardigen de redeneering van de „N. R. Ct." niet met een qualificatie. Er is er geen, die ons min genoeg lijkt. Als men slaan wil is er gemakkelijk een stok te vinden. Maar het liberale orgaan bedenke, dat de slagen wel eens op! zijn eigen hoofd 'konden neerkomen. W atervoorzien ing. De „Standaard" zegt: Door de langdurige en groote droogte, „Neen, dat niet," smeekte zij, „zoo ver mag u mi; niet verootmoedigen, dok- ter." „Daar is geen sprake van", hernam hij. „Maar nu u mij in vertrouwen hebt ge nomen mag ik niet langer toestaan dat ge uw gezondheid nog langer verwoest door dat onverpoosde werken." Zij zag verward op. Het was haar zoo vreemd, dat iemand voor haar zorgde, en zonder een woord tegen te spreken, duldde zij, dat hij haar het werk uit de hand nam. „Vóór dat u weder heel flink is, moogt ge niet weder een naald in de handen nemen. Wilt ge mij* dat beloven, Cordu la?" vroeg hij nu eensklaps op vertrou- welijken toon. En toen zij hem met een toestemmend gebaar de hand toestak, zei hij op ernstigen toon: „Ik vertrouw op uw belofte!" Van dat oogenblik af werd Cordula weder kalm; zij besefte dat de tijd van haar boetedoening nu ten einde was en zij begon nu den dokter alles te vertellen, wat in haar omging;. Tante Renate was nu ook weder in zoo verre hersteld dat zij met haar breiwerk in den grooten leunstoel zat en met een vroolijken glimlach op het gelaat het ge sprek tusschen Cora en dokter Kerstens aanhoorde en meer dan eens vouwde zij de dorre handen tot een gebed. Misschien schonk de Almachtige haar nog een ge lukkigen levensavond vóór dat haar schei densure sloeg. Eindelijk was zij in zoo verre hersteld, dat zij de reis kon aanvaar- die er heerscht, is meer dan ooit aan het licht gekomen de groote waarde van watervoorziening door middel van wa terleidingen, die Qp de hoogte staan, welke de techniek tot dusver bereikt heeft. Terwijl men in tal van -kleine plaatsen nijpend gebrek aan water heeft, behoeft men zich in gteden met hon derdduizenden inwoners nog niet te be zuinigen, maar kan zich zelfs nog ver oorloven, grasperken op weelderige wij ze te besproeien. Zóóveel water is in de steden nog in voorraad, dat men er bijna niet aan denkt, tot welke treurige toe standen het komen zou, indien er eens watergebrek ontstond. Niet alleen hy giënisch gevaarlijke toestanden zouden geboren worden, maar zoo er enstig brand kwam, ware de ramp alsdan niet te overzien. Het is trouwens al erg genoeg, dat men in de kleine plaatsen ]?randen soms maar moet laten voortwoekeren omdat er geen water is. Het is te hopen, dat voor menige kleine plaats die waternood, welke zoo schril afteekent tegen den waterover vloed in onze steden, een goede les voor de toekomst zijn zal. Als men het werk der watervoorziening met kracht en beleid aanvat, kunnen in de toekomst steeds meerdere plaatsen bij groote droogte voor waternood behoed wor den. Door samenwerking van verschil lende plaatsen kan men veel tot stand brengen. Natuurlijk' fcouhier het particu- initiatief het eerst een roeping hebben maar het is zeer te vreezen, dat de parf- ticuliere bemoeiing ten deze geen af doende hulp kan schaffen. Blijkt deze vrees juist te zijn, dan is het voor de Overheid zaak om de hand aan den ploeg te slaan. Watervoorziening door middel van waterleidingen is zoo'n klimmende eisch van den tijd, dat indien het par ticulier initiatief onmachtig blijkt de Overheid haar roeping niet zou verstaan, zoo*zij de zaak niet ter hand nam. Het\is dan ook te hopen, dat de hitte en de droogte van dezen zomer ten gevolge zullen hebben, dat het vraagstuk der watervoorziening voor menige bij droog te waterarme plaats ernstig in overwe ging zal worden genomen. De Week. Zal het oorlog zijn of vrede? In angst en vreeze zal het zich menigeen in de laatste dagen afgevraagd hebben, zon der het volkomen met zich over deze kwestie te zijn eens geworden. Van den eenen kant komen geruststellende be richten dat Kiderlen-Wachter en Cam- bon wel tot een overeenstemming zul len komen. In beginsel hoevele ma len is dat niet reeds gezegd in be ginsel zijn Duitschland en Frankrijk het reeds eens geworden. Welk beginsel dat is, wordt echter angstvallig verzwegen. Moge het zijn de meening dat het een groote dwaasheid zou zijn, elkaar om Marokko in het haar te vliegen, een kwestie die er slechts een van meer of minder voordeden is; walker oplos sing het best kan gekocht worden. Het is immers geen zaak die de eer van een der beide naties raakt, 't Is slechts het geld, de belangen der groothandelaars en mijnindustrieelen, die aldus twee vol keren vijandig tegenover elkaar doet staan. Het is een kwestie als die van den Boerenoorlog, die ook door de groo te mijneigenaren in het leven is geroe pen. En die minimale kwestie, die de belangen van sledits enkelen raakt, blijft het, hoe men zijn best ook doet de nationale eer er in te betrekken. Dat om zulke reden geen Europeesche-oor log mag ontbranden, daarover is de ge- geheele diplomatie het eens, vandaar ook de geruststellende berichten van dien kant, dat het zoo'n vaart niet zal' loopen. Cora maakte de toebereidselen daartoe opgewekter dan zij aanvankelijk had ver moed, want zij behoefde nog geen ge bruik te maken van de goedheid van dokter Kersten. Haar kapitaaltje bleek nog voldoende te zijn. Weliswaar zouden zij nu niets meer hebben als zij thuis kwa men, maar haar vertrouwen op Gods goedheid was nu zoo groot, dat zij zich over niets meer bezorgd maakte. Toen het uur van vertrek aanbrak, kwam de dokter zelf om hen naar den trein te brengen. Hij gaf de blinde den arm en geleidde haar zorgvuldig tot in de coupé, daarop wendde hij zich tot Cordula en nu schrok hij van haar bleek, ontsteld gelaat. „Wat hebt u, gevoelt ge u niet wel?" vroeg hij op bezorgden toon. „Jawel, dokter, maar u hebt biljetten eerste klasse genomen,"- zeide zij mismoe dig gestemd, „daardoor wordt onze reis énorm veel kostbaarder." Hij schrok even. Aan den prijs had hij niet gedacht, alleen aan het gemak der da mes. Wat moest het toch vreeselijk zijn als men zoo op een dubbeltje moest zien Zoodra d e conducteur de portieren sloot, ging Cordula de bagage, die zij bij zich in de coupé hadden genomen, in het net opbergen. Zij wilde ten koste van al les vermijden, den dokter nog eens aan te zien. Eerst toen de trein zich in bewe ging zette, zag zij even op, en hij be speurde nu, hoe haar oogen vol tranen stonden. Zoo slecht gemutst als de dokter de daaropvolgende dagen was, hadden zijn patiënten hem nog nooit gezien. Xehuis Van den anderen kant echter worden we toch door de feiten die zich aan! onze oogen voordoen, gedwongen de zaak niet zoo licht in te zien. Vooreerst hebben we den toestand in Frankrijk/ waar men nog; steeds niet weet of def staande lichtingen met verlof zullen gaan op 20 September a.s. JDaar is men, dus zoo gerust niet, wat ook blijkt uit de heftige beschuldigingen in de pers dat Duitschland de onderhandelingen zoo lang rekt tot die manschappen naar huis *ijn, om een grooter toon te kun nen aanslaan. In België i§ men evenmin zoozeer overtuigd, dat de toestand geen reden, tot ernstige bezorgdheid geeft. Waar om anders die uitgebreide versterkings maatregelen voor de Maas fortenwaar om die verzorging in de puntjes der be wapening en der vervoermiddelen Ook ons eigen land geeft dagelijks stof tot ernstig nadenken. Lichtingen worden langer dan vastgesteld, onder de wapenen gehouden, nachtelijke mo bilisaties hebben plaats, wapens en mu« nitie worden extra nagezien en de laat ste geruchten spreken van mogelijke! troepenzendingen naar de grenzen. En dat alles om niets Neen, m.i. bestaat er wel degelijk ge gronde vrees voor, dat de Marokkokwes- tie met de wapenen moet beslecht wor den, of liever dat deze zaak de langslui- pierende haat tusschen de beide naties feller zal doen opvlammen. En toch móest deze oorlog, 't koste wat moet, voorkomen worden. Is deze. op zichzelf al een vreeselijk iets, dub bel verschrikkelijk wordt het in dezen tijd van droogte, waar geen voldoende drinkwater voor mensch of dier op het oorlogsterrein, waar het mocht zijn, kan gevonden worden. Dan zal niet meer gezien worden op meer of mindere on reinheid van water, waar men het aan treft, en met volle teugen zal zelfs het wansmakelijkste vocht genuttigd wor den. Dan kan men het zwaard wel in de scheede houden, de dood zal zelvq met breede slag zijn oogst wegmaaien. Hoe dan die epidemies kunnen voort woekeren, hebben wij reeds dikwijls ge zien, En van den anderen kant zouden er handen te kort komen om den toch reeds schrale oogst binnen te halen. Wat niet platgetreden en platgebrand werd door. de troepen, zou vergaan op de akkers. In grove trekken zou dit het gevolg zijn van een Europeeschen oorlog, wes halve wij wel mogen bidden„Van pest, oorlog en hongersnoodverlos ons Heer. V. Weekpraatje. De tijd van komkommers en perseieren en dergelijke raakt weer achter den rug, de parlementaire vacanties immers raken op 't einde, en zij die er van genoten heb ben, beginnen weer aan hun werkzaam heden, vporal ook op politiek terrein be gint men weer leven te ontdekken. Reeds de afgeloopen week was voor vele gemeenten bij uitstek een week van politiek gedoe. In vele plaatsen van ons land zag men op den afgeloopen Dins dag vele nieuwe gezichten in den Raad, terwijl menig oud lid gemist werd. Ook de gehouden wethoudersverkiezingen brachten dikwijls heel wat rumoer. In Amsterdam trachtte men een wethouders zetel te ontnemen aan iemand, die ge loond had daar bij uitstek op zijn plaats te zijn; nooit had hij de rechten der openbare school te kort gedaan, en toch.... hij moest weg. Maar gelukkig alles tever geefs en, zooals we reeds hebben kunnen lezen, blijft mr. de Vries wethouder van onderwijs in Amsterdam. De linkerpartij en vinden 't niets leuk dat hun pogingen zoo mislukt zijn, doch ipij dunkt dat de herkiezing van mr. de Vries de beste er- verveelde hij zich in zijn vrije uren, in het restaurant hinderde het lawaai hem, hij miste overal iets tot hij acht dagen later zich zelf volkomen "bewust was over zijn toestand, een collega vroeg een paar dagen zijn praktijk waar te nemen en den volgenden morgen met den eersten trein naar Wiesbaden stoomde. Daar gekomen zag hij dadelijk op de kurlijst waar hij mevrouw von Felsen en juffrouw Adrian kon vinden en hij" spoed de zich daarheen. De beide dames zaten in den tuin en keken verbaasd op toen zij voetstappen op het grintpad verna men. „Wie is daar, kind?" vroeg de blinde gejaagd, maar zij* kreeg geen antwoord; sprakeloos staarde Cordula dokter Ker sten aan. „Kunt ge mij niet eens welkom heeten, Corclula vroeg deze, die overgelukkig was, nu hij zag, hoe het jonge meisje ont roerde bij1 zijn komst. „U hier?" stamelde zij alleen met tril lende stem en met tranen in de oogen. „Met wien praat je toch, Cordula?'4 vroeg de blinde nu, die hun woorden, niet had verstaan. „Met iemand die dol- gaarne uw neef wil worden, lieve me vrouw", antwoordde dokter Kersten nu in de volheid van zijn geluk, in de plaats van het jonge meisje, „altijd als Cora het daarmede eens is", ging hij voort en blijkbaar was zij het ook wel, want zij zag hem met van geluk stralende oogen aan. „Ja, tante, zij wil het," juichte hij even later, juist terwijl er een zonnestraal vid op het gelaat van de blinde, die de handen biddend vouwde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5