e 2e Jaargang, No. 581. 2)e &24cbelve Qowïmxt Bureau OUDE SINGEL 34, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. IT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAO, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, If 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco Iper post 1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/, cent met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. Woensdag September 1911. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 15 regels t 0.75, elke regel meer 15 een ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur koop en verkoop (geen handels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden betrekkingen 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Dit nummer bestaat uit TWEE bladen. Het Rapport van prof. mr. dr. A. A. H. Struijcken over dé Noordwijksche Strandquaestie. Onder de belangrijkste stukken, die lover de Noordwijksche strandquaestie zijn verschenen, behoort ongetwijfeld het rapport van den Amsterdamschen hoog leeraar, mr. Struijcken, die eenige maanden geleden door den gemeenteraad van Noordwijk was benoemd om van advies te dienen over de strandverwikkelingen. Om zijn belangrijkheid drukken wij dit rapport in extenso af. Wij onthouden ons op 't oogenblik van elk commen- Jtaarslechts deze opmerking moet ons van 't hait, dat wij van dit rapport met groote voldoening hebben kennis geno men. Er blijkt toch uit dat wij van den j beginne at een juist standpunt in deze quaestie hebben ingenomen. Onze ad viezen zijn dikwijls aangevallen en met verwijten heeft men ons overstelpt. Voor zooverre die van de liberale zijde kwa- ;men, hebben wij ze verklaarbaar geacht en hebben wij geantwoord. Dat echter een katholiek blad in on begrijpelijke kortzichtigheid ons aanviel, daardoor de positie der Katholieken te Noordwijk verzwakte, en de tegenpartij indirect in haar actie steunde, kon alleen toegeschreven worden aan volslagen on kunde. Op dit geschrijf zijn wij nimmer ingegaan. Heden kunnen wij echter niet nalaten deze feiten te releveeren, te meer daar het blad thans zijn draai heeft genomen en het nu volkomen met ons eens schijnt te zijn. Een belangwekkende discussie is gister avond over het rapport gevoerd. Wij ver wijzen daarvoor naar ons uitvoerig verslag. Het rapport luidt als volgt: Mijn advies is door den Raad der Ge- tneente Noordwijk verzocht over de 'vraag: „Welke maatregelen de Gemeen te zou moeten nemen om in het onge stoord gebruik te blijven van de rechten op het strand, door de gemeente van het Rijk gepacht." Daarnaast is door den Raad besloten, dat ik zou worden I juitgenoodigd in een conferentie met den Gemeenteraad dezen alle' gevraagde in lichtingen te verstrekken „alles ter bevordering van de rust op het s t r a n d." Uit deze bijvoeging in ver- I band met de mededeelingen, mij in de vergadering van het college van B. en d.d. 28 Juni 1.1. verstrekt, is mij gebleken, dat de strekking van de tot jmij gerichte vraag aldus moet worden .verstaan„Welke maatregelen moet de j gemeente nemen, opdat zij eenerzijds Iblijve in het ongestoord gebruik van de rechten op het strand, door de gemeente .van het rijk gepacht, anderzijds de rust op het strand niet verder worde ver stoord. De Fe i t enUit de mij toegezonden stukken en de mij door het college van :B. en W. verstrekte mededeelingen is lm ij omtrent den feitelijken toestand, .waarop de moeielijkheden betrekking hebben, het volgende gebleken De duingronden aan de kust te Noord- cwiik behooren aan particuliere eigena ren het strand aan den Staat der Ne derlanden. De Staat heeft bij akte van i (Maart 1902 aan de Gemeente (Noord- fwijk verhuurd, met recht van onderver- huur, de bevoegdheid tot het, met uit sluiting van ieder ander, gp het strand 'plaatsen van stoelen, banken, tenten, badkoetsen en losse houten getimmerten, Imet het doel om die te verhuren of voor het publiek al oi niet tegen betaling beschikbaar te stellen. Als voorwaarde is daarbij o. m. bedongen, dat het strand iin zijn geheel toegankelijk moet blijven voor het publiek als wandel-, rust- en Speelplaats, terwijl eene voldoende breedte moet worden opengelaten voor de passage van ruiters, krijgsvolk, wiel rijders en voertuigen, zoodat dus het pu bliek verkeer of het voor eigen gebruik jlplaatsen van een klapstoel niet mag iiworden belemmerd, behoudens beper kende bepalingen hieromtrente bij po litieverordening vastgesteld of nog vast #e stellen. Deze overeenkomst zal ein digen op 30 April 1912. De Gemeente Noordwijk heeft van haar recht van onderverhuur gebruik ge- jQjaakt, door telkens aan de eigenaren 1 der bovenliggende duingronden hare rechten met betrekking tot het aanlig gende strand tegen eene jaarlijksche pachtsom af te staan. In het jaar 1910 werd evenwel besloten tot opetibare ver pachting van bedoelde rechten op het strand over te gaan. Op 24 Mei van dat jaar vond die openbare iverpachting plaatshet gevolg daarvan was, dat nu eenige perceelen strand werden verpacht aan andere personen dan de eigenaren van den daarboven liggenden duingrond. In de verpachtingsvoorwaarde was be paald, dat onder de verpachting niet was begrepen het strand boven de hoog- waterlijn, doch dat de pachters van de daarvoor gelegen perceelen het recht zouden hebben gedurende den pachttijd hunne stoelen en badkoetsen behoudens rechten van derden boven de hoogwater- lijn te bergen, voor zoover hun perceel strekt. Ook was bepaald, dat de pach ters zich ten aanzien der grenzen van het door hen gepachte gedeelte strand zouden onderwerpen aan de aanduiding, welke door of van wege B. en W. zou geschieden. Als gevolg daarvan werden op last van B. en W. genummerde pa len geplaatst, die de grenzen der ver schillende verpachte perceelen aanduid den. De eigenaren der duingronden heb ben eerst in het jaar 191Ö en weder in het jaar 1911 op het strand gemerkte palen geplaatst ter aanduiding van de grenzen hunner eigendommen, peze pa len zijn door hen geplaatst vrijwel op de lijn van hoogwater, zooals deze blij kens de registers, berustende aan het Ministerie van Waterstaat, door den Rijkswaterstaatdienst wordt bepaald en jaarlijks bijgehouden. De genoemde door de gemeente Noordwijk geplaatste scheidingspalen s.one en 10 tot 15 Meter méé duinwaarts geplaatst. Verschillende dezer palen zijn door de duin eigenaren zonder vergun ning van B. en W. verplaatst en in de lijn der door de eigenaren geplaatste palen overgebracht. Feitelijke moeilijkheden zijn daaruit ont staan, daar ter uitoefening van zijn be drijf de strandpachter Vink verplicht was bij vloed zijn badkoetsen enz. te bren-, gen voorbij de genoemde palen duin waarts, terwijl de eigenaren der duingron den, bewerende, dat hun eigendom bij die palen aanving, die badkoetsen enz. niet voorbij die palen wilden toelaten. Werden de badkoetsen enz. door Vink voorbij die palen gebracht, dan werden ze door de duineigenaren naar beneden teruggevoerd of zelfs van het strand weg gevoerd en elders opgeborgen. Het laat ste geschiedde onder bescherming der politie. Vermelding verdient nog, dat bij ver ordening van 11 Mei 1910 door den Raad der gemeente Noordwijk het gebruik van de zeebaden en van het strand is gere geld. In deze verordening is in art. 2 be paald „Het is verboden zonder vergun ning van B. en W. tenten, stoelen, ta fels, banken, kisten, palen, vaartuigen, badkoetsen, manden of dergelijke voor werpen op het strand te plaatsen of te laten staan, afsluiting te maken, lijnen te spannen of het verkeer in eenig opzicht te belemmeren." Art. 1 bepaalt voorts: „onder het strand wordt in deze verorde ning verstaan het zeestrand met daaraan grenzende helling of beloop der duinen aan de zeezijde." Advies. Eerste vraag: Waar ligt de grens tusschen de bovenliggende perceelen duingrond en het door de gemeente Noordwijk van den Staat gepachte strand? Het antwoord op deze vraag is ook voor de rechten der pachters beslissend, al werd hun niet verpacht het strand bo ven de hoogwaterlijn, daar immers de ge meente hun het recht gaf, hunne stoelen en badkoetsen boven de hoogwaterlijn te bergen, behoudens rechten van der den. Voor zoover dus de gemeente zelve rechten heeft boven de hoogwaterlijn, bezitten de pachters daar ook het recht hunne stoelen en badkoetsen te bergen. Op mijn vraag aan B. en W. mij de ka dastrale omschrijving te melden van de perceelen, omtrent welke zich de feite lijke moeilijkheden hebben voorgedaan werd mij deze gezonden betreffende de perceelen sectie E no. 1152, 1112, 1111 en 1369. De grens dezer perceelen zij dus on derzocht: 1. Perceel E no. 1152, eigendom W, v a n S e e 1 ft. Dit p.ercgel is vplgejjs de koopacte en de kadastrale beschrijving groot 268 M2., Volgens de kadastrale kaart is het een strook duin langs den Boulevard lang pl.m. 42^/2 M. breed 6Vd M. De door den eigenaar op het strand geplaatste eigendomspalen staan gemiddeld op een afstand van pl.m. 60 Meter van den Boulevard, volgens welke plaatsing het perceel eene oppervlakte zou hebben van pl.m. 2550 M2., aldus bijna 10 maal zoo groot als de kadastrale oppervlakte. Eenigen grond, waarop deze eigenaar zou kunnen aanspraken maken op de door hem ompaalde strandvlakte is niet te vinden. Voor zooveel betreft de grens aan de straatzijde is dit perceel gesproten uit de perceelen Sectie E 212 en 311. Door den Staat aan de Gemeente Noord wijk verkocht bij akte van 4 Mei 1882, overgeschreven ten Hypotheekkantoor te Leiden 29e Januari 1883 in Deel 535 No. 81. Deze perceelen strekten zich, blijkens het kadastrale plan, naar de zeezijde niet verder uit dan het tegen woordige perceel 1152, d. w. 7. pl.m. 6,25 M .langs den tegenwoordigen bou levard. II. Perceel E No. 1112, eigenaar N. den Hollander. Dit perceel is volgens de koopacte en de kadastrale beschrijving goort 1737 M2., welke op pervlakte overeenstemt met het kadas trale plan. Het perceel heeft eene strand- lengte van pl.m. 30 Meter. De door den eigenaar op het strand geplaatste eigen domspalen staan op een afstand van pl.m. 70 Meter van de kadastrale grens van het perceel, hetgeen -eene totale op pervlakte zou opleveren van 2100 M2. Ook hier is geen enkele grond te vin den, waarop de eigenaar eenig recht op dat deel van het strand zou kunnen steu nen, Wat betreft de grens aan de strand zijde is dit perceel gesproten uit Sectie E No. 486 in de genoemde akte van 1882, door den Staat aan de gemeente Noordwijk verkocht, welk perceel zich slechts enkele Meters verder (niet meer dan 3,75 M.) naar zee uitstrekte dan het tegenwoordige perceel 1112. III Perceel E No. 1111, kadastraal staande ten name van Wed. Joh. Mas tenbroek. Volgens koopacte en ka dastrale beschrijving is het groot 570 M2., welke oppervlakte overeenkomt met het kadastrale plan. Het perceel heeft eene strandlengte van pl.m. 25 Meter. De eigendomspalen, voor dit perceel, ten name van Den Hollander ge plaatst, staan op een afstand van pl.m. 75 Meter van de kadastrale grens van het perceel, hetgeen eene grootere op pervlakte zou opleveren van pl.m. 1875 M2. Ook hier is geen enkele grond te vinden, waarop de eigenaar eenig recht op dat deel van het strand zou kunnen steunen. Het heeft wat betreft de grens aan de strandzijde denzelfden oorsprong als het voornoemde perceel 1112^ dus het oude perceel E No. 486, dat zich ook te dezer plaatse slechts enkele Meters verder (niet meer dan 61/2 Metér) naar zee uitstrekte dan het tegenwoordige perceel 1111. IV Perceel E 1369 eigendom van H. Hoek Jz. Volgens koopacte en j<a- dastrale beschrijving is het groot 1177 M2., welke oppervlakte overeenkomt met het kadastrale plan. Het perceel heeft eene strandlengte van pl.m. 20 M. Ee eigendomspalen door den eigenaar op het strand geplaatst, staan qp een af stand van pl.in. 70 M. van de kadastrale grens van het perceel^ hetgeen een groo tere oppervlakte zou opleveren van pl.m. 1400 M2. Ook hier is geen enkele grond te vinden, waarop de eigenaar eenig recht op dat deel van het strand-zou kun nen steunen. Voor zoover betreft de grens aan den strandzijde is dit per ceel gesproten uit de perceelen E. No. 486 en A No. 291 tot 304, (het latere No. 4730). In 1882 door den Staat aan de gemeente Noordwijk verkocht, welke perceelen zich te dezer plaatse slechts enkele Meters verder (niet meer dan 10 Meter) naar zee uitstrekte dan het tegen woordige perceel 1369. Samenvattende kan dus worden ge zegd ,dat er geen schijn zelfs van eenig recht is, voor genoemde duineigenaren om de grenzen van hun eigendom tot aan de door hen geplaatste strandpa- len uit te strekken, waardoor hun eigen dom in oppervlakte meer dan verdubbeld zou worden. Wat 1152 betreft, zelfs inteer dan vertienvoudigd. A£Ö&E iQüy&L hgii eigendoüisrêcht gen anderen oorsprong heeft dan den ver koop, in 1882 door den Staat aan de gemeente gedaan, is zulks blijkens de betreffende verkrijgingsakten en de ka dastrale plaats voor ae grens aan de zeezijde van geen beteekenis. Voor zoo veel betreft de grens aan den zeezijde komt dus uitsluitend de bedoelde akte van 1882 in aanmerking, waarin voor zooveel deze perceelen betreft door de kadastrale omschrijving en uitmeting nauwkeurig de grens is bepaald. Van eenige twijfelachtige grensbepaling als „begrensd door het strand" is betref fende deze perceelen noch in de akte van 1882 noch in eenige latere verkrij- gingsacte sprake. De andere perceelen: Voor zooveel betreft de beide eerste groepen duingrond, in 1882 door den Staat aan de gemeente verkocht, waaruit de eigendom van verschillende apdere duineigenaren te Noordwijk is afgeleid, had blijkbaar, hoewel de kadastrale num mers worden aangeduid, de uitmeting in 1882 nog niet plaats gevonden. Deze geschiedde korten tijd daarna, toen de gemeente die gronden aan de .Maat- schij. „Noordwijk" tot exploitatie van duingronden overdroeg, (acte van 21 Maart 1883 overgeschreven ten Hypo theekkantoor te Leiden den 5c Mei 1883 Deel 539 No. 65.) Voor zoover de grenzen dezer percee len door de kadastrale plans en de uit meting worden aangeduid, strekken ze zich nergens verder uit dan 40 a 50 Meter zeewaarts van de lijn van den Zuid-Boulevard, terwijl de eigendoms palen 90 a 100 Meter voorbij die lijn zijn geplaatst. Ook hier stelden de eige naren blijkbaar de grens van hun eigen dom ongeveer pp de hoogwaterljjn van het Departement van Waterstaat. De vraag zij gesteld of de uitdrukking, in de akte van 1882 voorkomende, dat deze perceelen zijn begrensd door het strand, hun de bevoegdheid daartoe zou kunnen gev^n. Ook indien deze grensbepaling voor de tegenwoordige eigenaren nog betee kenis heeft moet deze vraag ontken nend worden beantwoord. Naar het gewone en het rechtskundige spraakge bruik toch strekt zich het strand verder uit dan de dagelijksche hoogwaterlijn. Zeker verder dan de hoogwaterlijn, door het Departement van Waterstaat vastge steld, welke vrijwel overeenkomt met den gemiddelden hoogsten stand van elk get ij gedurende de zes zomermaanden."' Ons Burgerlijk wetboek geeft geen omschrijving van „de stranden der Zee", welke in art. 577 aan den Staat wor den toegekend. Van ouds heeft evenwel de Romeinsche rechtsregel ge golden, dat het strand zich uitstrekte tot tot zoovér als de hoogste vloed reikt. In het Oud-Holl. recht is nimmer een meer beperkte opvatting van het woord strand doorgedrongen, eerder het te gendeel zóó, dat ook de blijvend droog geloopen gronden aan zee tot het strand werden gerekend (men zie o. aP. Boot Tractaat van de Domeinen van Holland, Deel V vooral 47). In de Ordonance de la Marine (168. die, hoewel hier te lande nimmer wetskracht bezeten hebbende, niettemin van grooten invloed op de rechtsontwik keling is geweest, wordt evenzeer het strand omschreven, als: „tout ce que la mer couvre et découvre pendant Jes nouvelles et pleines lunes et jusqu'ou le grand flot de mars se peut étendre sur les grèves."*) Op grond hiervan wordt dan ook in Frankrijk tot het strand ge rekend alles, wat bij den hoogsten jaar- lijkschen vloed door het zeewater wordt bedekt. In België, waar genoemde ordonance evenmin als ten onzent wetskracht heeft bezeten, wordt niettemin haar regel ge volgd, evenals in Frankrijk. Ons art. 577 Burg. Wetboek werd uit art. 538 Code Ci vil vrijwel woordelijk overgenomen. Door onze schrijvers over het Burg. Wetboek wordt dan ook mede naar analogie van art. 578 Burg. Wetboek het strand be schreven als omvattende den grond, wel ke door den hoogsten jaarlijkschen vloed door het zeewater wordt overstroomd. Uit een en ander blijkt, dat als ten onzent van „strand der zee" wordt ge- „AI wat de zee bedekt en bloot legt gedurende de nieuwe en volle manen en tot waar de zee zich kan uitstrekken ged^nd^ de groote MaaiJscJje vlo^d". sproken, daaronder moet worden ver staan den grond, die bij hoogstens gewo nen vloed door het zeewater wordt be- dekt, of wellicht nog iets verder land waarts, den grond tot aan den duinvoet. De laatste beteekenis stemt het meest overeen met het gewone spraakgebruik, ze wordt ook aangevoerd door o.a. Beek man, het Dijk- en Waterschapsrecht in Nederland, bl. 1548. In dezen laatsten zin wordt het strand ook door de meerge 4 noemde registers aan het Departement van Waterstaat verdeeld in het strand tot aan de hoogwaterlijn eenerzijds en het strand tot aan den duinvoet anderzijds.; Met betrekking tot de Noordwijiksche strandquaestie maakt het, voor zoover mij bekend, niet veel verschil of men de eene dan wel de andere voorstelling volgt. In ieder geval ligt het strand aanmer kelijk hooger dan de gemiddelde zoiner- hoogwaterlijn, die blijkbaar door de duin- eigenaren als grens is aangenomen. Eene rechterlijke beslissing over de quaestie bestaat ten onzent niet. Tweede vraag: Welke houding had het gemeentebestuur van Noordwijk aan te nemen, toen de duineigenaren hunne eigendomspalen plaatsten en feitelijke moeilijkheden ontstonden? Het gemeentebestuur van Noordwijk had in de eerste plaats te handhaven de strandverordening. De bevoegdheid van den gemeenteraad, politieverordeningen te maken over het strand, afgezien van de vraag, wie daarover eigenaar is, staat onbetwistbaar vast Van ouds heeft de magistraat der aanliggende gemeenten zulks gedaan. Uitdrukkelijk is de bevoegd, heid erkend in het arrest van den Hpo- gen Raad dd. 1 Juni 1885 (Weekbl. v. h. Recht no. 5176). Het gemeentebestuur had dus de door de duineigenaren op het strand zonder vergunning van B. en W. geplaatste palen moeten verwijderen en de plaatsing ervan verhinderen. Indien de Burgemeester daartoe niet uit zichzelf overging, hadden B. en W. krachtens art. 180 der gemeentewet het besluit daartoe moeten nemen, welk besluit de Burge* meester, krachtens art. 70 der gemeente wet verplicht is op te volgen. Zooals mij is medegedeeld, is zulks niet gecchied, integendeel heeft het ge meentebestuur geduld, dat de duincigena- ren, terwijl zij daartoe niet de vergunning van het gemeentebestuur hadden verkre gen, de op last van B. en W. ter afschei ding der gepachte perceelen geplaatste palen hebben verplaatst, zoodat ze in één lijn stonden met de door hen zeiven ge plaatste eigendomspalen, waardoor de in druk kon worden gewekt, alsof het ge meentebestuur zich stelde aan de zijde der duineigenaren, niettegenstaande hun ne overtreding der strandverordening. In deze feiten ligt nu 111.i. reeds de eerste reden waarom gevaar kon ontstaan, dat de rust aan het strand werd verstoord, daar het wettig gezag, in plaats van de wettelijke verordening te handhaven, zoo als zijn plicht was, "de partij scheen te kie zen van hen, die de verordening overtra den. Vóór alles zal daarom noodig zijn, dat door B. en W. alsnog worde bevolen, dat alle palen worden verwijderd en de; gemeentepalen worden teruggebracht ter plaatse, vanwaar ze vanwege de gemeen te waren gesteld. Verzet van de duineigè- naren hiertegen is niet te vreezen, daar zoodanig verzet hen zonder twijfel zou blootstellen aan eene strafvervolging we gens overtreding van art. 180 Strafwet boek, waarop eene gevangenisstraf is be dreigd van ten hoogste een jaar of geld boeten van ten hoogsten f300. In de ver gadering van B. en W. is mij gevraagd, hoe, als B. en ,W. zouden besluiten tot verwijdering der palen en de Burgemees ter zou weigeren dit besluit uit te voeren, de laatste tot de uitvoering daarvan zou kunnen worden gedwongen? In dit on denkbare geval, waarin dus een bestuurs orgaan der gemeente opzettelijk zou wei geren zijn plicht te doen, -zou geen ander dwangmiddel bestaan dan een verzoek aan Ged. Staten of de Koningin, om den Burgemeester op grond van art. 60 der gemeentewet te schorsen of te ontslaan. Ook buiten de strandverordening ware het de plicht van het gemeentebestuur ge weest den feitelijken toestand op 't strand te handhaven, tegen inbreuken daarop door personen, die langs den w^ vaa eigen rechting hunne vermeende rechten ten koste van anderen wilden handhaa ven. Met strand te Noordwijk toch .wondt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 1