Uit de Pers.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 23 Augustus.
STATEN-QENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Kort Verslag van de vergaderingen
der Kamer.
Het Kort Verslag der vergaderingen
van de .Tweede Kanier der Staten-Gene-
iraal verschijnt in den avond van eiken
[dag, waarop de Kamer vergadert.
De abonnementsprijs bedraagt f 1.—
[Men abonneert zich voor den tijd van een
geheel zittingjaar. Voor de verzending van
|!et Verslag aan abonnementen binnens
lands is geen port verschuldigd.
(Wij stellen onze lezers echter in de
gelegenheid, mits zij dit .TIJDIG opge
ven, het Kort of Analytisch Verslag te
bekomen voor den prijs van
50 cent.
De verzending van het Verslag ge
schiedt ook in dit geval portvrij.
Alle betalingen van het Kort Verslag
geschieden
bij vooruitbetaling.
De aandacht van hen, die reeds voor
de vorige zitting op het Kort Verslag
waren geabonneerd, wordt er op ge
vestigd, dat het noodig is, om, wan
neer zij ook gedurende de nieuwe
zitting het Verslag weder wenschen
te ontvangen, zich opnieuw te abon-
neeren, en dat het, met het oog op
eene geregelde toezending van het
begin der zitting af, gewenscht is
dat vooral TIJDIG te doen.
Om de bestelling te vergemakkelijken,
komt in dit nummer een formulier voor,
hetwelk duidelijk: ingevuld, aan
de Administratie, OUDE
SINGEL 54, LEIDEN,
moet gezonden worden.
DE DIRECTIE.
Onbevangenheid.
Uit het „Centrum":
Te Arnhem moet deze week nog een
verkiezing voor den gemeenteraad plaats
hebben, wijl een der sociailsten bij de
periodieke verkiezingen tweemaal geko
zen werd.
Overeenkomstig het compromis steu
nen de liberalen weer den socialistischen
candidaat, terwijl van Rechts is gesteld
het bekwame oud-lid van den Raad, ide
heer Baumann.
De (liberale) „Arnhemsche Courant"
die van meet af aan het vrijzinnig-socia
listische Monsterverbond veroordeeld
heeft, komt daartegen ook thans weer in
verzet, en schrijft in een aanbeveling
van den katholieken candidaat:
We zijn geen lid der Centrale Vrij
zinnige Kiesvereeniging en staan dus
geheel vrij. Onze meening is sedert
de vorige stemming en herstemming
niet gewijzigd. En we blijven het on
gerechtvaardigd vinden, dat aan onze
politieke tegenstanders in den Raad
een zoo gering aantal zetels wordt
ingeruimd. De heer Baumann, die me
de door de hulp der liberalen in den
iRaad is gekomen en die zelfs door
een liberaal blad hier ter stede ge
noemd werd als eén gewenscht wet-
HOE HIJ BEDELAAR WERD,
door P. O. HOCKS.
Historisch
„Zeg", zei vader op een morgen tegen
kne, „je kon wel eens even naar het land
gaan om' wat aardbeien te plukken."
Het „land", dat vader bedoelde, wa
ren eenige akkers, die langs hét zoo
genaamde Kerklaantje lagen, een nogal
druk begaan binnenpad, als je van Lei
den over Leiderdorp naar Hoogmade en
)dan verderop het Lageland in wil.
Dat Lageland, zooals het bij ons ge-
jnoemd werd, was in mijn jongen tijd
leen waar paradijs voor de Leidsche bede
laars. Op sommige dagen kon je ze er
ibij heele zwermen zien heentrekken om
!de bewoners aldaar m'et hun bezoek te
vereeren.
Terwijl ik nu zoo met mijn plukkerij
-jbezig was, waren er al heel wat van die
lui het „Laantje" langs gegaan. Nu was
liet een beetje stil, maar daar opeens
hoorde ik weer klompgeklap. Er was
Weer iemand in aantocht. Maar ook van
den anderen kant naderde iemand en nu
Svilde het toeval, dat die twee elkaar ont
boetten juist tegenover de plek, waar
ïk mij bevond. Het kreupelhout, dat langs
den kant van het Laantje groeide, Snaak-
te, dat ze mij niet opmerkten. Ze sche
pen elkaar te kennen, want beiden ston
den stil. En dan hoorde ik vrouwenstem
men in Ieelijk plat Leidsch tot elkan
der zeggen
„Morrege Mie! Kom je nou al terug;
too vroeg?"
„Wel ja, meid, ik mot wel!"
„Motte? Waarom?"
„Kijk, hou je nou es van de domlmé!
Ie weet om'mers toch wel, dat me zoon
irandaag trouwt met Kaatje van manke
Vlie?" I
„Ikke? Wel nee, mensch! Daar Wis
Sc geen steek van of.Gut, wat zeg je
houder van Financien eene mee
ning toen door ons bestreden, om
dat wij vonden, dat de politieke be
weging, waarop die m'eening zich
grondde, niet mocht gelden binnen de
wanden van de Raadzaal de heer
Baumann is voor ons, in de gege
ven omstandigheden, een candidaat,
die we verreweg prefereeren boven
dien der sociaal-democraten. Op grond
van het feit, dat hij behoort tot de
katholieke partij, welker vertegen
woordiging in den Raad sedert den
uitslag der herstemlmingen te gering
is, bevelen wij, hoewel liberaal, de
candidatuur-Baumann aan. En we doen
het ook omdat we, in vergelijking imet
den heer van Putten, aan hem' verre-
Weg de voorkeur geven.
Deze aanbeveling leek ons te merk
waardig, om1 ze niet even naar voren
te brengen.
De beteekenis van dit ruiterlijke woord
beperkt zich trouwens niet tot Arnhem'
alleen.
De onbevangenheid, waarvan de „Arn
hemsche Courant" in deze verkiezings
campagne blijk geeft, kan ook buiten
Gelderland's hoofdstad menigen liberaal
tot voorbeeld en leering strekken.
Geen industrie geen spoorwegwinst.
In de „S t a n d a a r d" lezen wij on
der dit opschrift:
Tegenstanders van protectie voeren
vaak voor hun zienswijze aan, dat het
onnatuurlijk en dus verkeerd is, in
een land door het middel van protectie
een industrie tot bloei te brengen, die
er zonder protectie niet bloeien kan om
dat ze daarvoor in te ongunstige omstan
digheden verkeert. Zij, die op dit onna
tuurlijkheidsstandpunt staan, laten zich
door niets overtuigen, ook niet door een
niet tegen te spreken betoog, dat de in
dustrie als ze door protectie op kan ko
men, andere groote takken van nationale
werkzaamheid, takken van werkzaamheid
die totaal onmisbaar zijn, rendabel kan
maken.
Voor wie niet aan zoodanige „Princi-
pienreiterei" doet, is het echter niet van
beteekenis ontbloot, dat de spoorwegen
in ons land alleen dan rendabel konden
zijn, indien er bij ons een bloeiende in
dustrie was. Dit laatste nu wordt on
omwonden gezegd, en door niemand te
gengesproken, in het rapport, door de
Staatscommissie inzake het Spoorweg-
beleid aan H. M. de Koningin aangebo
denin welk rapport het aldus beet:
„Behalve op de concurrentie van den
waterweg moet te verklaring van den
kleinen omvang van ons goederenvervoer
er ook op worden gewezen, dat Neder
land geen uitgebreide industrie bezit...
Deze omstandigheid heeft ook nog dit
gevolg, dat het vervoer hier, behalve
minder omvangrijk, ook minder loonend
nend is. Waar indutsrie gevonden wordt,
bestaat het massaal goederenvervoer op
de spoorwegen in hoofdzaak uit twee
deelen le de minder vracht verdragende
grondstoffen en steenkolen 2e. de In-
dustrieele producetn, welke naar verhou
ding veel hoogere vrachten afwerpen".
Op grond nu van dit feit, dat Nederland
geen uitgebreide industrie heeft, meen
de men in de Staatscommissie, dat het
spoorwegbedrijf bij ons nooit lucratief
zal kunnen worden
Ons kwam het voor, dat liet rapport
der Staatscommissie op dit punt al zéér
leerrijk is... .althans voor wie voor rede
vatbaar is
Waar de boter blijft.
Het „Huisgezin*' stelt in een en
trefilet der Socialistische vrijheid aan de
Daar sta ik nou effetief van te kijke
Ik docht, dat ie nog een vrije jonge
was
„Ja, hoor, vandaag trouwt ie! En nou
ben ik nog gauw effetjes na Oma (Hoog
made) geweest om een paar klantjes af
te loope. Ik most cente hebbe /en de rest
krijg ik van de wéék wel."
„Maar waarop trouwt hij dan Hij heit
om'mers maar drie gulden op de fam-
briek!"
„iDaar gaat ie of! Ik heb hem de Veene
(Roelofarendsveen) en de Repetering
(Rijpwetering) gegeve, die brenge hem'
iedere week een dikke zeshonderd cent
jes op."
„Nou, en wat mot jij dan
„Ikke? Wel, mensch, ik ga bij der
in en dan zei ik 't es probeere op Zoe-
terwou en Stompik (Stompwijk). Dat
benne ook goeie buurte, motje rekene.
Maar nou mot ik weg, hoor! Ik zou al me
tijd verklesse. Dag Ka
„Dag Mie. Veul plezier, hoor!"
En ze klotsten beiden verder. De eene'
op Leiden aan om' tegenwoordig te zijn
bij het hooge houwelijksfeest van haar
zoon de andere het Lageland in om' de
boeren in haar hand te laten kijken voor
een cent.
De vrouw, die mild als een koningin,
beschikte over een heele landstreek en
deze bij wijze van huwelijksgift weg
schonk aan een van hare zonen, had ik
aan haar stem herkend. Iedere iweeki
kwam ze ook bij ons aan om een kleinig
heid. Dan deed ze de deur open van va
ders werkplaats, die aan de straat juit-
kwam' en op temenden toon klonk het
dan: „Morrege, baassie! 't Aririe vrouw
tje assieblief!"
Vader wist, wat die groet beduidde,
en gaf haar dan een kleinigheid.
„Dankie baassieGod loon je, hoor
manEn dan met den rug van de rech
terhand haar neus afvegend, klotste ze
verder.
kaak. Het blad schrijft:
Als de kok met de keukenmeid kijft,
Zoo weet mén waar de boter blijft!
O o k de boter van de S. D. A. P.
,Die Duys, met z'n boottocht, heeft
wat te doen gegeven. En met name het
optreden van Troelstra bracht roering.
Troelstra kwam als de bovenmeester
't redactie-gebouw van „Het Volk" bin
nen, gaf er de kwajongens een standje
en zette ze ten aanschouwe van heel
het socialistisch Nederland in den hoek.
O. m'. duwde hij haar toe dat ze had
moeten spreken toen het tijd was dat ze
leiding en voorlichting had moeten ge
ven.
Toen kwam Schaper uit den hoek.
Hij nam het voor de redactie van het
„Volk" op en schreef deze hoogst merk
waardige woorden.
„Dat de „Volks"-redactie overigens
eenigszins huivert om hare meening te
zeggen, is niet te verwonderen. Zij
weet, dat naast (of boven) haar Troel
stra als de leider der Partij wordt
beschouwd. Zegt ze haar oordeel, de
kans bestaat, dat zij den wind van
voren krijgt van die zijde en min of
meer van bovenaf wordt afgetroefd."
Zoo iets lezende, staat men gewoon
perplex.
Dat is nu de partij der „vrijheid". Vrij,
ook in haar spreken en schrijven, ach
ja!
„Burgerlijke" redacteuren worden
door de scribenten van het „Volk" uit
gemaakt voor „inktkoelies", die niet an
ders mogen schrijven dan de „baas"
goedvindt. i
En zélf, naar Schaper zeker niet zon
der grond vermoedt, durven ze niet
schrijven, wat hun op het hart ligt, uit
vrees dat de „groote baas" hen er over
kapittelen zal. Fraaie „vrijheid" dan
toch
Een andere werkwijze.
In een derde artikel van de (A. R.)
„IRotterdam'mer" zet A. B. een
tweede verandering in de werkwijze van
de Kamer uiteen.
Zij is van ingrijpender aard en zou
hierop neerkomen dat het eigenlijke
overleg met de Ministers, het schrifte
lijke zoowel als het mondelinge, ver
plaatst werd naar de Secties, zooals de
ze in de Rapporteursvergaderingen ge
concentreerd zijn, en dat dan aan deze
Rapporteursvergaderingen een faculta
tieve openbaarheid werd gegeven.
De Rapporteur der Sectie brengt in de
Rapporteursvergadering over, wat dooi
de leden zijner Sectie is gezegd of ver
handeld.
In de Rapporteursvergadering krijgt
men dus de quintessence, de keur en
kern van het Sectieonder-zoek. Daarom
is zij de aangewezen plaats, om', indien
noodig, met den betrokken Minister,,
mondeling of schriftelijk, nader te han
delen.
Dit kan volgens art. 23 van het Re
glement nu ook. Maar het is geen ver
plichting en schijnt zelden te gebeuren.
Alleen bij het onderzoek der Ongeval
lenwet, zoover we ons herinneren, is
het voorgekomen, dat in Rapporteurs ver
gadering mondeling overleg met de be
trokken Ministers werd gepleegd.
De verandering die we op 't oog heb
ben zou dus hierin bestaan, dat wat nu
kan geschieden, dan tot regel zou Wor
den verheven.
Leidde dan vervolgens dit nader over
leg tot wijziging van het wetsontwerp
door den Minister, of tot nieuwe voor
stellen van de zijde der Rapporteurs, dan
zouden vernieuwde Sectie-vergaderingen
kunnen worden uitgeschreven, om' de le-
Ze zag er overigens niet bepaald
schooierig of onzindelijk uit en had no_g
iets fatsoenlijks over zich. Daarom' kon
ik, thuisgekomen, niet nalaten te vertel
len, wat ik gehoord had
„Als ze de volgende week komt, tzal ik
haar er eens naar vragen," sprak vader.
Op den dag, dat we haar verwacht
ten, verscheen in haar plaats een lang
opgeschoten jonge man, schunnig ge
kleed, in het gat van de openstaande
deur.
„Morrege, baas Een kleinigheidje, as-
sieblieft
Bij het hooren van die woorden keek'
vader op van zijn werk.
„[Wat wil je vrind? Een aalmoes?
Zoo'n jonge kerel! Hoe oud ben je?"
„Ik ben der een en twintig baas."
„'Een en twintig jaar en dan al be
delen. Schaam je je niet! Waarom ga je
niet werken
„Ik heb gewerkt. Tot verleje wede itoe.
Ik was op de fambriek. Maar ik ben der
ofgegaan, want mé moeder is ziek en nou
loop ik voor haar. Ze heit anders niks
geen inkomme."
„Je moeder ziek! Neen, maat, dat is
niet waar. Je moeder is niet ziek. Jij bent
verleden week getrouwd en nu heeft ze
jou de Veenen en Rijpwetering gegeven
om af te schooien. Durf eens zeggen, dat
ik het mis heb?"
„En... hoe... weet., u dat?" stotterde
hij verlegen.
„Hoe ik dat weet, dat is mijn zaak.
Maar ik weet nog meer en dat is, dat je
van mij nooit een rooien cent zult krijgen.
En nu wensch ik je goeien morgen."
Beschaamd verliet hij de deur en ging
verder.
„Kers, ,kriek, kers!" klonk het een
oogenblik later over het stille dorp.
't Was Naatje de appelvrouw, een hel
der, flink mensch, die iederen zomerdag
met zware manden vol fruit van uit Lei
den de prn^ggende^orpen afliep om door
den met deze wijzigingen of voorstellen
bekend te maken en hun gevoelen daar
over te hooren.
Op een tweede, of zoo noodig derde
Rapporteurs-vergadering zou men dan
tot een eindconclusie kunnen komen, in
wélken zin dan ook en daapover zou dan
bij de openbare béhandeling in de volle
zitting het debat moeten loopen.
Het wil ons toeschijnen dat vooral
dit mondeling overleg met de Ministers
veel geschrijf en gewrijf zou uithalen, en
dat zoowel de arbeider der Secties pis
die der Ministers er beter door tot hun
recht zoude komen.
De behandeling ten slotte in de volle
zitting, zou volgens sch. in de meeste
gevallen slechts over enkele punten loo
pen punten waarover Kamer en iRe-
geering het niet eens hadden kunnen
worden en stellig zou deze discussie
een veel ordelijker, reëeler en verhef
fender karakter dragen dan nu, tot erger
nis van wie de eer van het Parlement ter
harte gaat, dikwijls het geval is.
Het wezenlijk belangstellend publiek
zou zich ook dan op de tribune laten
vinden.
Maar de sprekers zouden niet zoo
licht in de verzoeking komen zich op
een volksvergadering te wanen, of als op
een meeting te oreeren, waar men met
groote woorden en handgeklap de schare
wint; doch de fijnheid, de degelijkheid,
de overredingskracht der argumentatie
zouden meer opgeld doen en de gansche
discussie een met de waardigheid van
het Parlement beter passend karakter
dragen.
Timor.
De correspondent van de „N. R. Ct."
te Lissabon schrijft d.d. 17 Augustus:
Gisteren, nadat ik de ,,'N. R. C.," die
de mededeelingen van het Haagsche cor
respondentiebureau in zake Timor be
vatte, ontvangen had, heb ik nogmaals
een onderhoud met Bernardino Machado
gehad, en hem deze offciieuze mededeé-
lingen op zijn verzoek in het Eransch
vertaald, hem erop wijzend dat die me
dedeelingen officieus waren.
Tot mijn groote verwondering erkende
Bernardino Machado dat deze lezing vol
komen juist was, alleen protesteer
de hij er ten sterkste tegen als
zouhijdeNederlandscheregee-
ring nadrukkelijk verzocht
hebben het geschrevene en ge-
sprokene geen openbaarheid te
geven. Dit doe ik nooit! voegde hij er
aan toe. (Het is misschien mogelijk, dat
de Portugeesche gezant te 's-Gravenha-
ge, zonder daartoe bevel zijner regeering
ontvangen te hebben, die geheimhouding
verzocht iieeft. Corr.)
Ik merkte toen opMaar excellen
tie, u spreekt toch in uwe reden van
„deu todas as satisfagóes e desculpas"
alle genoegdoening gaf en verontschul
digingen maakte; dat staat toch ljjnrecht
tegenover de lezing der Nederlandsche
regeering, die u daareven volkomen
juist noemde.
De minister, als altijd vriendelijk en
beleefd, maakte een afwijzend gebaar.
„Och", zei hij, „wij begrijpen elkaar piet.
Uw gouverneur-generaal maakte toch
verontschuldigingen over den dood van
onze soldaten en het gevangen nemén
van dien officier en twee sergeanten!
En wat zegt dat onderschrift? Ik zie daar
Bernardino Machado staan
Ik vertaalde het hem. Bij het „ave-
re c h t s ch e v oo r s t e 11 i n g" keek de
den verkoop daarvan den kost voor zich
en haar ziekelijken man te verdienen.
„Kers, kriek, kersklonk het nog
eens, en Naatje stak de straat over naar
ons huis. Daar stond ze voor de deur.
„Morrege, baas. Kerse noodig?"
„Ja, Na. Geef maar een pondje."
„Assieblieft kind. Lekkere zei je heb
be, hoor. Kijk eens, wat 'n mooie! Ze
smelte in je mond.... Zoo goed?.... Ja?
Dat dacht ik wel."
„Na, je bent eigenlijk toch gek dat jij
je op je ouwen dag zoo afbeult. Je kon
toch heel wat makkelijker aan den kost
komen?"
„Makkelijker? Ikke? Hoe dan kind?'?
De koopvrouw noemde al haar klan
ten „kind", al waren ze ook tachtig jaar.
„Wel, als je nou eens net eender deed,
als die jonge kerel, die zoo pas hier is
geweest, dan hoefde je je niet dood te
sjouwen en je verdiende meer dan nu."
„O, ik weet al, wie je bedoelt. Hij is me
voorbijgeloope op de weg. Ik ken ein
goed en z'n moeder ook. Ze wone bij me
op de gracht. Verlede week is ie ge
trouwd. Ze hebbe.... Ze benne... Maar.
nee, laat ik nou geen kwaad gaan spre
ke! Ik ben zeivers een zondig
mensch! En bedele?.... De Heere bewa
re ine daarvoorNee kind, dat nooit hoor
Dan zei ouwe Na maar liever blijve sjou-
we! En toch 't valt me wel ereis
zwaar, dat wil ik je wel bekenne. Ik ben
dan ook al in tn'n acht en zestigste, mot
je rekene.... Nog wat noodig? Niet?Kom-
inende week alebesse? Dan zelle de ker-
se wel gedaan weze. Dag baas!"
En Na legde het zware juk op haar
schouders terecht, haakte de zware man
den aan en vervolgde opgeruimd haar weg
„Kers, kriek, kers!"
Een jaar later.
Maskerade was het in Leiden. Philips
de Schoone hield zijn luisterrijken omme
gang dqor ,de straten en de geheele stad
minister niet vriendelijk, vooral omdat
er nog twee Kamérleden bij ons gesprek!
aanwezig waren. Och, zei hij, nee nee,
wij begrijpen elkaar niet1
Dat is mogelijk, excellentie, voor
al op het punt van verschil tusschen een;
beleefdheid (van onzen gouverneur-
generaal) en een veronts'ch uil di-
ging die, als gij beweert ,door de 'Ne-'
derlandsche regeering gemaakt is. U,
legde de zaak wat anders uit, maar in'
noordelijke landen noemen Wij dit een
averechtsche voorstelling!
Nog een vraag, excellentie, u sprak!
van overijling van den Néderlandschen'
gouverneur (resident), hoe heeft zich dit
toegedragen
„O, als volgt, ziet u! Het vroeger be
twiste gebied Lakmaras, dat in beginsel
aan Nederland afgestaan werd, was nogl
door ons bezet, en wij hadden idaar troe-
pen en versterkingen. Nu schijnt de Ne
derlandsche regeering zijn gouverneur
(resident) bevel gegeven te hebben dit
gebied te bezetten, wat volkomen juist
was. Alleen had men mij tijd moeten'
laten mijn gouverneur van die beslis
sing op de hoogte te stellen en de troe
pen bevel te geven zich uit dit gebiedJ
terug te trekken. Toen nu de [Neder*
landsche troepen het gebied binnentrok
ken wisten onze militaire autoriteiten
daarvan nog niets af. De Nederlanders!
stuitten op een benting door ons bezet,
en sommeerden de bezetting die te ver
laten De bevelvoerende officier vroeg
een tijdruimte om instructies te vragen
bij onzen gouverneur, wat niet toege
staan werd. De Nederlanders drongen
op, men zegt dat onze negersoldaten,
het eerst geschoten hebben, wat moge
lijk is (het zijn negers nietwaar?), en de
Nederlanders beantwoordden het vuur,
met het gevolg, dat aan onze zijde drie
dooden vielen en de officier een twee!
sergeanetn door uw troepen gevangen
genomen werden, die gelukkig op
mijn vertoog in Den Haag weer,
vrij ge 1 aten werden Had de
Nederlandsche gouverneur (resident) ge
wacht tot ik tijd had onze troepen bevel
te laten geven zich uit Lakmaras terug
te trekken, had hij minder overijld
gehandeld,dit betreurenswaardige in
cident zou niet voorgevallen zijnVoi-
la!" I
Uw correspondent meent te Imogen
opmerken, dat hieruit volkomen blijkt,/
dat onze resident volgens Nederlandsche
instructies handelde en de Portugeesche
gouverneur door de laksheid van het be
wind in Lissabon niet tijdig op de hoog
te van den toestand gebracht was.
En nu nog even de kwestieHoé
komt Bernardino Machado er toe zulk!
een averechtsche, om niet te zeggen
leugenachtige, voorstelling te geven van
het gebeurde op Timor Alleen wijl hij
candidaat is voor het presidentschap.
Hij heeft deze gelegenheid te baat ge
nomen, om zijn, herhaaldelijk aangeval
len, buitenlandsch beleid te verdedigen,-
om den trots en het nationaliteitsgevoel
van het „heldhaftige Portugeesche volk"-
te vleien en daardoor meer aanhanger^
te winnen. Een soort politieke verkie
zingstruc ten koste van Nederland'sf
waardigheid. De Nederlandsche regee
ring zal, naar men hopen mag, dit niet
uit het oog verliezen. Bernardino Ma-
chado's kansen zijn er intusschen door
gestegenj
De „N. R. C." teekent bij deze cor
respondentie aan
Een minister, die de beschuldiging van
in zijn ambtelijke hoedanigheid een vrij
ernstige zaak averechts te hebben voor
gesteld, zoo kalm opvat, als onze cor-
was in feestdos.
Van heinde en ver was men toege
stroomd, om van al die pracht en praal
getuige te zijn. Ook wij waren gaan kij
ken en bevonden ons tusschen een me
nigte volks op de Breestraat, toen we
een vrouw hoorden vragen: „Zeg, Jan,
zou je nog niet een happie luste? En ji^
moeder, jij ook niet?"
„Luste? 't Zei wel waar weze! Of ikl
Als ik maar centen had. Maar ze benne
Ik hoef der niet an te denken."
„Ik heb anders nog wel een paar dub
beltjes
Die laatste stem kwam me bekend
voor. Ik keek om en daar zag ik mijn be
delaarster van het Kerklaantje met zoon.
en schoondochter achter ons.
„Hoeft niet, moeder! Ik trakteer jul
lie, ik heb cente," zei de jonge vrouw.
„Jij!" riepen beiden tegelijk. „Hoe ben
jij daaraan gekomme?"
„Wel, ik ben daarnet ommers effe
tjes na huis geweest, en toen docht ik
zoo bij mezelve: ik most wat veere uit
het bed hale en die verkoope, dan kon-
ne we voor die cente nog es lekker lol
hebben. Nou, dat heb ik toen maar ge
daan, en nou heb ik tachtig centjes in
me zak."
Dit hoorende greep Jan z'n vrouw
beet en hoste met haar over de straat
„Jij ben nog es een wijfje! Jij ben
nog es een wijfje!" schreeuwde hij al
dansende.
„En nou een spatje! Jullie ieder een
zoet slokkie en ik een borrel klare!"
's Anderendaags zag ik Jan de dorps
straat doorkomen en bij de kerk links
om êlaan om den boeren in 't Lageland
te gaan vertellen, dat het studentenfeest
heel mooi geweest was, maar dat hij er
haast niks, niemendal van gezien had, om
dat hij thuis had motte blijve bij zijn
ouwe moeder, die o zoo erg ziek was,
en as 't zoo most blijve, wel heel gauw:
zou sterreve! .(„Van Onzen Jijd")