Uit de Pers. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 23 Augustus. STATEN-QENERAAL. TWEEDE KAMER. Kort Verslag van de vergaderingen der Kamer. Het Kort Verslag der vergaderingen van de .Tweede Kanier der Staten-Gene- iraal verschijnt in den avond van eiken [dag, waarop de Kamer vergadert. De abonnementsprijs bedraagt f 1.— [Men abonneert zich voor den tijd van een geheel zittingjaar. Voor de verzending van |!et Verslag aan abonnementen binnens lands is geen port verschuldigd. (Wij stellen onze lezers echter in de gelegenheid, mits zij dit .TIJDIG opge ven, het Kort of Analytisch Verslag te bekomen voor den prijs van 50 cent. De verzending van het Verslag ge schiedt ook in dit geval portvrij. Alle betalingen van het Kort Verslag geschieden bij vooruitbetaling. De aandacht van hen, die reeds voor de vorige zitting op het Kort Verslag waren geabonneerd, wordt er op ge vestigd, dat het noodig is, om, wan neer zij ook gedurende de nieuwe zitting het Verslag weder wenschen te ontvangen, zich opnieuw te abon- neeren, en dat het, met het oog op eene geregelde toezending van het begin der zitting af, gewenscht is dat vooral TIJDIG te doen. Om de bestelling te vergemakkelijken, komt in dit nummer een formulier voor, hetwelk duidelijk: ingevuld, aan de Administratie, OUDE SINGEL 54, LEIDEN, moet gezonden worden. DE DIRECTIE. Onbevangenheid. Uit het „Centrum": Te Arnhem moet deze week nog een verkiezing voor den gemeenteraad plaats hebben, wijl een der sociailsten bij de periodieke verkiezingen tweemaal geko zen werd. Overeenkomstig het compromis steu nen de liberalen weer den socialistischen candidaat, terwijl van Rechts is gesteld het bekwame oud-lid van den Raad, ide heer Baumann. De (liberale) „Arnhemsche Courant" die van meet af aan het vrijzinnig-socia listische Monsterverbond veroordeeld heeft, komt daartegen ook thans weer in verzet, en schrijft in een aanbeveling van den katholieken candidaat: We zijn geen lid der Centrale Vrij zinnige Kiesvereeniging en staan dus geheel vrij. Onze meening is sedert de vorige stemming en herstemming niet gewijzigd. En we blijven het on gerechtvaardigd vinden, dat aan onze politieke tegenstanders in den Raad een zoo gering aantal zetels wordt ingeruimd. De heer Baumann, die me de door de hulp der liberalen in den iRaad is gekomen en die zelfs door een liberaal blad hier ter stede ge noemd werd als eén gewenscht wet- HOE HIJ BEDELAAR WERD, door P. O. HOCKS. Historisch „Zeg", zei vader op een morgen tegen kne, „je kon wel eens even naar het land gaan om' wat aardbeien te plukken." Het „land", dat vader bedoelde, wa ren eenige akkers, die langs hét zoo genaamde Kerklaantje lagen, een nogal druk begaan binnenpad, als je van Lei den over Leiderdorp naar Hoogmade en )dan verderop het Lageland in wil. Dat Lageland, zooals het bij ons ge- jnoemd werd, was in mijn jongen tijd leen waar paradijs voor de Leidsche bede laars. Op sommige dagen kon je ze er ibij heele zwermen zien heentrekken om !de bewoners aldaar m'et hun bezoek te vereeren. Terwijl ik nu zoo met mijn plukkerij -jbezig was, waren er al heel wat van die lui het „Laantje" langs gegaan. Nu was liet een beetje stil, maar daar opeens hoorde ik weer klompgeklap. Er was Weer iemand in aantocht. Maar ook van den anderen kant naderde iemand en nu Svilde het toeval, dat die twee elkaar ont boetten juist tegenover de plek, waar ïk mij bevond. Het kreupelhout, dat langs den kant van het Laantje groeide, Snaak- te, dat ze mij niet opmerkten. Ze sche pen elkaar te kennen, want beiden ston den stil. En dan hoorde ik vrouwenstem men in Ieelijk plat Leidsch tot elkan der zeggen „Morrege Mie! Kom je nou al terug; too vroeg?" „Wel ja, meid, ik mot wel!" „Motte? Waarom?" „Kijk, hou je nou es van de domlmé! Ie weet om'mers toch wel, dat me zoon irandaag trouwt met Kaatje van manke Vlie?" I „Ikke? Wel nee, mensch! Daar Wis Sc geen steek van of.Gut, wat zeg je houder van Financien eene mee ning toen door ons bestreden, om dat wij vonden, dat de politieke be weging, waarop die m'eening zich grondde, niet mocht gelden binnen de wanden van de Raadzaal de heer Baumann is voor ons, in de gege ven omstandigheden, een candidaat, die we verreweg prefereeren boven dien der sociaal-democraten. Op grond van het feit, dat hij behoort tot de katholieke partij, welker vertegen woordiging in den Raad sedert den uitslag der herstemlmingen te gering is, bevelen wij, hoewel liberaal, de candidatuur-Baumann aan. En we doen het ook omdat we, in vergelijking imet den heer van Putten, aan hem' verre- Weg de voorkeur geven. Deze aanbeveling leek ons te merk waardig, om1 ze niet even naar voren te brengen. De beteekenis van dit ruiterlijke woord beperkt zich trouwens niet tot Arnhem' alleen. De onbevangenheid, waarvan de „Arn hemsche Courant" in deze verkiezings campagne blijk geeft, kan ook buiten Gelderland's hoofdstad menigen liberaal tot voorbeeld en leering strekken. Geen industrie geen spoorwegwinst. In de „S t a n d a a r d" lezen wij on der dit opschrift: Tegenstanders van protectie voeren vaak voor hun zienswijze aan, dat het onnatuurlijk en dus verkeerd is, in een land door het middel van protectie een industrie tot bloei te brengen, die er zonder protectie niet bloeien kan om dat ze daarvoor in te ongunstige omstan digheden verkeert. Zij, die op dit onna tuurlijkheidsstandpunt staan, laten zich door niets overtuigen, ook niet door een niet tegen te spreken betoog, dat de in dustrie als ze door protectie op kan ko men, andere groote takken van nationale werkzaamheid, takken van werkzaamheid die totaal onmisbaar zijn, rendabel kan maken. Voor wie niet aan zoodanige „Princi- pienreiterei" doet, is het echter niet van beteekenis ontbloot, dat de spoorwegen in ons land alleen dan rendabel konden zijn, indien er bij ons een bloeiende in dustrie was. Dit laatste nu wordt on omwonden gezegd, en door niemand te gengesproken, in het rapport, door de Staatscommissie inzake het Spoorweg- beleid aan H. M. de Koningin aangebo denin welk rapport het aldus beet: „Behalve op de concurrentie van den waterweg moet te verklaring van den kleinen omvang van ons goederenvervoer er ook op worden gewezen, dat Neder land geen uitgebreide industrie bezit... Deze omstandigheid heeft ook nog dit gevolg, dat het vervoer hier, behalve minder omvangrijk, ook minder loonend nend is. Waar indutsrie gevonden wordt, bestaat het massaal goederenvervoer op de spoorwegen in hoofdzaak uit twee deelen le de minder vracht verdragende grondstoffen en steenkolen 2e. de In- dustrieele producetn, welke naar verhou ding veel hoogere vrachten afwerpen". Op grond nu van dit feit, dat Nederland geen uitgebreide industrie heeft, meen de men in de Staatscommissie, dat het spoorwegbedrijf bij ons nooit lucratief zal kunnen worden Ons kwam het voor, dat liet rapport der Staatscommissie op dit punt al zéér leerrijk is... .althans voor wie voor rede vatbaar is Waar de boter blijft. Het „Huisgezin*' stelt in een en trefilet der Socialistische vrijheid aan de Daar sta ik nou effetief van te kijke Ik docht, dat ie nog een vrije jonge was „Ja, hoor, vandaag trouwt ie! En nou ben ik nog gauw effetjes na Oma (Hoog made) geweest om een paar klantjes af te loope. Ik most cente hebbe /en de rest krijg ik van de wéék wel." „Maar waarop trouwt hij dan Hij heit om'mers maar drie gulden op de fam- briek!" „iDaar gaat ie of! Ik heb hem de Veene (Roelofarendsveen) en de Repetering (Rijpwetering) gegeve, die brenge hem' iedere week een dikke zeshonderd cent jes op." „Nou, en wat mot jij dan „Ikke? Wel, mensch, ik ga bij der in en dan zei ik 't es probeere op Zoe- terwou en Stompik (Stompwijk). Dat benne ook goeie buurte, motje rekene. Maar nou mot ik weg, hoor! Ik zou al me tijd verklesse. Dag Ka „Dag Mie. Veul plezier, hoor!" En ze klotsten beiden verder. De eene' op Leiden aan om' tegenwoordig te zijn bij het hooge houwelijksfeest van haar zoon de andere het Lageland in om' de boeren in haar hand te laten kijken voor een cent. De vrouw, die mild als een koningin, beschikte over een heele landstreek en deze bij wijze van huwelijksgift weg schonk aan een van hare zonen, had ik aan haar stem herkend. Iedere iweeki kwam ze ook bij ons aan om een kleinig heid. Dan deed ze de deur open van va ders werkplaats, die aan de straat juit- kwam' en op temenden toon klonk het dan: „Morrege, baassie! 't Aririe vrouw tje assieblief!" Vader wist, wat die groet beduidde, en gaf haar dan een kleinigheid. „Dankie baassieGod loon je, hoor manEn dan met den rug van de rech terhand haar neus afvegend, klotste ze verder. kaak. Het blad schrijft: Als de kok met de keukenmeid kijft, Zoo weet mén waar de boter blijft! O o k de boter van de S. D. A. P. ,Die Duys, met z'n boottocht, heeft wat te doen gegeven. En met name het optreden van Troelstra bracht roering. Troelstra kwam als de bovenmeester 't redactie-gebouw van „Het Volk" bin nen, gaf er de kwajongens een standje en zette ze ten aanschouwe van heel het socialistisch Nederland in den hoek. O. m'. duwde hij haar toe dat ze had moeten spreken toen het tijd was dat ze leiding en voorlichting had moeten ge ven. Toen kwam Schaper uit den hoek. Hij nam het voor de redactie van het „Volk" op en schreef deze hoogst merk waardige woorden. „Dat de „Volks"-redactie overigens eenigszins huivert om hare meening te zeggen, is niet te verwonderen. Zij weet, dat naast (of boven) haar Troel stra als de leider der Partij wordt beschouwd. Zegt ze haar oordeel, de kans bestaat, dat zij den wind van voren krijgt van die zijde en min of meer van bovenaf wordt afgetroefd." Zoo iets lezende, staat men gewoon perplex. Dat is nu de partij der „vrijheid". Vrij, ook in haar spreken en schrijven, ach ja! „Burgerlijke" redacteuren worden door de scribenten van het „Volk" uit gemaakt voor „inktkoelies", die niet an ders mogen schrijven dan de „baas" goedvindt. i En zélf, naar Schaper zeker niet zon der grond vermoedt, durven ze niet schrijven, wat hun op het hart ligt, uit vrees dat de „groote baas" hen er over kapittelen zal. Fraaie „vrijheid" dan toch Een andere werkwijze. In een derde artikel van de (A. R.) „IRotterdam'mer" zet A. B. een tweede verandering in de werkwijze van de Kamer uiteen. Zij is van ingrijpender aard en zou hierop neerkomen dat het eigenlijke overleg met de Ministers, het schrifte lijke zoowel als het mondelinge, ver plaatst werd naar de Secties, zooals de ze in de Rapporteursvergaderingen ge concentreerd zijn, en dat dan aan deze Rapporteursvergaderingen een faculta tieve openbaarheid werd gegeven. De Rapporteur der Sectie brengt in de Rapporteursvergadering over, wat dooi de leden zijner Sectie is gezegd of ver handeld. In de Rapporteursvergadering krijgt men dus de quintessence, de keur en kern van het Sectieonder-zoek. Daarom is zij de aangewezen plaats, om', indien noodig, met den betrokken Minister,, mondeling of schriftelijk, nader te han delen. Dit kan volgens art. 23 van het Re glement nu ook. Maar het is geen ver plichting en schijnt zelden te gebeuren. Alleen bij het onderzoek der Ongeval lenwet, zoover we ons herinneren, is het voorgekomen, dat in Rapporteurs ver gadering mondeling overleg met de be trokken Ministers werd gepleegd. De verandering die we op 't oog heb ben zou dus hierin bestaan, dat wat nu kan geschieden, dan tot regel zou Wor den verheven. Leidde dan vervolgens dit nader over leg tot wijziging van het wetsontwerp door den Minister, of tot nieuwe voor stellen van de zijde der Rapporteurs, dan zouden vernieuwde Sectie-vergaderingen kunnen worden uitgeschreven, om' de le- Ze zag er overigens niet bepaald schooierig of onzindelijk uit en had no_g iets fatsoenlijks over zich. Daarom' kon ik, thuisgekomen, niet nalaten te vertel len, wat ik gehoord had „Als ze de volgende week komt, tzal ik haar er eens naar vragen," sprak vader. Op den dag, dat we haar verwacht ten, verscheen in haar plaats een lang opgeschoten jonge man, schunnig ge kleed, in het gat van de openstaande deur. „Morrege, baas Een kleinigheidje, as- sieblieft Bij het hooren van die woorden keek' vader op van zijn werk. „[Wat wil je vrind? Een aalmoes? Zoo'n jonge kerel! Hoe oud ben je?" „Ik ben der een en twintig baas." „'Een en twintig jaar en dan al be delen. Schaam je je niet! Waarom ga je niet werken „Ik heb gewerkt. Tot verleje wede itoe. Ik was op de fambriek. Maar ik ben der ofgegaan, want mé moeder is ziek en nou loop ik voor haar. Ze heit anders niks geen inkomme." „Je moeder ziek! Neen, maat, dat is niet waar. Je moeder is niet ziek. Jij bent verleden week getrouwd en nu heeft ze jou de Veenen en Rijpwetering gegeven om af te schooien. Durf eens zeggen, dat ik het mis heb?" „En... hoe... weet., u dat?" stotterde hij verlegen. „Hoe ik dat weet, dat is mijn zaak. Maar ik weet nog meer en dat is, dat je van mij nooit een rooien cent zult krijgen. En nu wensch ik je goeien morgen." Beschaamd verliet hij de deur en ging verder. „Kers, ,kriek, kers!" klonk het een oogenblik later over het stille dorp. 't Was Naatje de appelvrouw, een hel der, flink mensch, die iederen zomerdag met zware manden vol fruit van uit Lei den de prn^ggende^orpen afliep om door den met deze wijzigingen of voorstellen bekend te maken en hun gevoelen daar over te hooren. Op een tweede, of zoo noodig derde Rapporteurs-vergadering zou men dan tot een eindconclusie kunnen komen, in wélken zin dan ook en daapover zou dan bij de openbare béhandeling in de volle zitting het debat moeten loopen. Het wil ons toeschijnen dat vooral dit mondeling overleg met de Ministers veel geschrijf en gewrijf zou uithalen, en dat zoowel de arbeider der Secties pis die der Ministers er beter door tot hun recht zoude komen. De behandeling ten slotte in de volle zitting, zou volgens sch. in de meeste gevallen slechts over enkele punten loo pen punten waarover Kamer en iRe- geering het niet eens hadden kunnen worden en stellig zou deze discussie een veel ordelijker, reëeler en verhef fender karakter dragen dan nu, tot erger nis van wie de eer van het Parlement ter harte gaat, dikwijls het geval is. Het wezenlijk belangstellend publiek zou zich ook dan op de tribune laten vinden. Maar de sprekers zouden niet zoo licht in de verzoeking komen zich op een volksvergadering te wanen, of als op een meeting te oreeren, waar men met groote woorden en handgeklap de schare wint; doch de fijnheid, de degelijkheid, de overredingskracht der argumentatie zouden meer opgeld doen en de gansche discussie een met de waardigheid van het Parlement beter passend karakter dragen. Timor. De correspondent van de „N. R. Ct." te Lissabon schrijft d.d. 17 Augustus: Gisteren, nadat ik de ,,'N. R. C.," die de mededeelingen van het Haagsche cor respondentiebureau in zake Timor be vatte, ontvangen had, heb ik nogmaals een onderhoud met Bernardino Machado gehad, en hem deze offciieuze mededeé- lingen op zijn verzoek in het Eransch vertaald, hem erop wijzend dat die me dedeelingen officieus waren. Tot mijn groote verwondering erkende Bernardino Machado dat deze lezing vol komen juist was, alleen protesteer de hij er ten sterkste tegen als zouhijdeNederlandscheregee- ring nadrukkelijk verzocht hebben het geschrevene en ge- sprokene geen openbaarheid te geven. Dit doe ik nooit! voegde hij er aan toe. (Het is misschien mogelijk, dat de Portugeesche gezant te 's-Gravenha- ge, zonder daartoe bevel zijner regeering ontvangen te hebben, die geheimhouding verzocht iieeft. Corr.) Ik merkte toen opMaar excellen tie, u spreekt toch in uwe reden van „deu todas as satisfagóes e desculpas" alle genoegdoening gaf en verontschul digingen maakte; dat staat toch ljjnrecht tegenover de lezing der Nederlandsche regeering, die u daareven volkomen juist noemde. De minister, als altijd vriendelijk en beleefd, maakte een afwijzend gebaar. „Och", zei hij, „wij begrijpen elkaar piet. Uw gouverneur-generaal maakte toch verontschuldigingen over den dood van onze soldaten en het gevangen nemén van dien officier en twee sergeanten! En wat zegt dat onderschrift? Ik zie daar Bernardino Machado staan Ik vertaalde het hem. Bij het „ave- re c h t s ch e v oo r s t e 11 i n g" keek de den verkoop daarvan den kost voor zich en haar ziekelijken man te verdienen. „Kers, kriek, kersklonk het nog eens, en Naatje stak de straat over naar ons huis. Daar stond ze voor de deur. „Morrege, baas. Kerse noodig?" „Ja, Na. Geef maar een pondje." „Assieblieft kind. Lekkere zei je heb be, hoor. Kijk eens, wat 'n mooie! Ze smelte in je mond.... Zoo goed?.... Ja? Dat dacht ik wel." „Na, je bent eigenlijk toch gek dat jij je op je ouwen dag zoo afbeult. Je kon toch heel wat makkelijker aan den kost komen?" „Makkelijker? Ikke? Hoe dan kind?'? De koopvrouw noemde al haar klan ten „kind", al waren ze ook tachtig jaar. „Wel, als je nou eens net eender deed, als die jonge kerel, die zoo pas hier is geweest, dan hoefde je je niet dood te sjouwen en je verdiende meer dan nu." „O, ik weet al, wie je bedoelt. Hij is me voorbijgeloope op de weg. Ik ken ein goed en z'n moeder ook. Ze wone bij me op de gracht. Verlede week is ie ge trouwd. Ze hebbe.... Ze benne... Maar. nee, laat ik nou geen kwaad gaan spre ke! Ik ben zeivers een zondig mensch! En bedele?.... De Heere bewa re ine daarvoorNee kind, dat nooit hoor Dan zei ouwe Na maar liever blijve sjou- we! En toch 't valt me wel ereis zwaar, dat wil ik je wel bekenne. Ik ben dan ook al in tn'n acht en zestigste, mot je rekene.... Nog wat noodig? Niet?Kom- inende week alebesse? Dan zelle de ker- se wel gedaan weze. Dag baas!" En Na legde het zware juk op haar schouders terecht, haakte de zware man den aan en vervolgde opgeruimd haar weg „Kers, kriek, kers!" Een jaar later. Maskerade was het in Leiden. Philips de Schoone hield zijn luisterrijken omme gang dqor ,de straten en de geheele stad minister niet vriendelijk, vooral omdat er nog twee Kamérleden bij ons gesprek! aanwezig waren. Och, zei hij, nee nee, wij begrijpen elkaar niet1 Dat is mogelijk, excellentie, voor al op het punt van verschil tusschen een; beleefdheid (van onzen gouverneur- generaal) en een veronts'ch uil di- ging die, als gij beweert ,door de 'Ne-' derlandsche regeering gemaakt is. U, legde de zaak wat anders uit, maar in' noordelijke landen noemen Wij dit een averechtsche voorstelling! Nog een vraag, excellentie, u sprak! van overijling van den Néderlandschen' gouverneur (resident), hoe heeft zich dit toegedragen „O, als volgt, ziet u! Het vroeger be twiste gebied Lakmaras, dat in beginsel aan Nederland afgestaan werd, was nogl door ons bezet, en wij hadden idaar troe- pen en versterkingen. Nu schijnt de Ne derlandsche regeering zijn gouverneur (resident) bevel gegeven te hebben dit gebied te bezetten, wat volkomen juist was. Alleen had men mij tijd moeten' laten mijn gouverneur van die beslis sing op de hoogte te stellen en de troe pen bevel te geven zich uit dit gebiedJ terug te trekken. Toen nu de [Neder* landsche troepen het gebied binnentrok ken wisten onze militaire autoriteiten daarvan nog niets af. De Nederlanders! stuitten op een benting door ons bezet, en sommeerden de bezetting die te ver laten De bevelvoerende officier vroeg een tijdruimte om instructies te vragen bij onzen gouverneur, wat niet toege staan werd. De Nederlanders drongen op, men zegt dat onze negersoldaten, het eerst geschoten hebben, wat moge lijk is (het zijn negers nietwaar?), en de Nederlanders beantwoordden het vuur, met het gevolg, dat aan onze zijde drie dooden vielen en de officier een twee! sergeanetn door uw troepen gevangen genomen werden, die gelukkig op mijn vertoog in Den Haag weer, vrij ge 1 aten werden Had de Nederlandsche gouverneur (resident) ge wacht tot ik tijd had onze troepen bevel te laten geven zich uit Lakmaras terug te trekken, had hij minder overijld gehandeld,dit betreurenswaardige in cident zou niet voorgevallen zijnVoi- la!" I Uw correspondent meent te Imogen opmerken, dat hieruit volkomen blijkt,/ dat onze resident volgens Nederlandsche instructies handelde en de Portugeesche gouverneur door de laksheid van het be wind in Lissabon niet tijdig op de hoog te van den toestand gebracht was. En nu nog even de kwestieHoé komt Bernardino Machado er toe zulk! een averechtsche, om niet te zeggen leugenachtige, voorstelling te geven van het gebeurde op Timor Alleen wijl hij candidaat is voor het presidentschap. Hij heeft deze gelegenheid te baat ge nomen, om zijn, herhaaldelijk aangeval len, buitenlandsch beleid te verdedigen,- om den trots en het nationaliteitsgevoel van het „heldhaftige Portugeesche volk"- te vleien en daardoor meer aanhanger^ te winnen. Een soort politieke verkie zingstruc ten koste van Nederland'sf waardigheid. De Nederlandsche regee ring zal, naar men hopen mag, dit niet uit het oog verliezen. Bernardino Ma- chado's kansen zijn er intusschen door gestegenj De „N. R. C." teekent bij deze cor respondentie aan Een minister, die de beschuldiging van in zijn ambtelijke hoedanigheid een vrij ernstige zaak averechts te hebben voor gesteld, zoo kalm opvat, als onze cor- was in feestdos. Van heinde en ver was men toege stroomd, om van al die pracht en praal getuige te zijn. Ook wij waren gaan kij ken en bevonden ons tusschen een me nigte volks op de Breestraat, toen we een vrouw hoorden vragen: „Zeg, Jan, zou je nog niet een happie luste? En ji^ moeder, jij ook niet?" „Luste? 't Zei wel waar weze! Of ikl Als ik maar centen had. Maar ze benne Ik hoef der niet an te denken." „Ik heb anders nog wel een paar dub beltjes Die laatste stem kwam me bekend voor. Ik keek om en daar zag ik mijn be delaarster van het Kerklaantje met zoon. en schoondochter achter ons. „Hoeft niet, moeder! Ik trakteer jul lie, ik heb cente," zei de jonge vrouw. „Jij!" riepen beiden tegelijk. „Hoe ben jij daaraan gekomme?" „Wel, ik ben daarnet ommers effe tjes na huis geweest, en toen docht ik zoo bij mezelve: ik most wat veere uit het bed hale en die verkoope, dan kon- ne we voor die cente nog es lekker lol hebben. Nou, dat heb ik toen maar ge daan, en nou heb ik tachtig centjes in me zak." Dit hoorende greep Jan z'n vrouw beet en hoste met haar over de straat „Jij ben nog es een wijfje! Jij ben nog es een wijfje!" schreeuwde hij al dansende. „En nou een spatje! Jullie ieder een zoet slokkie en ik een borrel klare!" 's Anderendaags zag ik Jan de dorps straat doorkomen en bij de kerk links om êlaan om den boeren in 't Lageland te gaan vertellen, dat het studentenfeest heel mooi geweest was, maar dat hij er haast niks, niemendal van gezien had, om dat hij thuis had motte blijve bij zijn ouwe moeder, die o zoo erg ziek was, en as 't zoo most blijve, wel heel gauw: zou sterreve! .(„Van Onzen Jijd")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5