DE SCHAT. BUITENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 24 Juni. In- onzen Kloostertuin. 'Als een Communiebruldje in blank hoogtijgewaad, De vreugdetraantjes paarlend op de bleeke wangen, In onzen kloostertuin een rozenboompje staat, ®aar tal van teer-kristal-bedauwde rozen aanhangen. Daaronder prijkt een beeld der lieve Moeder Gods, Die 't lachend Kindje toont, welks handjes tot ons rekken. Zifn zoetste geuren spreidt het boompje, als was het trots Op d' eer zoo'n heerlijk beeld tot baldakijn te strekken. DEn gisteren, voor ik op ten heiligen altaar ging, En biddend in dien tuin het uur der Mis afwachtte, [Toen hoorde jk (zoete droom, o blijde herinnering) Hoe zacht met zilveren klank Maria en Jt Kindje lachten. En voor mijn geest rees op een hemel- schoon gezicht; Maria zag ik, 'tKind dan aan haar harte drukken, Dan hield zij 't stoeiend hoog naar 't boompje opgericht Ën liet heur Jezus van die mooie rozen plukken. En ik heb gevraagd, dat ook mijn arme ziel mocht staan 'Als 't boompje, bloeiend vol van witte deugden rozen, Dan bied ik haar Maria als beter rust plaats aan, Om stoeiend met heur Kind er zoet te minnekoozen. II. Och, bloemen van één dag, och rozen, - ras vergaan, Deez' morgen zag ik u.in al uw blankheid stralen^ En 'k zong zoo blijde; en nu, nu staar 'k u droevig aan ,En 'k kan slechts treurend van uw vroegen val verhalen. Er woei een storm zoo straks, en huilend joeg de wind ,En nijdig sloegen regenvlagen neer en rukten De rozen af, die straks Maria met heur Kind Zoo stoeiend speelsch, zoo lachende nog plukten. En al de teere blaadjes liggen nu besmeurd In 't slijkzelfs al de knoppen heeft die wreede roover, Die ruwe, wilde storm, van 't boompje afgescheurd, En slechts de scherpe, harde doornen liet hij over. En zwiepend nu de dunne, naakte twijgen slaan En kwetsen 't beeld, en 'khoor Maria weenend klagen: Och, 't boompje heeft zoo kort in .rijken bloei gestaan, Nu zal het 'theele jaar niets meer dan doornen dragen. En 'k ging bedroefd; niet om die bloemen, om dat beeld, Maar om zoo menige jonge, schoone ziel, verloren Zoo vroeg, bij d' eersten stormen 'k bid laat onverdeeld Mijn harte, Moeder, U en Jezus steeds behooren. fr. ERNESTUS, O.F.M. 3) „Maar dan zoudt gij aanwijzingen kun nen geven, helpen den schat terug te vinden", hernam Charles levendig. „Zeker zou ik dat kunnen, te meer daar de kapitein ons gelast had, den schat te begraven tusschen twee heuvels, om la ter de plaats gemakkelijker terug te vin den. Ik zou de plaats dan ook even zeker terugvinden als de plaats van het bed op deze kamer." Charles sprong op. „Maar dan is uw fortuin gemaakt!" riep hij opgewonden uit. „Waarom hebt gij dan niet gesproken? De Fransche regeering zou al uw voorstellen hebben aangenomen." „Wellicht", zei Vincent, „maar in ieder geval zouden zij nutteloos geweest zijn". „Waarom „Spanje heeft het gevraagde verlof ge weigerd, zie liever. Hij legde den jongen werkman een tweede krant voor, die meldde, dat het verzoek der Fransche regeering betref fende de opsporing van de door de Fran- echen in 1812 aan den oever van de Duero begraven kisten, door de Spaan- Bche regeering verworpen was. „Maar waartoe zou men verlof moeten hebben?" hernam Charles, „waarom zou men officieel een onderzoek gaan instel- l$n« ter.wijl men zonder gedruisch, in bet KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. De vraagpunten. Parlementaire obstructie. Nog geen beslissing. De lezers zullen 't misschien een beetje taai vinden weer het opschift: „parlementaire obstructie" te lezen, maar de socialisten maken het er dan ook naar. Een repliek van twee uur, uitgesproken uitsluitend voor de tribune, is schande. De heer Duys (S. D.) heeft gister morgen twee volle uren staan kletsen, want een andere uitdrukking past op zijn „rede" niet De „geachte" Zaandamscne genwist evenmin den goeden toon te hou- afgevaardigde wist niets nieuws te zeg den en verviel in beleedigende en prik kelende opmerkingen, aan het adres van den Minister en de rechterzijde. Zijn hou ding was meer dan ergerlijk en vlegelach tig. Past het zoo'n jongen man als Duys den Minister, zijn voormaligen chef, toe te voegen, dat, als hij (de Minister) zich te onmachtig voelt de wetsontwerpen te verdedigen, de Minister zich door een iRegeeringscommissaris moet laten bij staan Dat is toch al te bar, riep de heer van den Borch van Verwolde (A. R.), toen Duys deze onhebbelijkheid zeide. Doch Duys stoorde er zich niet aanstoor de zich evenmin of de Voorzitter hem tot de orde riepen bleef doorratelen en schelden. Zou dit waardige lid der roode frac tie in ernst meenen, dat de Christelijke ar beiders eerder naar zijn geschetter dan naar de zakelijke uiteenzetting van Minis ter Talma zouden luisteren? Kom, dat is toch al te dwaas. Talma, wiens redevoe ring het bewijs leverde dat hij consciën tieus te werk ging, dat hij met alle klei nigheden op de hoogte was en zijn onder werp grondig bestudeerde, Talma zou in gezag en geloofwaardigheid achter staan bij Duys, die in zijn slecht gesty- leerd betoog duidelijk het bewijs lever de slechts oppervlakkig zijn onderwerp te hebben bekekenZoo iets weigeren wij te gelooven. Het optreden van de socialisten is al te doorzichtig. Niets dan critiek wordt van hen vernomengeen critiek, die op bouwt, maar die neerhaalt en afbreekt. Wat zou het resultaat zijn als de socia listen, de arbeidersvrienden bij uitne mendheid, hun zin kregen? Dat de ziek teverzekering wederom jaren wordt uit gesteld, en de arbeiders nogmaals in hun verwachtingen worden teleurge steld. De vrijzinnigen van allerlei schakee ring doen aan dit onwaardig spel mede. 't Mocht ook eens gebeuren, dat een Christelijk kabinet de Ziektewet, waar mede de Invaliditeitsverzekering nauw verband houdt, er door haalde! Wat zou dan het geheel van sociale wetten, door de vrijzinnige regeeringen tot stand ge bracht pover en bedroevend afsteken bij het resultaat door réchts bereikt. Dan zou uitkomen, wat rechts altijd heeft be weerd, dat als het Kabinet-Kuyper in 1905 ware aangebleven de groote so ciale wetten reeds lang in het Staatsblad hadden gestaan. En terwijl de linkerzij de zich dan zou mogen „beroemen" een niemand bevredigende ongeval lenwet te hebben gemaakt, zou rechts kunnen wijzen op een ziektewet, een in validiteitswet, een ouderdomswet, waar voor het nageslacht zich nog dankbaar zou betoonen. Zooiets tracht links tot eiken prijs te beletten. Parlementaire obstructie verwijten wij eveneens aan de linkerzijde, die het van daag door het rekken der redevoeringen erop aanstuurde de beslissing nogmaals uit te stellen en daarin slaagde, omdat de Voorzitter beloofd had na 4 uur geen stemming meer te zullen houden. De Voorzitter is misschien de dupe geworden van zijn toegeeflijkheid. Toen de rechterzijde op stemmen aan drong, ontstond er links een relletje de heeren waren meerendeels al weg en geheim de zaak kan afhandelen? Als men eenmaal ter plaatse is en het ter rein gekocht heeft, kan niemand beletten, dien schat op te graven." „Ik heb er gedurende dertig jaren zeer dikwijls aan gedacht", hernam de oud soldaat, „maar waar de noodige som vandaan te halen voor de reis en den aankoop van het terrein?" „Kan men zich dan niet wenden tot menschen, die rijkér zijn dan wij en hun in het geheim nemen?" „Maar hoe zoudt gij hen doen geloo ven aan de waarheid mijner woorden? En indien zij er aan geloofden, hoe zoudt gij dan voorkomen, dat zij misbruik van het geheim maakten? En indien het toe val de onderneming deed mislukken? In dien gebeurde zooals in de fabel die ge onlangs je nicht voorlas, dat op het oogenblik der deeling de leeuw de ge- heele prooi houdt? Behalve de vermoeie nissen der lange reis zou men de onze- zekerheid van het succes en al de kwel lingen van een proces moeten trotseeren. En waartoe zou het dienen, zeg het mij? Verdient de weinige tijd, dde mij nog overblijft te leven, zooveel zorgen? Laat de duivel die millioenen maar gaan ha len. Ik heb twee honderd francs rente jaarlijks, dank zij de kleine Lucette is dat voldoende, met mijn kruis, voor het da- gelijksch rantsoen en de tabak. Ik 9pot met het overige, als met een peloton ko zakken." „Gij zu|t u dps deze gelegepbe^i rechts was nog in groote getale aanwe zig. In de gegeven omstandigheden zwicht te men voor den aandrang, mede op ver zoek van den Minister, die nu liever a.s. Dinsdag zijn dupliek hield. Dit neemt niet weg, dat heden de beslissing had kunnen vallen en toen de mogelijkheid daartoe nog bestond, moest de heer Troelstra (S. D.) een speechje af gaan steken over een <quaestie geheel buiten het vraagpunt oml en praatte hij net zoo lang tot de klok vier uur had geslagen. Met recht en red£n mocht de heer Pas- stoors (R. K.) ddn socialisten verwijten, dat zij geen ingrijpende sociale hervor mingen wenschen. De Katholieke arbei dersafgevaardigde verwees daardoor als recent voorbeeld naar Duitschland, waar 14 dagen geleden de socialisten t e g e n de herziening der verzekeringswetten stemden. Van welk gehalte trouwens de geheele oppositie was, bleek uit de ruzie tus schen de heeren Patijn (U.-L.) en Troel stra (S. D.) Laatstgenoemde beweerde, en de heer Patijn kon 't niet ontken nen dat de liberale afgevaardigde zijn kennis putte uit een half opengesneden boek. Als met zulke oppervlakkige mid delen gestreden wordt, wat blijft er dan van de houdbaarheid van de met zooveel geleerdheid opgedischte critiek van links De heer van Idsinga (C. H.) vroeg of het eigenlijk niet beter ware de behande ling der vraagpunten te doen eindigen, nu er zoo'n ondoelmatige discussie was gc nen, maar hieraan kon de Voorzitter niet voldoen, dat was de taak van de Commissie van Voorbereiding. Of wij reden hebben de kennismaking met het vragen-instituut een aangename te vinden Na dit vierdaagsch debat zou men meenen van neen. Toch schuilt er wel iets goeds in het vragen-systeem. op zichzelf beschouwd. Men krijgt een beslissing over de hoofdpunten. Het gebruik, of juister misbruik dat de linker zijde ervan maakte, doet ons evenwel niet naar een vernieuwde kennismaking verlangen. Me tuitzondering van de to- talisator-discussie is de geheele week in beslag genomen ten behoeve van de eerste vraag, zonder dat de beslissing viel. Men zal nog dagen lang blijven redeneeren, om 't volgend voorjaar bij de behandeling der wet opnieuw te be ginnen. l Een en ander voorspelt niet veel goeds van hetgeen te wachten staat. Van de Rechterzijde verwachten wij evenwel, dat zij zich door het geschetter van links niet van de wijs zal laten brengen en desnoods door „krachtmaatregelen" de obstructie zal weerstaan. En dan ware een flinkere leiding ge- wenscht. Graaf van Bylandt is niet bij machte rumoerige zittingen «neester te blijven. De Week. De Middeleeuwen zijn voor een oogen blik teruggekeerd in Engeland. De adel heeft er zijn lange pruiken weer opge zet en de schitterende kostumes zich om de schouderen gehangen, dateerend van eeuwen her. Hunne echtgenooten hebben de kroningsjaponnen van hun over- en bet-overgrootmoeders te voorschijn ge haald, om die, hoewel ietwat naar den tijld gemoderniseerd, naar oude traditie slechts voor deze gelegenheid eenmaal te gebruiken. De oude adel staat weer, hoog opge richt, dicht geschaard om den koning alsof zij niet bezig waren hun grootste macht te verliezen, waaraan de politiek der vetowet knaagt. Zij die in de poli tiek als het ware niet meer meetellen, fungeeren nu een dag weer als de hooge vertegenwoordigers van het volk, nu de traditie wil dat de hiërarchie optreedt met haar rangorde, haar stijve etikette, haar rechten, door het gebruik verleend aan geslachten en personen. ontsnappen", hernam Charles met harts tochtelijke opgewondenheid. „Gij wei gert den rijkdom?" Voor mij, ja," hernam de grijsaard, „maar voor jou is dat iets anders. Ik heb zoo juist gezien, dat gij eerzuchtig zijt, dat niets je te veel zou kosten, om milli- onnair te worden. Welnu, verzamel de noodige som voor onze reis bijeen, en ik vertrek met je." „En hoeveel moet die som zijn?" „Verdien tweeduizend francs: voordien prijs geef ik je een schat Stemt gij er in toe?" „Graag, oom," riep Charles opgewon den uit Maar na eenige oogenblikken voegde hij er verschrikt bij: „Maar hoe zooveel geld bijeen te bren gen? Ik zal dat nooit kunnen." „Werk met moed, en breng mij gere geld je weekloon, ik beloof je, dat ge er zult komen/' „Denk er aan, oom, dat de spaarcenten van een werkman zoo weinig beteeke- nen.'' „Dat gaat mij aan." „Hoeveel jaren zullen er noodlg zijn?'-' „Zoo juist hadt gij er achttien jaar voor over met één oog en één arm.'^ „O, indien jk zeker was'- „Een schat te verwerven? Ik zweer het je bij de asch van den kleinen Kor poraal 1'- Dat was de groote eed van den oud- SÉ&ti £twki maat gu rts wak Ms Imposante schittering is het die oog verblindend werkt, maar jn het'licht des tijds beschouwd is het niet meer dan een maskerade. Wij kunnen ons voorstellen, zegt dan ook de „Westminster Gazette" dat een vreemdeling die dit alles ziet zegt: Van tweeën een, dat is een klucht of een spot ternij of uw koning is een onbeperkt heerscher en uw hertogen en Peers zijn ware dienaren en ministers bij het be sturen van het land. Wat beduidt deze plechtigheid van uw vorst te zalven, in dien, zooals gij zegt, hij niet het recht heeft aan het allergeringste wetsontwerp, dat uw Parlement doorzendt, zijn goed keuring te onthouden Het eenig antwoord op zulk een vraag zou zijn, dat dit een kenschetsende Brit- sche manier van doen is, de manier die het oude aan het nieuwe verbindt, die de oude vormen bewaart en er nieuwe betee- kenis aan hecht, die de leer ontwikkelt zonder haar vorm te veranderen. De Engelschman wil dat het koning schap grondwettelijk is, zonder dat het zijn luister en waardigheid verliest, en juist daarom houden zij de oude vormen te zorgvuldiger j/n eere, omdat zij zich de veranderingen der w_ereld van nu zoo helder bewust zijn. Ter verhooging van het aanzien en den luister van zijn vorst en daardoor van zichzelf bergt de Brit de alledaagsche wereld weg en brengt de oude wereld te voorschijn, met zijn kurketrekker- pruiken en schitterende sleepgewaden, met zijn op vergeelde perkamenten beschreven ceremonieën en zijn middeleeuwsch slaafsche eerbewijzen en betuigingen van eerbied en onderdanig heid. Maar dit alles op voorwaarde dat straks alles weer zijn gewone plaats her neemt en de gewone gang van zaken hervat wordt. Daarenboven is er jn die kronings plechtigheid een godsdienstige daad van toewijding, waarin in zekeren zin geheel het land en geheel het rijk deelneemt, een daad die juist door dat plechtige ceremonieel de verbeelding treft zooals geen nieuwerwetsche of uitgedachte plechtigheid kan doen. Immers hebben acht eeuwen de kroning der Engelsche koningen al den luister gegeven, die slechts de tijd kan verleenen en juist door de algemeene deelneming in de plechtig heid is het, gelijk een dichter zeide, dat het volk der Britten zich zelf kroonde. Terwijl Engeland aldus al zijn onder danen in een hoogstemmend feestgetij bijeenbrengt en als een zorgzame kloek tracht haar kuikens van verschillende plui mage bij elkaar te houden, doet Turkije al zijn best het niet alleen met al zijn onderdanen, maar ook met zijn naburen te kwaad te krijgen. Het ergst dreigt het nu weer van den kant van Montenegro, dat zijn verontwaardiging over het ge welddadig optreden der Turken in Alba nië te baat neemt om een oude veete af te doen. Toch is die uiting van verontwaardi ging van Montenegro niet geheel en al misplaatst bij een volk, dat reeds meer voor de vluchtelingen gedaan heeft dan het arme Jand en de allesbehalve welge stelde bevolking zich kon veroorloven. Meer dan'elfduizend vluchtelingen worden dagelijks op 's lands kosten aan de gren zen gespijzigd en barakken zijn ingericht, waarin hunne gewonden liefderijk ver pleegd worden. Maar het landje kan dit niet volhouden en het is te hopen, dat de oproep der buitenlandsche journalisten, die men ook in ons blad heeft kunnen lezen, spoedig en in ruime mate het geld doe toevloeien naar die geteisterde streek, waar uren ver niets te zien is dan plat getrapt land en zwartgeblakerde puin- hoopen der woningen, die aantoonen den weg door de Turken genomen. Duidelijk toonen die zaken aan hoe radicaal de Turk het herstellen van orde, rust en vrede onder de Albaneezen doorvoert en alles in het werk stelt om te zorgen dat die nooit meer zullen, noch kunnen verstoord worden. En het is geen wonder, dat de Montene- grijnen, die deze gruwelen van uit hun hooge grensbergen kunnen gadeslaan, een ernstig beschouwen. Vincent moedigde hem opnieuw aan, herhalend, dat hij zijn toekomst in de hand had en de jongeman legde zich te bed met het vaste voornemen, alle moei lijkheden te overwinnen. Maar het geheim van zijn oom had in hem al te prachtige verwachtingen opge wekt om te kunnen slapen. Hij bracht den nacht in een soort van koorts door; hij rekende de middelen, om zoo spoedig mogelijk de noodige som te verdienen, hij regelde het gebruik van zijn toekom- stigen rijkdom en droomde zoo den ge- heelen nacht door. Toen Suzanne den volgenden morgen opstond, was hij reeds naar zijn werk vertrokken. Vincent, die de verwondering van het jonge meisje zag, glimlachte, maar zeide niets. Hij had den jongen werkman ge heimhouding opgelegd en hij zelf wilde ook het geheim bewaren. Men moest ook afwachten, of Charles volharden bleef in zijn besluiten. De eerste maanden waren de moei lijkste. De jongeman had gewoonten aan genomen, die moeilijk af te leggen wa ren, het gestadige werken was hem on- verdragelijk geworden. Tl'j moest pok weerstand bieden aan de verlokkingen van zijn vroegere valsche vrienden. Het was in den beginne een zware taak. Meermalen verzwakte zijn moed en was hij op het punt in zijn oude slechte gewoonten terug te vaüenj maar de ge- doffe woede in zich voelen opkomen, dat het hun somtijds te machtig wordt en zij naar het geweer grijpen. Dan wordt er, weer melding gemaakt van grensincident ten en dit zal zoolang duren tot een oorlog ontbrandt. In de laatste dagen Is deze spanning ^voortdurend grooter geworden. Wie dq schoone berichten uit Konstantinopel ge lezen heeft over de reis des Sultans, diei in alle opzichten zoo goed geslaagd js, zal niet begrepen hebben waarom hij nu, zoo plotseling de huisreis aanvaard heeft* Maar wie de positie van Montenegro kent, wie weet dat zijn vorst met alle gewelf als bemiddelaar wil optreden tusschen dq naar zijn Jand gevluchte Albaneezen en de Porte, iets wat deze als een daad van inmenging afwijst, ja zelfs weigert stukken dienaangaande van een speciaal gezantschap aan te nemen, die zal be seffen, dat heel goed Montenegro een. groote factor kan zijn in den overhaasten terugkeer van den Sultan. V. Weekpraatje. Het feit van de afgeloopen week is wel de Europeesche rondvlucht. Daarover spreekt een ieder uit geheel Noordweste lijk Europa, daarover spreekt rijk en arm, groot en klein, en het zal dus niemand verwonderen, als we in onze Zaterdag avond causerie er ook nog eens over bab belen. 't Is niet de eerste groote wedvlucht die thans gehouden wordt, men denkq slechts aan Parijs-Brussel en terug, Pa- rijs-Madrid, Parijs-Rome, doch deze wed vluchten waren toen nog weinig in verge lijking met deze, waarin oveF 4 verschil lende landen ,(ook nog over zee) wordt ge vlogen. Vervolgens interesseerden die eerste drie wedvluchten ons, Nederlan ders, minder, tenminste niet zoo erg als nu. Bij de wedvlucht Parijs-Brussel en terug, was het voor onze HollandschQ ooren een voldoening te vernemen dat Henri Wijnmalen deze vlucht gewonnen had, doch verder maakten die vreemde luchtveroveraars ons minder warm. Doch thans nu ons land er bij betrokken is, nu Henri Wijnmalen, onze vlieger, en de Rot terdammer van Meel ook naar den prijs meedingen, nu kan deze wedstrijd ons niet langer koud laten, en jndien we Ar- gus-oogen hadden, zouden we in de lucht staren en navorschen of we de aviateurs in hun vlucht door Nederland konden vol gen. Doch dit laatste is aan de meesten onzer niet mogelijk, en we moeten ons daarom behelpen onze kennis over do vlucht der vliegeniers uit andere bronnen te putten. Het eerste enthousiasme is echter door de vreeselijke ongelukken reeds spoedig verkoeld, en eerst nu we in Nederland al les weer zonder ongelukken zien gebeuren beginnen we weer mee te leven, doch tel kens nog houden we ons hart vast, wan neer er weer tijdingen uit de vliegkampen tot ons komen. Doch niet alleen die tragische ongeluk- keu maakten het begin van dezen tocht zoo treurig, ook nog een andere omstan digheid heeft ons doen huiveren, de ordt, of liever de wanorde in het vliegkamp te Vincennes. Ofschoon men slechts kort geleden bij de wedvlucht Parijs-Rome in het vlieg kamp te Issy-les-Moulineaux duur leer geld had betaald, toch maakte Lépine de politieprefect van Parijs dezelfde grove (nu om het voorafgaande nog grovere) fout door niet voor voldoende manschap pen te zorgen, die het vliegterrein konden afzetten. Schreeuwend en gesticuleerend liep de man over het veld, alsof hij daar door alleen de menigte in bedwang zou kunnen houden, en als hij zag dat een sol daat niet jn staat was een paar honderd ïnieuwsgierig opdringerige menschen te lgen te houden, dan vloog hij er op af, om dien kerel woedend uit te schelden, en zelf dan nog een handje mee te helpen. Wonder boven wonder mag het dus ge noemd worden, dat er geen ernstige on gelukken zijn gebeurd bij het terugkeeren der aviateurs. Onder de mededingers be hoorde ook Garros, doch toen deze slechts een driehonderd meter ver was, keerde dachte aan den grooten schat verleven digde dan weer zijn moed. Als hij zijn oom zijn loon bracht, dat van week tot week vermeerderde, voelde hij steeds zijn hoop verlevendigen; het was een zeer kleine stap naar het doel, maar het was toch een stap! lederen dag trouwens werd het hein gemakkelijker. Naarmate zijn leven ge regelder werd, veranderde ook zijn smaak. Het ijverige werken van den geheelen dag maakte hem de rust des avonds veel zoeter; het verlaten van de luidruchtige gezelschappen gaf een geheel nieuwe be koring aan het gezelschap van zijn ooin en van zijn nicht Deze slaagde er in, iederen avond in een feestavondje te her scheppen, waarvan haar hart alle kosten droeg. Iederen dag had zij een nieuwe verrrassing, een lieve oplettendheid, die de banden van genegenheid nauwer ver bonden. Charles was verwonderd in zijn nicht hoedanigheden te zien, die hij vroe ger nooit den tijd had genomen op te merken. Zij werd hem meer en meer on misbaar. Zonder dat zij het bemerkte, werd het doel zijns levens verplaatst, de hoop op den door Vincent beloofden schat was niet meer zijn eenige beweeg reden; bij elke daad dacht hij aan Lu cette; hij wilde haar goedkeuring verdie nen, haar dierbaarder worden. Het zoete huiselijke leven, dat Charles leidde, doof de langzamerhand zijn eerzucht uit. (WfiMI wvofgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5