DE SCHAT.
BUITENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 24 Juni.
In- onzen Kloostertuin.
'Als een Communiebruldje in blank
hoogtijgewaad,
De vreugdetraantjes paarlend op de
bleeke wangen,
In onzen kloostertuin een rozenboompje
staat,
®aar tal van teer-kristal-bedauwde rozen
aanhangen.
Daaronder prijkt een beeld der lieve
Moeder Gods,
Die 't lachend Kindje toont, welks handjes
tot ons rekken.
Zifn zoetste geuren spreidt het boompje,
als was het trots
Op d' eer zoo'n heerlijk beeld tot baldakijn
te strekken.
DEn gisteren, voor ik op ten heiligen
altaar ging,
En biddend in dien tuin het uur der Mis
afwachtte,
[Toen hoorde jk (zoete droom, o blijde
herinnering)
Hoe zacht met zilveren klank Maria en
Jt Kindje lachten.
En voor mijn geest rees op een hemel-
schoon gezicht;
Maria zag ik, 'tKind dan aan haar
harte drukken,
Dan hield zij 't stoeiend hoog naar
't boompje opgericht
Ën liet heur Jezus van die mooie rozen
plukken.
En ik heb gevraagd, dat ook mijn
arme ziel mocht staan
'Als 't boompje, bloeiend vol van witte
deugden rozen,
Dan bied ik haar Maria als beter rust
plaats aan,
Om stoeiend met heur Kind er zoet te
minnekoozen.
II.
Och, bloemen van één dag, och rozen,
- ras vergaan,
Deez' morgen zag ik u.in al uw blankheid
stralen^
En 'k zong zoo blijde; en nu, nu staar
'k u droevig aan
,En 'k kan slechts treurend van uw
vroegen val verhalen.
Er woei een storm zoo straks, en huilend
joeg de wind
,En nijdig sloegen regenvlagen neer en
rukten
De rozen af, die straks Maria met
heur Kind
Zoo stoeiend speelsch, zoo lachende nog
plukten.
En al de teere blaadjes liggen nu besmeurd
In 't slijkzelfs al de knoppen heeft die
wreede roover,
Die ruwe, wilde storm, van 't boompje
afgescheurd,
En slechts de scherpe, harde doornen
liet hij over.
En zwiepend nu de dunne, naakte twijgen
slaan
En kwetsen 't beeld, en 'khoor Maria
weenend klagen:
Och, 't boompje heeft zoo kort in .rijken
bloei gestaan,
Nu zal het 'theele jaar niets meer dan
doornen dragen.
En 'k ging bedroefd; niet om die bloemen,
om dat beeld,
Maar om zoo menige jonge, schoone
ziel, verloren
Zoo vroeg, bij d' eersten stormen 'k bid
laat onverdeeld
Mijn harte, Moeder, U en Jezus steeds
behooren.
fr. ERNESTUS, O.F.M.
3)
„Maar dan zoudt gij aanwijzingen kun
nen geven, helpen den schat terug te
vinden", hernam Charles levendig.
„Zeker zou ik dat kunnen, te meer
daar de kapitein ons gelast had, den schat
te begraven tusschen twee heuvels, om la
ter de plaats gemakkelijker terug te vin
den. Ik zou de plaats dan ook even zeker
terugvinden als de plaats van het bed op
deze kamer."
Charles sprong op.
„Maar dan is uw fortuin gemaakt!"
riep hij opgewonden uit. „Waarom hebt
gij dan niet gesproken? De Fransche
regeering zou al uw voorstellen hebben
aangenomen."
„Wellicht", zei Vincent, „maar in ieder
geval zouden zij nutteloos geweest zijn".
„Waarom
„Spanje heeft het gevraagde verlof ge
weigerd, zie liever.
Hij legde den jongen werkman een
tweede krant voor, die meldde, dat het
verzoek der Fransche regeering betref
fende de opsporing van de door de Fran-
echen in 1812 aan den oever van de
Duero begraven kisten, door de Spaan-
Bche regeering verworpen was.
„Maar waartoe zou men verlof moeten
hebben?" hernam Charles, „waarom zou
men officieel een onderzoek gaan instel-
l$n« ter.wijl men zonder gedruisch, in bet
KAMEROVERZICHT.
TWEEDE KAMER.
De vraagpunten. Parlementaire
obstructie. Nog geen beslissing.
De lezers zullen 't misschien een
beetje taai vinden weer het opschift:
„parlementaire obstructie" te lezen, maar
de socialisten maken het er dan ook naar.
Een repliek van twee uur, uitgesproken
uitsluitend voor de tribune, is schande.
De heer Duys (S. D.) heeft gister
morgen twee volle uren staan kletsen,
want een andere uitdrukking past op zijn
„rede" niet De „geachte" Zaandamscne
genwist evenmin den goeden toon te hou-
afgevaardigde wist niets nieuws te zeg
den en verviel in beleedigende en prik
kelende opmerkingen, aan het adres van
den Minister en de rechterzijde. Zijn hou
ding was meer dan ergerlijk en vlegelach
tig. Past het zoo'n jongen man als Duys
den Minister, zijn voormaligen chef, toe
te voegen, dat, als hij (de Minister) zich
te onmachtig voelt de wetsontwerpen te
verdedigen, de Minister zich door een
iRegeeringscommissaris moet laten bij
staan
Dat is toch al te bar, riep de heer
van den Borch van Verwolde (A. R.), toen
Duys deze onhebbelijkheid zeide. Doch
Duys stoorde er zich niet aanstoor
de zich evenmin of de Voorzitter hem tot
de orde riepen bleef doorratelen en
schelden.
Zou dit waardige lid der roode frac
tie in ernst meenen, dat de Christelijke ar
beiders eerder naar zijn geschetter dan
naar de zakelijke uiteenzetting van Minis
ter Talma zouden luisteren? Kom, dat is
toch al te dwaas. Talma, wiens redevoe
ring het bewijs leverde dat hij consciën
tieus te werk ging, dat hij met alle klei
nigheden op de hoogte was en zijn onder
werp grondig bestudeerde, Talma zou
in gezag en geloofwaardigheid achter
staan bij Duys, die in zijn slecht gesty-
leerd betoog duidelijk het bewijs lever
de slechts oppervlakkig zijn onderwerp
te hebben bekekenZoo iets weigeren wij
te gelooven.
Het optreden van de socialisten is al
te doorzichtig. Niets dan critiek wordt
van hen vernomengeen critiek, die op
bouwt, maar die neerhaalt en afbreekt.
Wat zou het resultaat zijn als de socia
listen, de arbeidersvrienden bij uitne
mendheid, hun zin kregen? Dat de ziek
teverzekering wederom jaren wordt uit
gesteld, en de arbeiders nogmaals in
hun verwachtingen worden teleurge
steld.
De vrijzinnigen van allerlei schakee
ring doen aan dit onwaardig spel mede.
't Mocht ook eens gebeuren, dat een
Christelijk kabinet de Ziektewet, waar
mede de Invaliditeitsverzekering nauw
verband houdt, er door haalde! Wat zou
dan het geheel van sociale wetten, door
de vrijzinnige regeeringen tot stand ge
bracht pover en bedroevend afsteken bij
het resultaat door réchts bereikt. Dan
zou uitkomen, wat rechts altijd heeft be
weerd, dat als het Kabinet-Kuyper in
1905 ware aangebleven de groote so
ciale wetten reeds lang in het Staatsblad
hadden gestaan. En terwijl de linkerzij
de zich dan zou mogen „beroemen" een
niemand bevredigende ongeval
lenwet te hebben gemaakt, zou rechts
kunnen wijzen op een ziektewet, een in
validiteitswet, een ouderdomswet, waar
voor het nageslacht zich nog dankbaar
zou betoonen.
Zooiets tracht links tot eiken prijs te
beletten.
Parlementaire obstructie verwijten wij
eveneens aan de linkerzijde, die het van
daag door het rekken der redevoeringen
erop aanstuurde de beslissing nogmaals
uit te stellen en daarin slaagde, omdat de
Voorzitter beloofd had na 4 uur
geen stemming meer te zullen houden.
De Voorzitter is misschien de
dupe geworden van zijn toegeeflijkheid.
Toen de rechterzijde op stemmen aan
drong, ontstond er links een relletje
de heeren waren meerendeels al weg en
geheim de zaak kan afhandelen? Als
men eenmaal ter plaatse is en het ter
rein gekocht heeft, kan niemand beletten,
dien schat op te graven."
„Ik heb er gedurende dertig jaren zeer
dikwijls aan gedacht", hernam de oud
soldaat, „maar waar de noodige som
vandaan te halen voor de reis en den
aankoop van het terrein?"
„Kan men zich dan niet wenden tot
menschen, die rijkér zijn dan wij en hun
in het geheim nemen?"
„Maar hoe zoudt gij hen doen geloo
ven aan de waarheid mijner woorden?
En indien zij er aan geloofden, hoe zoudt
gij dan voorkomen, dat zij misbruik van
het geheim maakten? En indien het toe
val de onderneming deed mislukken? In
dien gebeurde zooals in de fabel die ge
onlangs je nicht voorlas, dat op het
oogenblik der deeling de leeuw de ge-
heele prooi houdt? Behalve de vermoeie
nissen der lange reis zou men de onze-
zekerheid van het succes en al de kwel
lingen van een proces moeten trotseeren.
En waartoe zou het dienen, zeg het mij?
Verdient de weinige tijd, dde mij nog
overblijft te leven, zooveel zorgen? Laat
de duivel die millioenen maar gaan ha
len. Ik heb twee honderd francs rente
jaarlijks, dank zij de kleine Lucette is dat
voldoende, met mijn kruis, voor het da-
gelijksch rantsoen en de tabak. Ik 9pot
met het overige, als met een peloton ko
zakken."
„Gij zu|t u dps deze gelegepbe^i
rechts was nog in groote getale aanwe
zig.
In de gegeven omstandigheden zwicht
te men voor den aandrang, mede op ver
zoek van den Minister, die nu liever a.s.
Dinsdag zijn dupliek hield. Dit neemt
niet weg, dat heden de beslissing had
kunnen vallen en toen de mogelijkheid
daartoe nog bestond, moest de heer
Troelstra (S. D.) een speechje af gaan
steken over een <quaestie geheel buiten
het vraagpunt oml en praatte hij net zoo
lang tot de klok vier uur had geslagen.
Met recht en red£n mocht de heer Pas-
stoors (R. K.) ddn socialisten verwijten,
dat zij geen ingrijpende sociale hervor
mingen wenschen. De Katholieke arbei
dersafgevaardigde verwees daardoor als
recent voorbeeld naar Duitschland, waar
14 dagen geleden de socialisten t e g e n
de herziening der verzekeringswetten
stemden.
Van welk gehalte trouwens de geheele
oppositie was, bleek uit de ruzie tus
schen de heeren Patijn (U.-L.) en Troel
stra (S. D.) Laatstgenoemde beweerde,
en de heer Patijn kon 't niet ontken
nen dat de liberale afgevaardigde zijn
kennis putte uit een half opengesneden
boek. Als met zulke oppervlakkige mid
delen gestreden wordt, wat blijft er dan
van de houdbaarheid van de met zooveel
geleerdheid opgedischte critiek van
links
De heer van Idsinga (C. H.) vroeg of
het eigenlijk niet beter ware de behande
ling der vraagpunten te doen eindigen,
nu er zoo'n ondoelmatige discussie was
gc nen, maar hieraan kon de Voorzitter
niet voldoen, dat was de taak van de
Commissie van Voorbereiding.
Of wij reden hebben de kennismaking
met het vragen-instituut een aangename
te vinden Na dit vierdaagsch debat zou
men meenen van neen. Toch schuilt er
wel iets goeds in het vragen-systeem.
op zichzelf beschouwd. Men krijgt een
beslissing over de hoofdpunten. Het
gebruik, of juister misbruik dat de linker
zijde ervan maakte, doet ons evenwel
niet naar een vernieuwde kennismaking
verlangen. Me tuitzondering van de to-
talisator-discussie is de geheele week in
beslag genomen ten behoeve van de
eerste vraag, zonder dat de beslissing
viel. Men zal nog dagen lang blijven
redeneeren, om 't volgend voorjaar bij
de behandeling der wet opnieuw te be
ginnen. l
Een en ander voorspelt niet veel goeds
van hetgeen te wachten staat. Van de
Rechterzijde verwachten wij evenwel, dat
zij zich door het geschetter van links
niet van de wijs zal laten brengen en
desnoods door „krachtmaatregelen" de
obstructie zal weerstaan.
En dan ware een flinkere leiding ge-
wenscht. Graaf van Bylandt is niet bij
machte rumoerige zittingen «neester te
blijven.
De Week.
De Middeleeuwen zijn voor een oogen
blik teruggekeerd in Engeland. De adel
heeft er zijn lange pruiken weer opge
zet en de schitterende kostumes zich om
de schouderen gehangen, dateerend van
eeuwen her. Hunne echtgenooten hebben
de kroningsjaponnen van hun over- en
bet-overgrootmoeders te voorschijn ge
haald, om die, hoewel ietwat naar den
tijld gemoderniseerd, naar oude traditie
slechts voor deze gelegenheid eenmaal
te gebruiken.
De oude adel staat weer, hoog opge
richt, dicht geschaard om den koning
alsof zij niet bezig waren hun grootste
macht te verliezen, waaraan de politiek
der vetowet knaagt. Zij die in de poli
tiek als het ware niet meer meetellen,
fungeeren nu een dag weer als de hooge
vertegenwoordigers van het volk, nu de
traditie wil dat de hiërarchie optreedt
met haar rangorde, haar stijve etikette,
haar rechten, door het gebruik verleend
aan geslachten en personen.
ontsnappen", hernam Charles met harts
tochtelijke opgewondenheid. „Gij wei
gert den rijkdom?"
Voor mij, ja," hernam de grijsaard,
„maar voor jou is dat iets anders. Ik heb
zoo juist gezien, dat gij eerzuchtig zijt,
dat niets je te veel zou kosten, om milli-
onnair te worden. Welnu, verzamel de
noodige som voor onze reis bijeen, en ik
vertrek met je."
„En hoeveel moet die som zijn?"
„Verdien tweeduizend francs: voordien
prijs geef ik je een schat Stemt gij er
in toe?"
„Graag, oom," riep Charles opgewon
den uit
Maar na eenige oogenblikken voegde
hij er verschrikt bij:
„Maar hoe zooveel geld bijeen te bren
gen? Ik zal dat nooit kunnen."
„Werk met moed, en breng mij gere
geld je weekloon, ik beloof je, dat ge er
zult komen/'
„Denk er aan, oom, dat de spaarcenten
van een werkman zoo weinig beteeke-
nen.''
„Dat gaat mij aan."
„Hoeveel jaren zullen er noodlg zijn?'-'
„Zoo juist hadt gij er achttien jaar voor
over met één oog en één arm.'^
„O, indien jk zeker was'-
„Een schat te verwerven? Ik zweer
het je bij de asch van den kleinen Kor
poraal 1'-
Dat was de groote eed van den oud-
SÉ&ti £twki maat gu rts wak Ms
Imposante schittering is het die oog
verblindend werkt, maar jn het'licht des
tijds beschouwd is het niet meer dan
een maskerade.
Wij kunnen ons voorstellen, zegt dan
ook de „Westminster Gazette" dat een
vreemdeling die dit alles ziet zegt: Van
tweeën een, dat is een klucht of een spot
ternij of uw koning is een onbeperkt
heerscher en uw hertogen en Peers zijn
ware dienaren en ministers bij het be
sturen van het land. Wat beduidt deze
plechtigheid van uw vorst te zalven, in
dien, zooals gij zegt, hij niet het recht
heeft aan het allergeringste wetsontwerp,
dat uw Parlement doorzendt, zijn goed
keuring te onthouden
Het eenig antwoord op zulk een vraag
zou zijn, dat dit een kenschetsende Brit-
sche manier van doen is, de manier die
het oude aan het nieuwe verbindt, die de
oude vormen bewaart en er nieuwe betee-
kenis aan hecht, die de leer ontwikkelt
zonder haar vorm te veranderen.
De Engelschman wil dat het koning
schap grondwettelijk is, zonder dat het
zijn luister en waardigheid verliest, en
juist daarom houden zij de oude vormen
te zorgvuldiger j/n eere, omdat zij zich de
veranderingen der w_ereld van nu zoo
helder bewust zijn.
Ter verhooging van het aanzien en den
luister van zijn vorst en daardoor van
zichzelf bergt de Brit de alledaagsche
wereld weg en brengt de oude wereld
te voorschijn, met zijn kurketrekker-
pruiken en schitterende sleepgewaden,
met zijn op vergeelde perkamenten
beschreven ceremonieën en zijn
middeleeuwsch slaafsche eerbewijzen en
betuigingen van eerbied en onderdanig
heid. Maar dit alles op voorwaarde dat
straks alles weer zijn gewone plaats her
neemt en de gewone gang van zaken
hervat wordt.
Daarenboven is er jn die kronings
plechtigheid een godsdienstige daad van
toewijding, waarin in zekeren zin geheel
het land en geheel het rijk deelneemt,
een daad die juist door dat plechtige
ceremonieel de verbeelding treft zooals
geen nieuwerwetsche of uitgedachte
plechtigheid kan doen. Immers hebben
acht eeuwen de kroning der Engelsche
koningen al den luister gegeven, die
slechts de tijd kan verleenen en juist door
de algemeene deelneming in de plechtig
heid is het, gelijk een dichter zeide, dat
het volk der Britten zich zelf kroonde.
Terwijl Engeland aldus al zijn onder
danen in een hoogstemmend feestgetij
bijeenbrengt en als een zorgzame kloek
tracht haar kuikens van verschillende plui
mage bij elkaar te houden, doet Turkije
al zijn best het niet alleen met al zijn
onderdanen, maar ook met zijn naburen
te kwaad te krijgen. Het ergst dreigt het
nu weer van den kant van Montenegro,
dat zijn verontwaardiging over het ge
welddadig optreden der Turken in Alba
nië te baat neemt om een oude veete af te
doen. Toch is die uiting van verontwaardi
ging van Montenegro niet geheel en al
misplaatst bij een volk, dat reeds meer
voor de vluchtelingen gedaan heeft dan
het arme Jand en de allesbehalve welge
stelde bevolking zich kon veroorloven.
Meer dan'elfduizend vluchtelingen worden
dagelijks op 's lands kosten aan de gren
zen gespijzigd en barakken zijn ingericht,
waarin hunne gewonden liefderijk ver
pleegd worden. Maar het landje kan dit
niet volhouden en het is te hopen, dat de
oproep der buitenlandsche journalisten,
die men ook in ons blad heeft kunnen
lezen, spoedig en in ruime mate het geld
doe toevloeien naar die geteisterde streek,
waar uren ver niets te zien is dan plat
getrapt land en zwartgeblakerde puin-
hoopen der woningen, die aantoonen den
weg door de Turken genomen. Duidelijk
toonen die zaken aan hoe radicaal de Turk
het herstellen van orde, rust en vrede
onder de Albaneezen doorvoert en alles
in het werk stelt om te zorgen dat die
nooit meer zullen, noch kunnen verstoord
worden.
En het is geen wonder, dat de Montene-
grijnen, die deze gruwelen van uit hun
hooge grensbergen kunnen gadeslaan, een
ernstig beschouwen.
Vincent moedigde hem opnieuw aan,
herhalend, dat hij zijn toekomst in de
hand had en de jongeman legde zich te
bed met het vaste voornemen, alle moei
lijkheden te overwinnen.
Maar het geheim van zijn oom had in
hem al te prachtige verwachtingen opge
wekt om te kunnen slapen. Hij bracht den
nacht in een soort van koorts door; hij
rekende de middelen, om zoo spoedig
mogelijk de noodige som te verdienen,
hij regelde het gebruik van zijn toekom-
stigen rijkdom en droomde zoo den ge-
heelen nacht door.
Toen Suzanne den volgenden morgen
opstond, was hij reeds naar zijn werk
vertrokken.
Vincent, die de verwondering van het
jonge meisje zag, glimlachte, maar zeide
niets. Hij had den jongen werkman ge
heimhouding opgelegd en hij zelf wilde
ook het geheim bewaren. Men moest
ook afwachten, of Charles volharden bleef
in zijn besluiten.
De eerste maanden waren de moei
lijkste. De jongeman had gewoonten aan
genomen, die moeilijk af te leggen wa
ren, het gestadige werken was hem on-
verdragelijk geworden. Tl'j moest pok
weerstand bieden aan de verlokkingen
van zijn vroegere valsche vrienden. Het
was in den beginne een zware taak.
Meermalen verzwakte zijn moed en was
hij op het punt in zijn oude slechte
gewoonten terug te vaüenj maar de ge-
doffe woede in zich voelen opkomen, dat
het hun somtijds te machtig wordt en zij
naar het geweer grijpen. Dan wordt er,
weer melding gemaakt van grensincident
ten en dit zal zoolang duren tot een oorlog
ontbrandt.
In de laatste dagen Is deze spanning
^voortdurend grooter geworden. Wie dq
schoone berichten uit Konstantinopel ge
lezen heeft over de reis des Sultans, diei
in alle opzichten zoo goed geslaagd js,
zal niet begrepen hebben waarom hij nu,
zoo plotseling de huisreis aanvaard heeft*
Maar wie de positie van Montenegro kent,
wie weet dat zijn vorst met alle gewelf
als bemiddelaar wil optreden tusschen dq
naar zijn Jand gevluchte Albaneezen en
de Porte, iets wat deze als een daad
van inmenging afwijst, ja zelfs weigert
stukken dienaangaande van een speciaal
gezantschap aan te nemen, die zal be
seffen, dat heel goed Montenegro een.
groote factor kan zijn in den overhaasten
terugkeer van den Sultan. V.
Weekpraatje.
Het feit van de afgeloopen week is wel
de Europeesche rondvlucht. Daarover
spreekt een ieder uit geheel Noordweste
lijk Europa, daarover spreekt rijk en arm,
groot en klein, en het zal dus niemand
verwonderen, als we in onze Zaterdag
avond causerie er ook nog eens over bab
belen. 't Is niet de eerste groote wedvlucht
die thans gehouden wordt, men denkq
slechts aan Parijs-Brussel en terug, Pa-
rijs-Madrid, Parijs-Rome, doch deze wed
vluchten waren toen nog weinig in verge
lijking met deze, waarin oveF 4 verschil
lende landen ,(ook nog over zee) wordt ge
vlogen. Vervolgens interesseerden die
eerste drie wedvluchten ons, Nederlan
ders, minder, tenminste niet zoo erg als
nu. Bij de wedvlucht Parijs-Brussel en
terug, was het voor onze HollandschQ
ooren een voldoening te vernemen dat
Henri Wijnmalen deze vlucht gewonnen
had, doch verder maakten die vreemde
luchtveroveraars ons minder warm. Doch
thans nu ons land er bij betrokken is, nu
Henri Wijnmalen, onze vlieger, en de Rot
terdammer van Meel ook naar den prijs
meedingen, nu kan deze wedstrijd ons
niet langer koud laten, en jndien we Ar-
gus-oogen hadden, zouden we in de lucht
staren en navorschen of we de aviateurs
in hun vlucht door Nederland konden vol
gen. Doch dit laatste is aan de meesten
onzer niet mogelijk, en we moeten ons
daarom behelpen onze kennis over do
vlucht der vliegeniers uit andere bronnen
te putten.
Het eerste enthousiasme is echter door
de vreeselijke ongelukken reeds spoedig
verkoeld, en eerst nu we in Nederland al
les weer zonder ongelukken zien gebeuren
beginnen we weer mee te leven, doch tel
kens nog houden we ons hart vast, wan
neer er weer tijdingen uit de vliegkampen
tot ons komen.
Doch niet alleen die tragische ongeluk-
keu maakten het begin van dezen tocht
zoo treurig, ook nog een andere omstan
digheid heeft ons doen huiveren, de ordt,
of liever de wanorde in het vliegkamp te
Vincennes.
Ofschoon men slechts kort geleden bij
de wedvlucht Parijs-Rome in het vlieg
kamp te Issy-les-Moulineaux duur leer
geld had betaald, toch maakte Lépine
de politieprefect van Parijs dezelfde grove
(nu om het voorafgaande nog grovere)
fout door niet voor voldoende manschap
pen te zorgen, die het vliegterrein konden
afzetten. Schreeuwend en gesticuleerend
liep de man over het veld, alsof hij daar
door alleen de menigte in bedwang zou
kunnen houden, en als hij zag dat een sol
daat niet jn staat was een paar honderd
ïnieuwsgierig opdringerige menschen te
lgen te houden, dan vloog hij er op af, om
dien kerel woedend uit te schelden, en zelf
dan nog een handje mee te helpen.
Wonder boven wonder mag het dus ge
noemd worden, dat er geen ernstige on
gelukken zijn gebeurd bij het terugkeeren
der aviateurs. Onder de mededingers be
hoorde ook Garros, doch toen deze slechts
een driehonderd meter ver was, keerde
dachte aan den grooten schat verleven
digde dan weer zijn moed. Als hij zijn
oom zijn loon bracht, dat van week tot
week vermeerderde, voelde hij steeds zijn
hoop verlevendigen; het was een zeer
kleine stap naar het doel, maar het was
toch een stap!
lederen dag trouwens werd het hein
gemakkelijker. Naarmate zijn leven ge
regelder werd, veranderde ook zijn smaak.
Het ijverige werken van den geheelen
dag maakte hem de rust des avonds veel
zoeter; het verlaten van de luidruchtige
gezelschappen gaf een geheel nieuwe be
koring aan het gezelschap van zijn ooin
en van zijn nicht Deze slaagde er in,
iederen avond in een feestavondje te her
scheppen, waarvan haar hart alle kosten
droeg. Iederen dag had zij een nieuwe
verrrassing, een lieve oplettendheid, die
de banden van genegenheid nauwer ver
bonden. Charles was verwonderd in zijn
nicht hoedanigheden te zien, die hij vroe
ger nooit den tijd had genomen op te
merken. Zij werd hem meer en meer on
misbaar. Zonder dat zij het bemerkte,
werd het doel zijns levens verplaatst, de
hoop op den door Vincent beloofden
schat was niet meer zijn eenige beweeg
reden; bij elke daad dacht hij aan Lu
cette; hij wilde haar goedkeuring verdie
nen, haar dierbaarder worden. Het zoete
huiselijke leven, dat Charles leidde, doof
de langzamerhand zijn eerzucht uit.
(WfiMI wvofgd.)