Erna von Harneck. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 13 juni. Over alles en nog wat. XII. Naar aanleiding van eene motie. In de vergadering van den R. K. Volks bond is Zondag eene motie aangenomen die in meerdere opzichten merkwaardig ■is. Ik heb ze gisteren in de courant ge lezen, maar druk ze nog eens hier af voor (degenen, die verzuimd mochten hebben het verslag na te zien. Ze luidt dan als volgt: „De vergadering, gehoord de bespreking in zake het Kath. onderwijs overwegende dat onze Katholieke ar beiders zich ten zeerste zien teleurgesteld [door de n i et-oprichting eener tusschen- 1 school voor hunne jongens, en zich daar door om financieele redenen genoodzaakt Zien gebruik te maken van de openbare lagere school; draagt het bestuur op er bij het school bestuur met den meesten ernst op aan te dringen het daarheen te willen leiden dat tot spoedige oprichting eener Kath. Jon gensschool als door de arbeiders ge- wenscht, worde overgegaan, opdat zij niet langer tegen hun principe in van de openbare lagere school gebruik behoeven te maken." Deze. motie noemde ik merkwaardig, omdat daaruit de d rang spreekt naar K a- t h 01 i e k onderwijs voor die Kat h o- 1 i e k e arbeiderskinderen, wier ouders 'niet in staat zijn het schoolgeld voor een z.g. „burger" school te betalen, maar die evenmin van de „armen" school ge bruik willen maken. Slechts noode, bij ge brek aan een Katholieke tusschenschool, stuurt men zijn kinderen naar een openba re school „tegen het beginsel in". Voorde Kath. arbeiders, althans voor de leden van den R. K. Volksbond, is het een uitge maakte zaak, dat het neutrale onderwijs voor hunne kinderen niet deugt, omdat de overheidsschool bij de kinderen niet aankweekt de eerst nooaige kennis van God en Zijne wetten. Aldus opgevat, ligt In de motie een aansporing tot hen, die meer met aard- sche goederen bedeeld zijn, om offers, rui me offers te brengen voor het Katholieke onderwijs te dezer stede, opdat voldaan wordt aan het verlangen der Katholieke arbeiders, dat tevens een wensch moet zijn en is van alle voorstanders van bij zonder onderwijs. Om een Roomsche tusschenschool is reeds meer gevraagdde wenschelijkheid ervan is al vaak bepleit en het schoolbe stuur heeft, blijkens een der redevoerin gen van den H.Eerw. Deken op de jaar vergadering van de „Schoolpenning", aan deze zaak eveneens zijne aandacht ge schonken. Reeds lang zou wellicht de tusschen school verrezen zijn, als er geld ware ge weest. Maar dit helaas ontbreekt, en nu •de motie van den R. K. Volksbond de tusschenschool wederom naar voren brengt, mag toch wel eens op den voor grond geschoven worden de noodzakelijk heid van financieelen steun. ïn onze kringen dreigt de meening in gang te doen vinden, dat het verhoogde rijkssubsidie den steun van vroeger aan het onderwijs niet meer zoo dringend noodzakelijk maakt. Toch berust dit inzicht op een dwaling. Dankbaar erken ik weliswaar, dat de wet gever door mildere subsidieering de las ten van het onderwijs heeft verlicht, maar daarnevens staan vele uitgaven, die een indirect gevolg waren van het verhoogd subsidie en het voor 't grootste deel in beslag namen. De schoollokalen b.v. moesten verbe terd en verbouwd wordende leermidde len werden, om de concurrentie met het openbaar onderwijs te kunnen voeren, herzien en verbeterd en een niet onaan zienlijke som werd gevraagd voor salaris verbetering der onderwijzers. De bis schoppelijke salarisregeling was een mo- FEUILLETON. Naar het Duitsch. 43) Hoe stilzwijgender freule von Harneck tegenover Neinstetteu was, des te korre liger werd deze. Hij kon de ijverzucht, die hem vervulde, nauwelijks beheerschen. De kalme, ongezochte wijze, waarop ba ron Steinfels nu en dan het jonge meisje in het onderhoud betrok, maakte hem razend. Zijn oogen schoten bliksemstralen (naar den mededinger. Verlicht herademde hij echter toen hij vernam, toen hij hoorde dat Steinfels den volgenden ochtend vroeg afreizen moest. Toen Hans Otto ten afscheid voor Erna stond, zeide hij ernstig en bewogen: Tot wederziens! Tot wederziens zeiden haar oogen, ter wijl haar mond gesloten bleef. IX. Van een bezoek bij mevrouw von Eichsteht terugkeerend, ontmoette zij in Ide vestibule van haar hotel graaf Orben. £ij wisselde eenige woorden met hem en besteeg daarna de trap in de veronder- dc'.-regeling. In verschillende gemeentera den, Leiden niet uitgezonderd, werd zij door de leden van de linkerzijde aange haald, om als argument te dienen voor méér salaris aan de openbare onderwij zers. Ik zal de laatste zijn, die de houding van den Bisschop zou critiseeren; daar entegen, ik heb van ganscher harte toege juicht, dat onze Roomsche onderwijzers, die in de jaren van zorg en druk met een karig inkomen tevreden waren en be ginsel boven geld stelden, dat zij nu ook profiteerden van de gunstiger toestanden en dat zij ruimer bezoldigd werden. Maar dit neemt niet weg, dat al deze dingen zeer veel geld verslonden. De financieele toestand van onze R. K. scho len bleef even zorgwekkend als voorheen en alleen een zuinig beheer kan eenige verbetering brengen. Middelerwijl is de R. K. Jongensschool aan het Rapenburg geopend, een school paleis, waarop Roomsch Leiden trotsch mag zijn. Gaf het schoolbestuur door deze daad niet het bewijs van voortvarendheid en durf, ook al maanden de financiën tot groote voorzichtigheid aan? De M.U.L. O. school voldoet blijkens haar gestadige ontwikkeling aan een behoefte en met haar oprichting, op zich zelf beschouwd moet ieder instemmen. Nu weet ik wel, dat de vraag gesteld wordt of het niet verstandiger ware ge weest in plaats van de M. U. L. O. school voor meergegoeden de begeerde tusschenschool op te richten? Van het Schoolbestuur zal hierop, en zeer te recht, geen antwoord komen. Feitelijk heeft het al geantwoord door te beslui ten, zooals het deed. Verantwoording voor de motieven van zijn daad is het niet schuldig. Men kan bovendien ge rust aannemen, dat het bestuur bekend is met de behoeften van het Katholiek On derwijs te dezer stede en dat de beslis sing na ernstige gedachtenwisseling is gevallen. Deze beslissing hing bovendien van een aantal omstandigheden af, die te voren niet te beoordeelen waren. De plaats van de school, de beschikbare ruimte enz. dragen ertoe bij om het ka rakter der nieuwe inrichting te bepalen. Overweegt ,men kalm, eenerzijds welke zware lasten er op het Katholiek onder wijs drukken .anderzijds dat desondanks reeds een nieuwe katholieke school ver rees, dan mag in volle waarheid getuigd worden dat het schoolbestuur niet stil zat. Afgescheiden voorts, dat elk bijzonder schoolbestuur vóór het beginnen van nieuwbouw de aanneming van het aan hangige bouwwetje-Heemskerk zal af wachten, zijn Keulen en Aken niet op één dag gebouwd. De Kath. kunnen niet, zooals de neutralen, uit de gemeentekas putten alvorens aan een nieuwe school begonnen kan \\o den, moeten de n judi- ge fondsen bijeen zijn om ue stichtings- kosten voor een gedeelte te kunnen dek ken. De Volksbond ondervindt zelf wel, hoe zwaar een gebouw financieel op een vereeniging drukt. Men kan van het schoolebstuur niet het onmogelijke vergen. Opgevat echter als een uiting, als een verzoek aan het schoolbestuur om toch door inspanning van alle krachten een Katholieke Tusschenschool tot stand te brengen, heeft de motie mijn sympathie. Niet omdat het Schoolbestuur die aan sporing noodig heeft. Maar imet die mo tie kan het nog eens gemakkelijker een beroep doen op veler offervaardigheid',, teneinde aldus het Katholieke onderwijs met een nieuwe school te verrijken. Observator. Uit de Pers. Het votum over de behandeling der Militiewet. Het Kaïnerbesluit van Donderdag tot het niet in behandeling nomen van. het ontwerp Militiewet vóór het a.s. zomer reces, wordt door de „Ma as bolde" betreurd. Met den heer De Savoruin Lohmanl, aldus het Rotterdamsche blad, zijn wij van oordeel, dat de wetsontwerpen zich opstapelen, maar dat er door de Kam cv niet naar evenredigheid gewerkt wordt. stelling haar vader in goede stemming te vinden. Ontmoetingen met graaf Orben oefenden toch meestentijds een opwek- kenden invloed op hem uit. Zij werd dus onaangenaam verrast, toen zij den majoor bleek en blijkbaar ontstemd vond. Een vraag naar zijn wel stand wees hij zoo ruw mogelijk af. Zwij gend nam zij plaats. Dat graaf Orben den tijd benut had, om ongestoord haar vader over haar te spreken, vermoedde zij niet Uw Erna is tegenwoordig-wel wat droefgeestig, was hij begonnen. Toen de vrijheer hem verbaasd aanzag, ging de bezoeker lachend voort: Zoo iets ziet men gauw genoeg. Wees maar voorzichtig. Je dochter is niet zoo gemakkelijk te behandelen, vriend. Haar paarden vereischen een meegaand voeren van den teugel; met geweld richt ge niets uit. Het spijt mij, dat je voor treffelijk opgezette plannen op 't laatste oogenblik in duigen zullen vallen, 't Is niet voor mijn dochter, dat ik je Nein- stetten wil afnemen, maar de man, die daar plotseling uit uw woud te voor schijn is gekomen, dat is... nu, dien houd ik voor een mededinger, die te vreezen is. Je neef Glockner heeft je met dien le -rling een steen voor het wiel gelegd; die blonde reus kon wei eens Het schijnt dat men zidi heeft laltën intimideeren, door het verwijt der link- sche bladen over het machtsmisbruik der meerderheid en het „doorjassen," van wetsontwerpen. De heer Nolens leek' ons in zijn' argu mentatie niet zeer sterk'. Het spijt het blad ten zeerste, dalt .de Kath. Kaïmerclub niet heeft medegewerkt om de Militiewet af te doen. Zij heeffTlaarmede blijk gegeven van een gematigdheid en voorzichtigheid, welke later wel eens blijken konden de wijsheid bedrogen te hebben. Het „Huisgezin" schrijft: pe degelijkheid heeft gisteren in de Tweede Kamer een schoonen triomf be haald. Met groote meerderheid heeft de Ka mer beslist, dat de Militiewet niert de vol gende maand in behandeling zal worden genomen. Ware dit wel geschied, dan zou zijn gebroken met de eerbiedwaardige tra ditie om een pas ingediehnd ontwerp niet zoo 'heet van de naald aan' de orde te stellen. Maar dan zou onze secuuSield, onze ininutieusheid, onze breedsprakigheid, onze zucht tot uitpluizing en uitrafelen een onherstelbaren knak hebben gekre gen. Dat mocht niet. Men zal nu in October de Militiewet aan de orde stellen. Misschien... want de Bakkerswet behoort ook nog met tergen de langzaamheid verder te worden ont leed. Maar of het October zal zijn of het volgende jaar, de Militiewet krijgt in ieder geval de oude, beproefd gebleken behandeling. Het blad hoopt voorts, dat de jonge, voortvarende bekwame minister het ge dwongen uitstel met zijn verantwoorde lijkheid overeen te brengen acht, en dus hoezeer het betreurend, daarin kan be rusten. Ook het „Centrum" vindt 't jam mer, dat de Militiewet dezen zomer niet meer zal worden behandeld. Het is teleurstellend, ook voor de re geering, die met deze wet zooveel spoed had gemaakt en in 't bijzonder voor den heer Colijn, die zulk een buitengewoon blijk had gegeven van zijn werkkracht en werklust. Het is ook te betreuren, dat blijkbaar geen voldoend overleg tusschen Kabinet en Kamermeerderheid over het tijdstip van behandeling heeft .plaats gehad en rechterzijde zich op zoodanige wijze splitste, als bij de stemming over het voorstel Nolens het geval was. Naar buiten maken zulke votums geen aangenamen indruk en naar binnen ver- hoogen zij niet de kracht der eensge zindheid. Toch kan men, vooral na een Kamer zitting, als Vrijdag weer gehouden werd de gevallen beslissing niet al te zeer be treuren. Het is thans niet de beste tijd voor openbaren parlementairen arbeid. De Kamer geeft voortdurend blijken van groote prikkelbaarheid en niet min der van.... vermoeidheid. Dertig, veertig, vijftig procent van 't aantal ontbreekt herhaaldelijk op het ap pèl. Het blad gelooft, dat onder deze omstandigheid de behandeling der wet op 'n teleurstelling zou zijn uitgeloopen. De „N ieuwe Tilburg sche Cou rant" meent, dat er zeer waarschijn lijk van een nieuwe Militiewet vóór 1913 niets komt en dat de Katholieken zulks gewild hebben. Op 26 Mei kon het Ministerie van Oorlog nog pas beginnen aan de be antwoording van het Voorloopig Verslag en binnen tien dagen, waarvan nog drie Zondagen afvielen, was de Memorie van Antwoord ingediend. De Kamer beantwoordde zulk eene krachtsinspanning met de koele verkla ring, dat zij van haar vacantie geen paar weken wil opofferen om ons land nu uit den onzekeren toestand en het le ger „uit den staat van verwording" op te heffen. A^en kan moeilijk zeggen, dat men de de rechte man voor den smaak dei- freule zijn. Harneck had deze uiteenzetting als ver bijsterd over zich heen laten gaan. Eerst toen de spreker ophield en hem van ter zijde loerend bezag, had hij zich tot ant woorden opgemaakt: Voor de eenzaamheid van Harten- stein was de gast van Amalienhof een aangename afwisseling. Hij heeft zich misschien ook de vleugels wel een weinig verzengd. Erna is goedhartig; zij kon den man hier niet onvriendelijk ontvangen of behandelen. Meer is het niet, beste vriend. Hoe licht Arnold Harneck dit onder werp ten overstaan van zijn bezoeker ook opgenomen had, nu zijn dochter tegen over hem zat, kon hij zijn gramschap nauwelijks verbergen. En hij verweet zich zijn kortzichtigheid, waarmede hij nu reeds sinds weken het verkeer der beide jongelieden had aangezien. Zijn slechte luim werd er niet beter op, tóen Erich Neinstetten aangediend werd. Zoodra deze binnentrad, overstelpte hij Erna met een vloed van verwijten. Wat hij wilde begreep in den aanvang noch baron Harneck noch de beschuldigde. Zoo klonk het zooals nog nooit te gen Erich was geschied vrij barsch, tfieu de eerste vroeg ,wat men uit dien energie van onze volksvertegenwoordi ging kan bewonderen. Het „Dagblad van Noord-Bra bant" had de behandeling der Militie wet zeer graag nog dezen zomer gezien, maar van den anderen kant meent zij, dat de Katholieke partij wijs heeft ge daan, de behandeling van het ontwerp te doen uitstellen to,'t het volgend jaar. Intusschen hopen wij, dat men na de groote vacantie en vóór de behandeling der Begrooting nog tijd .zal kunnen vin den tot het verwerken der Militiewet. De geschreven behandeling is afge- loopen, als straks de Memorie van Ant woord verschijnt. Studeeren kan men daarop heel den zomer. En daarna het wetsontwerp af doen. Want Feb r.J u 1 i 1912 moet voor de sociale wetten beschik baar b 1 ijv e n. Dat is afgesproken. In een driestar van cle „S t a n da a r d" lezen wij: De Militiewet is afgeluid, niet door de oppositie, maar door de Roomsch Ka tholieke bondgenooien, die nog wel op voorstel van dr. Nolens, met hulp van linksche groepen ,het uitstel tot een feit maakten. Waar bleef nu het overleg? Het over leg tusschen de drie groepen onderling en het overleg met de Regeerng? Op zulk een wijs van handelen is noch voor de Regeering, noch voor de coalitie peil te trekken. Een volgend jaar zal anen de hinder lijke gevolgen van dit ondoordacht be sluit op zijn weg ontmoeten. Ons dunkt, althans had men de Re geering gelegenheid en tijd moeten gi ven, om duidelijk te maken, wat haar tot het dringen op spoed bewoog. De „Nederlander" bespreekt het debat en de stemming onder het hoofd „een treurig votum" en zegt o.a. Men kan uitstellen zoolang als men wil, oppositie en langdurige debatten zal men er niet mee voorkomen. Daarvan gaven de socialisten blijk door aankon diging vn een amendementen-regenl Maar waar wel geen enkel onderdeel, dat bij de regeling van onze nationale militie kan ter sprake komen, voor de Kamer gloed-nieuw is, behoeft men zich voor die oppositie niet al te beducht te maken. Kon de wet dan niet al op 1 Ja nuari 1912 in werking treden, de Twee de Kamer zou er mee gereed kunnen zijn en daarmee hebben getoond dat het haar ernst is met de belangen onzer defentie. Ons zij ten slotte de opmerking ver oorloofd, dat zij, die niet dulden kun nen, dat er van Christ.-Hist. zijde aan gedrongen wordt op ernstige bestudee ring niet van reeds lang en breed be sproken denkbeelden, maar van nieuwe, diep-ingrijpende maatregelen op het ge bied van ons volksleven, thans door een dringend-noodige hervorming op de lan ge baan te schuiven, alle recht van spre ken ten eenenmale verloren hebben. De buitengewone ijver van minister Colijn dit is het betreurenswaardig resultaat is beloond met een votum, dat wij niet aarzelen een droevig einde van het werkjaar te noemen. Het (vrijz. dem.) „Land en Volk" zegt Het doorjagen van de militiewet is alzoo met medewerking van de Katholie ken verhinderd. Of het wel doorjagen zou zijn gewor den? Een Kamer, die in het begin van Juni reeds de teekenen vertoont, het ver gaderen beu te zijn, die chronisch zwak bezet en telkens onvoltallig is, zou be sluiten een volgende maand nog eens een belangrijke wet er bij te behandelen. De voorstanders van een dadelijke be handeling waren blijkbaar overtuigd, dat men het gebodene zoo wel kon aanne men. Amendementen zouden toch wel worden verworpen. Het is duidelijk, dat hier de boog te strak werd gespannen. Over drukkende wetten als deze mag de volksvertegen woordiging in Nederland nog meepra ten. warboel van woorden had op te maken. Zijn jas op een stoel werpend, zijn hoed op de tafel leggend, misgrepen te gen de etiquette, welke de oude vrijheer bijzonder verafschuwde, verklaarde Erich dat Erna hem belachelijk maakte. Zijn dochter, die den vergramden be zoeker na een mengeling van nieuws gierigheid en spot had aangehoord, een wantrouwigen blik toewerpend, vroeg Harnech nogmaal :s Verklaar u toch eindelijk duidelij ker. Wat is er geschied en welke schuld heeft Erna daaraan? Dagenlang heb ik mij verheugd in 't vooruitzicht der partij van morgen, sprak nu Erich met drift. Slede en paar den zijn door Neinstetten besteld en nu verneem ik zoo juist, dat ik behalve Erna ook mevrouw von Eichstett rijden zal. Ik had den ritmeester wel in 't gezicht willen slaan ,zoo nijdig was ik pm zijn boosaardig lachen, toen hij mij zoo even op het Domplein staande hield. Iedereen zal mij daarover weer voor den mal hou den. Waarom merkte freule von Har neck koel op, voor haar vader nog een woord kon zeggen. Er zullen voor de heeren twee dames rijden, eenigen mis schien nog wel meer. Waarvoor zult gij je nu belachelijk ma,ken als de scliojone De Kameroverzichtschrijver van de „Tijd" meent: Voor het Regeeringsbe- leid is het een gevoelig échec, wanfj niet alleen door zich zeer te haasten, had zij getoond op spoedige behandeling den meesten prijs te stellen, maar zij hadi dit daarenboven door den voorzitter op zeer nadrukkelijke wijze laten mededee- len. Desalniettemin weigerde de groot ste bevriende kamerfractie haar op dit pad te volgen De KameroverzichtschrijVer van het „Handelsblad" vindt, dat de lin* kerzijde een miserabel figuur heeft ge maakt. Maar ook de figuur der recht- sche coalitie was .volgens den schrijver droevig. In het Kameroverzicht van de „T e- legraaf" lezen wij, dat de linkerzijde „glunderde" toen de heer Nolens met zijn voorstel kwam, maar de schrijver juicht overigens het optreden der Ka tholieke fractie toe die „den moed had zich te verzetten tegen een behandeling) die in den zomer, om allerlei reden toch niet rustig en regelmatig zou plaats kun nen hebben. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Bakkerswet. In de Memorie van Antwoord op het afdeelingsverslag nopens het gewijzigd ontwerp-Bakkerswet zet minister Taima allereerst uiteen, waarom hij noodzakelijk diegenen moest teleurstellen, die een ge- heele omwerking van het eerste ontwerp hadden verwacht. Een schrapping van het verbod van nachtarbeid was van den Minister niet te verwachten, zooais uit de discussies over de motie ïroelstra-de Klerk bleek. Wel werden de ingediende amendementen ernstig overwogen en vrucht van die over weging was o.a. intrekking van net ont- werp-bakkersraden en wat daarmee sa menhing. Ten aanzien van de bezwaren, thans ingebracht tegen regeiing van den ar beidsduur, zegt de Minister o.a., dat ook hij er aanvankelijk voor was terugge schrikt sterk in te grijpen in een bedrijf, waarin vele weinig weerstandskrachtige personen, de kleine patroons, werkzaam zijn, maar nu de Kamer eenmaai zelve het ingrijpen oök wil, kon de schrijver der Memorie er niet toe overgaan om alleen het grootbedrijf aan te pakken, waar reeds thans zoo geklaagd wordt, dat men het grootoednjf in ongunstiger po sitie brengt dan het kleinbedrijf. Dit aangenomen kon moeilijk met een anderen dan den 10-urigen arbeidsdag worden aangekomen, gezien o. a. de motie-Aalberse. Wil de Kamer nu op haar wensch den arbeidsduur geregeld te zien, terugko men, het is haar zaak, maar de Minister kan nu niet de bedoelde bepalingen te rugnemen. Nog meer speelruimte te laten dan het ontwerp nu al doet, acht hij niet mogelijk binnen de grenzen van den maximalen arbeidsduur, dien de Kamer toch gewild heeft, en van het verbod van nachtarbeid. Hun, wien het ontwerp ook nu nog niet ver genoeg gaat, en die speciaal den Zaterdagschen arbeid te lang vinden, ant woordt de Minister,, dat ook hij dat be treurt, maar dat daaraan nu eenmaal niets te doen is, aangezien voor Zondag veel moet worden gebakken, dat niet langen tijd vooraf kan geschieden. Meer dan nu door het ontwerp zal worden verkregen, moet men niet eischen. Het is voorshands niet door te voeren. Tegen een week-maxinium heeft hij o. a. dit bezwaar, dat het de controle op de naleving te zeer zou bemoeilijken. Met hetgeen is gezegd door de leden, die het terugnemen van de Bakkersraden betreuren, kan de Minister-uitteraard in menig opzicht instemmen. Aangenaam was het den Minister te vernemen, dat verscheidene leden zich konden vereenigen met de thans voor gestelde commissiën van Advies. Aan de leden die van oordeel waren, dat de com missiën niet veel anders zullen zijn dan verkapte bakkersraden vraagt de minister mevrouw von Eichsteht je de eer be wijst een plaats in je sleden aan te ne men en.... hm, daardoor bewijst, dat zij niet bang voor je is. Deze laatste bemerking dreef Neinstet ten het bloed naar het hoofd. Hij was geen bijzonder geschikt paardenmenner. Herhaaldelijk waren bij hem allerlei klei ne ongevallen voorgekomen, die men hem bij iedere gelegenheid onbarmhar tig verweet. Van toorn bevend riep hij de freile toe, dat zij vermoedelijk met haar vriend Eichstett afgesproken had om hem de ze ergernis te bereiden. Ik vind het heel goed, dat tmevrouWj von Eichstett met ons rijden wil, ant woordde Erna kort. I Een kalm man zou het niet ontgaan zijn, dat het in haar oogen onheilspellend begon te lichten. NcinstetKen echten stormde in den blinde op den ingeslagen weg voort. AhaGij geeft alzoo toe, dat het een afspraak is, bruïschte hij op. En gij geeft voor, dat het on ij niet belachelijk; inaakt. Ge zoudt aan 't eind nog gaan verlangen, dat ik te voet ging en be* scheiden verklaarde, dat het een vergis* sing geweest was. I (W*ordl vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5