ENCYCLIEK
Z. H. PIUS X,
BUITENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 3 Juni.
VAN
door de Goddelijke Voorzienigheid
Paus.
Aan, de patriarchen, primaten, aarts
bisschoppen, bisschoppen en or-
dinarissen, die in vrede en ge
meenschap leven met den Apps-
tolischen Stoel.
Eerwaardige Broeders. i
Heil en, Apostolischen Zegen.
'Reeds geruim en tijd is het U allehj,
'Eerwaardige Broeders, naar Wij meenen
jwel voldoende bekend, dat in Portugal
,een zekere ongeloof elijike strooming
heerscht met een ontzettenden nasleep
,Van, ongerechtigheden, ten doel hebben
de de Kerk te onderdrukken.
Want wie weet niet, dat van het loogeln!
Wik af aan,, waarop de vorm van dien
Jstaat veranderd werd, in een republiek,
men aanstonds achtereenvolgens begon
nen is zoodanige wetten uit te vaardigenl
{waaruit een ingekankerde haat spreekt
tegen dein Katholieken godsdienst?
Wij hebben gezien, hoe met geweld
de kloosterlijke orden werden uitgedre
ven en voor het grootste gedeelte op
jwreede en onmensehei ijlke wijze over de
Portugeesche grenzen werden gezel. Wij
hebben gezien, hoe, met de kwaadaar
dige bedoeling om het geheele burger
lijke leven te ontkerstenen en in de be-
{weging van dat gemeenschappelijke le
ven geen enkel spoor van godsdienst
te laten voortbestaan, de feestdagen der
Kerk uit de rij der feestdagen werden
geschrapt, hoe het godsdienstig karakter
aan den eed werd ontnomenhoe met
snelheid de wet op de echtscheiding
Werd ingevoerdhoe het onderwijs in
ide christelijke leer van.de openbard scho
len werd uitgesloten. Ten slotte om
over an.de; e dingen niet uit te wijden
hebben wij aanschouwd met welk een
'hevigheid de bisschoppen vervolgd en
twee hunner zeer voortreffelijke man-
hen die van Porto en vani Beja, man
nen, eerbiedwaardig om hun ongerep-
«ten, levenswandel en hun groote verdien
sten jegens het vaderland en de Kerk
van. den zeiel hunner eere werden ver-
dreven,. Gij weet, hoe, terwijl de nieuwe
bestuurders van Portugal zoovele en zoo
booze voorbeelden gaven van hartstoch
telijke willekeur, de Apostolische Stoei
zich tegenover hen geduldig en gematigd
gedragen heeft. Met de grootste omzich
tigheid hebben Wij gemeend, ervoor zorg
'te moeien dragen, dat Wij niets deden,
hetwelk een. vijandig karakter kon dra
gen, tegenover de republiek.
Wij koesterden immers een zeke.e
hc-op, dat deze mannen éénmaal tot be
tere 'gedachten zouden komen en tön slot
te aan, de Kerk voldoening zoudenl
schenken voor het haar aangedaan on
recht. Doch Onze verwachting werd ten
eenenmale bedrogenwant zie, als be
kroning van hun noodlottig werk vaar
digen. zij de allerslechtste en allerver-
werpelijkste wet uit betreffende de
Scheiding van Kerk en Staat. Het toe
brengen van deze wonde aan den katho
lieken godsdienst, een wonde, zoo diep
en, zoo sche.ineird wat haar rechten en
waardigheid betreft, mogen, Wij krach
tens 'Ons Apostolisch ambt niet lijdzaam
dulden, en stilzwijgend laten geschie
den. Daarom richten wij Ons in dezen
brief 'tot U, eerwaardige Broeders, en,
•Vestigen Wij op het onwaardige van
deze daad de aandacht van heel de
Christenwereld.
Allereerst blijkt, dat de wet, waarover
wij spreken, iets ongerijmds en monster
achtigs 'is daaruit, dat zij de gemeenschap
Onze Wetgeving,
Het Eedsvraagstuk.
Het wetsontwerp, waarover de Twee
de Kamer 'thans bezig is te beraadslagen1,
is volgens zijn strekking een noodwet
en beslaat slechts enkele artikelen. De
indiening ervan was noodzakelijk ge
worden door een beslissing van den Hoo-
gen Raad van 23 Mei 1910.
Tot dan toe had de regel gegolden,
dat de getuigen in civiele en strafproces
sen zworen op de gebruikelijke wijze
en er werd geen onderscheid gemaakt of
zij al dan niet tot een kerkgenootschap
behoorden.
De Hooge Raad nu stelde in zijn bo
venbedoeld arrest vast, dat getuigen den
eed' moeten afleggen naar den vorm, in
hun kerkgenootschap door leer of ge
bruik voorgeschreven.
Deze beslissing gaf een ieder vrijheid
om zich aan het afleggen van den eed te
ontti :kken door'een eenvoudig beroep
op het feit ,dat men niet tot eenig kerkge
nootschap behoort of dat het kerkgenoot
schap geen vonn van eedsaflegging kent.
Minister Regout moest dientengevolge
in deze leemte door een voorloopige wets^
aanvulling voorzien en hij deed zulks door
op 7 October 1910 bij de Tweede Kamer
een wetje in te dienen, beoogende:
lo. een eedsformulier vast te stellen;
2o. aan hen, die niet tot een kerkge
nootschap behooren toe te staan, in
proclameert als los van, den godsdienst,
alsof niet van Dengen e, Die de Schepper
en, de Instandhouder is van alle dingen,
zoowel de menschen afzonderlijk als elke
vereeniging 'en gemeenschap van mein-
schen, afhankelijk iseveneens daaruit,
dat 'zij Portugal losmaakt van, het belij
den, van dien katholieken godsdienist;
van, dien godsdienst, zeggen wij, die van'
dit volk steeds de grootste kracht en, heft
grootste sieraad heeft uitgemaakt en, die
beleden, 'wordt door bijna alle inwoners.
Doch dit daargelaten,: men heeft nu een
maal 'een, zoo hechte vereeniging tus
schen 'Staat en Kerk, en die bevestigd
was door een, plechtig verdrag, willen
ontbinden. Eenmaal deze ontbind'ng
aangenomen, ware het zeker passend ge
weest de Kerk vrijheid van beweging te
laten, en toe te staan, dat zij gebruik
maakte van, de algemeene vrijheid en
het algemeen recht, waarvan ieder bur
ger en elke achtbare vereeniging van'
burgers gebruik maakt. Doch het tegen
overgestelde is geschied. Want ofschoon
deze wet den naam draagt van Schei-
dinjgswet, beteekent zij in waarheid dit,
dat zij de Kerk, wat de stoffelijke goe
deren, betreft, berooft van alles, en haar
in de uitoefening van haar heilige macht
op het gebied der geestelijke dingert
onderrdukt en overlevert aan de repu
bliek als slavin.
Op de eerste plaats, wat aanbelangt
de uiterlijke dingen, scheidt de Portu
geesche republiek zich in die mate van
de Kerk, dat zij haar niets overlaat om
voor de versiering van Gods Huis te zor
gen,, de bedienaars van het heilige te on
derhouden, en de veelvuldige plichten van
naastenliefde en vroomheid te vervullen.
Immers worden door deze wet aan de
Kerk n«d alleen alle roerende en onroe
rende goederen, welke zij op de meest
wettige wijze verkreeg, ontroofd, maar
haar wordt ook alle bevoegdheid ont
zegd, om in de toekomst iets hoegenaamd
in eigendom te erlangen.
Er wordt wel bepaald, dat sommige
leeken,corporaties het uitoefenen van dei
eeredienst beheeren, maar men staat ver
baasd over de bekrompenheid, waarmede
de bevoegdheid wordt beperkt om dat
geen in ontvangst te nemen wat voor dat
doe! geschonken wordt. Bovendien wor
den door de wet, welke bepaalt dat In
haar naam niets van iemand mag geëischt
wordenv kwijtgescholden en nietig ver
klaard alle verplichtingen, welke op de
katholieke burgers rustten en waaraan
zij gewoon waren te voldoen, door bij
wijze van subsidie of giften in de ker
kelijke behoeften te voorzien.
Het is waar, de wet laat toe, dat de
Katholieken, door vrijwillige bijdragen
den, goddei ijk en eeredienst bekostigen,
maar zij gebiedt teven,s, dat het derde
deel van, hetgeen aldus wordt samenge
bracht, van, het geheel wordt afgenomen
en, aan de burgerlijke instellingen van
liefdadigheid wordt geschonken. Om de
maat vol te maken,, wordt vastgesteld,
dat krachtens deze wet de gebouwen,
welke in, het vervolg verkregen of ge
bouwd worden, met voorbijgaan van de
wettige erfgenamen, aan den Staat over
gaan.
Nog veel ernstiger en veel verderfelij
ker echter is deze caricatuur van eert
S c h e i d i n, g s w e t. waar het zaken
geldt, welke onmiddellijk onder de hei
lige macht der Kerk vervallen en waar
door, gelijk wij reeds zeiden, de Kerk tot
een onwaardige slavernij gebracht
wordt Op de allereerste plaats wordt
de hiërarchie viol strekt niet erkend, als
bestond ze niet. Wanneer nog melding
gemaakt wordt van, de geestelijken, dan
is het om hun, te verbieden, dat zij zich
op een.igerlei wijze in de regeling van
den heiligen eeredienst möngei. Ge
heel die zorg ïs overgedragen aan ver-
eenigingen van 1 e e ke n, welke inge
steld zijn, of ingesteld zullen wordenl
met een liefdadig doel en die geschoeid
moeten worden op de leest van de bur
gerlijke instellingen volgens bevel van'
de Republikeinsche regeering, zoodat zij
in geen enkel opzicht van de Kerk af
hankelijk zijn. Wanneer er geschil oint-
plaats van den eed een belofte af te leg
gen, mits zij daarvoor redelijke gronden
opgeven.
Toen dit ontwerp verscheen, kwam
hoofdzakelijk over het 2e punt de critiek
los, waaruit maar al te duidelijk bleek,
welk een netelig en ingewikkeld vraag
stuk de eedsquaestie is. En 't behoeft
dan ook niet te verwonderen, dat de op
volgende regeeringen gehuiverd hebben
gevolg te geven aan den wensch der Ka
mer, die in Dec. 1881 nu bijna 30 ja
ren geleden een motie-Schaepman aan
nam, waarin op de herziening der eeds
wetgeving werd aangedrongen.
^Ironie van het lot": schreef de Ka
tholieke Amsterdamsche hoogleeraar
Struycken over het wetje-Regout „een
Katholiek minister wordt geroepen het
vrijzinnig beginsel tot zege te brengen."
„En gegeven den feitelijken toestand,
als die heden ten dage hier te lande is"
aldus oordeelde een niet minder ge
zaghebbend Katholiek jurist als mr. Le-
deboer „zou ik meenen dat juist wat
de Minister voorstelt, van Katholiek stand
punt zeer aannemelijk is.
Dezelfde tegenstrijdige opinies kwamen
in het afdeelingsverslag van de Kamer
aan den dag en met recht kon |de Mi-
I nister in zijn Memorie van Antwoord
neerschrijven
tVIndien het de bedoeling der Kamer is
geweest de Regeering te overtuigen van
de moeilijkheid een bevredigende op
lossing te vinden en van hfit ofltbrek,eo
staat omtren,t de vereeniging, welke met
deze instellingen alleen alles te zeggen
geestelijken, en leek en, heizij tusschen
de leek'en, onderling, dan moet de zaak'
ter beslissing overgelaten niet aan de
Kerk, maar aan, de Republiek, welke in
deze instellingen alleen alles te zeggen
heeft. Ja tot bij het regelen, van den
goddelijken eeredienst toe duldt het be
stuur der Portugeesche Republiek geen,
inmenging1 van de geestelijkheid, zoodat
duidelijk is voorgeschreven, en vastge
steld, dat zij, die aan de bediening ver
bonden zijn, niet bij de parochiale ziel
zorg worden, ingedeeld of deel hebben
in de administratie en het beheer der
vereen,igingen, waarvan wij boven ge
wag maakten een voorschrift, zóó
onrechtvaardig e.i zóó onverdraaglijk,
als er maar een kan uitgedacht worden,
wijl het de geestelijkheid juist in die
zaken,, waarin zij de eenige gezagheb
bende is, ondergeschikt maakt g^n de
le eken
Het is nauwelijks gelooflijk, met wel
ke banden de Portugeesche Scheidings-
wet de vrijheid der Kerk aan, banden
legt 0.i, omstrikt zóó strijdt zij, vol
gens aller getuigenis, met de hedöndaag-
sche instellingen en de erkende openba
re vrijheden. ,in die mate is zij het men-
schelijk en, burgerlijk recht onwaardig.
Zóó is verboden, onder zware straffen,
dat de bisschoppen, iets publiceeren of
ook maar binnen de muren van den tem
pel aan hei: volk bekend maken, zonder
verlof van de Republiek. Bovendien is
verboden, dat buiten de kerken, zonder
voorafgaande aanvrage bij de Republi
keinsche Regeering, welke plechtigheid
ook gevierd worde, dat processies wor
den. gehouden, of dat iemand het ge
wijde kieed of den toog drage. Verder
wordt verboden,, om niet alleen aan de
openbare gebouwen maar ook aan de
private huizen iets aan te brengen, wat
aan, den godsdienst herinnert, terwijl al
lerminst datgene verboden wordt wat
de Katholieken kan 'beleedigen. Even
min is het geoorloofd, een vereeniging
op te richten, -.net een godsdienstig of
liefdadig doeleinde, terwijl er volle vrij
heid wordt gegeven, om op dezelfde
plaatsen zulke genootschappen tot stand
te brengen, welke met misdadige oog
merken worden samengesmeed.
Daarenboven, terwijl het ieder burger
vrij staat, naar goedvinden over zijne
zaken te beschikken', worden den Katho
lieken, allerlei hinderlijke belemmerin
gen,, tegen alle recht en billijkheid, in'
den, weg gelegd om iets weg te schen
ken tot de lafenis der afgestorvenen'
en tot bekostiging van den eeredienst.
Datgene, wat vroeger reeds vromelijk
tot dit doeleinde gegeven was, wordt
met verkracthin.g van testamenten en den
laatsten Wil der schenkers, op schande
lijke 0ii, heiligschennende wijze tot een
ander gebruik bestemd. Vervolgens en
dit is zeer wreed en ernstig aarzelt
de Republiek niet, het terrein van het
kerkelijk gezag te betreden en allerlei
dingen voor te schrijven, welke, wijl zij
op de heiiige hiërarchische orde betrek
king hebben onder de voornaamste zor
gen van de Kerk behooren: wij bedoelen
het onderwijs en de opleiding der pries
ters. Niel alleen, toch dwingt zij de toe
komstige priesters, de studies, welke het
theologische onderricht voorafgaan, af
te maken, in staatsinrichtingen, waar de
ongereptheid van het geloof, wegens
den van God en Kerk vervreemden gees
die er heerscht, aan de dreigendste ge
varen is blootgesteldmaar de Repu
bliek' mengt zich ook in het huiselijk le
ven, en de lucht van de Seminaries en
matigt zich het recht aan,, de leeraren
aan, te wijzen, de boeken te keuren en de
studies der clerici te regelen. Zoo wor
den de verouderde bepalingen der Re-
gul isten weer in eere hersteld. Wa
ren deze vroeger reeds onduldbare be
lemmeringen, toen Kerk en Staat nog
vereen,igd waren, zijn zij thans, |iu de
Staat met de Kerk niets wil te maken1
hebbenB niet bovendien tegenstrijdig en
onzinnig?
Wat te zeggen, van de onbeschaamd
heid, welke deze wet er allereerst op
inrichtte, om de zeden van de geestelijk
heid te bederven en hen tot ontrouw
aan hare geloften te bewegen? Want zij
kent bepaalde pensioenen toe uit de
schatkist aan degenen, die op bevel van
den bisschop zich moeten onthouden van
de heilige hediening en --zij begiftigd
met bijzondere voorrechten die pries
ters, welke, op de allerellendigste wij
ze ontrouw worden aan hunne verplich
tingen, her wagen een huwelijk aan te
gaan en, het walgt Ons dit te vennel-
den, zij strekt dezelfde voorrechten op
heiligschennende wijze tot de vrouw en
de kinderen, indien zij hen overleven.
Ten, slotte zou het nog weinig be
teeken,en, dat de republiek aan de Kerk
van Portugalberoofd van hare goederen,
een bijna slafelijk juk oplegt, indien
zij ook niet ernaar streefde haar zooveel
mogelijk uit den schoot der katholie
ke eenheid en uit de omhelzing der
Kerk van Rome te ontrukken en daar
door te verhinderen, dat de H. Stoet
zijn gezag doet gelden over en zijn zor
gen, aanwende ten bate van Portugals
geestelijke belangen. Krachtens deize wet
mogen zelfs de voorschriften van den'
Paus van Rome niet worden openbaar
gemaakt, tenzij daartoe vain overheids
wege verlof is verleend. Eveneens is het
aan ee.i priester, die aan eenige hooge-
school, gesticht vanwege den H. Stoel,
academische graden heeft behaald in de.
gewijde wetenschappen, al heeft hij ook
zijn theologische studie tehuis verricht,
niet geoorloofd de heilige bediening uit
te oefenen. Wat de republiek daarmede
bedoelt, is duidelijk: n.l. bewerken dat
jeugdige geestelijken, die verlangen zich
te'bekwamen en te volmaken in de meest
verheven studievakken, met dit'doel niet
heenkomen naar deze stad, den zetel der
Katholiciteit; waar zeker, meer dan el
ders, de geesten bevestigd worden in de
ongerepte waarheid der christelijke leer
en in de oprechte liefde en trouw je
gens den Apostolischen Stoel. Deze din
gen andere die zeker niet minder
ongerechtigheid in zich bergen, buiten'
bespreking gelaten zijn de voornaam
ste punten van deze goddelooze wet.
Vandaar dat het besef van Ons Apos
tolisch ambt Ons aanspoort, tegenover
zooveel ongerechtigheid en vermetelheid
van, Gods vijanden, de eer van den gods
dienst ten krachtigste te verdedigen, en
de heilige rechten der Katholieke Kerk te
beschermen,; vandaar dat Wij de Portu
geesche wet betreffende de Scheiding
van Kerk en Staat, een wet, die God
veracht en de katholieke geloofsbelij
denis verwerpt; een wet, die plechtig
aangegane verdragen tusschen Portugal
en den Apostolischen Stoel, verbreekt
met verkrachting van het natuurrecht en
het volkenrechteen wet, die de Kerk
hindert in het aller in het allerrechtviaar-
gist bezit van hare eigendommen; die
de vrijheid zelve der Kerk onderdrukt en
de Goddelijke instellingen omverwerpt;
die ten slotte de majesteit van het Ro-
meinsche pontificaat, de bisschoppelijke
waardigheid, de geestelijkheid en het
volk van Portugal en dienvolgens al de
Katholieken, van de geheele we;e!d be-
leedigt en, smaadt, dat Wij deze wet
krachtens Ons apostolisch gezagbrand-
merken, veroordeelen en verwerpen1.
Terwijl Wij ons luide beklagen over een
dusdanig uitgevaardigde, bekrachtigde
en openbaar gemaakte wet, en tegen al
len., die van deze zaak de aanstichters
of daaraan, medeplichtig zijn geweest,
een, krachtig protest doen hooren, ver
klaren Wij tevens, dat al wat daarin te
gen de onschendbare rechten der Kerk
is bepaald, nietig en zonder recht is en
als zoodanig moet worden beschouwd.
Voorzeker deze allermoeilijkste tijden,
waardoor Portugal, n,a de openlijke oor
logsverklaring aan den godsdienst, be
zocht wordt, baren, Ons groote zorg en
droefheid. Wij betreuren bij het zien van
al de kwalen, welke een Ons zoo dier
baar volk drukkenwij zijn beangstigd in
ahvachtn.ig van de nog verschrikkelij
ker dingen, die hetzelfde volk bedreigen,
tenzij degenen, 'die het bestuur voeren,
tot hun plicht terugkeeren. Maar Eet>
waardilge Broeders, die de Kerk vai*
Portugal bestuurt, uwe uitstekende
deugd is Ons bekend; bekend is Ons
ook de Vurigheid en den ijver van Uwe/
geestelijkheid, welke daaraan beant
woordt zij 'troosten ons zeer en geven/
ons goede hoop, dat, met Oods hulp, itj
dat land de zaken nog eens eeni beteren/
keer nemen. Want, toen gij onlangs mefj
verontwaardiging openlijk en vrijmoedig
die goddeloze 'scheidingswet ver
worpen hebt, Was het stellig niet met
het oog fop tijdelijk voordeel of eigert
veiligheid maar 'ter wille van uw gewe
ten en -uwe waardigheid. Dit dreef U,
ook, toen gij eenstemmig getuigd hebt;-
liever door bet verlies van uwe goede
ren de vrijheid van uw ambt te willen'
koopen, dan in schandelijke slavernij uw|
brood te eten; toen gij geweigerd hebt
om voor Welk' geweld en bedreiginjgenl
uwer vijanden ook de gemeenschap met
den. Roomschen Opperpriester te ver
breken. Weet en het zij u allen tot
troost, dat al die schitterende voorbed*
den„ van geloof, standvastigheid ear
grootmoedigheid, welke gij bij het aan
schouwen der Kerk gegeven hebt, zoo
wel U tot eer als het geteisterde Por
tugal tot voordeel strekken.
Daarom gaat voort te 'ijveren,, naar UW1
krachten, opdat 'gij de zaak van den'
Godsdienst, waarmede bet ware heil vart
het gemeenschappelijk Vaderland nauw!
samenhangt, bevestigd 'maar zorgt in al
les, dat <èn gij-zelve èn het christelijk/
volk met u en. ook alle overigen, de hoog
ste overeenstemming en eendracht be
waart en 'ijverig versterkt met den Stoel'
van den 'Heiligen Petrus.
Want de samenstellers van de heilloo-
ze wet stellen zich voor, wat wij het hunl
gezegd hebben: "zij willen de Kerk van'
Portugal, die 2ij willen berooven en
plunderen, niet'scheiden van de Re
publiek, zooals zij het willen beschouwd
zien, maar van den Plaatsbekleeder vart
Jesus Christus.
Wanneer gij ïi met aller hulp erop!
toelegt, zulke misdadige plannen der
menschen te bestrijden en u er tege.i te
verzetten, zult 'gij de moeilijkheden, waar
in het 'Katholieke Portugal verkeert,
overwinnen.
Wij intusschen .zullen, met de bijzon
dere liefde, waarmede Wij U beminnen,
den Almachtigen God bidden, opdat hij
uw ijver en. toewijding gunstig zij. U,
Katholieken, bisschoppen Van de overi
ge geheele Wereld, vragen Wij, dat gij
dezen, zelfden 'plicht zult vervullen voor
uwe broeders 'in, Portugal, die in zoo"
benarde omstandigheden Verkeereïi.
Als onderpand der goddelijke welda
den, en als getuigenis van Onze welwil
lendheid, geven Wij U allen, Eenvaar-
digen Broeders, en de geestelijkheid en'
het vol'k on.zen Apostolischen zegen.
Gegeven, te Rome, bij Sint Pieter, deti
24en Mei, op het feest van Maria, onze
Heilige Meesteres, de beschermster der
Christenen, in het jaar 1911, het achtste
van ons Pausschap.
PIUS X.
De Week,
Uit den aard der zaak, waar Z. H. Ide
Paus er met zijn jongste encycliek als
met een dreigenden vinger heen wijst,
richten wij het eerst onze blikken of liever
houden wij ze nog steeds gevestigd op
het ongelukkige Portugal. En waar we
de oogen heenslaan zien we slechts on
heil en bederf. Na reeds eenige maanden
bestaan heeft de nieuwe republiek nog
in niets getoond vast op eigen been én
te kunnen staan en slechts door een tlic-
tatorisch optreden is het der voorloopige
regeering gelukt zich door de verkiezin
gen een absolute overmacht te verschaf
fen, welke schijn van macht de mogend
heden er niet toe kal verlokken de repu
bliek als zoodanig te erkennen. Behalve
Engeland dat natuurlijk er een slaatje
beid. Aan, de godsdienstige overtuiging
alléén, is te danken, dat ten aainizien/
van, bepaalde geloovigen een verklaring
on,der eede méér waarborgen biedt voor
de waarheid dan, eene verklaring, door
belofte versterict. Ook al is tegen, het
spreken, van onwaarheid in beide geval
len, door den Satat dezelfde straf be
dreigd, de godsdienstige overtuiging zal'
oorzaak zijn dat bij eene verklaring on
der eede grooter kans op waarheid be
staat.
Een tweetal amendementen zijn naar
aanleiding van dit wetsontwerp inge
diend. Het eerste is van den liberalen;
afgevaardigdemr. van Hamel, die aan de
wet een, artikel wil toevoegen dat zij
uiterlijk tot 1 Januari 1913 zal duren,
om daardoor des te /neer het tijdelijk/
karakter van, den noodmaatregel te doen/
uitkomen. O.i. is dit een vrij overbodig
amendement dat practisch niets betee-
sing van het eedsvraagstuk kunnen bren
gen en de fatale termijn zal van jaar tot
jaar verschoven worden. „Beminnelijke
parlemenaire naïveteit", zegt de „N. Ct"
van mr. v. Hamei's voorstel.
Mr. Troelstra wil de belofte voor»
de ongeloovigen om het kort uit te
drukken, en voor hen die gemoeds
bezwaren hebben, weer in de wet bren
gen. Ook dit amendement voorspellen wij
weinig succes, omdat de Minister het niet
kan aanvaarden, zonder zich aan de
grootste inconsequentie schuldu^ te mak ca
eener bepaalde overtuiging bij de Kamer
zelve nog op dit oogenblik, dan moet de
Mnister erkennen, dat dit doel met het
voorloopig verslag is bereikt."
De oppositie in de afdeelingen voerde
vooral aan, dan het wetsontwerp verder
ging dan met het karakter van een nood
wet vereenigbaar is, en, terwijl inet de
gemoedsbezwaren van de geloovigen te
gen het afleggen van een eed geen reke
ning werd gehouden, konden de ongeloo-
vgien bij 't opgeven van redelijke gronden
gedispenseerd worden. Dit onderscheid
werd voor de geloovigen .krenkend ge
acht en men zag voorts in dit voorstel
een eerste stap naar geheele afschaffing
van <ien eed. Ten slofte werden nog be
zwaren geopperd tegen het artikel, dat
den rechter bevoegd maakt over de re
delijkheid der bezwaren tegen eedsafleg
ging te beslissen.
Ofschoon de Minister de critiek niet
deelde en ze in zijn memorie uitvoerig
weerlegde, meende hij toch, dat ongewij
zigde handhaving van het ontwerp niet
bevorderlijk kon zijn aan de spoedige
totstandkoming van de meest noodige
voorziening en in een gewijzigd ont
werp bepaalde de Minister zich tot v a s t-
stelling van het eedsformu
lier.
Maar teve»ns deelde hij mede bezig te
zijn, het eedsvraagstuk in zijn geheelen
ibmvang te onderzoeken en stelde hij zich
een, regeling in de toekomst voor den
geest, ypjgeri£ &eike de bglpite zal mp-
gen, worden afgelegd door ieder, die
verklaart gemoedsbezwaren, te hebben;
tegen, de eedsaflegging, tenzij de rech
ter de waarachtigheid van, deze verkla
ring in twijfel trekt.
Het gewijzigd ontwerp, dat 3 artike
len, groot is, schrijft voor, dat hij, die
ingevolge wettelijk voorschrift een eed
aflegt, on,der het opsteken van de twee
voorste vingers van zijn rechterhand zal
zeggen,: „Zoo waarlijk helpe mij God
Almachtig", i n, d i e n h ij niet aan
zijn godsdie n stige gezindheid
den plicht ontleent den eed op
andere wijze te doen.
Wij hebben, de slotwoorden gespa
tieerd, omdat wij de beteekenjs ervan;
nader willen toelichten. De Minister
heeft door dezen slotzin duidelijk doen
uitkomen, dat bij den vorm van deinl
eed in, de eerste plaats rekening moet
.worden, gehouden >?et df leer van het
kerkgenootschap, waartoe de getuige be
hoort. Slechts waryieer het kerkgenoot
schap den vorm van den eed geheel in'
het midden, laat gelijk b.v. bij de Ka
tholieken het geval is zal het staats-
formulier bindend zijn.
Op principieel e gronden heeft de Mi
nister in de Memorie van Anlhvoord»
verdedigd, dat de vaststelling van de
eedsformule allereerst taak der Kerk is.
}De kracht van den eed ligt toch juist
"hierin, dat hei afleggen van den eed
een godsdienstige handeling is, die waar
borg geeft voor het spreken van ,waar