moeiingen van de zaakgelastigden der gravin te Parijs. Om gemakke lijker in liet vaderland te kunnen terugkeeren, waren zij naar Duitsckland vertrokken en vandaar naar Zwitserland, een neutraal ge bied, waar Fransche vrouwen, in afzondering evenwel, zonder gevaar konden leven. De winter, die nu begonnen was, had hen te Bazel gevonden, waar zij de resultaten afwachtten van de stappen die gedaan waren te Pa rijs om hun terugkeer in Frankrijk te verkrijgen. Te Bazel waren zij in de nabuur- schap van het kamp van Condé. Hoewel het Zwitsersch grondge bied den oorlogvoerenden verboden was, kwamen de officieren van het leger van Condé toch vaak onder een of andere vermomming te Ba zel en toen er sprake was van een wapenstilstand, herhaalde dit zich nog veel meer; dit gaf ontmoetin gen en kennismaking tusschen ver scheidene Franschen die geruimen tijd van elkander gescheiden wa ren geweest. Dank zij de opnieuw aangeknoopte betrekkingen waren de gravin en haar dochter uitge- noodigd het Kerstfeest te komen vieren op het kasteel Ortemberg, het hoofdkwartier van den prins van Condé. „Mama had eerst de uitnoodiging willen afslaan," voegde Marie Thé- rèse aan het eind van haar verhaal er bij. „Ze achtte het niet voorzich tig en ook niet passend zelfs, maar korten tijd te verblijven onder de royalisten, nu zij bereid was zich aan de wetten der republiek te on derwerpen. Op aandrang van den vriend, die haar had genoodigd, had zij toegegeven." DE NIEUWE SLANGEN WAGEN DER ROTTERDAMSCHE BRANDWEER: de welbekende Rotterdamsche vrijwilli ge brandweer staat, wat haar materieel betreft, een heele verbetering te onder gaan. Men wil namelijk het vervoer der brandbluschmaterialen, die door men- schenkracht naar de plaats des onheils werden gereden, heel wat verlichten. Daar de zware hand-brandspuiten door het groote aantal brandkranen in de stad 'vrijwel' overbodig zijn -geworden, heeft men, voorloopig als proef bij spuit 49, de slangen en straalpijpen, van de handspuiten op den veel lichteren ladder wagen overgebracht, zoodat in geval van brand de gemakkelijk te vervoeren lad derwagens slechts alleen behoeven uit te rukken. Het is duidelijk, dat de snelheid, waarmee bij brand hulp kan worden ge-' bodèn, door deze verbetering heel wat is verhoogd. Bovenstaande gra vure geeft een afbeelding van zulk een omgebouwden ladderwagen. „Daaraan heeft ze vrees ik niet goed gedaan," meende Gaston. „Als men te Parijs verneemt dat ge hier geweest zijt, zou men kunnen weigeren geloof te slaan aan den ernst uwer onderwerping, en ge zoudt niet van de lijst dier uitgewekenen worden af gevoerd." „Dat zou mij zeer spijten, want ik verlang zeer naar mijn land, ons 1 a n d," voegde zij er bij met den klemtoon op de laatste woorden. „Hopen wij, dat men het te Parijs niet te weten zal komen. Mama denkt er juist over als gij, Gaston. Ik weet niet, waarom zij op haar eerste besluit is teruggekomen." „Neemt zij u dan niet in haar vertrouwen?" „Gewoonlijk wel. Maar de mama's hebben evenals de dochters wel eens haar kleine geheimpjes, maar niet voor langen tijd.en als mama mij iets heeft verborgen, zal het niet lang duren voor ik het weet." Zij glimlachte schalks bij dit gezegde, terwijl het gelaat van Gaston integendeel verduisterde. Deze raadselachtige woorden maakten hem verle gen. Hij had een voorgevoel van een openbaring, die hem verdriet zou berokkenen. „En kunt ge niet vermoeden, wat de reden geweest is," vroeg hij. „Ik zou jokken, als ik het ontkende. Mama heeft sedert eenigen tijd het idee mij uit te huwelijken. Nu zou het kunnen, dat ze daarover met den vriend ge sproken heeft en dat deze heeft gedacht aan een der officieren, die met hem dienen." Als ze Gaston had aangezien, zou zij de bleekheid bemerkt hebben, die zijn gelaat over toog. Wat hij hoorde, openbaarde hem de zwakheid zijner hoop op de vervulling van nog onuitgesproken wenschen en toonde hem met welke mededingers hij te strijden zou hebben. Straks had hij gemeend, dat hun onver wachte ontmoeting zijn plannen zou begunstigen en had hij zich voorgenomen haar openhartig daarover te spreken. Nu durfde hij dit niet meer. Wat kon hij aanbieden in ruil voor den schat, dien hij vurig ver langde te bezitten? Een naam zonder smet, maar on bekend, een adelstam, wel wettig, maar verborgen, omdat geen zijner voorvaderen op de adellijke voor rechten aanspraak had gemaakt. Wat beteekende dit in de oogen van een schoone en rijke erfgename, vrij te kiezen onder den hoogsten adel van Frankrijk en veroordeeld om te leven te midden van de vijanden der regeering, die hij diende? Hij was verpletterd, doch meende zijn angst niet te moeten verraden en vroeg daarom zoo kalm hem mogelijk was: „Zijt ge dan tot het iiuwelijk beslo ten, Marie Thérèse?" Vermoedde zij wat in haar omging en wilde zij heul geruststellen, of gaf zij alleen toe aan de behoefte om openhar tig met hem te zijn? Gaston wist het niet, maar haar antwoord deed de kalm te in zijn ziel terugkeeren. „Ja," sprak zij, „ik ben besloten te hu wen, doch slechts met den man, dien ik zal kunnen beminneu." „En zou deze onder de jonge edellie den te vinden gijn, die hier tegenwoor dig zijn?" „Dat is niet waarschijnlijk, want ik ken geen van hen en om iemand te kun nen beminnen, zou ik hem zeer goed moe ten kennen." Gaston's onrust verdween en zijn hoop herleefde weer. Hij begreep, dat al zou de gravin onder de jonge officieren een pretendent naar de hand harer dochter ?p het oog hebben, deze geen overijld of haastig besluit zou nemen en daarom be sloot hij nog niet te spreken, maar beter tijden af te wachten. Hij werd in zijn gedachten gestoord door de gravin, die hem op haar beurt ondervroeg en voor wie hij het verhaal van zijn leven nog eens moest herhalen. De gravin sprak hem ook van haar wensch om in Frankrijk terug te kee- ren. Ze vreesde echter dat het haar niet zou gelukken, omdat zij onder de regee- ringspersonen der republiek geen be trekkingen had. De invloed van burge meester Bonnard scheen niet toereikend te zijn. Gaston bood toen aan stappen voor haar te doen, niet persoonlijk, maar door bemiddeling der generaals, onder wie hij diende en bij wie hij goed aangeschre ven stond. (Wordt vervolgd.) DE KERK VAN DEN H. DOMINICUS, in de wandeling de Steigersche kerk geheeten, te Rotterdam, in feestdos, ter gelegenheid dei- plechtige viering van haar 75-jarig bestaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 15