159
Twee jaren waren sedert
verloopen. Ziekte, kommer en
lijden hadden op Leonore's
gelaat hare sporen achterge
laten en de bekoorlijkheden
harer jeugd weggevaagd. De
zware beproevingen hadden
echter haar goedheid en
zachtmoedigheid nog doen
toenemen. Ie bet geheim had
zij nasporingen doen instel
len omtrent het verblijf van
Beatrix, maar haar pogingen
waren zonder gevolg geble
ven. Ten laatste durfde zij
niet meer hopen, dat de we
duwe haar ongelukkigen
echtgenoot overleefd had.
Haar leven was geheel ge
wijd aan de zorg voor den ou
den graaf, dien zij liefderijk
verpleegde. In uren van droef
heid zocht zij 110g steeds
kracht en troost in de Kerk
van den H. Paulus; daar bij
de graven harer familieleden
bad zij rustiger en inniger.
Op zekeren avond had zij
langer dan gewoonlijk op de
ze dierbare plaats gebeden.
De geheele kerk was in duis
ternis gehuld en alleen de Godslamp wierp een zwak
licht in de grafkapel. I. eon ore wilde zich op verzoek
van den portier verwijderen, toen zij bij het graf van
Lothario's moeoor een vreemde dame zag knielen. Deze
stond ook op. toon I.eonore, verwonderd over de aan
wezigheid van een vreemde in het familiegraf harer
bloedverwanten, deze naderde en vroeg:
„\^at voert u hierheen, mevrouw? Deze kapel be
hoort de familie Bentivoglio, en" voegde zij er op
medelijdenden toon bij, toen zij het armoedig voor
komen der onbekende bemerkte „als ge ondersteu
ning behoeft, zal u die gaarne verschaft worden."
.,U vergis" zich," antwoordde de jonge vrouw.
Graaf Bentivcglio zou mij van den drempel van zijn
ualeis doen v r.iagen. Deze kapel is de eenige plaats,
waar ik vrij binnengaan en ongestoord ween en kah
en toch draag ook ik den naam van Bentivoglio."
„Mijn hemel, wie zijt ge dan?" vroeg Leoïiore en
1 eschouw de reemdelinge opmerkzaam. Nu eerst te-
uurkte zij •.■en knaapje, dat bijna geheel onder len
mantel der vreemde verborgen was. „Zijt gij het
Beatrice?"
De jonge vrouw snikte en boog slechts toestem
mend het hoofd. Toen verlietenbeiden te zamen de
Kerk.
„Eindelijk heb ik u dan toch gevonden," riep Leo-
no'-o verheugd. „En dit kind?"
„Het is,zijn zoon."
„Zijn evenbeeld," sprak Leonore, terwijl zij den
kleine op den arm nam en zijn trekken beschouwde.
„Dat is dus de laatste spruit der Bentivoglio's?"
„Ja, maar een verbannen, onbekend afstammeling van
t geslacht, die tot armoede en ellende veroordeeld is.'"
WEER EEN BEKEND LANDGOED VUOR BOUWTERREIN
VERKOCHT
Het bekende, royale landgoed „Het Jlooster", nabij Heemstede, laatstelijk
bewoond door den heer Aberson, werd dezer dagen onder den hamer ge
bracht. Waarschijnlijk zal het goed voor bouwterrein worden bestemdeen
van de vele mooie landgoederen in den omtrek van Haarlem verdwijnt dan
daarmede weer.
„Waarom hebt ge u niet
tot mij gewend," vroeg
Leonore, „waarom heb ik
u ondanks alle nasporin
gen niet kunnen ontdek
ken?"
„Vergeef me, lieve Leo
nore," antwoordde Beatri
ce met een zucht. „Ik wist
Jwel van Lothario, hoe
goed en edel ge zijt, maar
ik waagde het niet, mij
voor den gestrengen graaf
te vertoonen. Hij is een
vijand irijner familie en
heeft zijn zoon gevloekt,
omdat deze mij gehuwd
heeft. Ik vreesde ook op
mijn kind den vloek te la
den. Ach. waarom moest
Lothariox mij beminnen?
Was ik hem niet gevolgd,
hij zou nu nog in leven
zijn en een andere geluk
kiger had hem 'n zoon ge
schonken, die de erkende
erfgenaam zijner voorva
deren zou geweest zijn."
Beiden weenden; einde
lijk sprak Leonore: „Wilt
ge mij uw kind overlaten
DE FEESTELIJKE INTOCHT VAN GRAAF VAN LIMBURG STIRUM
MET ZIJN JONGE ECHTGEN00TEB1NNEN NOORDWIJK:
de graven van Limburg Stirum, die op hun heerlijkheid Huize Offem te Noord-
wijk wonen, zijn ambachtsheeren van Noordwijk, en het dorp Noordwijk, dat
aan den ambachtsheer groote verplichthgen heeft, eert hem dan ook als zooda
nig. Geen wonder dus, dat toen graaf Van Limburg
Stirum, die onlangs te Cannes aan de Riviera huwde,
met zijn jonge gade naar zijn kasteel kwam, heel
Noordwijk medewerkte om dien intocht zoo feestelijk
mogelijk te vieren. Onze fotograaf kiekte hierboven
het rijtuig van het grafelijk echtpaar, omgeven door
de eerewacht, in de mooie hoofdstraat van het inte
ressante dorp.
DE FEESTELIJKE INTOCHT VAN GRAAF VAN LIMBURG STIRUM
MET ZIJN JONGE ECHTGENOOTF BINNEN NOORDWIJK:
een kijkje op de eerewacht en den stoet in het dorp.
en toestaan, dat het dezen nacht onder het dak zijns
grootvaders slaapt? Ik wil een poging tot verzoening
wagen en, als God bet wil, zal Lothario's zoon in zijn
rechten treden."
„Beschik over mijn lieveling," antwoordde Beatrice,
terwijl zij het kind in Leonore's arm legde. „Moge
God uw pogingen zegenen."
„Morgen zie ik u weer," zei Leonore, die de arme -
vrouw innig omhelsde. „Maar waar woont ge?"
„Hier naast de kerk, ik vind mijn troost er in aan
de graven van de voorvaderen mijns echtgenoots te
kunnen bidden. Lothario is van deze rustplaats verban
nen, maar ik geloof dat zijn geest de plaats om
zweeft, waar zijn moeder rust en zijn treurende we
duwe bidt."
Zij kuste nog eens 't slapende kind en toen sloegen
beiden den weg naar haar woning in.
Leonore kwam in het paleis, zonder opgemerkt te
worden. In haar kamer maakte zij een slaapplaats
gereed en legde het kind daarin, dat nog den slaap der
onschuld sliep en in zijn slaap met een lieven glim
lach fluisterde: „Dag mama!"
(Slot volgt.)