Eind goed, al goed. 154 tFSCHOON zijn gedachten in de vele ledige uren zich vaak daarmede bezighielden, bleven zijn gevoel en zijn hoop op den bodem van zijn hart verborgen en sprak hij er zelfs nooit met Hervas over. Deze had echter wel eenig vermoeden, en zijn omgang met Gaston, dien hij voortdurend met de toegenegenheid eens vaders bleef beschou wen, brachten hem dit punt tot zekerheid. Bij hun gesprekken over de gravin en haar dochter schroomde hij niet de goede eigenschappen van Hervas te roemen en dan hoorde Gaston hem met verrukking aan en verweet zich wel, dat hij voor zijn ouden vriend dit geheim hield, maar hij achtte het beter eerst de hinderpalen te overwinnen voor hij er over sprak. In deze omstandigheden is het te begrijpen, dat Gaston de staking der vijandelijkheden, die het onderwerp van alle gesprekken was, on- gaarne zou zien. Op den 24 December twijfelde niemand meer aan het tot stand komen van een wapenstilstand. Gaston was dien dag op wacht met een detachement huzaren en eenige infanteristen aan den oever van den Rijn, maar de blijkbare nutteloosheid van alle waakzaam heid, den schildwachten opgelegd en door deze beoefend, maakte hem een wpinig moedeloos en "het was met vreugde dat hij tegen den avond Hervas zag naderen, die hem een poos gezelschap kwam houden. Deze verhaalde hem, dat volgens de geruchten het sluiten van den wapenstilstand een kwestie was van een paar dagen. „Zooveel te erger," zuchtte Gaston. „Waarom", vroeg Hervas glimlachend. „Omdat de wapenstilstand waarschijnlijk door den vrede zal gevolgd worden en dan kunnen de jongeren zooals ik, niet anders dan spijt heb ben soldaat te zijn geworden. Dat doet men toch niet om met de armen over elkaar te zitten". „Uw vrees is zeer ongegrond, mijn zoon", sprak Hervas. „Deze vrede, dien gij vreest en dien ik wensch met geheel mijn hart om het geluk dei- volkeren, zal zich nog lang laten wachten. Begrijpt ge niet, dat de strijd der vorsten tegen de republiek pas begonnen is?" „Pruisen en Spanje hebben reeds vrede gesloten", wierp Gaston tegen. „Omdat zij overwonnen en omdat hun hulpbronnen uitgeput waren zij hebben tegen hun zin den vrede geteekend. Geheel anders is het met. Oostenrijk. Dat is nog sterk genoeg. En bovendien beweert men, dat Rusland ook de wapenen tegen ons zal opnemen. Ge behoeft niet te vreezen, dat de vrede zal worden gesloten. Na het afloopen van den wapenstilstand zal de oorlog met grooter kracht worden voortgezet". „Haar waarom willen onze generaals den vijand zoodoende gelegen heid geven om zich te herstellen?" „Omdat het Fransche leger in even slechten staat is als dat van den vijand. Ge weet dat ons bijna alles ontbreekt, tot zelfs voedsel voor manschappen en paarden. Ik kan zelfs voor mijn zieken en gekwetsten de noodige geneesmiddelen niet verkrijgen. Laten wij ons over den wapenstilstand niet beklagen. Het spijt mij alleen dat hij nog niet gesloten is. Dan hadden wij verlof kunnen bekomen om te Bazel in dezen nacht de Kerstmis te gaan bijwonen". „Dat is waar ook," zei Gaston, „we hebben den 24sten December." „Ja, en het is treurig te moeten denken, dat in dezen gedenkwaardi- gen nacht van 's Heeren geboorte wij niet voor de kribbe kunnen neer knielen en dat hier zoowel als te Parijs de regeering zich niet schijnt te herinneren, dat het menschdom daaraan zijn verlossing dankt. Hoe zeer zijn zij te beklagen om de verblinding, waarvan zij de slacht offers zijn en om de misdaad, die zij begaan door Het christelijk Frankrijk de eeuwenoude traditie te willen doen vergeten." „Het is niet !t geheele land dat deze vergeet, waarde Hervas," bracht Gaston daar tegen in. „Wees er zeker van dat in dezen nacht tallooze gebeden ten hemel zullen worden opgezonden. Ook ik heb niet ver geten wat mijn grootvader en gij mij geleerd hebben." „Dat weet ik, mijn zoon, en daarom ben ik heden juist bij u ge komen". Hervas haalde uit den zak van zijn uniform een klein taschje, dat hij Gaston toonde. „Een gebedenboek," riep deze. „ik heb het steeds bij mij," antwoordde Hervas. „Het bevat het officie van Kerstmis en als gij wilt, zullen wij het t? middernacht samen lezen". Gaston stemde gaarne toe. maar daar het nog geen negen uren was, stelde hij zijn vriend voor hem eerst te vergezellen bij de inspectie der posten langs den Rijnoever. Daarop stegen beiden te paard en reden naar de rivier. De nacht was donker en mistig, maar daar zij met de wegen goed vertrouwd waren en hun oogen gewend waren aan de duisternis, was de inspectie spoedig volbracht. Ze zetten hun rit nog een eind voorbij den laatsten post voort en kwamen onbemerkt verder dan met de voorzichtigheid overeenkwam. Daar ze zich evenwel volkomen veilig waanden en de oppervlakte van den stroom geheel verlaten scheen, bekommerden zij zich daarover niet. Er was geen vaartuig te bespeuren en de overzijde scheen geheel uit gestorven. Alleen de wachtvuren in de verte wezen aan, dat de tegen woordigheid van den vijand eenig leven aan de donkere vlakte ver leende. Nog verder en hooger vertoonden zich aan het eind dezer vinkte eenige zwak verlichte vensters van een landhuis, dat op den top van een heuvel stond.* Dit huis had reeds meermalen de aandacht van Gaston uetrokken, omdat zich daarachter de ruinen van een dier oude kasteelen verhieven, zooals er zoovelen in de Rijnstreek voorkomen en die uit den riddertijd dateeren. Dit voormalige kasteel was in de streek bekend als de burg „Ortemberg", die ofschoon grootendeels in puin toeh de herinnering aan de sterk gebouwde ridderburgen bewaard had. Daartoe werkte ook bijzonder mede de klokketoren eener kapel, dien de tand des tijds gespaard had en die zich boven de bouwvallen verhief. Tot nog toe had Gaston niet bemerkt dat het huis bewoond werd. Hij wees het Hervas aan en merkte op dat de eigenaar er in terug gekeerd zou zijn met het oog op den wapenstilstand. „Misschien heeft een generaal er zijn hoofdkwartier gevestigd," bracht Hervas hiertegen in. „Als we daarvan zeker waren, zou het goed zijn het te verwoesten, wat door eenige kogels spoedig gedaan kan zijn. „Waarom zoudt ge het willen verwoesten?" ,-,Om den vijand te beletten daar een batterij op te richten." „Als dat zijn bedoeling geweest was, zou hij die reeds uitgevoerd hebben. Nu dit niet het geval is, moeten we aan de verAvoestingen door den oorlog teweeggebracht, maar geen nieuwe meer toevoegen. Wie av eet bovendien of op dit oogenblik dat huis niet tot verblijf strekt van onze landgenooten die in Oostenrijkschen dienst zijn overgegaan. Laten wij vermijden zonder noodzakelijkheid hen te treffen; het zijn Fransehen zooals Avij." „Het zijn slechte Franschen," a-erklaarde Gaston, „ze bestrijden Franki ijk." „Slechte Franschen, dat is spoedig gezegd. In de oogen der repu blikeinen mogen ze dit schijnen, maar voor hun geAveten zijn ze dit niet. TerAvijl zij strijden voor den koning, meenen zij voor hun vader land te strijden en mogen zij in dAvaling verkeeren, hun overtuiging kan tot verontschuldiging strekken". Op dit oogenblik bemerkten Hervas en Gaston dat ze te ver buiten de voorposten gekomen Avaren, maar omdat het volkomen rustig was haastten zij zich niet om terug te keeren. Het was een koude nacht, maar zeer stil weer en ze waren in hun mantels tegen de koude bevei ligd. Tijdens hun rit was de maan door de wolken gebroken en ver lichtte juist het landschap aan de overzijde, dat de beide ruiters van uit de duisternis konden waarnemen. Vooral hadden zij hun aandacht op den burg Ortemberg gevestigd. Het leek Avel of daar binnen een zekere drukte en beweging heerschte dit Avas althans af te leiden uit de schaduwen die voor de vensters ver schenen en verdAvenen. Gaston richtte zijn kijker op den burg en constateerde dat een der vensters geopend werd en er zich zelfs vrou- Avelijke gedaanten a'oor vertoonden. Hervas was intusschen afgestegen om den zadelriem wat aan te halen. Gaston steeg eveneens af om van meer nabij beter de beAveging te kunnen bespieden, die hij in het kasteel had opgemerkt. Ze bonden de paarden aan een boom en naderden langs een voetpad den rivier oever, die hier steil afliep. Gaston keek nog eens en gaf daarna den kijker aan Hervas, die toen hij hem teruggaf, opmerkte: „Het is duidelijk dat men daar aan geen strijd denkt. Anders zou den wij geen vrouwen zien. Overigens zou het ook vrij goddeloos zijn in den Kerstnacht naar de wapenen te grijpen." „In tijd van oorlog is zoo iets geoorloofd", zei Gaston. Zijn metgezel antwoordde niet; hij had zich opgericht en luisterde. „Wat-is er, Hervas," vroeg Gaston. „Ik meende aan deze zijde eenig geluid te hooren". „Zeker een of ander dier, dat door onze nadering geAvekt is." „Misschienik hoor niets meer". Plotseling a'eranderde het tooneel. Uit het lage hout sprongen een paar mannen te voorscljïjn, op den voet gevolgd door een paar andere, zoa snel dat Hervas en Gaston omsingeld Avaren, voor zij het wisten. Gaston werd overvallen en van zijn wapens beroofd voor hij die ter hand kon nemen; men duwde hem een prop in den mond om hem hel schreeuwen te beletten, bond hem de armen vast langs het lichaarr en een blinddoek voor de oogen. Hervas was gelukkiger geweest en had aan den eersten aanval kunner ontsnappen. Hij slaakte een alarmkreet en achteruitwijkende wist hi een pistool uit zijn gordel te trekken en te vuren. Hij trof echter niemand, tenvijl zijn tegenstander die op zijn scho antwoordde, hem aan de knie verwondde. De schok, dien hij hierbi kreeg, was zoo geAveldïg, dat hij ter aarde stortte. Nu meende hij vei loren te zijn, want ze waren met tweeën tegen hem en hij kon zich nie meer verdedigen. Hij zou dus ook geen hulp aan Gaston kunnen bi< den en het zou met dezen evenals met hem gedaan zijn. Tot zijn grool verrassing liep het echter niet zoo tragisch af als hij gemeend ha< Stellig waren zijn aanvallers bevreesd geworden, dat men hem te hul zou komen, want ze a-ërwijderden zich zonder zich verder om hem bekommeren. Hij zag hen zich bij hun kameraden voegen, die d( hoogen oever begonnen af te dalen, terwijl ze hun gevangene dwong< met hen mee te gaan. „Maak u over mij niet ongerust, mijn zoon," riep hij„ik leef i ben slechts licht gewond." Hij verwachtte een antwoord van Gaston. Het Avas echter een a dere stem, die in zuiver Fransch antAvoordde: „Verontrust u niet oa-er hem: hem zal geen leed geschieden als l gewillig meegaat. Men staat hem niet naar het Wen." Dat was alles. Gaston en zijn aanvallers a-erdwenen in het kreup hout. Hervas, die hen niet zag. Avas eenige oogenblikken in het zekere. Weldra kon hij echter van de plaats, Avaar hij zich beA-ond. vaartuig zien, dat van den oever werd losgemaakt en door middel a krachtige riemslagen den Rijn overstak. Hij zag Gaston op den bod liggen en van de vier mannen, die hem overvallen en opgelicht h den. hield een de wacht, een zat aan het roer en de beide anderen r< den. Bij het licht der maan kon Hervas de boot met de oogen volg Hij zag ze aanleggen aan den anderen oever, hij zag Gaston, omrii door zijn bewakers, uitstappen en weldra waren zij in de duistej verdwenen. Wanhopig dat hij zijn vriend niet had kunnen verdedigen, slee hij zich naar den boom, waaraan de paarden vastgebonden waren, i door een buitengewone inspanning van krachten zich in den z\ hare KWALITEIT, is uit sluitend verkrijgbaar mver- zecelde pakjes of bussen, w -J 1 w s -< s OsS 25 7127

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 18