133 PATER JAN BAEKKR8 f de overal in den lande be kende missieprediker, die na een lang'ziekbed dezer dagen te Rotterdam overleed. een getrouw stamgast gebleven in den „Gouden Ruiter," waar wij hem dan ook op zekeren dag vinden in gezelschap van slechts eén bezoeker. De andere gewone gasten waren dien voor middag verhinderd. In een hoek in een gemak- kelijken stoel zit hij, een grijs aard met langen witten baard en een zwart kapje op de zil verwitte haren. Hoog en recht is zijn gestalte, zijn oogen schit terden vroolijk en zijn gelaat vertoonde een verdacht roode kleur, zooals men bij oude wijn drinkers meer vindt. Hij had een fleschje rooden wijn voor zich staan. Tegenover hem zit een bleek jongmensch, die pas kort ge leden als hulpleeraar aan het gymnasium is gekomen, hem nu wel wat tegen zijn zin ge- HET VIJFTIGJARIG BESTAAN DER MILITAIRE SPORTVEBEENIG1NG de Militaire Sportvereeniging vierde dezer dagen met een groot driedaagsch feest in het-park van het koninklijk Paleis het Loo haar gouden jubilé H. M. de Koningin bezocht het feest en verleende de vereeniging het praedicaat „Koninklijke". Onze foto geeft een der wedstrijden weer die alle uitmuntend zijn geslaagd. en stierf binnen eenige dagen. Toen was het gedaan met de goede voornemens van den professor, die nu de Kerk geheel den rug terugkeerde. Tegen deze beproeving was zijn verzwakt geloof niet bestand ge weest. Hij werd bovendien een trouw be zoeker der sociëteit, waar hij vaak zoo laat in den nacht dronk en speelde, dat de stu denten het den volgendeff dag bemerkten. Toch zorgde hij zich althans zoo in acht te nemen, dat men niet veel tegen hem kon doen. De rector had hem gaarne zien heengaan en had zelfs voorgesteld hem te ontslaan wegens het slechte voorbeeld voor de studenten. Maar zijn vrienden wisten dit te voorkomen en zoo bleef hij aan het gymnasium ver bonden tot hij wegens hoogen leeftijd ge pensioneerd werd. Altijd nog gezond en krachtig ondanks zijn hooge jaren, was hij zeischap houdt en geduldig zijn oude herinneringen aanhoort. Met verbazing verneemt hij dat Igel reeds voor bijna vijf tig jaren aan het gymnasium was aangesteld en nu den leef tijd van drie en tachtig jaar bereikt had. „Dat zou men u niet aan zien, professor." De oude Igel lachte tevre den. „Ja, mijn waarde," zei hij, „'t is hier een gezonde lucht, bosschen genoeg in den om trek, men eet en drinkt hier goed en leeft en laat leven. Ik heb er nooit spijt van ge had dat ik hier gekomen ben en nu zit ik hier in het kleine nest en de omgeving vastge- rector wisten wat het voor een heer schap is zou hij spoedig gevlogen zijn." „Dan moet ge het den rector zeg gen," meende de vrouw. „Dat doet een student niet," riepen beiden tegelijk „Wou je hem of zijn moeder een poets bakken," vroeg de vrouw verder. „Dat kan ik ook niet toelaten: ze wonen in mijn huis." De studenten lachten en nu ver telde Aloys, waarom het eigenlijk te doen was. Op het bericht, dat de oude professor ziek was, had de godsdienst leeraar den studenten aanbevolen voor hem te bidden. Meer had hij niet gezegd. Nu waren enkele studenten op de gedachte gekomen om een geruimen tijd lang dagelijks een half uur in de kerk te komen om te bidden, dat de oude Igel niet zou sterven zonder bediening of dat hij zijn Paaschplicht weer zou vervullen. „Nu willen wij het zoover brengen," sprak Aloys, „dat wij met ons twaalven zijn en omdat hij in uw huis woont, moogt gij het ook weten, en ge kunt ook meedoen." De vrouw waren de tranen van aandoening in de oogen gekomen. „Aloys, al wordt geen enkel student van het gymnasium priester, gij wordt het zeker, misschien wel pater of missionaris. Ik heb altijd geweten, dat ge een braaf student waart, maar dit had ik toch niet gedacht. Zeker zal ik meedoen. Misschien zal den ouden Igel het hart nog wel eens verzacht worden." De oude professor, van wien boven gesproken is, had in zijn jeugd voor geestelijke gestudeerd, maar dit was geheel anders uitgekomen. Zijn vader had hij vroeg verloren en nu stierf ook zijn moeder, zoodat hij te vroeg zijn eigen meester werd. Geld ontbrak hem niet en toen was het hem gegaan als veleanderen. Hij vergat zijn godsdienstplichten langzamerhand en verloor eindelijk zijn geloof en zijn God geheel uit het oog. Dit was aan den dag gekomen toen hij zich verloofde met de dochter van een rechter. Deze had hij openhartig medegedeeld hoe het met hem stond en beloofd zijn godsdienstige plichten weer te vervullen en als een goeJ katholiek te leven. Ongelukkig werd zijn verloofde plotseling ernstig ziek DONKER ROTTERDAM: als een bewijs hoe de baldadige straatjeugd nog meer kan dan ruiten ingooien of belletje trekicen, kan bovenstaande foto dienen. Het is niet een groep gebouwen uit het Fransche champagneland, of een platgeschoten dorp uit Albanië't zijn eenvoudig een drietal leege huisjes in de Rotterdamsche Peperstraat, die door de straatjeugd zijn vernield en geplunderdIn welken verschrikke- lijken toestand de perceelen nu zijn toont onze foto. K OMSCriE ACTIE LP HET PL ■vTTELAb D de kapel van het St. Jozefsgesticht te Leimuiden. (Foto van Immerseel).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 15