Uit de Pers. BINNENLAND. ïweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 30 Maart. De meest verguisden. Minister .Talma en Mr. Aalberse, het tijn op het oogenblik de meest verguis- jden in sociaal-democratische kringen, jzegt het „H u i s g e z i n". De een wordt een „zwarte minister", )de ander „een verrader" gescholden. Toch hebben deze twee mannen een £root en te prijzen aandeel gehad in de .totstandkoming der gewijzigde Arbeids wet. Deze wet is een stap vooruit in de goede richting. Dit sluit reeds in dat we daarmee niet zijn waar we komen willen en hopen te komen. Maar wat verkregen werd, is in ieder geval winst. En de winst had grooter kunnen zijn 'indien de linkerzijde op sommige punten niet geheel onder sociaal-democratischen 'Snvloed had gestaan, grooter ook indien !de omstandigheden gunstiger waren ge weest. Dat de heer Talma als minister minder ,yer ging, dan hij als Kamerlid zou zijn gegaan, is alleszins te verklaren: een .minister draagt grooter verantwoordelijk heid, moet rekening houden met hetgeen ,op een gegeven oogenblik te bereiken is. De heer Schaper kan als afgevaardigde den achturendag veilig in zijn vooront werp opnemen; als minister zal hij hem er stilletjes uitlaten. Mr. Aalberse is niet de eenige geweest die van rechts, met name van de katho lieke fractie, aan de debatten en het amendeeringswerk aandeel heeft geno men; zeker was zijn aandeel het grootst. Daarbij was hij steeds zaakkundig en .slagvaardig, niet een man van doldriftig drijven maar van geleidelijkheid en be dachtzaamheid. Ook wie niet met elk zijner uitlatingen .meegaat, b.v. reserve zou willen maken ten aanzien van zijn instemming met de Uitbreiding van den leerplicht tout court .tot 14 jaar, zal hem den lof niet onthou den, zich een uitnemend sociaal politicus te hebben getoond, een hoog te waardee- ren kracht van de katholieke partij in de Kamer. De arbeid der Tweede Kamer. De Haagsche briefschrijver van de *,T ij d" is van oordeel, dat de Tweede Kamer een pluimpje verdient. Zij heeft schrijft hij de laatste week even hard als vruchtbaar gewerkt. In het .openbaar deed zij af: de Zedeloosheid- wet, de Successiebelasting, de Berner- iConventie, het Landbouwonderwijs en de 'Arbeidswet, en in de afdeelingen zal zij, ,,als straks haar Paaschvacantie intreedt, hebben onderzochtMilitiewet, het ont werp omtrent de kustverdediging, de la ger onderwijs-novelle en de middelbaar (onderwijs-novelle, de Bakkerswet, de ziekteverzekering. Haar individueele le- ,den vonden tijd tusschen dit alles voort te werken aan de Grondwetsherziening, aan de ziekterverzekering, aan de Armen- ',wet, aan de Gemeentewet, aan het leger- onderzoek, enz. Men zou al bijzonder veel eischend moeten zijn, wanneer men zich .dan nog beklaagde over de hoeveelheid arbeid, die werd afgedaan. Meerderheid en oppositie hebben dan ook in dit op zicht reden over hare houding tevreden te zijn en de laatste weken als de beste te beschouwen. Ik noem bok de oppositie, want ook zij heeft ditmaal medegewerkt tot een vlugge afdoening van zaken. De „Standaard" oordeelt eveneens en vindt dat de Tweede Kamer een de gelijk stukwerk, heeft geleverd. De wet van Regout tegen de Onze- jdelijkheid en de wet van Talma inzake 'de Arbeidsregeling, waren hoofdschotels en beide ontwei pen gingen met glans er door. Zelfs deed zich bij beide het verschijnsel voor, dat de Kamer nog hoo- FEUILLETON. Een offer van het biechtgeheim. Naar het Duitsch. Het was in den herfst van 18.... In het op een paleis gelijkend huis van den zeer rijken bankier William Blacki- ford te Baltimore heerschte een groote opschudding. Het hoofd van het on der de Amerikaansche geldmannen zoo goed bekende bankiershuis William Blackford en Co,, lag ernstig ziek te bed, zoodat men twijfelde aan zijn her stel. De beroemdste geneesheeren van Baltimore waren bij den zieke geroer pen, doch zij stonden machteloos tegen over de bedriegelijke ziekte. De oude heer leed aan typheuse koortsen, waar tegen de geneesmiddelen der gezamen lijke dokters niets vermochten. Weken ilang woedde de koorts in het reeds ver zwakte lichaam, van den heer Black ford en verzwakte hem zoodanig, dat men het ergste vreesde. Een beroemd professor werd ten laat ste gehaald uit eene ver afgelegene uni versiteitsstad deze onderzocht den zier lee zorgvuldig en liet zich door de andere geneesheeren medcdeelen, op welke ma ger bod deed dan de Ministers hadden aangedurfd. Bij de wet van Regout was dit het geval met den Totalisator, en bij .Talma's wet m^t de 58 uur. Zoo hoog hadden deze beide Ministers nog niet dui ven mikken, maar de Kamer zette 't in h^ar meerderheid door. Er vwas in de Kamer niet alleen deze werk zaamheid, maar ook animo om een hoo- ger doel te bereiken, en met zelfvoldoe ning mag ze op deze twee maanden ar- beids terugzien. Mag hieraan nu vóór het zomerreces nog de Bakkerswet en de Militiewet worden toegevoegd, dan zal 1911 onder de dankbare Parlementsjaren meetellen. Komt dan nog 1912 geheel. En evenzoo 1913 voor driekwart. Zoodat metterdaad de hoop weer opleeft, dat we, eer deze zitting geheel ten einde loopt, den oogst, die was voorgespiegeld, zul len binnenhalen. Temeer bestaat hierop uitzicht, nu op nieuw bleek, hoe uitmuntend de Minis ters, een iegenlijk voor zijn Departement op de hoogte van de te behandelen on derwerpen zijn. Dit bleek van Kolkman bij de Successiewet, van Regout bij het Onzedelijkheidsontwerp, en niet minder van Talma bij de Arbeidswet. Dat de laatste Minister Vrijdag eenigszins over prikkeld was, lag' niet aan hem. Wie een Minister noodzaakt bij zoo netelig ont werp Donderdag van elf uur 's morgens tot elf uur 's avonds voor de Kamer te paradeeren, en dan den volgenden dag .om elf uur weer gereed te staan, vraagt meer dan zelfs een zoo sterk-physieke figuur als Talma leveren kan. Dan raakt het hoofd en raken de zenuwen over prikkeld, en dit moet wel bij het debat uitkomen. Maar dit neemt niet weg, dat hij tot het laatste oogenblik vaardig ter zake van antwoord diende, en er zijn wet althans in de Tweede Kamer met glans doorkreeg. Arbeidscontract. In het bijvoegsel van het „Sociaal Weekblad" zijn de volgende beslissin gen inzake de wet op de arbeidsover eenkomst opgenomen Kantongerecht te Rotterdam. Contractbreuk van den werkgever, be staande iii het herhaaldelijk onrechtmatig opdragen van overwerk, het niet uit voeren van een toegezegde loonsverhoo- ging en het herhaaldelijk dreigen met ontslag op grond van het lidmaatschap van een vakvereeniging, kan den arbeider recht geven om zonder inachtneming van den opzeggingstermijn te staken. Kantongerecht te Breda. Waar onder het aan gedaagde toe gezonden afschrift van een verzoekschrift, hetwelk door een naamlooze vennoot schap was ingediend, stond de naam van de naamlooze vennootschap en ver der „geteekend onleesbaar", voldoet des niettemin het verzoekschrift aan de vereischten van art. 125b B. W., indien het den kantonrechter blijkt, dat de onderteekening de handteekening is van dengene, die bevoegd is de naamlooze vennootschap in rechte te vertegenwoor digen. Ook vóór dat het tijdstip der in diensttreding is aaugebroken, kan bij een overeenkomst voor onbepaalden tijd aangegaan, de dienstbetrekking met den wekkelijken opzeggingstermijn rechtmatig opgezegd worden. Het is een vaststaand gebruik, dat de opzegging van de dienstbetrekking van een kantoorbediende tegen den eerste van een nieuwe maand geschiedt. Artikel 1639r B. W. vindt ook toe passing vóór dat de indiensttreding van den arbeider heeft plaats gehad. Statistiek over Rijkstucht- en op voedingswezen over het jaar 1909: Aan de Inleiding tot bovengenoemde statistiek is het volgende ontleend. Gedurende 1909 zijn in de tuchtscho len aanwezig geweest 676 verpleegden (622 jongens en 54 meisjes) tegen 622 in 1908 en in de Rijksopvoedingsge stichten 828 (734 jongens en 94 meis jes) tegen 772 in 1908. Nieuw opgeno men werden in de tuchtschollen 491 nier de zieke tot dan toe b'ehandeld was. Hij verklaarde, dat hun aller behande ling goed was geweest en sprak ver volgens tot den oudsten zoon van den zieke „Menschelijke hulp kan uwen vader niet meer baten. De koorts ondermijnt het toch reeds zwakke gestel: hij ijlt aanhoudend. Wellicht zal hij binnen een paar dagen, misschien wel in een paar uur tot volle bewustzijn komen maak van die «ogenblikken gebruik en wijs den zieke er op, dat hij zijne zaken hier beneden in orde maakt. Zijine dagen toch zullen weldra geteld zijn." Dat was een harde slag en Henri, zoo heette de oudste zoon van den zieke, was geheel terneergeslagen, toen hij zulks hoorde. Hij en zijn broeder Patrik hielden innig veel van hunben1 vaderhij had toch zijn gmansche leven voor hen gewerkt, stapels goud op stapels goud gehoopt, het huis Blackford en Zonen een schitterenden glans in de geldwereld van Noord-Anierika doen b'ereiken, en mu zou hij hen een vermogen op millioenen geschat, nalaten. Een ding echter, en dat wel het voornaamste voor den inensch, .had hij hun onthouden, en wel eene op>- voeding voor God en de eeuwigjifeid'. De menschen, wien het aardsche geluk als het ware vervolgt, vergeten, jamu mer genoeg, ma?.r al te gemakkelijk di$- kinderen, van wie 69 op verzoek van ouders of voogden ktachtens artt. 357 en 442 B.W., onder de vrouwelijke tucht scholieren is het aantal dezer laatste ge vallen bijzonder groot: ze vormden juist de helft van het totaal aantal nieuw, opgenomenen tegen slechts 13 pCt. in! de gezamenlijke jongiensgestichten. In de opvoedingsgestichten werden uit de vrije maatschappij opgenomen '140 personen, terwijl er bovendien nog 48 te Alkmaar en 15 te Zeist of in totaal 63 verpleeg den (tegen slechts 33 in 1908) wer den overgenomen uit een particulier ge sticht of gezfri (d. z. regeeringskinde- ren, die na overdracht aan particuliere zorg daartoe ongeschikt bleken, en pu pillen van particuliere vereenigingen, die blijk geven van een verdorven of weer barstig karakter) en één Verpleegde werd teruggebracht, nadat het hem verleende voorwaardelijk ontslag was ingetrokken. Verder werden 90 verpleegden uit ihet observatiegesticht te Alkmaar naar de gestichten te Avereest en Doetinchem, en 73, van wie 26 uit Alkmaar en 27 uit het meisjesgesticht te Zeis*, uit de Rijksgestichten naar een particulier ge sticht of gezin Overgeplaatst. In vrijheid gesteld werdeli uit de tuchtscholen 449 verpleegden, onder wie 12 jongens, die gratie van verdere straf ontvingen (ten aanzien van 9 maar aanlei ding van de geboorte van Prinses Julia na), 12 jongens en 2 meisjes, opgenomei krachtens artt. 357 en 442 B.W., die ont slagen waren op verzoek der ouders,! vóórdat de duur der vastzetting was ge ëindigd, en 8 jongens die tijdens hun verblijf de boete, waarvoor ze vervan gende tuchtschoolstraf ondergingen, be taalden. Het aantal invrijheidgestelden uit de Rijksopvoedingsgestichten be droeg 90, van wie er 36 (6 uit Alkmaar, 8 uit Avereest, 20 uit Doetinchem en 2 uit Zeist of 40 pCt., tegen 28 pCJu in 1908, 30 pCt. in 1907 en 18 pCt. in 1906) voorwaardelijk en bovendien nog 7 (allen uit Doetinchem) vervroegd on voorwaardelijk werden ontslagen. Van de ontslagenen uit de tuchtscholen verlieten er 143 deze scholen uit de eerste of afzonderingsklasse, 129 uit de tweede of gewone klasse, 172 uit de derde of belooningsklasse en 6 uit de vierde of strafklasse. In het geheel wer den van 526 verpleegden, die in de le klasse hebben vertoefd, er 347 naar de 2e overgeplaatst, terwijl het aanjtal bevor deringen van deze laatste naar de 3e klasse 271 (van wie er 75 weder naar de 2e werden teruggeplaatst) en het aantal plaatsingen in de strafklasse 67 be droeg. Van de bevolking der tuchtscholen behoorden er 298 tot de Nederduitsch- Hervormde, 294 tot de Katholieke, 11 tot de Israëlietische en 8 tojt de overi ge kerkgenootschappen. In de opvoe dingsgestichten bedroegen deze cijfers achtereenvolgens 414, 25, 22, 424, 22 en 9. Sedert de inwerkingtreding der Kin derwetten werd nog niet één Israëlie- tisch meisje in de tuchtschool of in het Rijksopvoedingsgesticht opgenomen (het aantal jongens bedroeg in die vier jaar in de tuchtscholen 28 en in de opvoe dingsgestichten 110). Bij ontslag werd uitgekeerd gemid deld f2.22 per hoofd aan de tuchtscho lieren en f 17.22 aan de opvoedelingeni. Een uitgaanskas f 5 of meer hadden 62 pCt. van de ontslagenen uit de opvoe dingsgestichten tegen slechts 12 pQt. van die uit de tuchtscholen, waar het ver blijf over het algemeen zooveel korter isin het geheel geen uitgaanskas beza ten 115 of 26 pCt. der ontslagen tuchp- scholieren en 18 of 11 pCt. der ontsla gen opvoedelingen. Op een leeftijd van minder dan 16 jaar verlieten de tucht scholen 41 pCt. der ontslagenen em de opvoedingsgestichten 15 pCt. Voorts bevat de Inleiding nog ver schillende mededeelingen, welke zich minder goed tot samenvatting in een be knopt overzicht leenen, o.a. aangaande het gedrag der verpleegden en de hand having der tucht in de gestichten, de ver schillen, welke ten aanzien van bestem ming, inrichting, wijze van behandeling en andere omstandigheden tusschen de verschillende gestichten bestaan, enz. gene, wien zij in werkelijkheid alles te danken hebben, den goeden God. Zoo was het ook bij den nu op 't ziek bed uitgestrekten kranke, den bankier Blackford. Willem, die afstamde van een door en door katholieke familie uit Ierland, was arm naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika getrokken. Hij had niet anders het zijiie kunnen noemen dan een helder hoofd, een koenen moed om al les te wagen en een zeldzame onderne mingsgeest. Bij de zorg van zijn aardsch welzijn had hij langzamerhand de zorg voor zijn zielheil verwaarloosd. Later huwde hij met de dochter van een rij ken protestanten 'bankier, en1 deze liet hij het dan ook over te zorgen, of niet te zorgen, voor de godsdienstige op,- leidingi zijner beide zoonszij toch be hoorde slechts in naam tot het protestanr tisme. Wel deed zij veel voor weldadige doeleindendaarbij werd zij echter al tijd door het geheime doel gedreven, haar naam in publieke bladen vermeld te zien, hetgeen dan ook in ruime mate geschiedde. Was het onder zulke omstandigheden een wonder, dat Henri en Patrik inl godsdienstige onverschilligheid opgroei den? Daarom begreep Henri ook niet, jvat de dokter bedoelde met het in orde sakefl Zijner zajceoj ie l.egatep vaar fits- Van dit alles wordt hier nog slechts ver meld, dat in 1909 16 verpleegden (1 uit Giruiehcn, 2 luit Velzen, 3 uit Alkmaar en 10 uit Doetinchem) zijn ontvlucht, van wie er echter 11 nog in hetzelfde jaar werden teruggebracht. meldend dat de Weleerw. pater Uit de Willigen uit Oud-Gastel (N.-Br.) aan scarlatine (roodvonk?) is overleden. De overledene vertrok naar China in 1892 en was van de Missie van Scheut- Sparrendaal. Koloniën. Onze politiektegenover R i o u \v. In het „Soer. HM." hebben van de hand van den hoofdredacteur eenige ar tikelen gestaan, waarin, in verband met de Riouwsche quaestie, de politiek, door de Regeering tegenover de inlaiidsche zelfbesturen gevolgd, werd besproken; Het blad toonde zich daarin voorstan der van een krachtig optreden tegen! zulke vorstjes, gelijk onder Van Heutz was geschied. In verband daarmede laak te het de zwakke houding, tegenover den vorst van Riouw aangenomen. Nader schreef hetzelfde blad: Onze politiek jegens de buitenbezittin gen heeft zich altijd gekenmerkt door vreesachtigheid. Te Buitenzorg en te Ba tavia was men steeds bang zich aan koud water te branden. Expedities wer den zoo lang mogelijk verschoven, in- landsche vorsten en hoofden zoo lanlgi mogelijk ontzien. De gouverneur-gene raal Van Heutz maakte daar een eind aan en dat is zijn groote verdienste. Tegen woordig echter heeft de vroegere half heid weer de overhand gekregen. Aller lei schrikbeelden waren in de reglee- ringsbureau's rond de hoogste wijsheid vinden debeeren in de leus: slikken1, slik ken maar. Met nadruk weiisch ik daar nogmaals tegen op te komen. Als ons gezag in deze gewesten zich zal staande houden, dan moet het gerugsteund worden niet alleen door militaire macht maar ook door durf. De Regeering moet den moed hebben overal in te grijpen waar men haar kracht behoort te voelen. Door aar zeling harerzijds, die wordt uitgelegd als zwakheid, ondermijnt zij haar gezag. Cholera. De „Java-Bode" van 28 Februari meldt: Onder mededeeling, dat van af mor gen geen rapport meer zal worden uit gebracht, vermeldt het cholera-rappot van heden een geval met doodelijken af loop. De onder behandeling zijnde patienL ten zijn steeds vooruitgaande. Sedert 29 Januari j.L werd te Sema- rang geen cholerageval meer vermeld. De „Sumatra-Bode" van 3 Maart meldt: Ten zuiden van de plaats Painan' is in het district Batang Kapas te Pasar Koeok en te Pasar Taloeok in vrij hevi ge mate cholera uitgebroken., Morgen wordt van Batavia verwacht een bezending scrum voor inenting te gen cholera en dit zal dadelijk door het ss. „Cerarn" naar Batang Kapas wor den overgebracht. Tuberculeusvee. De „N. Soer. Ct." verneemt, dat de gemeentelijke veearts, de heer Lenshoek, bij den Chineeschen melk leverancier van het militaire hospitaal constateerde dat 28 pCt. van het aantal koeien lijdende was aan tuberculose. 1 Onvoldoend onderwijs. Eenige ouders te Cheribon hebbeïi' zich telegraphisch met een klacht to,t den directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gewend. De quaestie is, dat op de ie gl^- mengde school daar ter plaatse slechts 4 onderwijzers beschikbaar zijn voor 7 klassen, terwijl bovendien gewoonlijk één der onderwijzers wegens ziekte ab sent is. Dat door dezen toestand het onder wijs lijdt, spreekt vanzelf, schrijft de „Nwe Soer. Crt.", vele kinderen wer den reeds om 10 uur naar huis gestuurd. Kerknieuws. Men meldt uit Sparrendaal aan de „Msb." dat heden aldaar het telegraphisch bericht is ontvangen uit Oost-Mongolië, delijke inrichtingen van weldadigheid waren reeds lang onder berusting van den notaris, dat was reeds voor den dood hunner moeder gebieurd en zoo ook nu weermen was toch eene weldadige stichting verschuldigd aan het aanzien van het door de geheele wereld bekende huis. De zonen namen het bankiershuis over, dat sprak van zelf, wat moesten dat dan nog voor zaken zijn, welke hum vader in orde had te brengen? Van bezwaren der onsterfelijke ziel hadden zij geen besef, of dachten er tenminste niet aan. II. Henri zat aan het ziekbed zijns va ders deze was uit het stadium van ijlen tot bewustzijn gekomen, juist zooi als de professor voorzegd had, en het eerste, wat hij deed, was de ziekenver pleegster te verzoeken zijn zoon HenL ri bij hem te ontbieden. De handen van den zieke plukten ze nuwachtig aan de zijden dekens en de diep in hunne kassen liggende oogon blikten onvast om zich heen. „Hoe gaat het, vader?" vroeg Henri, de hand des zieken vasthoudend, als wil de hij hem het plukken aan den deken, allen stervenden eigen, beletten', „gaat het noch altijd niet beter?" „Neen, Hejyi, neen,... het Jop.pt tea De hoogeerwaarde heer Vicaris-Gene raal van het Aartsbisdom Utrecht heeft benoemd tot pastoor te Zevenaar, den weleerw. heer G. Schoorlemmertot pastoor te Hoonhorst, den weleerw. heer P. M. Simons; tot pastoor te Dieren, den weleerw. heer dr. J. J. J. A. Haanebrink; tot pastoor te Renswoude, den weleerw. heer M. R. Andriessen tot rector van het gesticht „Larenstein" te Velp (O.) den weleerw. heer J. J. Swildens. Kunst en Wetenschappen. Stijn Streuvels. Uit Antwerpen schrijft men aan liet Hbld. Men verzekert ons dat de vijfjaarlijksclie prijs voor Vlaamsche letterkunde, alreeds in 1905 aan Stijn Streuvels toegekend, ten tweede male door den vruchtbaren Westvlaamsche schrijver is gewonnen. Die prijs bedraagt een som van 5000 fr. en wordt door de Regeering, met behulp van leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, uitgereikt bij wijze van „aan moediging". De jury heeft dus Stijn Streu vels nogmaals aangemoedigd. Het mag eene voor al de andere Vlaamsche literatoren hoogst verheugende uitspraak heeten. Op den naam van Streu vels kristalliseerd zich de beteekenis, het wezen zelf van de jong-Vlaamsche letter kunde, en het is te hopen, dat alle vol gende aanmoedigingsprijzen ook aan Streuvels mochten gegeven worden. Er is inderdaad op het oogenblik in Vlaanderen geen schrijver te vinden die een zoo groote eer en een zoo duchtigen financieëlen steun maar eenigszins wetti gen zou. Naar de N. R. Ct. verneemt zal er van 9 tot 12 September 1912 alhier een congres voor godsdienstgeschiedenis wor den gehouden. Land- en Tuinbouw. Groententeelt. Een snelle groei en een vroege, zoo vroeg mogelijke oogst zijn in den tu - bouw van grooter belang dan in u^i landbouwhoe vroeger de producten op de markt of aan den inan kunnen wor den gebracht, des tc hooger zijn de prijzen, en veelal hangt de rentabiliteit van een of andere cultuur niet het minst af van den tijd van rijpheid of oogst- baarheid. De bemesting is hierbij een groote factor: pasklaar voedsel moet het gewas van meet af aan in overvloedige mate kunnen vinden. De tafel moet dus voor de planten goed gedekt zijn met alle noodige voedingsstoffen. Vooral echter met stikstofvoedsel, want wij weten het: stikstof fs een drijver, zij voedt van haar zelve en tevens indirect door wat in den grond sluimert, wakker te maken. 'tls daarom evenwel volstrekt niet het zelfde in welken vorm dat stikstofvoedsel wordt toegediend, bcp-'Hijk met het oog op hetgeen we li -oven opmerk ten. Leerzaam js dienaangaande de in de gemeente Koedijk, behoorende tot ^ïet ambtsgebied van den Rijkstuinbouw- leeraar Hazeloop, bij den heer W. Blok ker genomen proeven, waar chilisalpeter en zwavelzure ammoniak met elkaar werden vergeleken. Groote behoefte was daar bij de kool teelt steeds gebleken aan stikstofhoudend voedsel, terwijl zoo goed als geen ge brek aan phosphorzuur en Tcali bleek te bestaan. In 1906 begon men tc onder zoeken aan welke meststof: chilisalpeter of zw. ammoniak de voorkeur moest worden gegeven; in 1907 werden do proeven voortgezet. Hei proefveldje werd beplant met vroege Langedijker bloem kool. Men gaf op de 8 perceelen, ieder groot pl.in. 2A/2 Arc: I 15 K.G. chili, II idem plus 10 K.G. patentkali, III 121/2 K.G. zw. ammoniak, IV idem plus 10 K.G. patentkali; daarop volgden 4 einde.... maar ik kan nog niet sterven-.., neen, ik mag nog niet.... hier, op zijna borst wijzend, hier zit nog iets, dat moet weg.... Ihoort gij, het moet weg!" „Vader, stel u gerust," antwoordde Henri, wien het bij de zichtbare angst van den zieke onprettig te moede werd, „gij hebt koorts en de koorts maakt u onrustig. Dokter World is beneden, hij zal u iets kalmeerends geven, dan zal het wel beter gaan." „Neen Henri," riep de zieke, al meer en meer onrustig wordend, „wat hier zit.... neen, dat kan geen dokter wegne men.... geen dokter, hoort gij?" „Maar, wat bedoelt u dan, vader? Wie moet u helpen?" vroeg de zoon, die meende dat zijn vader weder ijldedaar om wilde hij zijne bedoeling weten, om hem gerust te stellen. „Laat terstond een priester halen, Hen ri, een katholiek priester, hoort gij be val de zieke, zich met geweld tot een: krachtig spreken dringend. „Een... Katholiekenpriester?" Als de zieke bevolen had een ster ujt het hemelgewelf te halen, had Henri niet meer verwonderd kunnen zijn, „Vader gij begint weer te ijlen... wat moet een Katholiek priester hier doen? Het zal u maar zenuwachtiger en nog ziekjer, maken, dan gij toch reeds zijn." (V£ordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5