Uit de Pers.
BINNENLAND.
ïweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Donderdag 30 Maart.
De meest verguisden.
Minister .Talma en Mr. Aalberse, het
tijn op het oogenblik de meest verguis-
jden in sociaal-democratische kringen,
jzegt het „H u i s g e z i n".
De een wordt een „zwarte minister",
)de ander „een verrader" gescholden.
Toch hebben deze twee mannen een
£root en te prijzen aandeel gehad in de
.totstandkoming der gewijzigde Arbeids
wet.
Deze wet is een stap vooruit in de
goede richting.
Dit sluit reeds in dat we daarmee niet
zijn waar we komen willen en hopen te
komen.
Maar wat verkregen werd, is in ieder
geval winst.
En de winst had grooter kunnen zijn
'indien de linkerzijde op sommige punten
niet geheel onder sociaal-democratischen
'Snvloed had gestaan, grooter ook indien
!de omstandigheden gunstiger waren ge
weest.
Dat de heer Talma als minister minder
,yer ging, dan hij als Kamerlid zou zijn
gegaan, is alleszins te verklaren: een
.minister draagt grooter verantwoordelijk
heid, moet rekening houden met hetgeen
,op een gegeven oogenblik te bereiken
is.
De heer Schaper kan als afgevaardigde
den achturendag veilig in zijn vooront
werp opnemen; als minister zal hij hem
er stilletjes uitlaten.
Mr. Aalberse is niet de eenige geweest
die van rechts, met name van de katho
lieke fractie, aan de debatten en het
amendeeringswerk aandeel heeft geno
men; zeker was zijn aandeel het grootst.
Daarbij was hij steeds zaakkundig en
.slagvaardig, niet een man van doldriftig
drijven maar van geleidelijkheid en be
dachtzaamheid.
Ook wie niet met elk zijner uitlatingen
.meegaat, b.v. reserve zou willen maken
ten aanzien van zijn instemming met de
Uitbreiding van den leerplicht tout court
.tot 14 jaar, zal hem den lof niet onthou
den, zich een uitnemend sociaal politicus
te hebben getoond, een hoog te waardee-
ren kracht van de katholieke partij in de
Kamer.
De arbeid der Tweede Kamer.
De Haagsche briefschrijver van de
*,T ij d" is van oordeel, dat de Tweede
Kamer een pluimpje verdient. Zij heeft
schrijft hij de laatste week even
hard als vruchtbaar gewerkt. In het
.openbaar deed zij af: de Zedeloosheid-
wet, de Successiebelasting, de Berner-
iConventie, het Landbouwonderwijs en de
'Arbeidswet, en in de afdeelingen zal zij,
,,als straks haar Paaschvacantie intreedt,
hebben onderzochtMilitiewet, het ont
werp omtrent de kustverdediging, de la
ger onderwijs-novelle en de middelbaar
(onderwijs-novelle, de Bakkerswet, de
ziekteverzekering. Haar individueele le-
,den vonden tijd tusschen dit alles voort
te werken aan de Grondwetsherziening,
aan de ziekterverzekering, aan de Armen-
',wet, aan de Gemeentewet, aan het leger-
onderzoek, enz. Men zou al bijzonder veel
eischend moeten zijn, wanneer men zich
.dan nog beklaagde over de hoeveelheid
arbeid, die werd afgedaan. Meerderheid
en oppositie hebben dan ook in dit op
zicht reden over hare houding tevreden te
zijn en de laatste weken als de beste te
beschouwen. Ik noem bok de oppositie,
want ook zij heeft ditmaal medegewerkt
tot een vlugge afdoening van zaken.
De „Standaard" oordeelt eveneens
en vindt dat de Tweede Kamer een de
gelijk stukwerk, heeft geleverd.
De wet van Regout tegen de Onze-
jdelijkheid en de wet van Talma inzake
'de Arbeidsregeling, waren hoofdschotels
en beide ontwei pen gingen met glans
er door. Zelfs deed zich bij beide het
verschijnsel voor, dat de Kamer nog hoo-
FEUILLETON.
Een offer van het biechtgeheim.
Naar het Duitsch.
Het was in den herfst van 18.... In
het op een paleis gelijkend huis van
den zeer rijken bankier William Blacki-
ford te Baltimore heerschte een groote
opschudding. Het hoofd van het on
der de Amerikaansche geldmannen zoo
goed bekende bankiershuis William
Blackford en Co,, lag ernstig ziek te
bed, zoodat men twijfelde aan zijn her
stel. De beroemdste geneesheeren van
Baltimore waren bij den zieke geroer
pen, doch zij stonden machteloos tegen
over de bedriegelijke ziekte. De oude
heer leed aan typheuse koortsen, waar
tegen de geneesmiddelen der gezamen
lijke dokters niets vermochten. Weken
ilang woedde de koorts in het reeds ver
zwakte lichaam, van den heer Black
ford en verzwakte hem zoodanig, dat
men het ergste vreesde.
Een beroemd professor werd ten laat
ste gehaald uit eene ver afgelegene uni
versiteitsstad deze onderzocht den zier
lee zorgvuldig en liet zich door de andere
geneesheeren medcdeelen, op welke ma
ger bod deed dan de Ministers hadden
aangedurfd. Bij de wet van Regout was
dit het geval met den Totalisator, en
bij .Talma's wet m^t de 58 uur.
Zoo hoog hadden deze beide Ministers
nog niet dui ven mikken, maar de Kamer
zette 't in h^ar meerderheid door. Er
vwas in de Kamer niet alleen deze werk
zaamheid, maar ook animo om een hoo-
ger doel te bereiken, en met zelfvoldoe
ning mag ze op deze twee maanden ar-
beids terugzien. Mag hieraan nu vóór het
zomerreces nog de Bakkerswet en de
Militiewet worden toegevoegd, dan zal
1911 onder de dankbare Parlementsjaren
meetellen. Komt dan nog 1912 geheel. En
evenzoo 1913 voor driekwart. Zoodat
metterdaad de hoop weer opleeft, dat we,
eer deze zitting geheel ten einde loopt,
den oogst, die was voorgespiegeld, zul
len binnenhalen.
Temeer bestaat hierop uitzicht, nu op
nieuw bleek, hoe uitmuntend de Minis
ters, een iegenlijk voor zijn Departement
op de hoogte van de te behandelen on
derwerpen zijn. Dit bleek van Kolkman
bij de Successiewet, van Regout bij het
Onzedelijkheidsontwerp, en niet minder
van Talma bij de Arbeidswet. Dat de
laatste Minister Vrijdag eenigszins over
prikkeld was, lag' niet aan hem. Wie een
Minister noodzaakt bij zoo netelig ont
werp Donderdag van elf uur 's morgens
tot elf uur 's avonds voor de Kamer te
paradeeren, en dan den volgenden dag
.om elf uur weer gereed te staan, vraagt
meer dan zelfs een zoo sterk-physieke
figuur als Talma leveren kan. Dan raakt
het hoofd en raken de zenuwen over
prikkeld, en dit moet wel bij het debat
uitkomen. Maar dit neemt niet weg, dat
hij tot het laatste oogenblik vaardig ter
zake van antwoord diende, en er zijn
wet althans in de Tweede Kamer met
glans doorkreeg.
Arbeidscontract.
In het bijvoegsel van het „Sociaal
Weekblad" zijn de volgende beslissin
gen inzake de wet op de arbeidsover
eenkomst opgenomen
Kantongerecht te Rotterdam.
Contractbreuk van den werkgever, be
staande iii het herhaaldelijk onrechtmatig
opdragen van overwerk, het niet uit
voeren van een toegezegde loonsverhoo-
ging en het herhaaldelijk dreigen met
ontslag op grond van het lidmaatschap
van een vakvereeniging, kan den arbeider
recht geven om zonder inachtneming van
den opzeggingstermijn te staken.
Kantongerecht te Breda.
Waar onder het aan gedaagde toe
gezonden afschrift van een verzoekschrift,
hetwelk door een naamlooze vennoot
schap was ingediend, stond de naam
van de naamlooze vennootschap en ver
der „geteekend onleesbaar", voldoet des
niettemin het verzoekschrift aan de
vereischten van art. 125b B. W., indien
het den kantonrechter blijkt, dat de
onderteekening de handteekening is van
dengene, die bevoegd is de naamlooze
vennootschap in rechte te vertegenwoor
digen.
Ook vóór dat het tijdstip der in
diensttreding is aaugebroken, kan bij
een overeenkomst voor onbepaalden tijd
aangegaan, de dienstbetrekking met den
wekkelijken opzeggingstermijn rechtmatig
opgezegd worden.
Het is een vaststaand gebruik, dat de
opzegging van de dienstbetrekking van
een kantoorbediende tegen den eerste
van een nieuwe maand geschiedt.
Artikel 1639r B. W. vindt ook toe
passing vóór dat de indiensttreding van
den arbeider heeft plaats gehad.
Statistiek over Rijkstucht- en op
voedingswezen over het jaar 1909:
Aan de Inleiding tot bovengenoemde
statistiek is het volgende ontleend.
Gedurende 1909 zijn in de tuchtscho
len aanwezig geweest 676 verpleegden
(622 jongens en 54 meisjes) tegen 622
in 1908 en in de Rijksopvoedingsge
stichten 828 (734 jongens en 94 meis
jes) tegen 772 in 1908. Nieuw opgeno
men werden in de tuchtschollen 491
nier de zieke tot dan toe b'ehandeld was.
Hij verklaarde, dat hun aller behande
ling goed was geweest en sprak ver
volgens tot den oudsten zoon van den
zieke
„Menschelijke hulp kan uwen vader
niet meer baten. De koorts ondermijnt
het toch reeds zwakke gestel: hij ijlt
aanhoudend. Wellicht zal hij binnen een
paar dagen, misschien wel in een paar
uur tot volle bewustzijn komen maak
van die «ogenblikken gebruik en wijs
den zieke er op, dat hij zijne zaken hier
beneden in orde maakt. Zijine dagen toch
zullen weldra geteld zijn."
Dat was een harde slag en Henri,
zoo heette de oudste zoon van den zieke,
was geheel terneergeslagen, toen hij
zulks hoorde. Hij en zijn broeder Patrik
hielden innig veel van hunben1 vaderhij
had toch zijn gmansche leven voor hen
gewerkt, stapels goud op stapels goud
gehoopt, het huis Blackford en Zonen
een schitterenden glans in de geldwereld
van Noord-Anierika doen b'ereiken, en mu
zou hij hen een vermogen op millioenen
geschat, nalaten. Een ding echter, en dat
wel het voornaamste voor den inensch,
.had hij hun onthouden, en wel eene op>-
voeding voor God en de eeuwigjifeid'.
De menschen, wien het aardsche geluk
als het ware vervolgt, vergeten, jamu
mer genoeg, ma?.r al te gemakkelijk di$-
kinderen, van wie 69 op verzoek van
ouders of voogden ktachtens artt. 357
en 442 B.W., onder de vrouwelijke tucht
scholieren is het aantal dezer laatste ge
vallen bijzonder groot: ze vormden juist
de helft van het totaal aantal nieuw,
opgenomenen tegen slechts 13 pCt. in!
de gezamenlijke jongiensgestichten. In de
opvoedingsgestichten werden uit de vrije
maatschappij opgenomen '140 personen,
terwijl er bovendien nog 48 te Alkmaar
en 15 te Zeist of in totaal 63 verpleeg
den (tegen slechts 33 in 1908) wer
den overgenomen uit een particulier ge
sticht of gezfri (d. z. regeeringskinde-
ren, die na overdracht aan particuliere
zorg daartoe ongeschikt bleken, en pu
pillen van particuliere vereenigingen, die
blijk geven van een verdorven of weer
barstig karakter) en één Verpleegde werd
teruggebracht, nadat het hem verleende
voorwaardelijk ontslag was ingetrokken.
Verder werden 90 verpleegden uit ihet
observatiegesticht te Alkmaar naar de
gestichten te Avereest en Doetinchem,
en 73, van wie 26 uit Alkmaar en 27 uit
het meisjesgesticht te Zeis*, uit de
Rijksgestichten naar een particulier ge
sticht of gezin Overgeplaatst.
In vrijheid gesteld werdeli uit de
tuchtscholen 449 verpleegden, onder wie
12 jongens, die gratie van verdere straf
ontvingen (ten aanzien van 9 maar aanlei
ding van de geboorte van Prinses Julia
na), 12 jongens en 2 meisjes, opgenomei
krachtens artt. 357 en 442 B.W., die ont
slagen waren op verzoek der ouders,!
vóórdat de duur der vastzetting was ge
ëindigd, en 8 jongens die tijdens hun
verblijf de boete, waarvoor ze vervan
gende tuchtschoolstraf ondergingen, be
taalden. Het aantal invrijheidgestelden
uit de Rijksopvoedingsgestichten be
droeg 90, van wie er 36 (6 uit Alkmaar,
8 uit Avereest, 20 uit Doetinchem en 2
uit Zeist of 40 pCt., tegen 28 pCJu in
1908, 30 pCt. in 1907 en 18 pCt. in
1906) voorwaardelijk en bovendien nog
7 (allen uit Doetinchem) vervroegd on
voorwaardelijk werden ontslagen.
Van de ontslagenen uit de tuchtscholen
verlieten er 143 deze scholen uit de
eerste of afzonderingsklasse, 129 uit de
tweede of gewone klasse, 172 uit de
derde of belooningsklasse en 6 uit de
vierde of strafklasse. In het geheel wer
den van 526 verpleegden, die in de le
klasse hebben vertoefd, er 347 naar de 2e
overgeplaatst, terwijl het aanjtal bevor
deringen van deze laatste naar de 3e
klasse 271 (van wie er 75 weder naar de
2e werden teruggeplaatst) en het aantal
plaatsingen in de strafklasse 67 be
droeg.
Van de bevolking der tuchtscholen
behoorden er 298 tot de Nederduitsch-
Hervormde, 294 tot de Katholieke, 11
tot de Israëlietische en 8 tojt de overi
ge kerkgenootschappen. In de opvoe
dingsgestichten bedroegen deze cijfers
achtereenvolgens 414, 25, 22, 424, 22 en
9. Sedert de inwerkingtreding der Kin
derwetten werd nog niet één Israëlie-
tisch meisje in de tuchtschool of in het
Rijksopvoedingsgesticht opgenomen (het
aantal jongens bedroeg in die vier jaar
in de tuchtscholen 28 en in de opvoe
dingsgestichten 110).
Bij ontslag werd uitgekeerd gemid
deld f2.22 per hoofd aan de tuchtscho
lieren en f 17.22 aan de opvoedelingeni.
Een uitgaanskas f 5 of meer hadden 62
pCt. van de ontslagenen uit de opvoe
dingsgestichten tegen slechts 12 pQt.
van die uit de tuchtscholen, waar het ver
blijf over het algemeen zooveel korter
isin het geheel geen uitgaanskas beza
ten 115 of 26 pCt. der ontslagen tuchp-
scholieren en 18 of 11 pCt. der ontsla
gen opvoedelingen. Op een leeftijd van
minder dan 16 jaar verlieten de tucht
scholen 41 pCt. der ontslagenen em de
opvoedingsgestichten 15 pCt.
Voorts bevat de Inleiding nog ver
schillende mededeelingen, welke zich
minder goed tot samenvatting in een be
knopt overzicht leenen, o.a. aangaande
het gedrag der verpleegden en de hand
having der tucht in de gestichten, de ver
schillen, welke ten aanzien van bestem
ming, inrichting, wijze van behandeling
en andere omstandigheden tusschen de
verschillende gestichten bestaan, enz.
gene, wien zij in werkelijkheid alles te
danken hebben, den goeden God.
Zoo was het ook bij den nu op 't ziek
bed uitgestrekten kranke, den bankier
Blackford.
Willem, die afstamde van een door
en door katholieke familie uit Ierland,
was arm naar de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika getrokken. Hij had niet
anders het zijiie kunnen noemen dan een
helder hoofd, een koenen moed om al
les te wagen en een zeldzame onderne
mingsgeest. Bij de zorg van zijn aardsch
welzijn had hij langzamerhand de zorg
voor zijn zielheil verwaarloosd. Later
huwde hij met de dochter van een rij
ken protestanten 'bankier, en1 deze liet
hij het dan ook over te zorgen, of niet
te zorgen, voor de godsdienstige op,-
leidingi zijner beide zoonszij toch be
hoorde slechts in naam tot het protestanr
tisme. Wel deed zij veel voor weldadige
doeleindendaarbij werd zij echter al
tijd door het geheime doel gedreven,
haar naam in publieke bladen vermeld
te zien, hetgeen dan ook in ruime mate
geschiedde.
Was het onder zulke omstandigheden
een wonder, dat Henri en Patrik inl
godsdienstige onverschilligheid opgroei
den? Daarom begreep Henri ook niet,
jvat de dokter bedoelde met het in orde
sakefl Zijner zajceoj ie l.egatep vaar fits-
Van dit alles wordt hier nog slechts ver
meld, dat in 1909 16 verpleegden (1
uit Giruiehcn, 2 luit Velzen, 3 uit Alkmaar
en 10 uit Doetinchem) zijn ontvlucht,
van wie er echter 11 nog in hetzelfde
jaar werden teruggebracht.
meldend dat de Weleerw. pater Uit de
Willigen uit Oud-Gastel (N.-Br.) aan
scarlatine (roodvonk?) is overleden.
De overledene vertrok naar China in
1892 en was van de Missie van Scheut-
Sparrendaal.
Koloniën.
Onze politiektegenover
R i o u \v.
In het „Soer. HM." hebben van de
hand van den hoofdredacteur eenige ar
tikelen gestaan, waarin, in verband met
de Riouwsche quaestie, de politiek, door
de Regeering tegenover de inlaiidsche
zelfbesturen gevolgd, werd besproken;
Het blad toonde zich daarin voorstan
der van een krachtig optreden tegen!
zulke vorstjes, gelijk onder Van Heutz
was geschied. In verband daarmede laak
te het de zwakke houding, tegenover den
vorst van Riouw aangenomen.
Nader schreef hetzelfde blad:
Onze politiek jegens de buitenbezittin
gen heeft zich altijd gekenmerkt door
vreesachtigheid. Te Buitenzorg en te Ba
tavia was men steeds bang zich aan
koud water te branden. Expedities wer
den zoo lang mogelijk verschoven, in-
landsche vorsten en hoofden zoo lanlgi
mogelijk ontzien. De gouverneur-gene
raal Van Heutz maakte daar een eind aan
en dat is zijn groote verdienste. Tegen
woordig echter heeft de vroegere half
heid weer de overhand gekregen. Aller
lei schrikbeelden waren in de reglee-
ringsbureau's rond de hoogste wijsheid
vinden debeeren in de leus: slikken1, slik
ken maar.
Met nadruk weiisch ik daar nogmaals
tegen op te komen. Als ons gezag in
deze gewesten zich zal staande houden,
dan moet het gerugsteund worden niet
alleen door militaire macht maar ook
door durf. De Regeering moet den moed
hebben overal in te grijpen waar men
haar kracht behoort te voelen. Door aar
zeling harerzijds, die wordt uitgelegd
als zwakheid, ondermijnt zij haar gezag.
Cholera.
De „Java-Bode" van 28 Februari
meldt:
Onder mededeeling, dat van af mor
gen geen rapport meer zal worden uit
gebracht, vermeldt het cholera-rappot
van heden een geval met doodelijken af
loop.
De onder behandeling zijnde patienL
ten zijn steeds vooruitgaande.
Sedert 29 Januari j.L werd te Sema-
rang geen cholerageval meer vermeld.
De „Sumatra-Bode" van 3 Maart
meldt:
Ten zuiden van de plaats Painan' is
in het district Batang Kapas te Pasar
Koeok en te Pasar Taloeok in vrij hevi
ge mate cholera uitgebroken.,
Morgen wordt van Batavia verwacht
een bezending scrum voor inenting te
gen cholera en dit zal dadelijk door het
ss. „Cerarn" naar Batang Kapas wor
den overgebracht.
Tuberculeusvee.
De „N. Soer. Ct." verneemt, dat de
gemeentelijke veearts, de heer Lenshoek,
bij den Chineeschen melk leverancier van
het militaire hospitaal constateerde dat
28 pCt. van het aantal koeien lijdende
was aan tuberculose. 1
Onvoldoend onderwijs.
Eenige ouders te Cheribon hebbeïi'
zich telegraphisch met een klacht to,t
den directeur van Onderwijs, Eeredienst
en Nijverheid gewend.
De quaestie is, dat op de ie gl^-
mengde school daar ter plaatse slechts
4 onderwijzers beschikbaar zijn voor 7
klassen, terwijl bovendien gewoonlijk
één der onderwijzers wegens ziekte ab
sent is.
Dat door dezen toestand het onder
wijs lijdt, spreekt vanzelf, schrijft de
„Nwe Soer. Crt.", vele kinderen wer
den reeds om 10 uur naar huis gestuurd.
Kerknieuws.
Men meldt uit Sparrendaal aan de
„Msb." dat heden aldaar het telegraphisch
bericht is ontvangen uit Oost-Mongolië,
delijke inrichtingen van weldadigheid
waren reeds lang onder berusting van
den notaris, dat was reeds voor den dood
hunner moeder gebieurd en zoo ook nu
weermen was toch eene weldadige
stichting verschuldigd aan het aanzien
van het door de geheele wereld bekende
huis. De zonen namen het bankiershuis
over, dat sprak van zelf, wat moesten
dat dan nog voor zaken zijn, welke hum
vader in orde had te brengen? Van
bezwaren der onsterfelijke ziel hadden
zij geen besef, of dachten er tenminste
niet aan.
II.
Henri zat aan het ziekbed zijns va
ders deze was uit het stadium van
ijlen tot bewustzijn gekomen, juist zooi
als de professor voorzegd had, en het
eerste, wat hij deed, was de ziekenver
pleegster te verzoeken zijn zoon HenL
ri bij hem te ontbieden.
De handen van den zieke plukten ze
nuwachtig aan de zijden dekens en de
diep in hunne kassen liggende oogon
blikten onvast om zich heen.
„Hoe gaat het, vader?" vroeg Henri,
de hand des zieken vasthoudend, als wil
de hij hem het plukken aan den deken,
allen stervenden eigen, beletten', „gaat
het noch altijd niet beter?"
„Neen, Hejyi, neen,... het Jop.pt tea
De hoogeerwaarde heer Vicaris-Gene
raal van het Aartsbisdom Utrecht heeft
benoemd tot pastoor te Zevenaar, den
weleerw. heer G. Schoorlemmertot
pastoor te Hoonhorst, den weleerw. heer
P. M. Simons; tot pastoor te Dieren, den
weleerw. heer dr. J. J. J. A. Haanebrink;
tot pastoor te Renswoude, den weleerw.
heer M. R. Andriessen tot rector van het
gesticht „Larenstein" te Velp (O.) den
weleerw. heer J. J. Swildens.
Kunst en Wetenschappen.
Stijn Streuvels.
Uit Antwerpen schrijft men aan liet
Hbld.
Men verzekert ons dat de vijfjaarlijksclie
prijs voor Vlaamsche letterkunde, alreeds
in 1905 aan Stijn Streuvels toegekend,
ten tweede male door den vruchtbaren
Westvlaamsche schrijver is gewonnen.
Die prijs bedraagt een som van 5000 fr.
en wordt door de Regeering, met behulp
van leden der Koninklijke Vlaamsche
Academie, uitgereikt bij wijze van „aan
moediging". De jury heeft dus Stijn Streu
vels nogmaals aangemoedigd.
Het mag eene voor al de andere
Vlaamsche literatoren hoogst verheugende
uitspraak heeten. Op den naam van Streu
vels kristalliseerd zich de beteekenis, het
wezen zelf van de jong-Vlaamsche letter
kunde, en het is te hopen, dat alle vol
gende aanmoedigingsprijzen ook aan
Streuvels mochten gegeven worden.
Er is inderdaad op het oogenblik in
Vlaanderen geen schrijver te vinden die
een zoo groote eer en een zoo duchtigen
financieëlen steun maar eenigszins wetti
gen zou.
Naar de N. R. Ct. verneemt zal er van
9 tot 12 September 1912 alhier een
congres voor godsdienstgeschiedenis wor
den gehouden.
Land- en Tuinbouw.
Groententeelt.
Een snelle groei en een vroege, zoo
vroeg mogelijke oogst zijn in den tu -
bouw van grooter belang dan in u^i
landbouwhoe vroeger de producten op
de markt of aan den inan kunnen wor
den gebracht, des tc hooger zijn de
prijzen, en veelal hangt de rentabiliteit
van een of andere cultuur niet het minst
af van den tijd van rijpheid of oogst-
baarheid.
De bemesting is hierbij een groote
factor: pasklaar voedsel moet het gewas
van meet af aan in overvloedige mate
kunnen vinden. De tafel moet dus voor
de planten goed gedekt zijn met alle
noodige voedingsstoffen. Vooral echter
met stikstofvoedsel, want wij weten het:
stikstof fs een drijver, zij voedt van
haar zelve en tevens indirect door wat
in den grond sluimert, wakker te maken.
'tls daarom evenwel volstrekt niet het
zelfde in welken vorm dat stikstofvoedsel
wordt toegediend, bcp-'Hijk met het
oog op hetgeen we li -oven opmerk
ten. Leerzaam js dienaangaande de in
de gemeente Koedijk, behoorende tot
^ïet ambtsgebied van den Rijkstuinbouw-
leeraar Hazeloop, bij den heer W. Blok
ker genomen proeven, waar chilisalpeter
en zwavelzure ammoniak met elkaar
werden vergeleken.
Groote behoefte was daar bij de kool
teelt steeds gebleken aan stikstofhoudend
voedsel, terwijl zoo goed als geen ge
brek aan phosphorzuur en Tcali bleek te
bestaan. In 1906 begon men tc onder
zoeken aan welke meststof: chilisalpeter
of zw. ammoniak de voorkeur moest
worden gegeven; in 1907 werden do
proeven voortgezet. Hei proefveldje werd
beplant met vroege Langedijker bloem
kool. Men gaf op de 8 perceelen, ieder
groot pl.in. 2A/2 Arc: I 15 K.G. chili,
II idem plus 10 K.G. patentkali, III
121/2 K.G. zw. ammoniak, IV idem plus
10 K.G. patentkali; daarop volgden 4
einde.... maar ik kan nog niet sterven-..,
neen, ik mag nog niet.... hier, op zijna
borst wijzend, hier zit nog iets, dat
moet weg.... Ihoort gij, het moet weg!"
„Vader, stel u gerust," antwoordde
Henri, wien het bij de zichtbare angst
van den zieke onprettig te moede werd,
„gij hebt koorts en de koorts maakt u
onrustig. Dokter World is beneden, hij
zal u iets kalmeerends geven, dan zal
het wel beter gaan."
„Neen Henri," riep de zieke, al meer
en meer onrustig wordend, „wat hier
zit.... neen, dat kan geen dokter wegne
men.... geen dokter, hoort gij?"
„Maar, wat bedoelt u dan, vader? Wie
moet u helpen?" vroeg de zoon, die
meende dat zijn vader weder ijldedaar
om wilde hij zijne bedoeling weten, om
hem gerust te stellen.
„Laat terstond een priester halen, Hen
ri, een katholiek priester, hoort gij be
val de zieke, zich met geweld tot een:
krachtig spreken dringend.
„Een... Katholiekenpriester?" Als
de zieke bevolen had een ster ujt het
hemelgewelf te halen, had Henri niet
meer verwonderd kunnen zijn, „Vader
gij begint weer te ijlen... wat moet een
Katholiek priester hier doen? Het zal
u maar zenuwachtiger en nog ziekjer,
maken, dan gij toch reeds zijn."
(V£ordt vervolgd^