1 1 1 "1 1 1 1 dr M 8. Allerlei. Uoor onze jongens en meisjes. Beste vriendjes en vriendinnetjes 67 •31 45 67 Ijl! 1 A IZI A A Hier heb ik van veertien lucifers- stokjes het jaartal 1911 gevormd; van deze veertien stokjes moet u er drie wegnemen en drie andere zoo verplaatsen, dat er een Hollandsch woord wordt gevormd. r T T M M en de biDnenste 96 Dat was een snijdend contrast met de in pracht en glans badende zalen, die hij zooeven verlaten had en hij rilde onwillekeurig, toen hij zijn mantel afwierp en de zuster naar het bed volgde. Ze nam de oude dekens weg en lei ze op den grond en daarna het lijk in een laken wikkelend, sprak ze: ,,Als we hem nu daar even neerleggen, kan ik het bed in orde maken." Met klimmende verbazing zag de officier het aan en haastte zich haar te helpen. Zij deed het alles zoo vlug en zeker en hij wist zelf ternauwernood hoe alles 200 spoedig gedaan was, toen de doode, wiens aanblik hem eerst deed rillen, daar zoo vreed zaam lag met gewasschen gelaat en gekamde haren en een rozen krans in de gevouwen handen. Bewonderend rustten zijn blikken op de non. „Zuster," zei hij eindelijk, „wat geeft u den moed zulk een zware taak te vol brengen?" Glimlachend antwoordde zij: „De liefde maakt alles licht. Men gewent zich zoo spoedig aan wat eerst zwaar lijkt en dan ligt er een heerlijke belooning in, den verlatene te kunnen helpen." Haar gelaat scheen hem als van een hemelsche glorie om straald. En voor een paar uren had hij zulk een arme, nederige zuster nauwelijks een blik gegund! Met welke andere oogen zag hij haar nu aan 1 Een flauw vermoeden kwam in hem op, welk een rein geluk een mensch kan genieten, die zijn hart van het aardsche afwendt tot God. Een diepe, oprechte eerbied doordrong hem voor het stille, ootmoedige liefdewerk dezer religieuse, dat zijn meening, die hij zich uit de verte gevormd had, geheel wijzigde. ,.Ja," sprak hij, „ik begrijp, dat het een rein, heerlijk gevoel kan zijn en dat men daarvoor van alle aardsch geluk afstand kan doen, maar ontzinkt u nooit de moed, bij het zien van zoo veel jammer en ellende „Als we geen menschelijke hulp vinden, wenden wij onze blik ken tot God, en Die verlaat ons niet. Dat heb ik nu weer onder vinden," sprak zij met een onbeschrijfelijke vreugde in haar stem, „nu ik mij hier niet alleen wist te helpen." Hij werd steeds nadenkender. Wie zulk een geloof mocht heb ben! „Hoe hebt ge dat geloof verkregen, zuster?" ,,Ik bid God steeds, dat Hij mij daarin moge sterken," sprak zij zacht, „want de menschelijke wil is zoo zwak en het geloof is een licht en een genade van Boven." „Uw woorden treffen mij diep in het hart, nu ik de daden zie, die daaruit voortkomen. Wil mij in uw gebed gedenken, zuster." ,,U heeft mij een grooten dienst bewezen en wij hebben geen anderen dank dan ons gebed. Moge God dat verhoorenl" „Amen," sprak hij diep ontroerd. „Als ge nu naar uw klooster terugkeert, mag ik u zeker mijn geleide aanbieden." „Dank u, ik blijf dezen nacht hier bij den doode. Overigens ben ik nooit bang, want ook de ruwste menschen, die ik nog heb ontmoet, hebben steeds achting betoond voor mijn kleed. Maar ik zal u de trap afleiden met dit licht, ge zoudt in het donker den weg niet vinden. En God moge u uwe goedheid vergelden." In diepe gedachten keerde de officier naar zijn woning terug. Het armoedige dakkamertje met den doode. en de zuster wilde niet uit zijn hoofd, en de woorden, die hij had vernomen, ver vulden zijn hart met een gevoel, dat hij in lange niet gekend had Den volgenden dag ontving de advocaat reeds vroeg een be zoek van den officier, die hem onder mededeeling van de zonder linge ontmoeting van dien nacht een bijdrage kwam brengen voor het nieuwe klooster der Franciscanessen. De officier is nu een der ijverigste leden der St. Vincentius vereeniging, en mocht hij aanvankelijk voor den jammeren de ellende in menig afzichtelijk verblijf d_-r armen zijn teruggeschrikt, het beeld der stille, zachtmoedige doch heldhaftige religieuse bleef hem steeds voor den geest en hare woorden„De liefde maakt alles licht," hadden hem kracht geschonken om op den weg der christelijke naastenliefde moedig voort te gaan. Een %oed idee. Baas. Zeg eens kwajongen, ik geloof dat jij als je een glas bier voor mij haalt, er onderweg de helft uitdrinkt en er dan water bijgietl Leerjongen. Heuschbaas, daar heb ik zelfs nog nooit aan ge dacht. (verder bij zich zelf) Maar het idee is drommels goed! Mislukte ver07itschiddiging. Gast. Wat kost hier een kop koffie? Kellner. Vijf en twintig cents. Gast. Te drommel, dat is duur; in de „Gouden Leeuw" betaal ik slechts vijftien cents; de koffie is dan wel wat slechter dan de uwe, maar zij is ook tien cents goedkooper. Kellner. Goedkooper, nu, dat wil ik niet ontkennen, maar slechter, dat betwijfel ik. Hebt ge al eens het vertelseltje gehoord van de zeven zoete kinderen? Neen, dan zal ik u dat eens heel in 't kort vertellen Zeven zoete kinderen waren eens bijeen Een speelde er met een mes, Toen waren er nog maai zes! Die zes bakkeleiden met malkaar; Een schold zijn zusje voor „oud wijf,"- Toen bleven er nog maar vijf! Vijf zoete kinderen solden met de kat Een schopte 't stomme dier, Toen waren er nog vier! Die vier zochten ruzie met de meid Een beloog de oude Mie, Toen waren er nog drie! Drie zoete kinderen kregen een boterham met koek Een was er niet mee tevreê, Toen waren er nog maar twee! Die twee speelden te dicht bij de tram Een kwam er onder met zijn been Toen bleef er, jammer genoeg, maar een Dat ééne zoete kind vroeg toen vergiffenis Voor allemaal, .'f werd gegeven En toen waren er weer zeven! 1. 67 45 23 67 23 67 23 23 Correspondentie: M. G. den Haag. Uw verhaaltje ontvangen, en 't zal binnen kort ook wel geplaatst worden, maar ik vermoed, dat u het zoo overgeschreven hebt uit een boek Dat moet u niet doen, hoorl U moogt wel een verhaaltje opzen den, dat u gelezen hebt, maar dan moet u het eerst op uw eigen manier overver tellen. Dan volgt hier de oplossing der raadsels van de vorige maal 2. Lepel. 3. Degen, regen, zegen. 4. Dwingeland. De letter O. 5. Napoleon (in een deel der oplage verkeerd.) Nu nog eenige raadsels, waarvan ge de oplossingen niet behoeft in te zenden, omdat ze den volgenden keer gegeven worden een stad in Zuid-Frankrijk, de derde een stad in Bohemen, de vijfde een gebergte in Noord-Afrika en de zesde een groot water. 3. Mijn eerste deel is hoog geroemd In Amstels grijze stede 1 En bij het schamelst middagmaal Ontbreekt toch nooit mijn tweede, 't Geheel toont u een instrument Van koper, tin noch staal Men speelt er lustig op, Maar nimmer muzikaal. (Ingezonden door C. Wayer, Medemblik). 4. Ik ben een stad in Gelderland, ver plaats de letters en ge krijgt een jongens naam. Bij dit figuur raadsel vormen de binnenste 2- A AAA A A A E E n Q p PIJRR horizontale lijn G 7 M verticale lijn den i o Z, naam van dezelf- E de stad in Noord- Holland. De bovenste en de onderste letter van de figuur zijn beide medeklinkers; van boven af te beginnen is de tweede regel 5. m m m m m m m m k t Weik spreekwoord is dit? (De twee laatste ingezonden door Th. Dui venvoorde Noordwijkerhout) ANECDOTE. (Ingezonden door E. v. d. Klaauw, Loosduinen Er in geloopen. Slachter. „Als een vreemde hond bij mij een stuk vleesch komt weghalen, welk recht heb ik dan, mijnheer de advocaat?" Advocaat. „Den eigenaar van den hond laten betalen." Slachter: „Welnu, mijnheer, uw hond heeft bij mij voor twee gulden gestolen. Wilt u dus zoo goed zijn om te betalen?" Advocaat: „Zeker, wel, mijnheer 1 Maar dit consult kost vijf gulden, zoodat u mij nog drie gulden schuldig zijt!" Ziezoo, jongelui, de volgende week krijgt ge een opgave, waar ge heel wat aan te pluizen zult hebben. Daarvan zult ge wel de oplossing moeten inzenden en onder de beste oplossers zullen twee fotografiën ver loot worden van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. Tot de volgende week dus! DE RAADSELREDACTEUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 14