Eind goed, al goed. 90 10 #E schipper heeft hen alleen aanbevolen niet vóór een uur in den nacht te komen. Op dat uur kon hij wel onder zeil gaan en als ze vroeger kwamen zou hij niet weten waar hij hen verbergen moest." „Het zal al heel gemakkelijk zijn daarvoor te zorgen," antwoordde Hervas. „Ats we hier te middernacht vertrekken, zullen we te juister tijd op de plaats van bestemming zijn." „Te middernacht vertrekken! Dat zal de reizigster aan de groot ste gevaren blootstellen. Tegen de gravin wordt morgen een be vel tot gevangenneming uitgevaardigd evenals tegen u en mij, waarde Hervaser zullen bevelen worden gegeven om ons allen in den avond gevangen te nemen. Luyster heeft ons te Parijs aangegeven en op zijn aanstoken heeft het Comité van openbare veiligheid een zijner leden gezonden, voorzien van de meest uit gebreide volmachten." „Hoe weet ge dat," vroeg Hervas van schrik als verbijsterd. „Ik weet het dank zij een toeval, dat ons bewijst hoe de Voor zienigheid ons niet verlaat en over ons waakt." Hierop deelde Gaston aan Hervas den inhoud van het gesprek mee dat hij afgeluisterd had. Hervas luisterde met de kalmte en koelbloedigheid van een man, wien het leven geleerd heeft, zich over niets te verwonderen. Zijn kalmte was echter slechts schijn baar, inwendig was hij verontwaardigd en vol drift, wat hem echter niet verhinderde de Voorzienigheid te bewonderen en te danken, Die de zaken zoo had geleid, dat hij het gevaar had leeren kennen en hem tijd werd gelaten het te bezweren. „Gij hebt gelijk met te zeggen dat God ons beschermt," zeide hij. „Zijn hand is te ontdekken in de gebeurtenissen, die ons de plannen der boosdoeners openbaarden en het is nu aan ons die te verijdelen. Het vereischt echter overweging," voegde hij er bij, „en het is nog een weldaad des Hemels dat ons daartoe tijd gelaten is. Laten wij gaan slapende nacht brengt raad. Het zal morgen nog tijd genoeg zijn om een besluit te nemen. Zoo sprak hij om Gaston gerust te stellen, wiens nachtrust hij niet in gevaar wilde brengen door hem deelgenoot te maken van zijn onrust en angst. En deze waren vreeselijk ze maakten het hem onmogelijk rust te nemen. Hij had zich te bed begeven, doch sliep niet. Voortdurend vroeg hij zich af, hoe hij de gevan genneming der gravin en van hen allen zou kunnen verhinderen. Hij dacht er over de dorpelingen te wekken en de mannen wier toewijding hij had leeren kennen, te wapen te roepen. Hij was er zeker van, dat de burgemeester Bonnard hem zou helpen. Maar hij vreesde hem te compromitteeren en dan zou hij hem, na de gravin gered te hebben, aan de woede zijner vijanden heb ben overgeleverd, vooral als hij zelf en Gaston hadden kunnen vluchten. En dan kon hij nog op de dorpelingen rekenen? Hij had teekenen van verkoeling gezien, van vrees voor het in macht winnende schrikbewind. Daarom liet hij dit denkbeeld varen en achtte het zelfs beter alles geheim te houden en alleen de plannen der booswichten te verijdelen. Maar hoe? Twintigmaal gedurende dezen langen nacht stelde hij zich die vraag en telkens werd het hem duisterder; er bleef hen niets over dan den agenten van het comité den toegang tot het kasteel met geweld te beletten. Hiervoor kon hij slechts reke nen op zich zelf en Gaston. En wat konden zij met hun beiden tegen vier of vijf gewapenden! De uitslag was niet twijfelachtig en vielen zij of werden zij overmand, dan was de gravin tevens van haar beschermers beroofd. Het vertrek van mevrouw de Ruquemare verhaasten ging ook niet, want de visscher had verklaard dat ze niet mocht aankomen dan op het oogenblik der afvaart, wilde zij zich niet aan het grootste gevaar blootstellen. Zoo vond Hervas aan alle zijden onoverkomelijke hinderpalen, en na een slapeloozen nacht had hij de gezochte oplossing nog niet gevonden. Toen Gaston dan ook den volgenden mor gen bij hem kwam, deelde hij hem zijn zorg en angst voor het dreigende gevaar mede. Gaston antwoordde, dat het zoover niet komen moest. Hij had eveneens op middelen gezonnen die dat moesten voorkomen. En hij zoü het ook beletten, als Hervas dat maar aan hem wilde overlaten. Dit zeide hij op zulk een vastberaden toon, dat hij zelfs zijn ouden vriend vertrouwen inboezemde. „Maar wat wilt ge dan doen," vroeg deze. „Vraag mij dat niet. Ik weet het zelf nog niet recht. Wat ik weet is, dat als Boisblanc dezen avond in het café de la Fidélité kwam, Luyster hem te vergeefs aan de abdij zou wachten. Zij moeten elkaar daar niet ontmoeten. En daar Boisblanc het mandaat tot inhechtenisneming heeft, kan Luyster alleen niets beginnen. De gravin zal dan niet worden opgehouden en wij even min. Zorg gij dus, oude vriend, voor de vlucht der gravin, geleid haar naar Saint Valéry en bescherm haar tot haar inscheping; voor het overige vertrouwt ge maar op mij. Ik maak mij sterk alle hinderpalen te overwinnen." „En daarbij zult ge zeker uw leven in de waagschaal gaan stellen, als ik u uw gang laat gaan?" „Mijn leven? Ik ben bereid het te geven voor Marie Thérèse en haar moeder en ook voor u, dien ik als een vader bemin. Maar in dit geval zal het geen gevaar loopen." „Ja, daarvoor ken ik u. Als al de leden van ge den dood trotseeren zonder er aan te den moet ik uw plan kennen om verantwoord te zijr „Ja, ik heb een plan, maar de bijzonderhede den loop dien de gebeurtenissen nemen en dien kan. Vraag mij daarom niet verder, Hervas." „Welnu, het zij zoo," sprak deze na eenige i stilte en overweging. „Zeker, het was de Voo uw plan heeft ingegeven en zij zal uw ondernen Ik zal de vluchtelingen naar Sint-Valéiy geleide te zorgen, dat men ons niet ophoudt." Een glimlach van zèlfvoldoening kwam op G tot aan den avond onderhielden de twee vri meer over de besluiten, die zij hadden genomer III. Burger Lordat, de eigenaar van het Café d weduwnaar zonder kinderen en had in zijn her vende zaak. Er kwamen in dien tijd nog vele dien weg, die geregeld bij hem aanlegden om z terwijl hun paarden uitrustten. Commis-voyageu en de landlieden kwamen er gaarne bij elkaar dewijn, uit cider gestookt te drinken, dien Lore en die een goede reputatie had. De herbergier wist bovendien zijn zaak te d kosten en zonder groote inspanning voor hem knechts of dienstboden en sloot zijn herberg invallen der duisternis om zich vroeg ter ruste Dezen avond echfer was hij tegen zijn gewo> nog niet naar bed gegaan, maar zat op den dre in de houding van iemand die de wacht h«ud merkt had gadegeslagen zou getroffen zijn door en als het licht van de kaars, die op de tafel zijn gezicht had verlicht, zou men in zijn ooger hebben meenen te ontdekken. En daarin zou m bedrogen. Burger Lordat verborg onder een joviaal uite achtige natuur. Vóór de revolutie was hij ko toen de omwenteling uitgebroken was, verzwak het koningschap zienderoogenhij wachtte in der gebeurtenissen af om geheel van kleur te bleven niet in gebreke hem daartoe de geleger en toen zij de Jacobijnsche partij de overhand zich Lordat met die wolven mee te huilen. I alleen als hij onder hen was. Kwamen er men berg, die door de vorderingen der anarchie v< bewind betreurden, dan was hij het met hen e hij er zeker van was, dat de nieuwe meesters van konden maken. 't Spreekt van zelf, dat hij alleen zoo handf te believen en zijn zaak te bevoordeelen en dat Hij had zijn vrienden onder alle partijen en d den dan ook, dat hij bereid was hen te diem listen evenzeer overtuigd waren dat zij op her Zoo werd hij door beide partijen vertrouwd, rr wel door Luyster, een ouden klant van zijn dan ook niet geaarzeld hem in het vertrouwen medewerking te verzoeken. Burger Lordat h< maar zich in stilte voorgenomen de bedreigd als het tijd was, want hij was in elk geval g en oordeelde het verstandig met het oog o; komst, zich de dankbaarheid der koningsgezin dienen. Ongelukkig lieten de omstandighede toe. Behalve dat Luyster hem niet meer d« toevertrouwd, werd hij eerstop het laatste oogei zich gereed te houden. Denzelfden dag, waar afwachtende houding op den drempel zijner v Luyster hem pas komen zeggen, dat hij z moest stellen van burger Boisblanc. ,Hij komt in den avond hier," had Luystei zijn bevelen en brengt hem naar de abdij. Al hebt, wees dan even geheimhoudend als diens Verschrikt door deze bedreiging had Lordal als zijn klant beloofd te zwijgen. Elke poging doen mislukken zou gevaarlijk voor hen zijn besloten de zaken haar loop te laten, daar hinderen zonder zich te benadeelen. Maar i vrees ingegeven, veroorzaakte hem angst gen» Wat had hij niet te vreezen, als het ontd hand in het complot had gehad? Den gehe het onzekere wat te doen en toen het uur de: was die toestand bijna onhoudbaar voor hem zijn belofte houden en schrikte daarvan toch t< hij de komst van Boisblanc af. Spoedig werd hij ongeduldig dat hij dezen Hij stond op, ging de herberg binnen, keer naar binnen, gebruikte de rest van zijn ave schonk hij zich een glas brandewijn in om i ven en zijn moed te verhoogen, wat echter king had dan hem slaperig te maken. Het geluid van voetstappen buiten c e deui verdooving en hij schrikte, toen hij in plaats Gaston Beau-Casque zag verschijnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 12