Eind goed, al goed. 74 8. #ESCHAARD om de vaten, die zij uit de kelders had den gehaald en waarvan eenige cider (landwijn) en de overige miswijn bevatten, hielden zij niet op met drin ken. Reeds lagen .eenigen van hen beschonken langs den grond in een loodzwaren slaap verzonken. De anderea schreeuwden en zongen en hielden niet op, voor hun krachten waren uitgeput. Zij hadden hun wapenen afgelegd, zich meester wanende van de abdij en overtuigd, dat zij geen verrassing had den te vreezen. Geweren, pistolen, sabels lagen in het rond ver spreid tusschen overblijfselen van gebroken glazen en van boeken, die van de planken gehaald en verscheurd waren. D;t wjeste drinkgelag werd plotseling gestoord door de komst der dragonders. Het gehinnik der paarden buiten deed hen, die nog niet alle gebruik hunuer zinnen verloren hadden, verschrikt opzien. Vervolgens kwamen eenige soldaten die afgestegen waren, met de sabel in de vuist de bibliotheek binnendringen Toen klonk er opeens een kreet van schrik. _De dragonders 1 Vlucht I Redde zich wij kani"* En nu ontstond er een tumult, een wilde ordelooze vlucht. Slechts enkelen wi-ten te ontsnappen, de meesten echter vielen den buiten gebleven soldaten ]n handen. Binnen een hall uur waren bijna allen gevangen en opgesloten in de -zaal waar zij verrast waren. De commandant wilde hen niet in den nacht naar Fécamp laten overbrengen. Gaston begaf zich weer naar het kasteel om de gravin en haar verdedigers te berichten, dat ze van de roovers niets meer te vreezen hadden. Het sloeg drie uur toen hij afscheid nam. Na dien half door waakten nacht van angst en ontroeriug voelde ieder behoefte aan rust Gaston nam broeder Hervas mee naar huis. Moeder Hanouard verwachtte hen. Zij had voor den broeder een slaap plaats in gereedheid gebracht, doch ondanks het aandringen van Gaston wilde broeder Hervas zich niet ter ruste begevenhij achtte het zijn plicht bij het stoffelijk overschot van den abt den nacht door te brengen. Gaston blèet mede eenigen tijd waken, maar weldra werd hij door den slaap overmand Hij begaf zich naar zijn kamer en sliep tot in den morgen. Bij zijn ontwaken had de regen opgehouden en de zon brak door de wolken. Hervas zat nog op de plaats, waar zijn jonge vriend hem ver laten had. Hij had op hem gewacht om samen naar de abdij te gaan. Toen zij op weg gingen en het kasteel voorbij kwamen, bemerkten zij de gravin, die zich ook gehaast had om te ver nemen of het klooster nog stond of geheel verwoest was Zij ging met hen mee en bijna al de dorpeliogen volgden. Het was een droevige stoet; in stilte trok men langs den nog zeer modderigen weg naar de abdij. Halfweg ontmoette men de dragonders, in wier midden de gevangen genomen bandieten marcheerden, die door de dorpe lingen met bedreigingen en verwenschingen overladen werden Ze bogen het hoofd zonder erop te antwoorden EveD laf nu als zij den vorigen dag vermetel geweest wareD, vreesden zij door de woedende menigte aangevallen te worden. Toen ze gepasseerd waren, werd de tocht voortgezet. De brand was gebluscht, rraar de verwo?stingen, die hij had aangericht, vertoonden zich aan alle kanten. Treurig stond broe der Hervas erbij, die zijn klQoster, zijn gerust, werkzaam leven, maar vooral zijn overste, den moedigen ouden abt betreurde. Bovendien zag hij in de verwoesting der abdij de voorbode van een reeks ongelukken en rampen a's de triumf der revolution- naire leerstellingen. Wat hem zelf betreft, zijn lot was geheel veranderd. Wat hij eigenlijk zou gaan doen, kon hij nog niet bepalen. De gebeur tenissen waren elkaar zoo snel opgevolgd, dat er voor overwe gingen geen tijd geweest was In een rustiger tijd zou hij zich naar een ander klooster zijner orde hebben kunnen begeven, maar ze werden alle bedreigd en zouden wellicht alle verdwijnen. In het buitenland zou hij mogelijk een toevlucht hebben gevon den. maar hij wilde zijn land niet verlaten. Overigens, hij was geen priester, hij had bovendien slechts tijdelijke geloften afgelegd en de tijd maakte het niet raadzaam ze nu te vernieuwen veroordeeld om bij den dag te leven, be sloot hij te wachten, voorloopig bij Gaston te blijven en dezen met raad en daad ter zijde te staan. Dan kon hij tevens toezicht houden op de ruïae der abdij, opdat daar niets zou worden ont vreemd, en de overblijfselen zoo goed het gingopruimen of weer eenigszins in goeden staat brengen Het was eerst na de de teraardebestelling van den abt, dat hij met Gaston over zijn plannen sprak. Deze verheugde zich erover, dat hij zijn vriend niet zou verliezen, maar integendeel in hem een onafscheidelijken metgezel zou verwerven TWEEDE DEEL. I. Drie jaren zijn verloopen sedert de gebeurtenissen, die wij hebben verhaald. Reeds acht maanden van het jaar 1792 behoor den tot de geschiedenis, waarin het met bloedige letteren ge schreven was. Men was midden in October. Om dezen tijd leverde Frankrijk, in handen gevallen van de Jacobijnen, een treurig tooneel op. Den lOen Augustus was het koningschap afgeschaft en de republiek uitgeroepen, die het land het schrikbewind bracht en de koninklijke familie in de gevangenis deed zuchten. Een groot deel van den a iel was reeds uitgeweken. De wetten van het oude regime waren door nieuwe vervangen: een vreeselijk arse naal, waar het schrikbewind de wapenen in vond tot grondvesting van zijn macht. De priesters waren tot den eed op de constitutie gedwongen of gevangen genomen en verjaagd, de kloosters werden, voor zoover zij nog bestonden, geconfisqueerd, ten verkoop aangeboden en zoo ze niet verkocht werden onder toezicht der burgerlijke overheid gesteld. Dit lot onderging ook de abdij te Hacquetot, die tot eigendom van den staat werd verklaard en onder de be waking gesteld werd van den voormaligen broeder Hervas. Het zou vreemd schijnen, dat hieivoor een oud religieus ge kozen werd, doch er was in het dorp niemand voor te vinden geweest dan Luyster. Maar de slechte naam dien deze had en de vrees, dat hij zich met het roerend goed, dat nog over was, zou verrijken, waren oorzaak, dat men hem tot zijn groote spijt voorbij gegaan was En daar het departementaal bestuur te Rouaan uit eerlijke en gematigde lieden bestond, had het broe der Hervas er voor aangewezen. Deze had zich genoodzaakt gezien zijn kloosterkleed af te leg gen of te vluchten hij had het eerste gekozen Hij woonde bij Gaston en hielp hem in de verzorging van de kleine bezitting, die deze van zijn ouders had geërfd. Hun leven was sedert het ongeluk hen vereenigd had, rustig en vreedzaam geweest. Zeker, ze waren niet onverschillig voor de rampen die Frankrijk troffen en voor den voortgang der revolutionnaire woelingen, maar te Hacquetot bemerkte men hiervan zeer weinig. De bevolking was nog niet met de nieuwe denkbeelden besmet, leefde hoofdzake lijk van de zee, bezocht zeer weinig de stad en zoo bleef de rust in het dorp bewaard even goed als de veiligheid van de gravin de Ruquemare en hare vrienden. De eenige vijand die nog te vreezen was, leefde nog in het dorp n.l. Luyster, maar sedert den brand der abdij hield hij zich rustig e_ deed niet van zich spreken Of hij zich gelukkig achtte den dag na de catastrophe ontsnapt te zijn aan dc vervolging der brandstichters of dat hij zijn lijd wilde afwachten, hij vertoonde zich nitt in het dorp. Wel ging hij vaak naar Fécamp om met de Jacobijnen in betrekking te blijven, maar hij liet zich zoo weinig zien dat men zich niet meer met hem bezig hield. De gravin de Ruquemare leefde nog steeds rustig op haar kasteel en verhtugde zich vaak over haar besluit niet te zijn uitgewe ken, ze werd bemind en geëerd door hare onderhoorigen. maar ook door de dorpelingen, onder wie zij vooitging hare weldaden te verspreiden door het ondersteunen der armen en het verzorgen der zieken Hervas en Gaston kwamen dagelijks op het kasteel. De voor malige broeder was de trouwe raadsman der gravin geworden. Met hem beraadslaagde zij in alle gewichti'ge omstandigheden, vóór zij een besluit nam. In 1789 had hij het goedgekeurd, dat zij niet zou vertrekken en haar beloofd, dat wanneer haar veilig heid gevaar liep, hij haar zou waarschuwen. Diie jaren waren sedert verloopen en haar vertrouwen in zijn doorzicht en zijn toewijding was voortdurend toegenomen. Ze achtte zich dan ook in haar kasteel in volkomen veiligheid en wenschte zich geluk zich niet te hebben overgeleverd aan de moeilijkheden der ballingschap. Ze mocht zich ook verheugen in de rusiige en voorspoedige ontwikkeling van haar dochter die nu den leeftijd van 1 5 jaar bereikt had en, opgeruimd te midden der landelijke rust, aan een krachtig lichaam een sterken, moedi gen geest beloofde te zullen paren, zooals de geschiedenis van haar geslacht van talrijke vrouwen verhaalde. Die haar kenden, bewonderden en beminden haar. Gaston Beau Casque voeld-e voor haar een trouwe genegenheid Ze had geen trouwer vriend dan hij. En de oude betrekking tusschen hm had meer en meer een broederlijk karakter aangenomen. Toen ze jonger waren was Gaston voor haar alleen de oudere broeder geweest. Nu zij geen kind meer was en zij meer zijns gelijke werd, bleef toch de vriendschap bestaan en het had van beide zijden allen schijn alsof nooit een ander gevoel zich daar uit zou ontwikkelen. Het leven der weinige personen waarmede dit verhaal zich bezig houdt, was dus vrijwel zonder schaduw geweest, hoe vaak de gebeurtenissen in het land hadden gedreigd het te verduisteren. Ze wenschteo niets liever dan dat het zoo bleef en dat ze niet van elkaar zouden worden gescheiden. Ondanks den voortgang der omwenteling en de gewelddadigheden, waarvan de dagbladen vei haalden of waarvan de geruchten tot hen doordrongen, brachten de jongelieden den gelukkigsten tijd hun levens door Maria Thé-è^e meende, dat ze haar leven lang wel te Hacquetot zou doorbrengen en Gaston verklaarde meermalen dat hij er wel altijd blijven wilde. Als Hervas hem daa opmerkte, dat zijn negentien jaren hem zouden verplichten een werkkring te kiezen, antwoordde hij: Welken werkkring kan men kiezen in een tijd als de onze, de geheele maatschappij is in onrust, overal zegevieren de boeren Onder welke ban er kan men zfch schareD welk beicep kan men kiezen?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 17