Uit de Pers, De andere weg. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Vrijdag 10 Maart. Noodkreet. liet „Centrum" merkt op, dat het mis loopt met het petitionnement der S. D. A. P. waarbij aan de regeering de „onverwijlde" invoering van het alg. kiesrecht voor mannen en vrouwen ge- eischt wordt. Herhaaldelijk heeft men gedurende den laatsten t^jd in het orgaan der partij allerlei fraaie berichten over dit petition nement kunnen lezen. 't Ging goed, mooi, flink, best, enz. enz. met de beweging. Ook katholieke en andere niet-socia- listische arbeiders teekenden bij massa's. De goedgeloovige lezer van al dit fraais moest wel denken, dat het handteekenin- gen regende op het product der S. D. A. P. Eilacy, het blijkt, dat de berichten in het orgaan dier partij den toestand wel Ietwatflatteerden Want in datzelfde orgaan vindt men thans een hoofdartikel, waarin niet on duidelijk wordt te verstaan gegeven, dat de leiders, zacht uitgedrukt, teleurge steld zijn. Hoe staat het ermee, met het Volks- peliiionpement, luidt de vraag. En dan wordt wel verzekerd, dat „van vele en velerlei plaatsen gunstige berich ten (zijn) ontvangen," maar daarop vol gen zoovele verzuchtingen, dat men wel begrijpt, hoe het er eigenlijk mee staat In menig district van de groote steden, en speciaal van Amsterdam, is het „niet geheel in orde." Men heeft „te lang de kat uit den boom gekeken." Er moeien meer „huisbezoekers ko men." De partijgenooten en de vakvereeni- gingen „moeten zich eens goed reken schap geven van de beteekenis der goede bewerking van steden als Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Utrecht enz." De partijgenooten en vakvereenigingen hebben „in deze werkelijk een groote verantwoordelijkheid te dragen, en, eer lijk gezegd, komt het ons voor dat niet allen daarvan genoeg doordrongen zijn". En met "vette letters wordt dan geschre ven, dat, wanneer in de groote steden niei ieder partijgenoot aanpakt en dag aan dag aanpakt, totdat het werk is af- geloopen „aan de petitionnementsactie een definitieve, niet te herstellen schade (is) toegebracht Dit alles is duidelijk, overduidelijk. Het petitionnement, dat niets anders dan een lok- en reclame-middel voor de S. D. A. P. beduidt, waarvan nie mand de „onverwijlde" invoering van het A. K. verwacht, dreigt op een vol slagen mislukking te zullen uitloo- pen. Vandaar de noodkreet in het „Volk". Vandaar ook de pogingen, die, naar 't schijnt, veelal fiasco maken, om naar alle kanten en van alle zijden handteeke- ningen te. verzamelen. Als de eigen veeren luttel zijn, moet men die van anderen maar zien te lee- nen Evenwel, het zaakje marcheert slecht; en wanneer de christelijke arbeiders op hun hoede zijn, dan zal het slecht blij ven marcheeren ook. De S. D. A. P. heeft een geheel eigen petitionnements-beweging ge wild. Welnu, men late haar dan ook aan hare eigen krachten over. Dit is billijk. En vooral GEEN Katholieke handtee- kéning onder een socialistisch propagan da stuk, dat bovendien door zijn opge- schroefden vorm en inhoud aan de zaak van het algemeen kiesrecht meer kwaad dan- voordeel doet. De Staat geen Zedenmeester. Onder bovenstaand opschrift schrijft de „Standaard'' een artikel, waar van de conclusie luidt: FEUILLETON. door ERNST ZAHN. 4) Hij kreeg meer huiswerk en zoodoen de zag zijn vader hem minder dan vroc- g.:, maar wanneer deze naar zijn vor deringen informeerde op dc school, bluf te hij altijd op zijn punten, maar ont trok zich zoo haastig mogelijk aan elk ernstig gesprek. Gottfried Grob gevoelde hce de aanicg tot grootspreken eer een zeker soort lichtzinnigheid nog steeds zijn zoon aankleefde, hoeveel moeite hij zich ik geg had, dez t,e bestrijden. Meer en meci begon de bezorgdheid daarover hem zijn innerlijke kalmte te on' omen; het was alsof een worm aan het 'nart vail den kerngezonden man knaagde. 1''ia afloop van het eerste kwartaal b; t Hugo een zeer matig rapport me- ar. huis, dat getuigde van een hel- rdeel en een levendige phantasie, tn da aren jen zijn gebrek aan vol- - - en zijn nei^uig tot onwaarheid Wie als regeeringspersoon handelt, moet handelen naar eigen overtuiging. Van zelf zal daarom een christen-staats man te werk gaan naar den eisch der Christelijke moraal, en een Staatsman, die geen christelijke belijdenis heeft, zich door de Vrije noraal laten leiden. Dit nu wordt bepaald door de volkskeu ze. Is onder het volk de christelijke mo raal in eere, dan zal het in de Staten- Generaal een meerderheid brengen, d'e aan deze moraal verk'eefd is. Van ze.i zullen dan de mannen in het bewind komen, die de Christelijke moraal zijn toegedaan, en dezelfde moraal zal voor het bewind ten richtsnoer zijn. Ontvalt daarentegen het volk aan de Christelijke moraal, en wil het den vrijen mensch naar hartelust aan zijn begeerte bot doen vieren, dan zal de Vrije moraal den hoogsten toon gaan voeren tot in het Regeeringsbewind. Een Staatskerk is er niet meer. Ook het besef van de publieke eerbaarheid drijft thans op de volks'euze en dit verhoogt de beteekenis van de stembus. Nu staat het zoo scherp bij ons nog niet tegenover elkander. De Christelijke moraal hecrscht, dank zij de traditie, nog bij een groot deel des volks, dat con fessioneel aan eht Christendom ontviel. Vandaar dat, ook waar de Vrije moraal zegeviert, ze toch tot dusver nooit anders ten onzent dan in zeer gematigden vorm optrad. Doch dit schuift af. De traditie verliest allengs aan kracht. En juist daarom is het steeds meer eisch, dat de Christelijke moraal zich opnieuw doe gelden. Doch dan zij 't ook in woord en daad. Wat nu geschiedt, dat de Overheid het' hazardspel uit winstbejag bestraft^ en dat ze zelve om zes ton goud 's jaars te winnen, het louter op hazard berus tende spel van haar Staatsloterij voort zet, kan niet consequent zijn. De „T ij d" kan zich met deze conclu sie niet vereenigen. Met deze conclusie kunnen wij ons niet vereenigen. De grief van inconse quentie zou hier gerechtvaardigd zijn, wanneer de Staat het hazardspel als zoo danig, als iets in zich zelf ongeoorloofd of per sé in strijd met het algemeen be lang veroordeelde en bestrafte. Maar dit is niet de strekking van de zedelijk- heidsontwerpen, in zooverre die zich met het hazardspel inlaten. Wij, Katholieken, zien niet gelijk de geestverwanten van „De Standaard" in elk hazardspel uit winstbejag iets immoreels en daarom behoeven wij het niet te wraken, dat de Overheid de Staatsloterij instelt of voortzet. Onze afkeuring begint daar eerst, waar dit spel toevallig ernstige misbruiken meebrengt, welke den toets der morali teit niet kunnen doorstaan een ingrij pen van den Staat, om de misbruiken te gen te gaan, achten wij dan eerst wen- schelijk, of noodzakelijk, wanneer het algemeen belang door die misbruiken een niet onbeduidende schade leidt. De minister van Justitie is, bij het vaststellen van zijne strafbepalingen te gen het hazardspel, uitgegaan van de veromderstellnig, dat in de onder d;e strafwet, ressorteerende gevallen van a 1- g em een belang wel degelijk het in grijpen van den Staat vorderde. 'Wanneer de Minister van Financiën daarentegen de Staatsloterij handhaaft, geschiedt dit op grond van de geheel tegenovergestelde overweging, dat door deze staatsinstelling geen algemeen be lang geschaad wordt, ja, dat daardoor veeleer aan de nu eenmaal bestaande en niet uit te roeien zucht van velen, om nu en dan een kansspel uit winstbejag te wagen, een goede of althans vrij onschul dige richting wordt gegeven. O.i. bestaat er dan ook geen tegen strijdigheid tusschen het optreden van de heeren Regout en Kolkmanbeiden gaan bij het nemen hunner maatregelen van dezelfde beginselen uit, welke be ginselen in het ééne geval tot de straf baarstelling van de voor algemeen wel zijn schadelijke kansspelen leiden, in het andere geval evenwel de Staatsexploita tie van eene in hun oogen onschuldige loterij zoo niet aanmoedigen dan toch tolereeren. spreken zeer laakte. Baas Gottfried werd nu eensklaps zeer verwoed op hem; hij was niet iemand, die zich zelf vergat, in zijn drift maar zijn teleurstelling was zoo groot, dat hij niet meer werken, noch eten kon. Hij liep opgewonden in het vertrek op en neer, waarin Hugo het rapport op de tafel had gelegd, maar zich zelf wijselijk niet liet zien. Toen Anna Grandjean, de misnoegd heid van 'naar zwager bemerkte, en een enkel woord ten gunste van Hugo wilde spreken, was diens vader niet in staat haar met woorden het zwijgen op te leg gen, maar maakte alléén een veelzeggend gebaar dat zij hem niet nog driftiger mocht maken door de partij van haar neefje op te nemen. Na verloop van een poosje vroeg hij haar Hugo te roepen, en toen deze de kamer in kwam, ging hij zoo haastig en gejaagd naar hem toe, dat de jongen het ergste duchtte, maar Gottfried Grob greep hem alleen met vaste, ofschoon bevende hand beet, zeggende „Je weef toch wel, dat wanneer ik hout heb dat te week of te knoestig is om te bewerken, ik het toch wel klaar weet te spelen, maar jij jongen, die toch van mijn eigen hout zi^t, met jou kan ik Vaderlandsloozen. In „Allen Weerbaar", het orgaan van „Volksweerbaarheid", schrijft de heer A. E. Dudok van Heel, over de bijeenkomst der sociaal-democratische Kamerleden met de Belgische sociaal-democratische Kamerleden, oün gezamenlijk het Neder- landsche ontwerjp-Kustverdediging aan critiek te onderwerpen, en naar aanlei ding van die critiek conclusies nopens dit ontwerp te trekken en openbaar te maken. Wij zijn van de sociaal-democraten, aldus de schrijver waar het geldt ar beid in nationalén zin, weinig gewend. Met hun leus: „|Mijn vaderland is daar, waar ik het stoffelijk liet beste heb," kan men van deze dubbel-overgehaalde materialisten niet verwachten, dat zij zich voor het vaderland erg warm zullen ma ken. Wij kunnen het betreuren; zij moe ten dat intusschen voor zich zelf weten. Anders wordt het echter, wanneer soci aal-democraten volks\ ertegen oorcigers zijiidan rust op hen in de eerste plaats de plicht om de waardigheid van het land en de eer van het volk hoog te houden. Welnu, door als Nedcrlandsche volks vertegenwoordigers met de ofïicieele ver tegenwoordigers eener vreemde natie, critiek uit te oefenen en oordeel te vel len omtrent Nedcrlandsche regeerings- voorstellen inzake onze nationale verde diging, die uitsluitend en alleen ons aan gaan, en niemand anders, hebben de so ciaal-democratische leden van de Twee de Kamer de waardigheid en souverei- niteit van ons land aangerand, en enze nationale eer verlaagd. Zij hebben ge toond onwaardige vertegenwoordigers te zijn van het vrije en onafhankelijke Ne- derlandsche volk. Men zal daarom wel doen, aan de critiek, die zij gezamenlijk met buitenlanders over Nederlandsche aangelegenheden gegeven hebben, niet de minste aandacht te schenken. Het orgaan der vrijzinnig-democraten „Land en Vol k", dat over deze zaak onder het opschrift Landverraad schrijft, acht het houden dezer conferentie een gelukkige onderneming. Het blad is het met de „Ned." eens, in zooverre, als on ze heel en half-officieele landgenooten het belang der landsverdediging niet te nauw gezet buiten de bemoeiing van vreemde lingen kunnen houden. Vond het voorbeeld der sociaal-demo craten navolging, dan kon morgen een andere samenkomst plaats hebben van anderen met Duitschers. Maar niet slechts om voorgenomen versterkingen „te verij delen" ook bijvoorbeeld om onze kust nog dichter met forten te bezaaien of om propaganda te maken voor Nederland sche Dreadnoughts. Wie een conferentie heeft gehouden als de sociaal-democraten met een nega tief doel verliest zijn recht van protest tegen soortgelijke afspraak met een po sitief doel. Zonder met de overdreven politieke drukte van „Nederlander" en „Stan daard" in te stemmen, willen ook wij hopen, dat het gebeurde geen gebruik moge worden. En de opgewondenheid van de rechtsche pers over dit geval hèeft hare waarde, omdat daarmede het toe laten van alle rechtstreeksche of zijde- lijke inmenging van vreemdelingen in on ze zaken van weerbaarheid als landver raad is gebrandmerkt. De Coalitie en de Ned. Hervormden Ds. van Hoogenhuyze te Doorn laat het door hem in eene brochure en op de vergadering van de Chr. Hist. Unie voorgestane denkbee.d van eene uittre ding der Christ. Hist, uit de coalitie niet los. In een uitvoerig artikel in de „Be u- k el aar" licht hij zijn gevoelens na der toe: „De zaak. moet nu doorwerken, schrijft hij de consciënties moeten ontwaken, en het Hervormd bewustzijn moet meer post vatten in de harten van de geloovige Hervormden, die zich daar om steeds nauwer hebben aan te sluiten, wakende tegen afbrokkeling links door het ongeloor, en tegen afbrokkeling van rechts door de Roomsche Kerk en de kerken der scheiding." De redactie teekent er bij aan, voor •de opname van het stuk nog de volgende bijzondere reden te hebben niets beginnen, ik kan jou niet schaven, dat je wordt zooals je zijn moet. Je hebt iets in je, dat ik niet begrijp, alleen weet ik dat je verloren gaat als je niet ver andert. En God sta mij bij, als ik dat van mijn eenigst kind moet beleven". Zoodra Hugo bemerkte, dat hij niet het pak slaag kreeg dat hij verwacht had, werd hij weder brutaler. Hij wist z~ich zelf zooveel mogelijk vrij te pleiten; het eerste rapport was nooit eerlijk en bo vendien was het algemeen bekend dat men op de ambachtsschool de jongens overlaadde met dingen, waar men la ter toch niets aan had; zijn vader kon, wat hein betreft, gerust zijn, hij zou zijn weg wel vinden. Zijn verdediging toon de duidelijk aan, dat het hem niet aan talent o* verstand ontbrak en daarbij ver ried hij een zelfstandigheid, die zijn va der verbaasde^ inaar zijn bezorgdheid ver minderde geenszins daardoor, doch deze groeide in de eerstvolgende jaren steeds aan en deed een vreemd gevoel tusschen vader en zoon ontwaken, waarover ech ter de zoekende, groote liefde van baas Gottfried telkens weder bruggen bouw de. Aldus verliepen de jaren. De kleine Adli bleef e venmin stilstaan. Haar „In bijkans geen der politieke bladen van orthodox Protestantsche richting worden de belangen der Ned. Herv. kerk bepleit, wordt de beteekenis onzer kerk vooropgesteld. Zoover is het nu in ons vaderland gekomen, dat aan een artikel waarin voor deze onze kerk met warm te wordt opgekomen, wat de politieke bladen betreft, schier alleen plaatsruim te wordt geboden in een blad als „De Beukelaar", een weekblad van kleinen omvang. Door een zoogenaamde neutra liteit op kerkelijk gebied wordt in de Christelijke pers onze Protestantsche volkskerk voortdurend achteruitgedron gen. Het is noodzakelijk, dat men zich in Ned. Hen*, kringen van deze achter uitzetting en haar beteekenis meer be wust worde". „De Tijd" teekent hierbij aan Ds. van Hoogenhuyze en Dr. v .d. Laar (hoofdredacteur van de „Beuke laar") leven met hunne gedachten en as piraties in een volmaakt verleden tijd, toen de pretentie, dat ons Vaderland een Protestantsche natie is en ais zoodanig ook onder staatkundig opzicht moet be schouwd worden, in politieke en regee- ringskringen j»og op eenige achtbaar heid kon aanspraak maken. Toen ware er wellicht reden geweest om in politie ke bladen aan „dc belangen der Nederl. Herv. Kerk" een bijzondere aandacht te wijden thans moeten de geestelijke lei ders in die kerk het zich getroosten, dat zij met de Katholieken en met andere niet gelijkgezinden op één lijn worden gesteld. De klacht van de „Beukelaar" houdt geen rekening met den loop der historie en is van allen redelijken grond ontbloot. Gemeenteraad van Leiden. (Vervolg). In ons nummer van gisteren hebben wij de beslissing gemeld op het verzoek van de afd. Leiden, van den Bond1 van Nederl. Onderwijzers, om het aan de op te richten 2e klasse school in de Heeren straat te benoemen hoofd het onderwijs in een klasse op te dragen. Plaatsgebrek noopte ons de discus sies uit te stellen, die wij hier laten vol gen De heer P e r a zal tegen het voorstel van B. en W. stemmen, omdat het raadza mer is aan een schqol van deze kleine omvang ceu hoofd voor de klasse te plaatsen. Spr. doet dit uit financieel be lang voor de gemeente. Het onderwijs zal doeltreffend zijn en het noodige suc ces hebben. Spr. motiveert zijn stem, zon der rekening te houden met de argumen ten door den Bond van Ned. Onderwij zers. De heer Bosch gaat met B. en W. mee, omdat spr. vreest eene ondermij ning van den goeden gang van zaken op de openbare school, als men thans tot aanstelling van een hoofd voor de klasse overging. Men heeft te doen met menschen die niet gecontroleerd willen worden; die niets van gezag willen weten. 'tZou nu onpaedagogisch zijn een niet-ambulant hoofd te benoemen. Spr. zal hoewel niet meegaande met het rapport der school commissie, juist ditmaal vóór het voor stel van B. en W. stemmen. De heer S ij t s m a staat meer aan de zijde van den heer Pera. B >r. wijst erop dat in het overgroote deel uer gemeenten van ons land geen ambulantisme bestaat, slechts in plm. 30 gemeenten zijn de hoofden ambulant. In de meeste 6-klas- sige scholen zijn de schoolhoofden niet- ambulant en daarom wil spr. ook hier eens een proef nemen. Moest het op de grootere scholen gebeuren, zou spr. op 't oogenblik daarmede niet kunnen in stemmen. Spr. betoogt, dat de zelfstan digheid der onderwijzers door hun oplei ding grooter wordt. De oppositie van den heer Bosch komt niet uit rancune voort tegen de openbare onderwijzers, dan wel uit beginsel. Spr. citeert de „Chr. School" waarin ook in krasse woorden tegen het ambulantisme wordt geschre ven Spr. weerlegt verschillende beewrin- gen in het rapport der Plaats. School commissie geuit. Spr. voert nog verschillende argumen ten aan om het hoofd der school voor bezoeken in de. werkplaats werden ech ter zeldzamer en namen ook een ander karakter aan. Zij had nti de pop niet meer in den arm en zat ook niet m>cer stil op een kist toe te kijken, maar knoop te dan een ernstig gesprek aan met haar buurman. Er kwam een tijd, waarop Hu- go, volgens jongensaard, den neus op trok voor de vrienden zijner kinderjaren en toen weder de tijd waarop deze zelf de Hugo een nieuwe, nooit te voren ge kende belangsieliing begon te koesteren voor zijn bui rineisje. Adli Locher was nu een slank, fijn gebouwd mU je van veertien jaren. Zij had nog aF;;u een smal, bruin gezicht, twee lan 1 '.echten hingen haar op den rug. Op keren Zondag had zij een nieuwe roode jurk aan met een mooi wit kraagje en kwam zoo 's avonds den tuin in, waar baas Gottfried en Hugo bij elkander z .en. Zooals wel eens meer een verander ig van uiterlijk, iemand eensklaps geneel anders doet schijnen en op den toeschouwer een bijzonderen indruk kan maken, ontstond er op dezen Zondagavond plotseling in Hugo's ge moed iets voor Adli Locher, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven en wat hem tuch zonderling weldadig aan- de klasse te plaatsen. De administratie welke nu het hoofd der school te voeren heeft, kan ook door de onderwijzers ver richt worden. Spr. meent, dat het hoofd der school zijn persoonlijk cachet niet op "de school kan drukken. De onderwijzer moét zelf standig zijn; dit brengt zijn ambt mede en het oneindig controleeren verlamt het werk der onderwijskrachten. Spr. merkt voorts op, dat het hoofdschap niet kan verdedigd worden met het invallen voor ziekte; in dergelijke gevallen worden de volontairs benut en worden zij voor de klasse bestemd. Spr. is er voor, nu wij staan voor de opening van een kleine school, als proef het hoofd voor de klasse te plaatsen. De heer Vergouwen is het in hoofd zaak met den heer Sijtsma eens. Spreker meent, dat de Bond evenwel geen ver zoek aan den Raad had moeten doen, alleen had hij deze kwestie aan den Raad ter overweging kunnen geven. Nu zegt de heer Bosch reeds, omdat de Boud het vraagt, stem ik tegen. Spr. betoogt, dat het ambulantisme feitelijk met het^ verzoek van den Bond niet heeft te ma ken bij een volgend agendapunt zou de ze zaak toch aan de orde komen. Spr. zegt dat de ervaring leert, dat het gewenscht is om op kleine scholen hei hoofd een klasse te geven. Vandaar een streven in de onderwijswereld, om klei ne scholen op te richten, want in scholen met 5 a 600 leerlingen kan het hoofd onmogelijk een klasse hebben. Hier heeft men te doen met een 2ei klasse school die slechts plm. 150 leer lingen zal tellen en nu is het zeer ge wenscht, dat het slot-onderwijs in de hoogste kias wordt gegeven door de meest bekwamen onderwijzer nl. het hoofd. Practisch is het idéé om het hoofd over de klasse te plaatsen, gewenscht en uitvoerbaar en niet ten nadeele van het onderwijs, daarentegen liet is voor het onderwijs beter. Dc controle wordt niet belemmerd, hij zal echter ten deze een andere methode toepassen. Wethouder van Hamel verdedigt het praeadvies van B. en W., er op wij zend dat nog onlangs in Haarlem deze zaak aan de orde geweest is> en toen de gemeenteraad afwijzend beschikt heeft op een soortgelijk verzoek van den Bond van Onderwijzers. Spr. merkt op tegenover den heer. Sijtsma, die de autoriteit van den heer Klaas de Vries had aangehaald, dat laatstgenoemde in Enschedé hoofd eener school was en door sommigen der onder- hoorige onderwijzers niet zoo gunstig over dat onderwijs wordt geoordeeld. Spr. noemt verschillende plaatsen, waar het ambulantisme wederom is in gevoerd en de genomen proeven dus als mislukt moeten worden beschouwd. Het „vastleggen van het hoofd" bleek na- deelig voor de school, ook wanneer de hoofden zelfs voorstanders van de af schaffing van het ambulantisme waren. Als het bedenkelijk is een proef te ne men, is het thans, waar wij staan voor het organiseeren van een nieuwe school; die vraagt ontzettend veel moeite en zor gen. De meesten hebben geen idéé over den omvang der werkzaamheden van liet schoolhoofd. Zoo is b.v. het hoofd der school in de v. d. Werfstraat de maand Januari slechts vier dagen ambulant ge weest. Dat door het hoofd voor de klasse het onderwijs wordt gebaat, ontkent spr. ten sterkste. Dit laat spr. niet zeggen. Hij kan zich niet begrijpen, dat men het ambu lantisme niet wenscht om financieele re denen, maar niet in het belang van het onderwijs. De heer Vergouwen repliceert. Spr. merkt op, dat het beginsel van het am bulantisme hier niet ter sprake koint 't Is slechts een occasioneelc zaak, die hier aan de orde is, en spr. houdt vol, dat voor een kleine school als die aan de Hcerenstraat zeer wel mogelijk is. Dc heer Bosch zegt, dat hem wel een beginselkwestie heeft gedreven te spre ken zooals hij deed, niet uit rancune tegenover de openbare onderwijzers. Dc heer Fokker motiveert zijn stein voor het voorstel van B. en W. Spr. laat zich daarbij leiden door de belangen van het openbaar onderwijs, waarvoor Lei- deed. Wellicht was het alleen het.gevolg van de nieuwe jurk, maar hij ontdekte een, als het ware voor het eerst dat zij gegroeid en ouder geworden was. Ter wijl zij aan de andere zijde van zijn vader plaats aan, sprak hij haar telkens aan, ofschoon hij al maanden achtereen in het geheel geen notitie van haar had genomen en deed zich zoo aangenaam voor, als men niet van hem gewoon was. Deze vriendelijkheid ten opzichte van Adli duurde voort; men kon hen nu dik wijls te zameri zien en nu was dc jon gen altijd degene die dit bewerkte, ter wijl het vroeger meestal het meisje was, die dezen omgang zocht. Zij waren bei den nog kinderen, en toch kwam onwil lekeurig reeds iets tusschen hen, wat do ongedwongenheid van hun samenzijn be letten en er toch een eigenaardig genot aan verleende. Zij deden beiden tege i- over elkander alsof zij niets met elkander ophadden, en wanneer zij elkander ont moetten lieten zij het altijd voorkomen alsof het toevallig was. Het was ver makelijk te zien hoe zij hun genegenheid voor elkander niet alleen voor anderen, inaar ook voor zich zelf trachtten te ver* bergen, (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5