Uit de Pers,
De andere weg.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Vrijdag 10 Maart.
Noodkreet.
liet „Centrum" merkt op, dat het
mis loopt met het petitionnement der S.
D. A. P. waarbij aan de regeering de
„onverwijlde" invoering van het alg.
kiesrecht voor mannen en vrouwen ge-
eischt wordt.
Herhaaldelijk heeft men gedurende den
laatsten t^jd in het orgaan der partij
allerlei fraaie berichten over dit petition
nement kunnen lezen.
't Ging goed, mooi, flink, best, enz.
enz. met de beweging.
Ook katholieke en andere niet-socia-
listische arbeiders teekenden bij massa's.
De goedgeloovige lezer van al dit fraais
moest wel denken, dat het handteekenin-
gen regende op het product der S. D.
A. P.
Eilacy, het blijkt, dat de berichten in
het orgaan dier partij den toestand wel
Ietwatflatteerden
Want in datzelfde orgaan vindt men
thans een hoofdartikel, waarin niet on
duidelijk wordt te verstaan gegeven, dat
de leiders, zacht uitgedrukt, teleurge
steld zijn.
Hoe staat het ermee, met het Volks-
peliiionpement, luidt de vraag.
En dan wordt wel verzekerd, dat „van
vele en velerlei plaatsen gunstige berich
ten (zijn) ontvangen," maar daarop vol
gen zoovele verzuchtingen, dat men wel
begrijpt, hoe het er eigenlijk mee staat
In menig district van de groote steden,
en speciaal van Amsterdam, is het „niet
geheel in orde."
Men heeft „te lang de kat uit den boom
gekeken."
Er moeien meer „huisbezoekers ko
men."
De partijgenooten en de vakvereeni-
gingen „moeten zich eens goed reken
schap geven van de beteekenis der goede
bewerking van steden als Amsterdam,
Rotterdam, den Haag, Utrecht enz."
De partijgenooten en vakvereenigingen
hebben „in deze werkelijk een groote
verantwoordelijkheid te dragen, en, eer
lijk gezegd, komt het ons voor dat niet
allen daarvan genoeg doordrongen zijn".
En met "vette letters wordt dan geschre
ven, dat, wanneer in de groote steden
niei ieder partijgenoot aanpakt en dag
aan dag aanpakt, totdat het werk is af-
geloopen „aan de petitionnementsactie
een definitieve, niet te herstellen schade
(is) toegebracht
Dit alles is duidelijk, overduidelijk.
Het petitionnement, dat niets anders
dan een lok- en reclame-middel voor de
S. D. A. P. beduidt, waarvan nie
mand de „onverwijlde" invoering van
het A. K. verwacht, dreigt op een vol
slagen mislukking te zullen uitloo-
pen.
Vandaar de noodkreet in het „Volk".
Vandaar ook de pogingen, die, naar
't schijnt, veelal fiasco maken, om naar
alle kanten en van alle zijden handteeke-
ningen te. verzamelen.
Als de eigen veeren luttel zijn, moet
men die van anderen maar zien te lee-
nen
Evenwel, het zaakje marcheert slecht;
en wanneer de christelijke arbeiders op
hun hoede zijn, dan zal het slecht blij
ven marcheeren ook.
De S. D. A. P. heeft een geheel
eigen petitionnements-beweging ge
wild.
Welnu, men late haar dan ook aan
hare eigen krachten over.
Dit is billijk.
En vooral GEEN Katholieke handtee-
kéning onder een socialistisch propagan
da stuk, dat bovendien door zijn opge-
schroefden vorm en inhoud aan de zaak
van het algemeen kiesrecht meer kwaad
dan- voordeel doet.
De Staat geen Zedenmeester.
Onder bovenstaand opschrift schrijft
de „Standaard'' een artikel, waar
van de conclusie luidt:
FEUILLETON.
door ERNST ZAHN.
4)
Hij kreeg meer huiswerk en zoodoen
de zag zijn vader hem minder dan vroc-
g.:, maar wanneer deze naar zijn vor
deringen informeerde op dc school, bluf
te hij altijd op zijn punten, maar ont
trok zich zoo haastig mogelijk aan elk
ernstig gesprek. Gottfried Grob gevoelde
hce de aanicg tot grootspreken eer een
zeker soort lichtzinnigheid nog steeds
zijn zoon aankleefde, hoeveel moeite hij
zich ik geg had, dez t,e bestrijden.
Meer en meci begon de bezorgdheid
daarover hem zijn innerlijke kalmte te
on' omen; het was alsof een worm aan
het 'nart vail den kerngezonden man
knaagde.
1''ia afloop van het eerste kwartaal
b; t Hugo een zeer matig rapport me-
ar. huis, dat getuigde van een hel-
rdeel en een levendige phantasie,
tn da aren jen zijn gebrek aan vol-
- - en zijn nei^uig tot onwaarheid
Wie als regeeringspersoon handelt,
moet handelen naar eigen overtuiging.
Van zelf zal daarom een christen-staats
man te werk gaan naar den eisch der
Christelijke moraal, en een Staatsman,
die geen christelijke belijdenis heeft,
zich door de Vrije noraal laten leiden.
Dit nu wordt bepaald door de volkskeu
ze. Is onder het volk de christelijke mo
raal in eere, dan zal het in de Staten-
Generaal een meerderheid brengen, d'e
aan deze moraal verk'eefd is. Van ze.i
zullen dan de mannen in het bewind
komen, die de Christelijke moraal zijn
toegedaan, en dezelfde moraal zal voor
het bewind ten richtsnoer zijn. Ontvalt
daarentegen het volk aan de Christelijke
moraal, en wil het den vrijen mensch
naar hartelust aan zijn begeerte bot
doen vieren, dan zal de Vrije moraal den
hoogsten toon gaan voeren tot in het
Regeeringsbewind. Een Staatskerk is er
niet meer. Ook het besef van de publieke
eerbaarheid drijft thans op de volks'euze
en dit verhoogt de beteekenis van de
stembus.
Nu staat het zoo scherp bij ons nog
niet tegenover elkander. De Christelijke
moraal hecrscht, dank zij de traditie,
nog bij een groot deel des volks, dat con
fessioneel aan eht Christendom ontviel.
Vandaar dat, ook waar de Vrije moraal
zegeviert, ze toch tot dusver nooit anders
ten onzent dan in zeer gematigden vorm
optrad. Doch dit schuift af. De traditie
verliest allengs aan kracht. En juist
daarom is het steeds meer eisch, dat de
Christelijke moraal zich opnieuw doe
gelden.
Doch dan zij 't ook in woord en daad.
Wat nu geschiedt, dat de Overheid
het' hazardspel uit winstbejag bestraft^
en dat ze zelve om zes ton goud 's jaars
te winnen, het louter op hazard berus
tende spel van haar Staatsloterij voort
zet, kan niet consequent zijn.
De „T ij d" kan zich met deze conclu
sie niet vereenigen.
Met deze conclusie kunnen wij ons
niet vereenigen. De grief van inconse
quentie zou hier gerechtvaardigd zijn,
wanneer de Staat het hazardspel als zoo
danig, als iets in zich zelf ongeoorloofd
of per sé in strijd met het algemeen be
lang veroordeelde en bestrafte. Maar
dit is niet de strekking van de zedelijk-
heidsontwerpen, in zooverre die zich met
het hazardspel inlaten.
Wij, Katholieken, zien niet gelijk
de geestverwanten van „De Standaard"
in elk hazardspel uit winstbejag iets
immoreels en daarom behoeven wij het
niet te wraken, dat de Overheid de
Staatsloterij instelt of voortzet. Onze
afkeuring begint daar eerst, waar dit
spel toevallig ernstige misbruiken
meebrengt, welke den toets der morali
teit niet kunnen doorstaan een ingrij
pen van den Staat, om de misbruiken te
gen te gaan, achten wij dan eerst wen-
schelijk, of noodzakelijk, wanneer het
algemeen belang door die misbruiken
een niet onbeduidende schade leidt.
De minister van Justitie is, bij het
vaststellen van zijne strafbepalingen te
gen het hazardspel, uitgegaan van de
veromderstellnig, dat in de onder d;e
strafwet, ressorteerende gevallen van a 1-
g em een belang wel degelijk het in
grijpen van den Staat vorderde.
'Wanneer de Minister van Financiën
daarentegen de Staatsloterij handhaaft,
geschiedt dit op grond van de geheel
tegenovergestelde overweging, dat door
deze staatsinstelling geen algemeen be
lang geschaad wordt, ja, dat daardoor
veeleer aan de nu eenmaal bestaande en
niet uit te roeien zucht van velen, om nu
en dan een kansspel uit winstbejag te
wagen, een goede of althans vrij onschul
dige richting wordt gegeven.
O.i. bestaat er dan ook geen tegen
strijdigheid tusschen het optreden van
de heeren Regout en Kolkmanbeiden
gaan bij het nemen hunner maatregelen
van dezelfde beginselen uit, welke be
ginselen in het ééne geval tot de straf
baarstelling van de voor algemeen wel
zijn schadelijke kansspelen leiden, in het
andere geval evenwel de Staatsexploita
tie van eene in hun oogen onschuldige
loterij zoo niet aanmoedigen dan toch
tolereeren.
spreken zeer laakte. Baas Gottfried werd
nu eensklaps zeer verwoed op hem; hij
was niet iemand, die zich zelf vergat, in
zijn drift maar zijn teleurstelling was
zoo groot, dat hij niet meer werken, noch
eten kon. Hij liep opgewonden in het
vertrek op en neer, waarin Hugo het
rapport op de tafel had gelegd, maar
zich zelf wijselijk niet liet zien.
Toen Anna Grandjean, de misnoegd
heid van 'naar zwager bemerkte, en een
enkel woord ten gunste van Hugo wilde
spreken, was diens vader niet in staat
haar met woorden het zwijgen op te leg
gen, maar maakte alléén een veelzeggend
gebaar dat zij hem niet nog driftiger
mocht maken door de partij van haar
neefje op te nemen. Na verloop van een
poosje vroeg hij haar Hugo te roepen,
en toen deze de kamer in kwam, ging
hij zoo haastig en gejaagd naar hem
toe, dat de jongen het ergste duchtte,
maar Gottfried Grob greep hem alleen
met vaste, ofschoon bevende hand beet,
zeggende
„Je weef toch wel, dat wanneer ik
hout heb dat te week of te knoestig is
om te bewerken, ik het toch wel klaar
weet te spelen, maar jij jongen, die toch
van mijn eigen hout zi^t, met jou kan ik
Vaderlandsloozen.
In „Allen Weerbaar", het orgaan van
„Volksweerbaarheid", schrijft de heer A.
E. Dudok van Heel, over de bijeenkomst
der sociaal-democratische Kamerleden
met de Belgische sociaal-democratische
Kamerleden, oün gezamenlijk het Neder-
landsche ontwerjp-Kustverdediging aan
critiek te onderwerpen, en naar aanlei
ding van die critiek conclusies nopens
dit ontwerp te trekken en openbaar te
maken.
Wij zijn van de sociaal-democraten,
aldus de schrijver waar het geldt ar
beid in nationalén zin, weinig gewend.
Met hun leus: „|Mijn vaderland is daar,
waar ik het stoffelijk liet beste heb,"
kan men van deze dubbel-overgehaalde
materialisten niet verwachten, dat zij zich
voor het vaderland erg warm zullen ma
ken. Wij kunnen het betreuren; zij moe
ten dat intusschen voor zich zelf weten.
Anders wordt het echter, wanneer soci
aal-democraten volks\ ertegen oorcigers
zijiidan rust op hen in de eerste plaats
de plicht om de waardigheid van het
land en de eer van het volk hoog te
houden.
Welnu, door als Nedcrlandsche volks
vertegenwoordigers met de ofïicieele ver
tegenwoordigers eener vreemde natie,
critiek uit te oefenen en oordeel te vel
len omtrent Nedcrlandsche regeerings-
voorstellen inzake onze nationale verde
diging, die uitsluitend en alleen ons aan
gaan, en niemand anders, hebben de so
ciaal-democratische leden van de Twee
de Kamer de waardigheid en souverei-
niteit van ons land aangerand, en enze
nationale eer verlaagd. Zij hebben ge
toond onwaardige vertegenwoordigers te
zijn van het vrije en onafhankelijke Ne-
derlandsche volk. Men zal daarom wel
doen, aan de critiek, die zij gezamenlijk
met buitenlanders over Nederlandsche
aangelegenheden gegeven hebben, niet
de minste aandacht te schenken.
Het orgaan der vrijzinnig-democraten
„Land en Vol k", dat over deze zaak
onder het opschrift Landverraad schrijft,
acht het houden dezer conferentie een
gelukkige onderneming. Het blad is het
met de „Ned." eens, in zooverre, als on
ze heel en half-officieele landgenooten het
belang der landsverdediging niet te nauw
gezet buiten de bemoeiing van vreemde
lingen kunnen houden.
Vond het voorbeeld der sociaal-demo
craten navolging, dan kon morgen een
andere samenkomst plaats hebben van
anderen met Duitschers. Maar niet slechts
om voorgenomen versterkingen „te verij
delen" ook bijvoorbeeld om onze kust
nog dichter met forten te bezaaien of om
propaganda te maken voor Nederland
sche Dreadnoughts.
Wie een conferentie heeft gehouden
als de sociaal-democraten met een nega
tief doel verliest zijn recht van protest
tegen soortgelijke afspraak met een po
sitief doel.
Zonder met de overdreven politieke
drukte van „Nederlander" en „Stan
daard" in te stemmen, willen ook wij
hopen, dat het gebeurde geen gebruik
moge worden. En de opgewondenheid
van de rechtsche pers over dit geval hèeft
hare waarde, omdat daarmede het toe
laten van alle rechtstreeksche of zijde-
lijke inmenging van vreemdelingen in on
ze zaken van weerbaarheid als landver
raad is gebrandmerkt.
De Coalitie en de Ned. Hervormden
Ds. van Hoogenhuyze te Doorn laat
het door hem in eene brochure en op
de vergadering van de Chr. Hist. Unie
voorgestane denkbee.d van eene uittre
ding der Christ. Hist, uit de coalitie niet
los. In een uitvoerig artikel in de „Be u-
k el aar" licht hij zijn gevoelens na
der toe:
„De zaak. moet nu doorwerken,
schrijft hij de consciënties moeten
ontwaken, en het Hervormd bewustzijn
moet meer post vatten in de harten van
de geloovige Hervormden, die zich daar
om steeds nauwer hebben aan te sluiten,
wakende tegen afbrokkeling links door
het ongeloor, en tegen afbrokkeling van
rechts door de Roomsche Kerk en de
kerken der scheiding."
De redactie teekent er bij aan, voor
•de opname van het stuk nog de volgende
bijzondere reden te hebben
niets beginnen, ik kan jou niet schaven,
dat je wordt zooals je zijn moet. Je hebt
iets in je, dat ik niet begrijp, alleen weet
ik dat je verloren gaat als je niet ver
andert. En God sta mij bij, als ik dat
van mijn eenigst kind moet beleven".
Zoodra Hugo bemerkte, dat hij niet het
pak slaag kreeg dat hij verwacht had,
werd hij weder brutaler. Hij wist z~ich
zelf zooveel mogelijk vrij te pleiten; het
eerste rapport was nooit eerlijk en bo
vendien was het algemeen bekend dat
men op de ambachtsschool de jongens
overlaadde met dingen, waar men la
ter toch niets aan had; zijn vader kon,
wat hein betreft, gerust zijn, hij zou zijn
weg wel vinden. Zijn verdediging toon
de duidelijk aan, dat het hem niet aan
talent o* verstand ontbrak en daarbij ver
ried hij een zelfstandigheid, die zijn va
der verbaasde^ inaar zijn bezorgdheid ver
minderde geenszins daardoor, doch deze
groeide in de eerstvolgende jaren steeds
aan en deed een vreemd gevoel tusschen
vader en zoon ontwaken, waarover ech
ter de zoekende, groote liefde van baas
Gottfried telkens weder bruggen bouw
de.
Aldus verliepen de jaren. De kleine
Adli bleef e venmin stilstaan. Haar
„In bijkans geen der politieke bladen
van orthodox Protestantsche richting
worden de belangen der Ned. Herv. kerk
bepleit, wordt de beteekenis onzer kerk
vooropgesteld. Zoover is het nu in ons
vaderland gekomen, dat aan een artikel
waarin voor deze onze kerk met warm
te wordt opgekomen, wat de politieke
bladen betreft, schier alleen plaatsruim
te wordt geboden in een blad als „De
Beukelaar", een weekblad van kleinen
omvang. Door een zoogenaamde neutra
liteit op kerkelijk gebied wordt in de
Christelijke pers onze Protestantsche
volkskerk voortdurend achteruitgedron
gen. Het is noodzakelijk, dat men zich
in Ned. Hen*, kringen van deze achter
uitzetting en haar beteekenis meer be
wust worde".
„De Tijd" teekent hierbij aan
Ds. van Hoogenhuyze en Dr. v .d.
Laar (hoofdredacteur van de „Beuke
laar") leven met hunne gedachten en as
piraties in een volmaakt verleden tijd,
toen de pretentie, dat ons Vaderland een
Protestantsche natie is en ais zoodanig
ook onder staatkundig opzicht moet be
schouwd worden, in politieke en regee-
ringskringen j»og op eenige achtbaar
heid kon aanspraak maken. Toen ware er
wellicht reden geweest om in politie
ke bladen aan „dc belangen der Nederl.
Herv. Kerk" een bijzondere aandacht te
wijden thans moeten de geestelijke lei
ders in die kerk het zich getroosten, dat
zij met de Katholieken en met andere
niet gelijkgezinden op één lijn worden
gesteld. De klacht van de „Beukelaar"
houdt geen rekening met den loop der
historie en is van allen redelijken grond
ontbloot.
Gemeenteraad van Leiden.
(Vervolg).
In ons nummer van gisteren hebben
wij de beslissing gemeld op het verzoek
van de afd. Leiden, van den Bond1 van
Nederl. Onderwijzers, om het aan de op
te richten 2e klasse school in de Heeren
straat te benoemen hoofd het onderwijs
in een klasse op te dragen.
Plaatsgebrek noopte ons de discus
sies uit te stellen, die wij hier laten vol
gen
De heer P e r a zal tegen het voorstel
van B. en W. stemmen, omdat het raadza
mer is aan een schqol van deze kleine
omvang ceu hoofd voor de klasse te
plaatsen. Spr. doet dit uit financieel be
lang voor de gemeente. Het onderwijs
zal doeltreffend zijn en het noodige suc
ces hebben. Spr. motiveert zijn stem, zon
der rekening te houden met de argumen
ten door den Bond van Ned. Onderwij
zers.
De heer Bosch gaat met B. en W.
mee, omdat spr. vreest eene ondermij
ning van den goeden gang van zaken op
de openbare school, als men thans tot
aanstelling van een hoofd voor de klasse
overging.
Men heeft te doen met menschen die
niet gecontroleerd willen worden; die
niets van gezag willen weten. 'tZou nu
onpaedagogisch zijn een niet-ambulant
hoofd te benoemen. Spr. zal hoewel niet
meegaande met het rapport der school
commissie, juist ditmaal vóór het voor
stel van B. en W. stemmen.
De heer S ij t s m a staat meer aan de
zijde van den heer Pera. B >r. wijst erop
dat in het overgroote deel uer gemeenten
van ons land geen ambulantisme bestaat,
slechts in plm. 30 gemeenten zijn de
hoofden ambulant. In de meeste 6-klas-
sige scholen zijn de schoolhoofden niet-
ambulant en daarom wil spr. ook hier
eens een proef nemen. Moest het op de
grootere scholen gebeuren, zou spr. op
't oogenblik daarmede niet kunnen in
stemmen. Spr. betoogt, dat de zelfstan
digheid der onderwijzers door hun oplei
ding grooter wordt. De oppositie van
den heer Bosch komt niet uit rancune
voort tegen de openbare onderwijzers,
dan wel uit beginsel. Spr. citeert de „Chr.
School" waarin ook in krasse woorden
tegen het ambulantisme wordt geschre
ven
Spr. weerlegt verschillende beewrin-
gen in het rapport der Plaats. School
commissie geuit.
Spr. voert nog verschillende argumen
ten aan om het hoofd der school voor
bezoeken in de. werkplaats werden ech
ter zeldzamer en namen ook een ander
karakter aan. Zij had nti de pop niet
meer in den arm en zat ook niet m>cer
stil op een kist toe te kijken, maar knoop
te dan een ernstig gesprek aan met haar
buurman. Er kwam een tijd, waarop Hu-
go, volgens jongensaard, den neus op
trok voor de vrienden zijner kinderjaren
en toen weder de tijd waarop deze zelf
de Hugo een nieuwe, nooit te voren ge
kende belangsieliing begon te koesteren
voor zijn bui rineisje.
Adli Locher was nu een slank, fijn
gebouwd mU je van veertien jaren. Zij
had nog aF;;u een smal, bruin gezicht,
twee lan 1 '.echten hingen haar op den
rug. Op keren Zondag had zij een
nieuwe roode jurk aan met een mooi
wit kraagje en kwam zoo 's avonds den
tuin in, waar baas Gottfried en Hugo
bij elkander z .en. Zooals wel eens meer
een verander ig van uiterlijk, iemand
eensklaps geneel anders doet schijnen
en op den toeschouwer een bijzonderen
indruk kan maken, ontstond er op dezen
Zondagavond plotseling in Hugo's ge
moed iets voor Adli Locher, waarvan
hij zich geen rekenschap kon geven en
wat hem tuch zonderling weldadig aan-
de klasse te plaatsen. De administratie
welke nu het hoofd der school te voeren
heeft, kan ook door de onderwijzers ver
richt worden.
Spr. meent, dat het hoofd der school
zijn persoonlijk cachet niet op "de school
kan drukken. De onderwijzer moét zelf
standig zijn; dit brengt zijn ambt mede
en het oneindig controleeren verlamt het
werk der onderwijskrachten. Spr. merkt
voorts op, dat het hoofdschap niet kan
verdedigd worden met het invallen voor
ziekte; in dergelijke gevallen worden de
volontairs benut en worden zij voor de
klasse bestemd.
Spr. is er voor, nu wij staan voor de
opening van een kleine school, als proef
het hoofd voor de klasse te plaatsen.
De heer Vergouwen is het in hoofd
zaak met den heer Sijtsma eens. Spreker
meent, dat de Bond evenwel geen ver
zoek aan den Raad had moeten doen,
alleen had hij deze kwestie aan den Raad
ter overweging kunnen geven. Nu zegt
de heer Bosch reeds, omdat de Boud
het vraagt, stem ik tegen. Spr. betoogt,
dat het ambulantisme feitelijk met het^
verzoek van den Bond niet heeft te ma
ken bij een volgend agendapunt zou de
ze zaak toch aan de orde komen.
Spr. zegt dat de ervaring leert, dat het
gewenscht is om op kleine scholen hei
hoofd een klasse te geven. Vandaar een
streven in de onderwijswereld, om klei
ne scholen op te richten, want in scholen
met 5 a 600 leerlingen kan het hoofd
onmogelijk een klasse hebben.
Hier heeft men te doen met een 2ei
klasse school die slechts plm. 150 leer
lingen zal tellen en nu is het zeer ge
wenscht, dat het slot-onderwijs in de
hoogste kias wordt gegeven door de
meest bekwamen onderwijzer nl. het
hoofd. Practisch is het idéé om het hoofd
over de klasse te plaatsen, gewenscht en
uitvoerbaar en niet ten nadeele van het
onderwijs, daarentegen liet is voor het
onderwijs beter. Dc controle wordt niet
belemmerd, hij zal echter ten deze een
andere methode toepassen.
Wethouder van Hamel verdedigt
het praeadvies van B. en W., er op wij
zend dat nog onlangs in Haarlem deze
zaak aan de orde geweest is> en toen
de gemeenteraad afwijzend beschikt heeft
op een soortgelijk verzoek van den Bond
van Onderwijzers.
Spr. merkt op tegenover den heer.
Sijtsma, die de autoriteit van den heer
Klaas de Vries had aangehaald, dat
laatstgenoemde in Enschedé hoofd eener
school was en door sommigen der onder-
hoorige onderwijzers niet zoo gunstig
over dat onderwijs wordt geoordeeld.
Spr. noemt verschillende plaatsen,
waar het ambulantisme wederom is in
gevoerd en de genomen proeven dus als
mislukt moeten worden beschouwd. Het
„vastleggen van het hoofd" bleek na-
deelig voor de school, ook wanneer de
hoofden zelfs voorstanders van de af
schaffing van het ambulantisme waren.
Als het bedenkelijk is een proef te ne
men, is het thans, waar wij staan voor
het organiseeren van een nieuwe school;
die vraagt ontzettend veel moeite en zor
gen.
De meesten hebben geen idéé over den
omvang der werkzaamheden van liet
schoolhoofd. Zoo is b.v. het hoofd der
school in de v. d. Werfstraat de maand
Januari slechts vier dagen ambulant ge
weest.
Dat door het hoofd voor de klasse het
onderwijs wordt gebaat, ontkent spr. ten
sterkste. Dit laat spr. niet zeggen. Hij kan
zich niet begrijpen, dat men het ambu
lantisme niet wenscht om financieele re
denen, maar niet in het belang van het
onderwijs.
De heer Vergouwen repliceert. Spr.
merkt op, dat het beginsel van het am
bulantisme hier niet ter sprake koint
't Is slechts een occasioneelc zaak, die
hier aan de orde is, en spr. houdt vol,
dat voor een kleine school als die aan
de Hcerenstraat zeer wel mogelijk is.
Dc heer Bosch zegt, dat hem wel een
beginselkwestie heeft gedreven te spre
ken zooals hij deed, niet uit rancune
tegenover de openbare onderwijzers.
Dc heer Fokker motiveert zijn stein
voor het voorstel van B. en W. Spr. laat
zich daarbij leiden door de belangen van
het openbaar onderwijs, waarvoor Lei-
deed. Wellicht was het alleen het.gevolg
van de nieuwe jurk, maar hij ontdekte
een, als het ware voor het eerst dat zij
gegroeid en ouder geworden was. Ter
wijl zij aan de andere zijde van zijn vader
plaats aan, sprak hij haar telkens aan,
ofschoon hij al maanden achtereen in
het geheel geen notitie van haar had
genomen en deed zich zoo aangenaam
voor, als men niet van hem gewoon was.
Deze vriendelijkheid ten opzichte van
Adli duurde voort; men kon hen nu dik
wijls te zameri zien en nu was dc jon
gen altijd degene die dit bewerkte, ter
wijl het vroeger meestal het meisje was,
die dezen omgang zocht. Zij waren bei
den nog kinderen, en toch kwam onwil
lekeurig reeds iets tusschen hen, wat do
ongedwongenheid van hun samenzijn be
letten en er toch een eigenaardig genot
aan verleende. Zij deden beiden tege i-
over elkander alsof zij niets met elkander
ophadden, en wanneer zij elkander ont
moetten lieten zij het altijd voorkomen
alsof het toevallig was. Het was ver
makelijk te zien hoe zij hun genegenheid
voor elkander niet alleen voor anderen,
inaar ook voor zich zelf trachtten te ver*
bergen,
(Wordt vervolgd).