Beste vriendjes en vriendinnetjes! 72 Een mooie wensch. A. Wel, buurman, zoo'n lekkere worst als jij daar hebt hangen, kon je me vandaag wel eens voor mijn ver jaardag geven. Spekslager. Zoo, ben je jarig vandaag? Dan teliciteer ik je van harte, en ik hoop dat je zoolang mag leven en gezond blij ven, tot ik je die worst cadeau doe. Verschrikkelijk. Ambtenaar (ten bureele van den Burgerlijken Stand op een dorpje in de Meierei.) En hoe heet het kind? Vader. Ja, ik zal ze maar noemen naar mijn moeder zaliger: Dina, Miet. Ambtenaar (valt van schrik achterover.^ Wat zeg je daar? Dynamiet 1 En dat hier in ons rustig dorpje 1 Beste aanbeveling. Mevrouw (tot vertrekkend dienstmeisje): Wat moet ik nu op je getuigschrift schrijven, lui, vies meubel Dienstmeisje: Wel, dat ik een heel jaar bij u in betrekking ben geweest. Een eelijke vergissing. Patroon (tot zijn bediende.) Als ik er niet was, was jij de luiste kerel, die er loopt. Boosaardige omkeerittg. Reiziger (tot machinist van een lo- caaltrein): Hoeveel uren rijdt je wel per kilometer? Nieuwe opvatting Mijn verloofde heb ik op zijn verzoek alle geschenken teruggezonden, nadat hij het engagement heelt af gemaakt, alleen den kostbaren ring met den briljant' niet, waarin hij heeft laten graveeren: „Eeuwig de uwe". Spaarzaam. Mijnheer Armoe komt op de spaarbank, om een spaarboekje met vijf gulden te nemen. Hij laat zich alle voor schriften nauwkeurig verklaren en vraagt ten slotte: En kan ik het geld te allen tijde terughalen Zulke kleine bedragen wel. Zoo, zeg me dan eens, tol hoelaat ik vandaag terecht kan. Uoor onze Jongens en meisjes. Zooals ik beloofd heb, plaats ik hieronder een verhaaltje van een uwer raadselvrien dinnetjes DE DOMME SLAAF. In zekere stad woonde een man, die zulk een dommen negerslaaf had, dat alle moeite, die de m.an zich gaf om hem zijn werk duidelijk te maken, te vergeefs was. Als hij de tafel voor het middagmaal moest dekken, dan bracht hij de iskemli (een voet stuk, ingelegd met schildpad en paarlmoer, dat men in zijn land gebruikt), zette er den broodbak op en verder niets meer. Alles wat men nog meer wilde hebben, maest men hem afzonderlijk laten halen. Eindelijk zeide zijn heer tot hem, dat hij, wanneer hem gelast werd iets te brengen, dan meteen aan alles, wat er bij behoorde, moest den ken en dat moest meebrengen. Kort daarop werd de man ziek en zond zijn slaaf om den dokter. m Vol ijver ging de slaat heen en vroeg onderweg aan de menschen, wat er zoo al bij een dokter te pas kwam. „Genees middelen en heelkundige instrumenten, bloedzuigers en een barbier om te aderlaten, benevens ijzer om te branden," antwoordde men hem. „Dan behoort ook tot het gevolg van een dokter een doodkist, een draag baar, een grafsteen en een blinde scheik, om bij het graf den Koran te lezen, zoo ook myrthentakken om er het graf mee te versieren." Dat alles schafte de slaaf eerst aan, toen bracht hij den dokter, gevolgd door de mannen, die bloedzuigers, de brandijzers en het met gloeiende kolen gevulde bekken, de doodkist, de draagbaar en den grafsteen droegen, met den blinden scheik, bij zijn meester en sprak: „Hier, o heer, is de dok ter, dien ge wacht, en alles wat met hem in verband staat, omdat ge mij bevolen hebt, met ieder ding ook tegelijk alles mede te brengen wat daarbij behoort." (Ingezonden door B. Gerritsma, 's Hage). Correspondentie: M. G. te den Haag. Dank voor uwe inzending. Zooals u ziet, is het stukje van uw zusje reeds geplaatst en het uwe zal ook volgen, zoo gauw er gelegenheid is. C. v. d. E. Loosduinen. Uwe zending in dank ontvangen. Ik zal er zoo nu en dan gebruik van maken. Uw doolhof is echter een beetje te moeilijk, wij zullen wel eens een ander plaatsen, dat minder ingewikkeld is. J. t. B. Leens. Een beetje geduld, vriendje, alles kan niet even vlug gaan. Uw prijs zal niet wegloopen, hoor! Ziehier nu, vriendjes en vriendinnetjes, de oplossingen der raadsels van de vorige weekde volgende week komen de namen dergenen, die de meeste goede oplossingen gegeven hebben. 1. Sloot-water. 2. Naaldwijk. 3. Abraham, a a a c o n o r b b h r n z o e b a e a e n 1 i b b s s 4. Amsterdam t e 1 o a 1 i z n i a n a a n s e s u z 5. Luiwagen. 5a. Omdat de deur open staat 6. In een „blauw sigarenzakje" zitten minstens: aal, leeuw, beer, egel, ree, ezel, zwaan, kanarie, uil, gier, kraai, kabeljauw, blei, big, zeug, slang, slak, baars, zeebra. 2. Eerst was ik wit als was, Toen zoo groen als gras; Dan werd ik rood als bloed En eind'lijk zwart als roetl (Ingezonden door Cor. v. d. Ende, Loosduinen). 1 2 7 9 11 10 j 14 4 6 5 16 18 17 51 3 15 8 13 12 51 51 51. 8. Een doodskleed. 9. Eendracht. 9a. Pepermunt. 10. Kopenhagen. 11. Uit een „gebroken tafelpoot" kunt ge halen minstens: koe, rat, ree, kat, kalf, fret, kreeft, teef, kangoeroe, kater, bok, tarbot, elft, beer, egel. Nu nog eenige raadsels, waarvan ge de oplossing n'et behoeft in te zenden, ze zul len den volgenden keer gegeven worden. 1. Toen ik jong was en schoon, Droeg ik een blauwe kroon. Toen ik werd oud en stijf Bond men mij een band om 'tlijf; Ik werd gestooten en geslagen En toen door prinsen en graven ge dragen. (Ingezonden door W. Kalkhoven, .Hilversum). Hierbij een aardrijkskundig figuur raadsel. De bovenste letter van de figuur is een klinker en vormt met de vijf punten in rechte lijn naar beneden (dus de lange verticale lijn) den naam van een rivier in Noord-Holland. De vijf horizontale lijnen, dus die van twee, van drie, van vier, van vijf en van drie punten vormen, in die volg orde genomen, de namen van 1. Een riviertje in Brabant. 2. Een stad aan den Rijn in Duitschland. 3. Een ge bergte in Zwitserland. 4 Een rivier in Duitsch land. 5. Een stad in Württemberg. 5. Kunt gij vijf dagen in de week aan duiden, waarin geen tdagu voorkomt? 6. Wat leest ge hieruit: Het je (Ingezonden door C. ten Berge, Leens. ANECDOTE. (Ingezonden door C. v. d. Ende). Iemand werd ten eten gevraagd bij een vriend, die niet te best met zijn vrouw over weg kon. Nauwelijks was men aan tafel, of man en vrouw geraakten over een kleinig heid in twist en wel zoo hevig, dat mijn heer een schotel van de tafel nam en in stukken wierp. Mevrouw, buiten zich zelve van kwaadheid, nam daarop een paar bor den en wierp die ook neer. Onze gast greep nu de soepterrine en wierp die, met soep en al, ook op den grond. Woedend wendde mijnheer zich nu tot den gast en vroeg: „Wat moet dat beteekencn? Dat ik met mijn vrouw ruzie maak, gaat u niet aanl" „Och." antwoordde de ander leukweg. „Ik dacht, dat wij nu verder onder tafel gingen dineeren en ik wilde u een beetje helpen". Tot een volgenden keer vriendjes! DE RAADSELREDACTEUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 19