Allerlei.
71
naar de missiën onder de heidenen ge
vlogen, de andere waren oorspronkelijk
bestemd geweest de zorgen zijner moe
der te verlichten. „Nooit had ik er over
gedacht onder de tegenwoordige om
standigheden het geld voor een reis te
besteden; maar als deze reis het middel
is om mijn broeder te helpen Hier
bleef de kapelaan steken en zag den
pastoor vragend aan.
„Zoo, zoo, is u die ,,Gero" die den
Jeng Ziegeler voor die dorpskerk heeft
gered. Dan feliciteer ik u. Ga zoo maar
voort. Dat men om zulke bijzaken de
hoofdzaak niet vergeten mag, ik bedoel
om den ijver voor de kunst de zielzorg
en de priestelijke roepiDg dat weet
ge wel," zei de goedhartige pastoor op
vaderlijken toon. Nu echter willen wij
uw plan dadelijk practisch onderzoe
ken. Waar is de reisgids? Schrijf op,
als't u blieft, mijnheer kapelaan. Dus
van Stuttgart naar Heilbronn. Wat denkt
ge van een watertochtje Den Neckar af
en dan den Rijn? Gaef mij dien gids
eens aan links in de derde lade."
„Als het goedkooper uitkomt, pastoor.
Ik heb zelf aan voetreizen gedacht,
zoover de tijd re kt."
„Zeer juist. Wat ik u reeds vooraf
zei: er moet met tijd en geld gerekend
worden. En nu aan het werk."
De pastoor maakte het reisplan zoo
vroolijk en ijverig alsof hij zelf nog eens
jong en frisch den wandelstaf dacht op
te nemen, zooals in de vacantiedagen van
zijn studietijd. Meer dan een uur
zaten de beide heeren bij elkaar en maakte planden, en toen aan
het slot der bespreking het gelaat van den kapelaan weer be
trok van de grootte der som, haalde pastoor een schuiflade van
zijn schrijftafel uit en legde een aardig geteekende en lieflijk ge
kleurde banknoot op de tafel.
,,Nu klopt het," sprak hij glimlachend.
Verschrikt wilde Ludwig Gradmann dit afwijzen doch de
pastoor zei glimlachend ,,U moet mij toesfaan bij de onderne
ming als stille vennoot op te treden. Ik moet wel toegeven, dat
deze banknoot oorspronkelijk een andere bestemming had, maar
er zijn omstandigheden, waarin ook een reisje op den Rijn een
lichamelijk en geestelijk werk van barmhartigheid kan worden.
Misgun mij mijn deel daarom niet
Nu was er nog wat correspondentie te bezorgen. Er waren
inlichtingen te vragen of datgene, wat het tijdschrift vermeldde op
waarheid berustte, enz en eindelijk hulptroepen te werven voor de
hoofdactie. Het was een lust te zien, hoe glad alles van stapel
liep, hoe netjes alles sloot.
Otto's moeder was niet weinig verrast, toen er in plaats van het ver
wachte bezoek een brief van haar heerzoon kwam en wel een brief
aan O.to, waarin deze tot een Pinkster-reisje werd uitgenoodigd.
„Het verlangde verlof is mij toegezegd in de week na Pink
steren," zoo luidde de brief. „Wijl mij een reisgezel ontbreekt,
stel ik u voor, eenige dagen met mij de wereld door te wande
len of te rijden, zooals het uitkomt. Het plan en het doel der
reis moet ge mij maar overlaten, met alles wat er verder bijkomt.
Da onderneming barust op een goeden grondslag, daar kunt ge
op aan Laat moeder uw reiszak pakken, het allernoodigste voor
acht dagen en maak u reisvaardig. Of ik Pinksternamiddag of
Dinsdag zal komen, hoort ge nog wel van mij. Tot zoolang ge
groet. Uw broeder Ludwig.".
Anna sloeg van verbazing de handen in elkander.
Dat was nu op een halve bladzijde van een post
velletje het antwoord op haar langen, uitvoerigen
brief en dit korte antwoord was niet eens aan haar
gericht. En wat nog wonderlijker was: in plaats van
Otto eens de les te lezen en hem te zeggen waar het
op staat, noodigt hij hem uit tot een pleizierreisje.
Als een heer-broer zoo zijn plicht opvatte en voor
zijn pleizier uitging, inplaats van moeder en zuster
ter zijde te staan en hen te raden
De moeder was spoedig van hare verrassing be
komen en kalmeerde de opgewonden Anna. „Spreek
geen kwaad van Ludwig," zei ze. „Hij is even bezorgd
voor Olto als gij of ik en als hij hem nu met dit
reisje een pleizier wil doen, heeft hij er zeker iets
goeds mee voor. Ten eerste is Otto dan met Pink
steren niet hier en kan hij de vergaderingen der
socialisten niet bijwonen, die reeds met plakkaten
°P de muren zijn aangekondigd. Ten andere
heeft de dokter gezegd, dat het goed zou zijn, als
eens ia een andere omgeving kwam, zoodat
hij zijn ongeluk vergeten en weer nieuwen levens
moed scheppen kan. Ludwig zal genoeg met hem
praten, als zij zoo samen"wandelen over berg en
dal. Vreemd vind ik het alleen, dat hij heel niet
weet, waar de reis heen gaat."
BIJ HET OVERLIJDEN VAN DEN ZEEREERW.
HEER S. WITTE, PASTOOR TE UITGEE8T:
de parochiekerk in rouw over den verscheiden herder
Otto greep met beide handen het
voorstel van zijn brcteder aan. Het uit
zicht op de gemeenschappelijke reis ver
vulde hem met zulke vreugde, dat hij
zijn toestemming met de nog ongeoefende
linkerhand op een briefkaart krabbelde,
zijn eerste schrijfproef op deze manier,
die de geadresseerde als een goed tee-
ken zorgvuldig bewaarde.
Dinsdag na Pinksteren Otto was
reeds daags te voren op reis gegaan om
zijn broeder te ontmoeten ontvingen
moeder en dochter een brief van Lud
wig, waarin hij om hun volhardend en
aanhoudend gebed verzoeht.
„Het doel onzer reis is Antwerpen.
Ik schreef dit niet vroeger, om u niet er
mee te verschrikken, cat de reis zoover
gaat. Wat mij daarheen voert, is de hoop,
dat Otto daar weer gezond van hart en
geest wordt. Dat kan echter alleen ge-
beuren, zooals ge wel weet, lieve moeder,
als God Zijn genade en Zijn zegen daarop
geeft. Ik zou bijna zeggen, dat wij in
dit geval een zeer bijzondere hulp en
genade van Boven noodig hebben. Om
deze met mij af te smeeken door tus-
schenkomst en voorspraak der H. Moeder
Gods, verzoek ik u en Anna dringend,
in de eerstvolgende dagen ijverig in het
gebed te volharden. Een groot vertrou
wen geeft het mij, dat mijn eerwaarde
pastoor mij beloofd heeft, in deze week
een krachtig memento aan het altaar
voor onzen Otto in te voegen..."
„Heb ik het u niet gezegd, Anna!
Ludwig heeft iets in het hoofd, ik denk
een bedevaart. En hoe verstandig van hem, dat hij Otto vooral
niets daarvan heeft gezegd, anders was hij misschien heel niet
meegegaan. Antwerpen? Hebt gij dien naam al eens gehoord?
Waar is dat
„Ver weg, aan de zee. De Amerikanen, die in den vorigen
zomer in „de Linde" gewoond hebben, waren over Antwerpen
gekomen, heb ik hooren zeggen. Of het een bedevaartsplaats is,
weet ik niet. Maar als hij een bedevaart wilde maken, had hij
toch niet zoover weg behoeven te gaan. Einsiedeln
„Ludwig zal wel weten, waarom hij juist deze plaats opzoekt
hoe heet het ook weer Antwerpen. Als ge Donderdag bij de
handwerkles een der onderwijzers ziet, zoudt ge wel eens kun
nen vragen, waar het ligt en hoe ver het is."
Den volgenden Donderdag bracht Anna het bericht mede,
dat Antwerpen een groote haven- en handelsstad in België was,
rijk aan bezienswaardigheden, voaral kunstschatten, schilderstuk
ken van beroemde meesters, enz. Van een bedevaart stond niets
in het dikke boek, dat de onderwijzer had opengeslagen.
„Bedevaart of niet," zei de weduwe daarop. „Ludwig zal wel weten,
waarom hij juist daarheen gaat. Wij moeten voor hem bidden,
heeft hij geschreven en daaraan zullen wij ons houden."
Wordt vervolgd
Nog al eenig onderscheid. Vriendin A: O, mijn man houdt
zijne vaste gewoonte, 's Avonds drinkt hij zijn twee glazen bier
en komt dan om tien uur thuis!
Vriendin B: (zuchtend). De mijne heeft ook zijne vast^ge-
woonte. Hij drinkt 's avonds regelmatig zijn tien glazen bier en
komt dan om twee uur thuis!
HET COLLECTANTEN-COLLEGE „ST LAMBERTUS'
dat Zondag j. 1^ zijn zilveren jubilé vierde. In het midden de zeereerw.
J. H. A. Thus.
TE ROTTERDAM,
president, pastoor