Het lied van Garens.
74)_
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Dinsdag 28 Februari.
Vastenmandement van Mgr. Van
de Wetering, Aartsbisschop
van Utrecht.
Ook Mgr. van de Wetering spreekt in
zijn vastenbrief over de eerste Commu
nie der kinderen. Na eerst in 't kort ge
zegd te hebben, wat Paus Pius X gedaan
heeft om de liefde en eerbied voor Jezus
in 't H. Sacrament bij de geloovigen te
bevorderen door verschillende decreten
komt Mgr. weer tot het jongste decreet,
waarin gezegd wordt, dat de vader of de
genen die zijn plaats bekleeden, en de
biechtvader moeten oordeelen of het kind
ai dan niet tot de H. Communie kan
worden toegelaten.
Mgr. vervolgt dan aldus:
Merkt wel op, B. G., dat de ouders op
de eerste plaats worden genoemd. Zij zijn
de eerst aangewezenen om voor de gods
dienstige opvoeding van het kind te zor
gen. Dat kind is hun door God gegeven.
iHet is hun kind. Zij hebben dus het recht
maar ook den plicht voor de opvoeding
van hun kind te zorgen en zullen eens aan
God rekenschap van dien plicht hebben te
geven. Daarenboven, B. G., de godsdien
stige opvoeding die het kind van vader
'en moeder in het huisgezin ontvangt, is
de grondslag van alles. Katechismus en
school zijn, hoe noodzakelijk ook, slechts
aanvulling. De grond is het huisgezin.
Wat het kind van vader en moeder in het
huisgezin ziet, hoort en leert, dat blijft het
bij geheel het volgend leven.
Daarom rekenen Wij het ons ten plicht
de ouders ie wijzen op die zware ver
plichting, die op hen rust. Een verplich
ting, die nu nog meer dan vroeger klemt
nu de kinderen, indien zij behoorlijk zijn
voorbereid, reeds op zeer jeugdigen 'leef
tijd zullen naderen tot de Tafel des Hee-
ren. Bedenkt wel, ouders, dat uw kind
onmogelijk op zoo'n jeugdigen leeftijd tot
de H. Communie kan worden toegelaten
indien ge zelf niet uw kind van jongsaf
onderricht omtrent de groote waarheden
van ons H. Ueloof.
Denken we ons, B. G., een kind, dat
opgroeit in een huisgezin, zooals er,
helaas, zoovele zijn waar bijna nooit
over godsdienst wordt gesproken en de
ouders schijnen-te meen en, dat het kind
de noodzakelijke kennis van gelooi en
godsdienst moet opdoen op den Katechis
mus en op school. Het eenige wat
zoo'n kind thuis van den godsdienst leert
is, het Kruisteeken maken en misschien
het Onze Vader en Weesgegroet bidden.
.Verder ziet het, dat vader en moeder
voor en na het eten bidden en dat dik
wijls nog op een wijze, die alles behalve
stichtend voor het kind is en dat
vader en moeder zich op Zon- en feestda
gen beter kleeden en naar de kerk gaan.
Dat is aiies wat het kind van den gods
dienst ziet en hoort. Later, wanneer het
kind wat grooter wordt, zullen de ou
ders het naar de school en den Ka
techismus zenden en als moeder dan zorgt
dat het kind thuis de les van het vragen
boek leert, meenen die ouders daarmee
In; i plicht van het godsdienstig opvoeden
van hun kind te heoben vervuld.
is dat, vraag ik, Ouders, een godsdien
stige opvoeding geven? Wat zal een kind,
in zoo'n omgeving opgevoed, van gods
dienst begrijpen? Zal het op zevenjarigen
leeftijd genoeg kennen en begrijpen van
den godsdienst, om tot de H. Communie
te worden toegelaten? En zal het, ouder
geworden, ook een grootere kennis krij
gen van de godsdienstwaarheden en een
dieper besef van het geluk der H. Com-
in unie?
Aan wie de schuld, dat zoo'n kind
zoo lang verstoken blijft van het voor
recht Jezus te mogen ontvangen, zoo
niet aan de ouders, die de godsdienstige
opvoeding verwaarloosd hebben? Be
denkt dan wel, ouders, welke zware ver
plichting de opvoeding uwer kinderen
voor u is.
Stellen we daartegenover een kind, dat
in een echt godsdienstig huisgezin op
gevoed wordt door godvreezende ouders.
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
Zóó gingen uren voorbij, en de uren
schenen niet lang, want sedert vele jaren
had lady Roswald naar dien nacht ver
langd.
Plotseling, in de stilte van den nacht
wejd driemaal ruw op een der deuren
van het kasteel geslagen. Ofschoon deze
deur van den noordelijken toorn nogal
verwijderd was, hoorde lady Roswald het
geluid duidelijk. Weldra werden andere
geluiden meer nabij op het binnenplein
gehoord. Dit was het teeken. Lady Ros
wald nam haar zakpistool met dubbelen
loop, ontlaadde den eenen loop van den
kogel, welke zij in haar hand hield, en
stak het wapen in haar zak. Daarna stond
zij met bewonderenswaardige kalmte lang
zaam ,op, liep naar het ledikant, lichtte
de damasten gordijnen op en liet die ach
ter zich neervallen.
HOOFDSTUK VI.
Ofschoon hij ajles gedaan had wat de
Nauwelijks kan het kind enkele woorden
stamelen of de vrome moeder leert het
kind een kruisteeken maken. Naarmate
het kind zich meer ontwikkelt, leert zij
het de gewone gebeden en bidt zij met
haar kind. Is het wat grooter geworden,
zoodat het wat meer kan begrijpen, dan
zullen de godvreezende ouders aan hun
kind het leven verhalen van den goddelij-
ken Verlosser: de geschiedenis der ge
boorte, hoe de kleine Jezus een voorbeeld
was van gehoorzaamheid voor de kinde
ren, hoe Hij later al weldoende rondging
de armen en ongelükkigen helpend, en
hoe hij ten slotte aan Zijne vijanden
werd overgeleverd en, na mishandeld en
geslagen e zijn, stierf aan het Kruis. En
hoe d ede Jezus dat alles geleden
heeft u .iefde tot ons, daar we anders
niet in den hemel hadden kunnen ko
men. En als dan die godvreezende ouders
met hun kleine voor het kruisbeeld neer
knielen, leeren ze het bidden, dat het tooh
altijd Jezus moge beminnen en nimmer
zonde doen. Als later het kind aan de
hand van vader en moeder naar de kerk
wordt geleid, dan zullen ze het leeren,
dat zij en ook de andere menschen daar
heen gaan, omdat de lieve Jezus daar
woont in het tabernakel en dat Hij onder
de JH. Mis op het altaar tegenwoordig
komt Als dan het kind ziet met wat een
diepen eerbied en ingetogenheid vader en
moeder daar bidden, dan bidt het als van
zelf mee. En als dan vader en moeder tot
de Tafel des Heeren naderen, en het
kind ziet met wat een eerbied ze daarvan
terugkomen en het hoort dan later dat
ze zoo overgelukkig zijn, omdat ze Jezus
hebben mogen ontvangen in hun hart,
wie voelt dan niet, B. G., dat ook in het
kinderhart als van zelf het verlangen ont
waakt om ook dat groote geluk te inogen
hebebn. En als straks, na nog eerst
behoorlijk te zijn voorbereid, dat kind tot
de IL Communie wordt toegelaten, wie
zal dan niet erkennen, dat, al is het kind
nog zeei jong, het genoeg beseft om Je
zus te mogen ontvangen.
Bereidt dan, ouders, uw kinderen voor
op het voorrecht aan Jezus' disch te mo
gen aanzitten, door hun dikwijls over
God en godsdienst te spreken, dan zullen
zij reeds vroegtijdig aan dat groote ge
luk deelachtig worden en zal hun in de
H. Communie de beste waarborg worden
gegeven om de reinheid en onschuld des
harten te bewaren.
STATEN-GENERAAL~
TWEEDE KAMER.
Staatsbedrijven.
Blijkens de memorie van antwoord be
treffende het wetsontwerp tot regeling
van de begrootingen en rekeningen van
staatsbedrijven zijn naar het oordeel van
den Minister van Financiën de bezwaren
van algemeenen aard, van vele zijden op
zoo uitnemende wijze beantwoord en
weerlegd, dat het hem nauwelijks wen-
schelijk voorkomt, om daarop wederom
in den breede in te gaan.
De bedoeling is geen andere dan een
duidelijke voorstelling van de zaken. Met
de opvatting dat de meest overzichtelijke
voorstelling van de financiën bestaat in
één algemeene lijst van alle ontvang
sten en één dergelijke lijst van alle
uitgaven, kan de Minister zich geenszins
.vereenigen. Zoodra een financiewezen,
zelfs dat van een particulier, een'igen om
vang verkrijgt, is het voor een inzicht in
den toestand volstrekt noodzakelijk dat
zoowel de ontvangsten als de uitgaven
worden onderscheiden naar haar aard.
Een zoo volledige gelijkstelling van alle
uitgaven heeft er dan ook nimmer be
staan.
Niet ontkennende, dat uit zuiver comp
tabel oogpunt een zeer eenvoudige boek
houding, die geen onderscheid maakt tus-
schen den aard der ontvangsten en der
uitgaven, wel voordeden aanbiedt, merkt
de Minister tweeërlei op
1. dat onze algemeene begrooting
ook al bestonden er in 't geheel geen af
zonderlijke begrootingen als die van liet
Vestingstelsel, het Tiendfonds, de Lands
drukkerij, enz. toch geen compleet
overzicht zou geven van alle ontvangsten
en uitgaven van den staat. Immers er ge
schieden vele ontvangsten en uitgaven
door comptabelen, waarvan nimmer blijkt
in eenige begrooting of rekening;
dame hem gelast had, sidderde Piernic
toen hij de eerste slagen hoorde. Bij
de volgende, meer nabij, op de groote
deur van de vestibule, werd hij zich-zel-
ven weder meester. Na zich mét een vlug
gen blik te hebben vergewist, dat alles in
gereedheid was, nam hij zijn lantaarn, het
eenige licht, dat hij in de groote donkere
zaal had gehouden, en liep naar de deur.
Hij had haar nauwelijks op een kier geo
pend, of Raffut gooide ze met een vuist
slag geheel en al open en bromde:
„Wie heeft de deur van het terras, de
deur van mijn logies gegrendeld? Ik heb
daar niet kunnen binnenkomen, en moest
dien langen omweg maken. En hier, de
zelfde comédie! Tevergeefs draai ik den
sleutel in het slotde grendel is ervoor!
Wat beteekent dat, en waarom ben jij
hier juist op dit punt aanwezig, om mij
open te doen?"
Piernic had Raffut laten passeeren, om
de deur weer te sluiten en den grendel
weder voor te schuiven. Daarna voegde
hij zich bij den meester en eenige (angstig
heid veinzend, begon hij met te verklaren,
dat op de het terras de deur van het ver
trek aan den beganen grond sedert de
verhuizing gegrendeld had moeten blijven
dftt iuj. Piernic, de groote degr yaqi feti
2. dat, al moet zooveel mogelijk wor
den gedaan om het comptabel toezicht
zoo gemakkelijk mogelijk te maken, daar
aan toch niet alles anders behoeft te wor
den opgeofferd. Gezorgd moet er natuur
lijk worden, dat de comptabele controle
volkomen tot haar recht kan komen,
doch wanneer dat het geval is, moet er
ook met andere belangen rekening ge
houden worden.
Wanneer het slechts van belang is, van
zekeren tak van diénst de ontvangsten in
geld naast de uitgaven in geld te ken
nen, dan is afwijking van het beginsel van
de universaliteit niet noodig. Maar an
ders wordt het bij takken van staats
dienst, in welke groote kapitalen moe
ten worden aangewend, zoodat er geen
behoorlijk inzicht in de lasten kan wor
den verkregen dan door eene boekhou
ding, welke met de waardevermeerde
ring en -vermindering van de bezittingen
rekening houdt.
Worden de uitgaven en ontvangsten
van de bedrijven in afzonderlijke, met de
commercieele boekhouding verband hou
dende begrootingen en rekeningen opge
nomen, dan kan ook de volksvertegen
woordiging door verhooging ot verlaging
dier posten zich in détails uitspreien' om
trent het te veel of te weinig belasten van
de kapitaalrekening, m. a. w. het te veel
of te weinig van de ontvangsten of uit
gaven rangschikken onder de buitenge
wone.
De comptabele controle wordt door
deze afscheiding van de financiën van de
staatsbedrijven uit de alegmeene begroo
ting evenmin bemoeilijkt ais door de af
zonderlijke begrootingen en rekeningen
voor het thans opgeheven fonds
voor den aanleg van Staatsspoorwegen
en voor het vestingfonds, voor de lands
drukkerij, voor het tiendfonds enz.
Het bezwaar, dat, indien de volksverte
genwoordiging op de uitgaven besnoeien
wil, zij zulks gemakkelijker kan doen wan
neer alle uitgaven in de algemeene staats-
begrooting voorkomen dan wanneer een
de d voorkomt in de afzonderlijke begroo-
tingen van de bedrijven, acht de Minister
niet juist. Op de bedrijfsbegrootingen
zullen evengoed amendementen kunnen
worden voorgesteld, strekkende om be
paalde uitgaven te schrappen of te ver
minderen.
De thans voorgestelde regeling nog
langer te doen wachten, totdat meer on
dervinding is opgedaan, met de bedrijfs-
rekeningen, acht de Minister niet noodig.
Ook den Minister komt het voor, dat
langzamerhand de zuiver formeele contro
le van de Algemeene Rekenkamer in eene
meer op persoonlijk onderzoek berusten
de zal moeten worden veranderd. Gaarne
opent hij aan dat hooge staatslichaam bij
deze wet de gelegenheid om in die rich
ting ondervinding op te doen. Daarom is
in artikel 16 de bepaling opgenomen, dat
de Algemeene Rekenkamer ten allen tijde
door hare leden of door ambtenaren wel
ke zij daartoe de opdracht verstrekt, in
zage kan doen nemen van de commerci
eele boekhouding.
Successierechten.
Op het wetsontwerp tot nadere rege
ling van de rechten van successie en van
overgang bij overlijden is door de heeren
Vliegen, Ter Laan, Helsdingen, Troelstra
Schaper en Hugenholtz een amendement
voorgesteld om de successiebelasting, nu
geil even uitsluitend van de verkrijg.ngen
uit een nalatenschap, uit welk stelsel in
het aanhangige wijzigingsontwerp niet
wordt verlaten, te vervangen door eene
heffing van de nalatenschappen met eene
aanvullingsbelasting op de verkrijgingen.
De motieven van de voorstellers zijn:
lo. hunne meening dat tegenover de h. i.
volkomen verkeerde wijze waarop de re
geering bezig is de versterking van 's
Rijks middelen voor te bereiden, bij deze
gelegenheid de h. i. juister wijze in deze
kan en moet worden gesteld, door den
weg aan te geven, langs welken eene be
duidende versterking dier middelen kan
worden verkregen; 2o. hun meening, dat
theoretisch en practisch dit stelsel de
voorkeur verdient boven het stelsel der
regeering.
Waar in ons land zooveel indirecte be
lastingen bestaan op producten die een
volksbehoefte zijn, dat nieuwe indirecte
belastingen toch zeker alleen zouden kun-
park had gegrendeld, omdat hij zich al
leen gevoelde in dat groote kasteel, en
eindelijk, dat de reden, waarom hij zich
daar bevond en niet op zijn kamer, een
bijzondere lastgeving was van mevrouw
Geneviève die het had gewild, dat mijn
heer Raffut zijn nieuw logies in het kas
teel had moeten loopen zoeken.
„Verwenschte verordeningenbromde
Raffut zijn overjas op een stoel, zijn hoed
op den grond en zijn pistool op, de tafel
werpend. „Verwenscht idee van mijn
nicht, om jou te gelasten mij hier te wadi
ten. Zij weet, dat ik niemand noodig
heb..., dat ik het liefst ben...' en dat ik
allei minst op jouw gezelschap gesteld ben
Ik beu letterlijk op... in één adem heb ik
den todit naar hier gemaakt."
„Oho, in één adem," dacht Piernic.
„Ik ,durf er mijn hoofd wel onder ver
wedden dat hij hier en daar wel eens zal
hebben aangelegd. Jtjj zou zoo luid en
zoo veel niet spreken, als hij niet ge
dronken had."
„En welke appartementen heeft men
voor mij geïnstalleerd?"^
„Op de eerste verdieping, drie mooie
kamers. Maar er zijn zóóveel vertrekken,
en het kasteel is zóó groot, dat ik u niet
gQ£d Kan aanduidetn jy&ar Jtet i& tiet zal
nen aanvaard worden indien daarmee an
dere, meer schadelijke indirecte belas
tingen werden afgeschaft of verlaagd,
meenen de voorstellers, dat de verster
king van 's Rijks middelen behoort te
geschieden langs zulke wegen, dat nie£ de
niet-bezittende volksmassa, doch de be
zittende klasse met het opbrengen der
nieuwe middelen worde bezwaard.
Voorts zien zij in de successiebelastin
gen een cijns, die de gemeenschap het
recht heeft te vorderen van het vermogen
dat niet zelden schier uitsluitend is ge
vormd, in stand gehouden en vermeer
derd door factoren van economisch-maat-
schappelijken aard, terwijl in elk geval
zulke factoren bij de vermogensvorming
werkzaam zijn geweest. Op het oogenblik
dat dit vermogen vrij komt, dat het op
houdt te dienen voor hem, die in de vor
ming en instandhouding althans een rol
speelde, en overgaat in handen van men
schen die in den regel aan die vorming
geen deel hadden, heeft de gemeenschap
op die cijns het volste recht en bij het
vele dat zij eischt van wie geen vermo
gen bijeengaren konden en geen erfenis
sen kunnen deelachtig worden is die hef
fing zelfs plicht.
De voorstellers berekenen tegenover de
tegenwoordige opbrengst der successie
belasting eene meerdere opbrengst van
elf millioen gulden, eene som, voldoende
om de aangekondigde indirecte belastin
gen ontbeerlijk te maken.
Hun voorstel met klem in de welwillen
de aandacht der Kamer aandringende, be
houden de voorstellers zich voor om,
mocht de Kamer hen op dezen weg niet
willen volgen, een amendement in te die
nen met de strekking om te komen tot
een veel sterkere progressie in de belas
ting op de verkrijgingen.
Militiewet.
Thans is ingediend het wetsontwerp
tot regeling van de verplichtingeni ten
aanzien van de militie.
Voor zoover de defensieplannen1 der
regeering betrekking hebben op de land
weer, zijn zij belichaamd in een ont
werp van wet tot wijziging van de Land-
weerwet, dat dit ontwerp zooveel mo
gelijk op den voet zal volgen.
Contingent en d i e :n s 11 ij d,
Voorgesteld wordt een diensttijd van
zes jaar bij een contingent van 23000
man, waardoor een militiesterkte ver
kregen wordt van 23.000 maal 5.20 of
121.670 man, alzoo een sterkte onge
veer gelijk aan die van thans.
Vooronderriöht.
De regeering is er van doordrongen,
dat de lichamelijke volksontwikkeling
krachtig moet worden ter hand geno
men wan/tl naar haar overtuiging is
hierin het eenige middel gelegen om
op goeden grond op den duur te kuinb
nen komen tot eene algemeene verkor
ting van den oefentijd
In verband met een en ander zal bij
de totstandkoming van het ontwerp het
thans vanwege het Dep. van Oorlog ge
geven onderricht worden afgeschaft.
Eerste oefening.
De regeering kan voorshands aan' eein
nieuwe algemeene verkorting van de
eerste oefening niet denken. Integen
deel zijn er teekenen te over, die er
op wijzen, dat bij de bestaande wet in
dat opzicht reeds te ver is gegaan.
Hoewel echter de regeering in begin
sel niet tegen verkorting van oefentijd
is, meent zij toch te moeten voorstellen
afschaffing van het stelsel van vier-
maanders, welk stelsel aan verschillen
de gebreken lijdt.
Het is noodig de miliciens in twee ge
deelten onder de wapens te doen' ko
men. Handhaaft dus het aanhangigte
wetsontwerp de opkomts der militie in
twee gedeelten, deze gaat, merkt de re
geering gepaard met eene regeling, wel
ke de nadeelen van thans bedoelt te
ondervangen.
Het ligt in de bedoeling om bij tot
standkoming van het ontwerp het re
giment in tijd van vrede te doen belstaan
ook uit 5 bat. van 4 compagnieën, en het
5de bataljon te recruteeren uit de zo-
merploeg. In tijd van oorlog zullen de
5de bataljons naar gelang van de om
standigheden voor de bezetting van for
ten dan wel tot versteriung van het ve'ld
leger worden aangewezen. De batal
jons, samengesteld uit de voorjaarsploeg
me gemakkelijker vallen u erheen te
brengen."
„Je lijkt me van avond een echte praat
jesmaker, oume gek", bromde Raffut.
„Verwijt me niet gek te zijn,... het ge
weest te zijn, ten minste, meester Raffut.
Ik herhaal u, dat u dat ongelukkig woord
nooit voordeel heeft gedaan, integen
deel
„Wat wil je zeggen?"
„Niets, wat mevrouw Geneviève ver
driet kan aandoen."
„Komaan... Genoeg raadselen! Neem
je lantaarn en geleid me naar boven.."
„Goed, maar heb een oogenblik ge
duld Wijl gij niet. soupeert, zal ik de tafel
opruimen."
Bij die bezigheid droeg Piernic echter
zorg, om de jenever-flesch goed onder
de oogen van Raffut te brengen.
„Wacht even," zei Raffut. „Wat is er
in die flesch?"
„Oude jenever, beste oude jenever.
Denkende, dat gij thuis komend honger
zoudt kunnpn hebben, heeft mevrouw
Geneviève mij verzocht voor u dit sou
per klaar gemaakt, maar wijl u geen
honger hebt, zal ik het maar weer weg
brengen."
„Nejem ,de rest .weg, ma.ar niet de
zijn uitsluitend bestemd voor het veld-,
leger.
Het is niet te ontgaan, dat het ver
blijf onder de wapenen voor hen, die
de officiersopleiding zullen volgen met»
zes en voor hen, die onderofficiersiOjpv
leiding zullen volgen met vier maanden»
wordt vermeerderd.
Evenwel koestert de regeering de
hoop dat de toepassing van kaderplicht
niet noodig zal blijken. De wetenschap!
reeds al teen dat de bevoegdheid tolt»
dwingend optreden bestaat, zal, naar
vertrouwd wordt, voor de minder be-
reidwilligen de spoorslag zijn, die tot
vrijwillige beschikbaarstelling drijft
De regeering meent dat het instituut
van het reservekader de eerste bron zal
dienen te zijn, die deugdelijke verlofsof
ficieren moet leveren.
In den breede wordt uiteengezet, dat
in de behoefte aan verlofsoffi eieren op
drie wijzen wordt voorzien
le. uit het reservekader door aanmel
ding voor de inschrijving er bestoet
dan keuze tussohen een intermi'tteereiH
de en een achtereenvolgende opleidingi
2e. uit de militie door aanmelding]
voor of binnen 14 dagen na den aan
vang der eerste oefeninger volgt dan]
van af de intreding bij eene militaire!
school een onafgebroken cursus van tem!
hoogste 141/2 maand.
3o. uit de militie door aanwijzing, na
dat ten hoogste drie maanden voor eer
ste oefening onder de wapenen is door-
gebraidhfl; er volgt dan nog dezelfde cur-
us als onder 2o. bedoeld.
Het ligt in de bedoeling om jaarlijks
vóór de inlijving bekend te maken hoe
veel miliciens moeten worden in oplei
ding genomen voor officier.
Militaire werkers en blijvend
ged eel te.
Ook bij de behandeling van dit vraag
stuk wordt door de Regeering aangetee-
kend, dat een eerste oefeningstijd van
8!/a maand slechts toereikend is te ach
ten, wanneer o.a. die periode ook wer
kelijk zoo goed als ten volle voor oefe
ningen beschikbaar is en de leergang
niet voortdurend onderbroken wordt
door de afwezigheid van een dagelijks
afwisselend deel der manschappen ten
behoeve van te verrichten velerlei dien
sten van huishoudelijken aard. Vermits
ook die diensten evenwel moeten worden
vervuld stelt de Regeering voor, daar
voor van iedere lichting een zeker aan
tal ingelijfd en vast te bestemmen. Ter
uitvoering hiervan ligt het in de bedoe
ling om door de korpscommandanten uit
elk der beide ploegen van de lichting
een aantal manschappen, te zamen niet
meer dan 1500, als subalterne werkers
te doen aanwijzen, bij voorkeur uit die
niet-voorgeoeïenden, die zich daartoe be
schikbaar stelten of van wie in verband
met hunne lichamelijke gesteldheid en
hunne verstandelijke ontwikkeling ver
der minder goede opleidingsresultaten
zouden zijn te wachten. De Regeering
betoogt voorts o.a. dat het instituut der
militaire werkers inperking mogelijk
mogelijk maakt, van de sterkte van het
blijvend gedeelte.
Tot haar leedwezen heeft de Regeering
geen vrijheid kunnen vinden met een
voordracht te komen, die met behoud van
een eersten oefentijd van 81/2 maand te
vens algeheele opheffing van het blijvend
gedeelte voorstelt.
Integendeel is zij van oordeel, dat zon
der blijvend gedeelte, met een eersten
oefentijd van 81/2 maand geen genoegen,
kan worden genomen. Voorgesteld wordt
daarom behoud van een blijvend gedeelte
in twee ploegen, elk van ten minste 1800
en ten hoogste 2050 man voor een tijdvak
van ten minste 2 en ten hoogste 3 maan
den.
In het geheel zullen dus niet minder
dan 3600 en niet meer dan 5000 man
van de geheele lichting kunnen worden
verplicht tot genoemde vermeerdering
van den werkelijken dienst. De Reg. zet
hierbij uiteen, dat hier op zeer ruime
schaal gelegenheid kan worden gegeven
om zich door een ander te laten vervan
gen.
V r ij s t e 11 i n g e 11.
Als regel zal de ingeschrevene, wiens
verblijf in werkelijiken dienst een te
kort aan inkomsten zou doen ontstaan, in
het gezin, waartoe hij behoort of waar-
flesch," zei Raffut. „Ik heb geen hon
ger, maar ik heb dorst."
De gewezen boschwachter, die inder
daad al een weinig aangeschoten scheen
liet zich zwaar vóór de tafel op een stoel
neervallen en schonk een glas jenever
in. De schaal, het couvert en het bord,
die op tafel stonden, wegnemend, nam
Piernic ook het pistool mee, en Raffut
den rug toekeerend, vóór de geopende la
de van een buffet, gelukte het hem, haas
tig en handig Eiet wapen te ontladen.
Vervolgens raapte hij den hoed van Raf
fut op, en legde dien met het pistool, op
den stoel bij de jas.
Toen Raffut eenmaal van den jenever
had geproefd, gevoelde hij den trek naar
meer."
„Fameus", mompelde hij binnens
monds, „fameus!"
In die manie om alleenspraken te hou
den, welke hem aangreep in de eenzaam
heid of wanneer hij dronken was, en die
als een schadeloosstelling was voor
zijn somber en berekend zwijgen in te
genwoordigheid van anderen, ging hij
half-luide, met iewat dikke tong voort:
(Wordt vervolgd^