Het lied van Garens. 74)_ Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 28 Februari. Vastenmandement van Mgr. Van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht. Ook Mgr. van de Wetering spreekt in zijn vastenbrief over de eerste Commu nie der kinderen. Na eerst in 't kort ge zegd te hebben, wat Paus Pius X gedaan heeft om de liefde en eerbied voor Jezus in 't H. Sacrament bij de geloovigen te bevorderen door verschillende decreten komt Mgr. weer tot het jongste decreet, waarin gezegd wordt, dat de vader of de genen die zijn plaats bekleeden, en de biechtvader moeten oordeelen of het kind ai dan niet tot de H. Communie kan worden toegelaten. Mgr. vervolgt dan aldus: Merkt wel op, B. G., dat de ouders op de eerste plaats worden genoemd. Zij zijn de eerst aangewezenen om voor de gods dienstige opvoeding van het kind te zor gen. Dat kind is hun door God gegeven. iHet is hun kind. Zij hebben dus het recht maar ook den plicht voor de opvoeding van hun kind te zorgen en zullen eens aan God rekenschap van dien plicht hebben te geven. Daarenboven, B. G., de godsdien stige opvoeding die het kind van vader 'en moeder in het huisgezin ontvangt, is de grondslag van alles. Katechismus en school zijn, hoe noodzakelijk ook, slechts aanvulling. De grond is het huisgezin. Wat het kind van vader en moeder in het huisgezin ziet, hoort en leert, dat blijft het bij geheel het volgend leven. Daarom rekenen Wij het ons ten plicht de ouders ie wijzen op die zware ver plichting, die op hen rust. Een verplich ting, die nu nog meer dan vroeger klemt nu de kinderen, indien zij behoorlijk zijn voorbereid, reeds op zeer jeugdigen 'leef tijd zullen naderen tot de Tafel des Hee- ren. Bedenkt wel, ouders, dat uw kind onmogelijk op zoo'n jeugdigen leeftijd tot de H. Communie kan worden toegelaten indien ge zelf niet uw kind van jongsaf onderricht omtrent de groote waarheden van ons H. Ueloof. Denken we ons, B. G., een kind, dat opgroeit in een huisgezin, zooals er, helaas, zoovele zijn waar bijna nooit over godsdienst wordt gesproken en de ouders schijnen-te meen en, dat het kind de noodzakelijke kennis van gelooi en godsdienst moet opdoen op den Katechis mus en op school. Het eenige wat zoo'n kind thuis van den godsdienst leert is, het Kruisteeken maken en misschien het Onze Vader en Weesgegroet bidden. .Verder ziet het, dat vader en moeder voor en na het eten bidden en dat dik wijls nog op een wijze, die alles behalve stichtend voor het kind is en dat vader en moeder zich op Zon- en feestda gen beter kleeden en naar de kerk gaan. Dat is aiies wat het kind van den gods dienst ziet en hoort. Later, wanneer het kind wat grooter wordt, zullen de ou ders het naar de school en den Ka techismus zenden en als moeder dan zorgt dat het kind thuis de les van het vragen boek leert, meenen die ouders daarmee In; i plicht van het godsdienstig opvoeden van hun kind te heoben vervuld. is dat, vraag ik, Ouders, een godsdien stige opvoeding geven? Wat zal een kind, in zoo'n omgeving opgevoed, van gods dienst begrijpen? Zal het op zevenjarigen leeftijd genoeg kennen en begrijpen van den godsdienst, om tot de H. Communie te worden toegelaten? En zal het, ouder geworden, ook een grootere kennis krij gen van de godsdienstwaarheden en een dieper besef van het geluk der H. Com- in unie? Aan wie de schuld, dat zoo'n kind zoo lang verstoken blijft van het voor recht Jezus te mogen ontvangen, zoo niet aan de ouders, die de godsdienstige opvoeding verwaarloosd hebben? Be denkt dan wel, ouders, welke zware ver plichting de opvoeding uwer kinderen voor u is. Stellen we daartegenover een kind, dat in een echt godsdienstig huisgezin op gevoed wordt door godvreezende ouders. FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. Zóó gingen uren voorbij, en de uren schenen niet lang, want sedert vele jaren had lady Roswald naar dien nacht ver langd. Plotseling, in de stilte van den nacht wejd driemaal ruw op een der deuren van het kasteel geslagen. Ofschoon deze deur van den noordelijken toorn nogal verwijderd was, hoorde lady Roswald het geluid duidelijk. Weldra werden andere geluiden meer nabij op het binnenplein gehoord. Dit was het teeken. Lady Ros wald nam haar zakpistool met dubbelen loop, ontlaadde den eenen loop van den kogel, welke zij in haar hand hield, en stak het wapen in haar zak. Daarna stond zij met bewonderenswaardige kalmte lang zaam ,op, liep naar het ledikant, lichtte de damasten gordijnen op en liet die ach ter zich neervallen. HOOFDSTUK VI. Ofschoon hij ajles gedaan had wat de Nauwelijks kan het kind enkele woorden stamelen of de vrome moeder leert het kind een kruisteeken maken. Naarmate het kind zich meer ontwikkelt, leert zij het de gewone gebeden en bidt zij met haar kind. Is het wat grooter geworden, zoodat het wat meer kan begrijpen, dan zullen de godvreezende ouders aan hun kind het leven verhalen van den goddelij- ken Verlosser: de geschiedenis der ge boorte, hoe de kleine Jezus een voorbeeld was van gehoorzaamheid voor de kinde ren, hoe Hij later al weldoende rondging de armen en ongelükkigen helpend, en hoe hij ten slotte aan Zijne vijanden werd overgeleverd en, na mishandeld en geslagen e zijn, stierf aan het Kruis. En hoe d ede Jezus dat alles geleden heeft u .iefde tot ons, daar we anders niet in den hemel hadden kunnen ko men. En als dan die godvreezende ouders met hun kleine voor het kruisbeeld neer knielen, leeren ze het bidden, dat het tooh altijd Jezus moge beminnen en nimmer zonde doen. Als later het kind aan de hand van vader en moeder naar de kerk wordt geleid, dan zullen ze het leeren, dat zij en ook de andere menschen daar heen gaan, omdat de lieve Jezus daar woont in het tabernakel en dat Hij onder de JH. Mis op het altaar tegenwoordig komt Als dan het kind ziet met wat een diepen eerbied en ingetogenheid vader en moeder daar bidden, dan bidt het als van zelf mee. En als dan vader en moeder tot de Tafel des Heeren naderen, en het kind ziet met wat een eerbied ze daarvan terugkomen en het hoort dan later dat ze zoo overgelukkig zijn, omdat ze Jezus hebben mogen ontvangen in hun hart, wie voelt dan niet, B. G., dat ook in het kinderhart als van zelf het verlangen ont waakt om ook dat groote geluk te inogen hebebn. En als straks, na nog eerst behoorlijk te zijn voorbereid, dat kind tot de IL Communie wordt toegelaten, wie zal dan niet erkennen, dat, al is het kind nog zeei jong, het genoeg beseft om Je zus te mogen ontvangen. Bereidt dan, ouders, uw kinderen voor op het voorrecht aan Jezus' disch te mo gen aanzitten, door hun dikwijls over God en godsdienst te spreken, dan zullen zij reeds vroegtijdig aan dat groote ge luk deelachtig worden en zal hun in de H. Communie de beste waarborg worden gegeven om de reinheid en onschuld des harten te bewaren. STATEN-GENERAAL~ TWEEDE KAMER. Staatsbedrijven. Blijkens de memorie van antwoord be treffende het wetsontwerp tot regeling van de begrootingen en rekeningen van staatsbedrijven zijn naar het oordeel van den Minister van Financiën de bezwaren van algemeenen aard, van vele zijden op zoo uitnemende wijze beantwoord en weerlegd, dat het hem nauwelijks wen- schelijk voorkomt, om daarop wederom in den breede in te gaan. De bedoeling is geen andere dan een duidelijke voorstelling van de zaken. Met de opvatting dat de meest overzichtelijke voorstelling van de financiën bestaat in één algemeene lijst van alle ontvang sten en één dergelijke lijst van alle uitgaven, kan de Minister zich geenszins .vereenigen. Zoodra een financiewezen, zelfs dat van een particulier, een'igen om vang verkrijgt, is het voor een inzicht in den toestand volstrekt noodzakelijk dat zoowel de ontvangsten als de uitgaven worden onderscheiden naar haar aard. Een zoo volledige gelijkstelling van alle uitgaven heeft er dan ook nimmer be staan. Niet ontkennende, dat uit zuiver comp tabel oogpunt een zeer eenvoudige boek houding, die geen onderscheid maakt tus- schen den aard der ontvangsten en der uitgaven, wel voordeden aanbiedt, merkt de Minister tweeërlei op 1. dat onze algemeene begrooting ook al bestonden er in 't geheel geen af zonderlijke begrootingen als die van liet Vestingstelsel, het Tiendfonds, de Lands drukkerij, enz. toch geen compleet overzicht zou geven van alle ontvangsten en uitgaven van den staat. Immers er ge schieden vele ontvangsten en uitgaven door comptabelen, waarvan nimmer blijkt in eenige begrooting of rekening; dame hem gelast had, sidderde Piernic toen hij de eerste slagen hoorde. Bij de volgende, meer nabij, op de groote deur van de vestibule, werd hij zich-zel- ven weder meester. Na zich mét een vlug gen blik te hebben vergewist, dat alles in gereedheid was, nam hij zijn lantaarn, het eenige licht, dat hij in de groote donkere zaal had gehouden, en liep naar de deur. Hij had haar nauwelijks op een kier geo pend, of Raffut gooide ze met een vuist slag geheel en al open en bromde: „Wie heeft de deur van het terras, de deur van mijn logies gegrendeld? Ik heb daar niet kunnen binnenkomen, en moest dien langen omweg maken. En hier, de zelfde comédie! Tevergeefs draai ik den sleutel in het slotde grendel is ervoor! Wat beteekent dat, en waarom ben jij hier juist op dit punt aanwezig, om mij open te doen?" Piernic had Raffut laten passeeren, om de deur weer te sluiten en den grendel weder voor te schuiven. Daarna voegde hij zich bij den meester en eenige (angstig heid veinzend, begon hij met te verklaren, dat op de het terras de deur van het ver trek aan den beganen grond sedert de verhuizing gegrendeld had moeten blijven dftt iuj. Piernic, de groote degr yaqi feti 2. dat, al moet zooveel mogelijk wor den gedaan om het comptabel toezicht zoo gemakkelijk mogelijk te maken, daar aan toch niet alles anders behoeft te wor den opgeofferd. Gezorgd moet er natuur lijk worden, dat de comptabele controle volkomen tot haar recht kan komen, doch wanneer dat het geval is, moet er ook met andere belangen rekening ge houden worden. Wanneer het slechts van belang is, van zekeren tak van diénst de ontvangsten in geld naast de uitgaven in geld te ken nen, dan is afwijking van het beginsel van de universaliteit niet noodig. Maar an ders wordt het bij takken van staats dienst, in welke groote kapitalen moe ten worden aangewend, zoodat er geen behoorlijk inzicht in de lasten kan wor den verkregen dan door eene boekhou ding, welke met de waardevermeerde ring en -vermindering van de bezittingen rekening houdt. Worden de uitgaven en ontvangsten van de bedrijven in afzonderlijke, met de commercieele boekhouding verband hou dende begrootingen en rekeningen opge nomen, dan kan ook de volksvertegen woordiging door verhooging ot verlaging dier posten zich in détails uitspreien' om trent het te veel of te weinig belasten van de kapitaalrekening, m. a. w. het te veel of te weinig van de ontvangsten of uit gaven rangschikken onder de buitenge wone. De comptabele controle wordt door deze afscheiding van de financiën van de staatsbedrijven uit de alegmeene begroo ting evenmin bemoeilijkt ais door de af zonderlijke begrootingen en rekeningen voor het thans opgeheven fonds voor den aanleg van Staatsspoorwegen en voor het vestingfonds, voor de lands drukkerij, voor het tiendfonds enz. Het bezwaar, dat, indien de volksverte genwoordiging op de uitgaven besnoeien wil, zij zulks gemakkelijker kan doen wan neer alle uitgaven in de algemeene staats- begrooting voorkomen dan wanneer een de d voorkomt in de afzonderlijke begroo- tingen van de bedrijven, acht de Minister niet juist. Op de bedrijfsbegrootingen zullen evengoed amendementen kunnen worden voorgesteld, strekkende om be paalde uitgaven te schrappen of te ver minderen. De thans voorgestelde regeling nog langer te doen wachten, totdat meer on dervinding is opgedaan, met de bedrijfs- rekeningen, acht de Minister niet noodig. Ook den Minister komt het voor, dat langzamerhand de zuiver formeele contro le van de Algemeene Rekenkamer in eene meer op persoonlijk onderzoek berusten de zal moeten worden veranderd. Gaarne opent hij aan dat hooge staatslichaam bij deze wet de gelegenheid om in die rich ting ondervinding op te doen. Daarom is in artikel 16 de bepaling opgenomen, dat de Algemeene Rekenkamer ten allen tijde door hare leden of door ambtenaren wel ke zij daartoe de opdracht verstrekt, in zage kan doen nemen van de commerci eele boekhouding. Successierechten. Op het wetsontwerp tot nadere rege ling van de rechten van successie en van overgang bij overlijden is door de heeren Vliegen, Ter Laan, Helsdingen, Troelstra Schaper en Hugenholtz een amendement voorgesteld om de successiebelasting, nu geil even uitsluitend van de verkrijg.ngen uit een nalatenschap, uit welk stelsel in het aanhangige wijzigingsontwerp niet wordt verlaten, te vervangen door eene heffing van de nalatenschappen met eene aanvullingsbelasting op de verkrijgingen. De motieven van de voorstellers zijn: lo. hunne meening dat tegenover de h. i. volkomen verkeerde wijze waarop de re geering bezig is de versterking van 's Rijks middelen voor te bereiden, bij deze gelegenheid de h. i. juister wijze in deze kan en moet worden gesteld, door den weg aan te geven, langs welken eene be duidende versterking dier middelen kan worden verkregen; 2o. hun meening, dat theoretisch en practisch dit stelsel de voorkeur verdient boven het stelsel der regeering. Waar in ons land zooveel indirecte be lastingen bestaan op producten die een volksbehoefte zijn, dat nieuwe indirecte belastingen toch zeker alleen zouden kun- park had gegrendeld, omdat hij zich al leen gevoelde in dat groote kasteel, en eindelijk, dat de reden, waarom hij zich daar bevond en niet op zijn kamer, een bijzondere lastgeving was van mevrouw Geneviève die het had gewild, dat mijn heer Raffut zijn nieuw logies in het kas teel had moeten loopen zoeken. „Verwenschte verordeningenbromde Raffut zijn overjas op een stoel, zijn hoed op den grond en zijn pistool op, de tafel werpend. „Verwenscht idee van mijn nicht, om jou te gelasten mij hier te wadi ten. Zij weet, dat ik niemand noodig heb..., dat ik het liefst ben...' en dat ik allei minst op jouw gezelschap gesteld ben Ik beu letterlijk op... in één adem heb ik den todit naar hier gemaakt." „Oho, in één adem," dacht Piernic. „Ik ,durf er mijn hoofd wel onder ver wedden dat hij hier en daar wel eens zal hebben aangelegd. Jtjj zou zoo luid en zoo veel niet spreken, als hij niet ge dronken had." „En welke appartementen heeft men voor mij geïnstalleerd?"^ „Op de eerste verdieping, drie mooie kamers. Maar er zijn zóóveel vertrekken, en het kasteel is zóó groot, dat ik u niet gQ£d Kan aanduidetn jy&ar Jtet i& tiet zal nen aanvaard worden indien daarmee an dere, meer schadelijke indirecte belas tingen werden afgeschaft of verlaagd, meenen de voorstellers, dat de verster king van 's Rijks middelen behoort te geschieden langs zulke wegen, dat nie£ de niet-bezittende volksmassa, doch de be zittende klasse met het opbrengen der nieuwe middelen worde bezwaard. Voorts zien zij in de successiebelastin gen een cijns, die de gemeenschap het recht heeft te vorderen van het vermogen dat niet zelden schier uitsluitend is ge vormd, in stand gehouden en vermeer derd door factoren van economisch-maat- schappelijken aard, terwijl in elk geval zulke factoren bij de vermogensvorming werkzaam zijn geweest. Op het oogenblik dat dit vermogen vrij komt, dat het op houdt te dienen voor hem, die in de vor ming en instandhouding althans een rol speelde, en overgaat in handen van men schen die in den regel aan die vorming geen deel hadden, heeft de gemeenschap op die cijns het volste recht en bij het vele dat zij eischt van wie geen vermo gen bijeengaren konden en geen erfenis sen kunnen deelachtig worden is die hef fing zelfs plicht. De voorstellers berekenen tegenover de tegenwoordige opbrengst der successie belasting eene meerdere opbrengst van elf millioen gulden, eene som, voldoende om de aangekondigde indirecte belastin gen ontbeerlijk te maken. Hun voorstel met klem in de welwillen de aandacht der Kamer aandringende, be houden de voorstellers zich voor om, mocht de Kamer hen op dezen weg niet willen volgen, een amendement in te die nen met de strekking om te komen tot een veel sterkere progressie in de belas ting op de verkrijgingen. Militiewet. Thans is ingediend het wetsontwerp tot regeling van de verplichtingeni ten aanzien van de militie. Voor zoover de defensieplannen1 der regeering betrekking hebben op de land weer, zijn zij belichaamd in een ont werp van wet tot wijziging van de Land- weerwet, dat dit ontwerp zooveel mo gelijk op den voet zal volgen. Contingent en d i e :n s 11 ij d, Voorgesteld wordt een diensttijd van zes jaar bij een contingent van 23000 man, waardoor een militiesterkte ver kregen wordt van 23.000 maal 5.20 of 121.670 man, alzoo een sterkte onge veer gelijk aan die van thans. Vooronderriöht. De regeering is er van doordrongen, dat de lichamelijke volksontwikkeling krachtig moet worden ter hand geno men wan/tl naar haar overtuiging is hierin het eenige middel gelegen om op goeden grond op den duur te kuinb nen komen tot eene algemeene verkor ting van den oefentijd In verband met een en ander zal bij de totstandkoming van het ontwerp het thans vanwege het Dep. van Oorlog ge geven onderricht worden afgeschaft. Eerste oefening. De regeering kan voorshands aan' eein nieuwe algemeene verkorting van de eerste oefening niet denken. Integen deel zijn er teekenen te over, die er op wijzen, dat bij de bestaande wet in dat opzicht reeds te ver is gegaan. Hoewel echter de regeering in begin sel niet tegen verkorting van oefentijd is, meent zij toch te moeten voorstellen afschaffing van het stelsel van vier- maanders, welk stelsel aan verschillen de gebreken lijdt. Het is noodig de miliciens in twee ge deelten onder de wapens te doen' ko men. Handhaaft dus het aanhangigte wetsontwerp de opkomts der militie in twee gedeelten, deze gaat, merkt de re geering gepaard met eene regeling, wel ke de nadeelen van thans bedoelt te ondervangen. Het ligt in de bedoeling om bij tot standkoming van het ontwerp het re giment in tijd van vrede te doen belstaan ook uit 5 bat. van 4 compagnieën, en het 5de bataljon te recruteeren uit de zo- merploeg. In tijd van oorlog zullen de 5de bataljons naar gelang van de om standigheden voor de bezetting van for ten dan wel tot versteriung van het ve'ld leger worden aangewezen. De batal jons, samengesteld uit de voorjaarsploeg me gemakkelijker vallen u erheen te brengen." „Je lijkt me van avond een echte praat jesmaker, oume gek", bromde Raffut. „Verwijt me niet gek te zijn,... het ge weest te zijn, ten minste, meester Raffut. Ik herhaal u, dat u dat ongelukkig woord nooit voordeel heeft gedaan, integen deel „Wat wil je zeggen?" „Niets, wat mevrouw Geneviève ver driet kan aandoen." „Komaan... Genoeg raadselen! Neem je lantaarn en geleid me naar boven.." „Goed, maar heb een oogenblik ge duld Wijl gij niet. soupeert, zal ik de tafel opruimen." Bij die bezigheid droeg Piernic echter zorg, om de jenever-flesch goed onder de oogen van Raffut te brengen. „Wacht even," zei Raffut. „Wat is er in die flesch?" „Oude jenever, beste oude jenever. Denkende, dat gij thuis komend honger zoudt kunnpn hebben, heeft mevrouw Geneviève mij verzocht voor u dit sou per klaar gemaakt, maar wijl u geen honger hebt, zal ik het maar weer weg brengen." „Nejem ,de rest .weg, ma.ar niet de zijn uitsluitend bestemd voor het veld-, leger. Het is niet te ontgaan, dat het ver blijf onder de wapenen voor hen, die de officiersopleiding zullen volgen met» zes en voor hen, die onderofficiersiOjpv leiding zullen volgen met vier maanden» wordt vermeerderd. Evenwel koestert de regeering de hoop dat de toepassing van kaderplicht niet noodig zal blijken. De wetenschap! reeds al teen dat de bevoegdheid tolt» dwingend optreden bestaat, zal, naar vertrouwd wordt, voor de minder be- reidwilligen de spoorslag zijn, die tot vrijwillige beschikbaarstelling drijft De regeering meent dat het instituut van het reservekader de eerste bron zal dienen te zijn, die deugdelijke verlofsof ficieren moet leveren. In den breede wordt uiteengezet, dat in de behoefte aan verlofsoffi eieren op drie wijzen wordt voorzien le. uit het reservekader door aanmel ding voor de inschrijving er bestoet dan keuze tussohen een intermi'tteereiH de en een achtereenvolgende opleidingi 2e. uit de militie door aanmelding] voor of binnen 14 dagen na den aan vang der eerste oefeninger volgt dan] van af de intreding bij eene militaire! school een onafgebroken cursus van tem! hoogste 141/2 maand. 3o. uit de militie door aanwijzing, na dat ten hoogste drie maanden voor eer ste oefening onder de wapenen is door- gebraidhfl; er volgt dan nog dezelfde cur- us als onder 2o. bedoeld. Het ligt in de bedoeling om jaarlijks vóór de inlijving bekend te maken hoe veel miliciens moeten worden in oplei ding genomen voor officier. Militaire werkers en blijvend ged eel te. Ook bij de behandeling van dit vraag stuk wordt door de Regeering aangetee- kend, dat een eerste oefeningstijd van 8!/a maand slechts toereikend is te ach ten, wanneer o.a. die periode ook wer kelijk zoo goed als ten volle voor oefe ningen beschikbaar is en de leergang niet voortdurend onderbroken wordt door de afwezigheid van een dagelijks afwisselend deel der manschappen ten behoeve van te verrichten velerlei dien sten van huishoudelijken aard. Vermits ook die diensten evenwel moeten worden vervuld stelt de Regeering voor, daar voor van iedere lichting een zeker aan tal ingelijfd en vast te bestemmen. Ter uitvoering hiervan ligt het in de bedoe ling om door de korpscommandanten uit elk der beide ploegen van de lichting een aantal manschappen, te zamen niet meer dan 1500, als subalterne werkers te doen aanwijzen, bij voorkeur uit die niet-voorgeoeïenden, die zich daartoe be schikbaar stelten of van wie in verband met hunne lichamelijke gesteldheid en hunne verstandelijke ontwikkeling ver der minder goede opleidingsresultaten zouden zijn te wachten. De Regeering betoogt voorts o.a. dat het instituut der militaire werkers inperking mogelijk mogelijk maakt, van de sterkte van het blijvend gedeelte. Tot haar leedwezen heeft de Regeering geen vrijheid kunnen vinden met een voordracht te komen, die met behoud van een eersten oefentijd van 81/2 maand te vens algeheele opheffing van het blijvend gedeelte voorstelt. Integendeel is zij van oordeel, dat zon der blijvend gedeelte, met een eersten oefentijd van 81/2 maand geen genoegen, kan worden genomen. Voorgesteld wordt daarom behoud van een blijvend gedeelte in twee ploegen, elk van ten minste 1800 en ten hoogste 2050 man voor een tijdvak van ten minste 2 en ten hoogste 3 maan den. In het geheel zullen dus niet minder dan 3600 en niet meer dan 5000 man van de geheele lichting kunnen worden verplicht tot genoemde vermeerdering van den werkelijken dienst. De Reg. zet hierbij uiteen, dat hier op zeer ruime schaal gelegenheid kan worden gegeven om zich door een ander te laten vervan gen. V r ij s t e 11 i n g e 11. Als regel zal de ingeschrevene, wiens verblijf in werkelijiken dienst een te kort aan inkomsten zou doen ontstaan, in het gezin, waartoe hij behoort of waar- flesch," zei Raffut. „Ik heb geen hon ger, maar ik heb dorst." De gewezen boschwachter, die inder daad al een weinig aangeschoten scheen liet zich zwaar vóór de tafel op een stoel neervallen en schonk een glas jenever in. De schaal, het couvert en het bord, die op tafel stonden, wegnemend, nam Piernic ook het pistool mee, en Raffut den rug toekeerend, vóór de geopende la de van een buffet, gelukte het hem, haas tig en handig Eiet wapen te ontladen. Vervolgens raapte hij den hoed van Raf fut op, en legde dien met het pistool, op den stoel bij de jas. Toen Raffut eenmaal van den jenever had geproefd, gevoelde hij den trek naar meer." „Fameus", mompelde hij binnens monds, „fameus!" In die manie om alleenspraken te hou den, welke hem aangreep in de eenzaam heid of wanneer hij dronken was, en die als een schadeloosstelling was voor zijn somber en berekend zwijgen in te genwoordigheid van anderen, ging hij half-luide, met iewat dikke tong voort: (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5