Het lied van Ciarens. Uit de Pers. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 23 Februari. Over alles en nog wat. li. De Leidsche Brandweer. Als ik kroniekschrijver was, zou ik aan het nageslacht het volgende van on ze brandweer vertellen: „Wanneer door de stad zich de mare verspreidde, dat er brand was, waren er direct een aantal burgers gereed om met inspanning van a! hun krachten den brand te blusscheri, allhans het vuur in zijn voortgang te stuiten. Dat deze pogingen niet altijd evenveel succes hadden, lag niet zoozeer aan den goeden wil der brandblusschende bur gers, dan wel aan andere oorzaken." Ik ben echter geen kroniekschrijver; men heeft mij „Observator" gedoopt, en een plaats gegeven, vanwaar ik alles be gluren kan zonder dat men mij ziet. Dat uitverkoren plekje verlaat ik af en toe en stel mij dan in verbinding met mij ne medemenschen en, onbescheiden als ik ben, heb ik de gewoonte mijn vrienden en kennissen met allerlei vragen lastig te vallen. Zoo observeer ik niet alleen de fei ten, welke zich voordoen, maar ook de meeningen en stroomingen in stad en gewest. Als ik dus wat over onze brandweer wil zeggen, stel ik mij niet content met een sobere vermelding, die een kroniek schrijver past. Daarvoor ben ik te zeer ontevreden over hetgeen ik gezien en ge hoord heb De Leidsche brandweer is geen mo del-organisatie. Dit kan men natuurlijk van haar niet verwachten! Zeide immers eeri hooggeleerd heer als professor doctor Wildebour nog onlangs niet in Leiden's vroedschap: We moeten geen ideaal-toestanden scheppen? Welnu dan, Leiden's brandweer, wel ker organisatie van grootvaderlijke tijden stamt, is in zijn soort even gebrekkig sals het verdwijnende paardentrammetje dat de „stad der wetenschap" tot 1911 zal hebben bezeten. Breekt er brand uit, staat Leiden in rep en roer. Vlug -is een -aantal brandmees ters, spuitgasten en andere functionaris sen bijeen. De weesjongens en de poli- tieslangenwagen trekken uit en verschij nen op zijn snelst, dat is minstens 15 of 20 minuten na het alarmeeren op het terrein des onheils en de brandblus- sching begint. De standpijpen worden op de water leiding geplaatst; de slangen gekoppeld wie zal het eersi water hebben? Water schreeuwt er een, en de man, vvien dit bevel geldt, geeft water. Maar men heeft vergeten de straalpijp op de slan gen te schroeven. Wat nood echter, dit kan wel gebeuren, al stroomt het water uit de slang. Men moet toch het eerst water hebben, anders ontgaat de pre mie. Groote hoeveelheden water zijn er reeds verknoeid, voor een druppel het vuur heeft geraakt. Dan komt de stoomspuit „aanloopen" getrokken door menschelijke krachten. Voorts komt nog aangesjord zoo'n groo te ladder, waarop de spuitgasten kun nen staan, indien de ladder tenminste niet onbruikbaar is. Hebt ge wel eens gezien hoe handig men met het materieel kan omspringen, hoe ordelijk het toegaat? Militaire tuchtnog niet eens ge woon "burgerlijke tucht is te bemerken; men loopt elkaar heel dikwijls in den weg. Dat de stoomspuit bij liet blusschings- \Verk zelf eens in brand geraakte, is een kleinigheid, die ik maar over het hoofd zal zien. Er moest toch eindelijk eens 'n flin ke. reorganisatie van onze brandweer ter hand genomen worden. Want, zooals de toestand nu is, is het een droevig boeltje, FEUILLETON. Een verhaal uit de Fiansche revolutie. 71) „O mevrouw, war moet u een vernuf tig wezen zijn." „Neen, Piernic. Ik heb alleen karak ter en veel wilskracht. Ik heb in het le ven geleerd slechts op mijzelve te reke- nen. Ik had dien Raffut altijd verdacht, dat hij, om zich van Ciarens meester te maken, mijne zuster had vermoord. Zonder ooit iets van mijn vermoedens tegenover iemand te uiten, heb ik het vaste besluit genomen den moordenaar van mijn z ister te straffen. De revo lutie, de ziekte van lord Roswald, drin gende andere gebeurtenissen, het huwe lijk van mijn neef, hebben deze wraak oefening kunnen vertragen, haar moei lijk kunnen maken, haar onmogelijk doen Wanen, in mii" on wrikbaren wil, in de diepte van mijn hart, heb ik ze nooit opgegeven. Zij sprak die beslissende woorden zeer zacht, maar toch met een klem, een kracht van overtuiging, waarin geheel haar onbuig/ne ziel zich uitsprak. Piernic kreeg er een koortsachtige al geef ik direct toe, dat de goede wil bij de brandmeesters e. d. niet ontbreekt. 'k Weet wel, het zijn geen beroeps- menschen. Maar wat meer tact, meer orde en handigheid is zeker wel noodi;. Wat bijv. bij den brand bij Minerva is gebeurd tart alle critiek. Men spoot maar water in den kelder zonder te we ten waar het vuur was; men wierp de glazen in, op gevaar af door tocht het vuur nog meer aan te wakkeren; men stond te rammen en kon toch niet een keldergat open krijgen; men maar och, waarom voort te gaan. Geen enkele brand van eenigen om vang wordt gebluscht; meestal woedt het vuur zoolang, totdat het aangetaste perceel gehee lis uitgebrand. Men behoeft slechts de branden van de laatste jaren na te gaan, om tot de ze conclusie te komen. Ziet men daarbij dat in 1908 en 1909 telkens ruim f 12000 voor de brandweer is uitgegeven, dan kan men toch heusch niet zeggen, dat we voor een koopje uit zijn. Op het geld echter moet men niet zien. Een goede brandweer kost geld, maar als men het geld er voor over heeft, moet men ook een goede brandweer hebben. En dat laatste is in Leiden niet het geval. Observator. De Tuberculose-bloem. De Haagsche briefschrijver van de „Tijd" schrijft: Op een gegeven oogenblik geafta- aueerd, bleef ieder onzer wel eens et juiste antwoord schuldig, dat dan plot seling halfweg de trap binnen schoot, te laat om het misschien gee - tig bescheid nog te geven. De Fran- schen noemen dit „l'esprit du palier". Zij veronderstellen welwillend dat de late geestigheid binnenvalt, onmiddel lijk bij het sluiten der deur, op het trap portaal. Het hoofdbestuur der Nedeii. Vereeniging tot bestrijding der tuber culose is niet zóó gelukkig geweest. Naar behooren onder handen genomen over de deemoedigheid, waarmede het voor het socialistisch geblaf tegen liet monarchaal kleurtje en karakter van zijn tuberculosebloem op den loop ging was het blijkbaar reeds lang niet alleen het trapportaal, maar de trap af, ja buiten het huis en op mijlen afstand van het huis, eer eindelijk het juiste antwoord inviel. Het is echter een eigenaardig heid van „l'esprit du palier", dat hij al op den palier ophoudt „esprit" te zijn. Wat geestig is, wanneer het geantwoord wordt op het goede oogenblik, mist zijn bekoring, wanneer het wordt voorafge gaan door eenik had moeten antwoor den, of ik had moeten zeggen. Het hoo d bestuur kan zich dus moeieüjk de .illu sie hebben gemaakt, dat zijn esprit, we ken na datum, nog eentgen indruk heeft gemaald. Of hij geurig en kleurig is gevonden Indien wij de heeren' moe ten gelooven is het eigenlijk een louter toeval geweest dat de Ju- lianabloem een oranjehartje had en niet een blauwe korenbloem was, een, in parenthesi gezegd, voor dit angstig be stuur bedenkelijk embleem,omdat de korenbloem, als zinnebeeld van een po litieke geloofsbelijdenis, bij onze zuider buren een beslist anti-ciericaal karakter heeft. Het is ook toeval dat het bloempje verkocht werd op 30 April den eersten verjaardag van Prinses Ju liana. Indien de heeren hadden kunjnen denken bijv. dat er op 1 Mei den feest dag der socialisten, meer publiek op straat ware geweest, dan hadden zij den eersten Meidag voor den verkoop van hun bloempje gekozen. Met een mooi rood hartje, of beter nog geheel rood, had het zijn weg kunnen vinden over de geheele wereld als symbool voor de deelnemers aan de Meibewe ging. Het is waarlijk jammer., dat de heeren dit niet bedacht hebben, of lie ver, dat de 1 Mei niet meer menschen op straat lokt dan 30 April. Welke zorgen waren dan hun oranje- opgewondenheid door, die zijn herinne ringen verlevendigde en zijn helderheid van geest aanmerkelijk deed toenemen. Hij had in lady Roswald een blind vertrouwen. „Genoeg gepraat", zei lady Roswald. „laten we practisch wezen", hervatte zij na eenig wachten. „Volgens uw zeg gen verondersteld gij, dat Raffut, van de komst van mijn zuster verwittigd, haar op het kerkhof opgezocht en naar het kasteel geleid heeft?" „Ja, dat veronderstel ik, want de da me had met mij afgesproken, dat wij elkander zouden ontmoeten aan den voet van den toren, vóór de kleine deur. Dat zij mij niet heeft afgewacht, en vóór mij het kasteel is binnen gegaan, i- niet alleen toe te schrijven aan het feit, dat zij niet alleen was en iemand haar heeft voorgesteld haar te zergezellen. Die iemand kan geen ander zijn geweest, dan Raffut. Deze veronderstelling word; hierdoor bevestigd, dat hij na mijn sla gen op de deur van den toren voor het getraliede venster is verschenen". „Gelooft gij, dat mijn zus Ier zich' op dat oogenblik met hem op het kasteel bevond „Daarop zou ik durven zweren. Waar om zou Jean Raffut gekomen zijn, als mevrouw de markiezin hem niet had ge last naar beneden, te gaan. Het was. i,n lievend gemoed niet bespaard. 'tVolk heeft toch in zijn onnoozelheid het bloempje „Julianabloem" genoemd en de heeren hebben vooraf geen verlof gevraagd aan H. M. om het dien naam te geven. Het volk heeft veiband ge legd tusschen het bloempje en de oran jebloesem in d£ koninklijke wieg en, ziet u, op dergelijk verband moest het gelegd, heeft zich de Koningin-Moeder meer aanspraak verworven dan de kleine in de wieg. De heeren hebben vermoe delijk nu al niet kunnen slapen van angst dat de koninklijke grootmoeder daarom ja'oersch is geworden op haar kleinkind en zcih bij dit kind achtergesteld ge voeld heeft. Hoe proeft men in dit al les de diepe kennis der heeren van het menschelijke in den mensch en van liet karakter onzer vorstelijke familie. Neen, men, en met name de koninklij ke famliie, kan den socialisten niet dankbaar genoeg zijn, dat zij den heeren afstand hebben laten doen van den 30 April, flfen komt nu heel gemakkelijk tot 1 Mei. Voor dit jaar zijn immers al vastgesteld: 29, 30 April en 1 Mei. Het is dus al half om half: 30 April voor de monarchalen en 1 Mei voor de «.'ialisten. De heeren zeggen -echter zelf, dat de tuberculosebloem niet al tijd een oranjekleur kan dragen en het oranje niet verdringen mag. Er ligt daar in een zeer gewaardeerde wenk, om op 30 April, laten wij hopen, het roode bloempje niet te koopen. Wij zullen dan het oranje dragen. Op 1 Mei zal het echter omgang doen en zal blijken, dat het op dein dag het drukst is op straat met koopers en koopsters van de tu berculosebloem. Ik beloof den heeren graag een handje te he'pen en ik bie:i zeker niet alleen te zijn. Ik draag! oranje en wijs de venters en ventsters met de Meibloem naar., de socialisten!. Dr. Cuypers over Rusland. Voor de leden van de „Violier" te Amsterdam heeft onlangs Dr. Cuypers, de bekende architect, gesproken over Rusland dat hij naar aanleiding van een architectencongres bezocht. Rusland, zoo vertelde hij, is buiten gewoon groot: de helft van Europa en V6 van heel de wereld. Alle voort brengselen die Europa oplevert vindt men in Rusland. De 110,000,000 bewoners van het Russische Rijk zijn van zeer uiteen- Ioopende, maar toch op eigenaardige wij ze in één samenleving, saamgevat. En 't is deze samenleving die men vooral te Petersburg gaat leeren kennen. Die orde lijk geregelde samenleving heeft een die pen indruk op mij gemaakt. We hooren altijd met minachting over Rusland spre ken. Ten onrechte Met verontwaardiging heb ik in de couranten daags na mijn thuis komst gelezen hoe hier in Nederland een gezelschap varité-artisten de steden afreist oin met ketenen omhangen te doen zien welke gruwelen wel in Rusland gepleegd worden met name in Siberië. Nu kan ik echter mededeelen, dat onze gezant, die jaarlijds naar Siberië gaat des zomers, me verklaard heeft hoe Sibertë het heer lijkste land is. Mishandeling der gevan genen heeft er niet plaats. Zeker, er zijn wel sommige oogenblikken heel aardige dames en heeren nihi'isten, die er niet tegen op hebben gezien iemand te dooden welke menschen worden gebannen op een eiland, doch ze krijgen geen ketting aan de beenenniets van aan Gedurende de drie weken dat ik in Rusland heb doorgebracht, heb ik er een uitnemende samenleving leeren kennen. Nu kunnen er misbruiken zijn ik wil 't niet tegenspreken maar zoo erg als men 't vaak hier naschildert is het niet. Vervolgens sprak hij over zijn reis, in, vooral in Rusland, uitstekende ingerichtte wagons. Men hoort veel van afzetten en ruwe behandeling door het spoorwegper soneel, maar daar is niets van aan. Integendeel werd hij zeer voorkomend behandeld. Aan Petersburg kan men goed bemer ken dat zijn bewoner in Holland gewoond heeft (Peter de Groote te Zaandam), zoo zeer lijkt het op Amsterdam. Over de beweerde domheid van het Russische volk gaf hij de volgende uitspraak zijn belang, mij niet te antwoorden. Hij is slechts naar beneden gekomen; ik. herhaal het, omdat de dame, zich de afspraak met mij herinnerend, hein ver zocht heeft, de deur te gaan openen Maar Raffut opende niet en zwoer mij dat hij de markiezin niet had gezien. Die arme. vertrouwende ziel had hem haar geschiedenis zeker verteld, en de booswicht had reeds het plan gevormd, zich van haar te ontdoen." „Misschien had hij haar reeds ge dood". „Zoo Raffut, haar al gedood had, zou hij de moeite niet hebben genomen,. naar beneden te komen en mij te antwoor den. Bovendien heb ik het pistoolschot eerst langen tijd daarna gehoord, toen hij me al ver weg waande." „En volgens u is het pistoolschot ge lost op mijn zuster in den noordelij ken toren „Ja, en in de groene kamer. Ik' ben zeker, dat de dame zich vóór alles naar dat vertrek heeft begeven. Zij heeft mij twee of driemaal gezegd, dat zij er iets te verrichten had. Nog een bewijs dat het drama daar voltrokken werd, is, dat Raffut noot dat gedeelte van het kasteel bezoekt; hij heeft de kleine deur van den toren weggepleisterd en com- municatiën der kleine vertrekken met de groene kamer doen ommuren"e Het lagere Russische volk moge niet ge letterd zijn en er kan wellicht lang tijd verloopen eer het lezen zal kunnen, doch dom is het niet, integendeel zeer bevat telijk. De Russen zijn heusch die barbaren niet zooals ze te vaak worden afgeschil derd. Petersburg heeft Wt millioen inwoners bezit 7 stations, 26 musea, J6 groote paleizen, 15 bruggen, 13 kathedralen en circa 100 kerken. Dit laatste karaktiseert het Russische volk. Het eerst wat Peter de Groote begon te bouwen was een kerk. In dien geest hebben ook zijn opvolgers gehandeld. Petersburg heeft, bij wijze van spreken, schier in iedere straat dan ook een kerk, en wat meer is, al die kerken worden ook gebruikt! Men ziet er het volk heel den dag in- en uitgaan. Gefrappeerd heeft het mij zoo verfelde dr. Cuypers met welk een eerbied en streng ritueel de dienst verricht wordt. De Katholieken hebben er 1 kathedraal en 5 kerken. In de schis matieke kathedraal van den H. Isaak heeft dr. Cuypers een grooten dienst bijgewoond en zich verwonderd over de buitengewone stiptheid en ordelijkheid waarmede door de clergé daar alles ver richt wordt, b. v. bij de ontvangst van den patriarch. Bij ons kent men zulk een ontvangst als er b. v. een bisschop plechtig ingehaald wordt. Ook in de katholieke kerk te Petersburg, waar ik een dienst bijwoonde, vertelde spr., heb ik zoover van Rome de stiptheid kunnen bewonderen, waarmede alles volgens de voorgeschreven regelen der liturgie geschiedt. De streng kerkelijke zang dwingt bewondering af. Zoowel bij schismatieken als bij de katholieken wordt het Credo meegezongen door heel het volk. Hier gebeurt dit niet en om vlug te zijn, leest soms de priesier het Credo zelfs nog ten onzent. In Rusland worden met de allergrootste nauwkeurig heid geheel overeenkomstig de be tekenis alle gebeden mooi gezegd. De schismaieke kerk is getrouw gebleven aan de alleroudste voorschriften, o.a. der gewijde gewaden. Deze worden ge heel overeenkomstig de regelen van de 11e en 13e eeuw gedragen. In de katho- tholieke kerk is dit echter helaas niet het geval. Daar heeft de ongelukkige mode veel vernield. Van het kasuifel (dat toch eigenlijk casa, of huisje beteekent) heeft men een groo ten rand afgesneden en er meer een viool kist van gemaakt, lang en smal. In de 17e en 18e eeuw heeft-men er maar al door van afgesneden. Voor de Katholieken is Rusland niet meer zoo exclusief als vroeger. Vroeger werd b.v. een huwelijk tusschen den katholiek en schismatiek niet geduld, thans wel. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 22 Fe'b'r. (Verv.) Voortgezet werd de behandeling van het ontwerp tot bestrijding der zede loosheid en wel bij artikel I. Dat artikel stelt strafbaar met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste f 3000 hem die eenig ge schrift, waarvan hij den inhoud kent, of eenige hem bekende afbeelding of voor werp, aanstoote'.ijk voor de eerbaarheid hetzij verspreidt of ter verspreiding ver vaardigt, invoert, uitvoert of in voor raad heeft, hetzij openlijk ten toon stelt aanbiedt, aanslaat, of als verkrijgbaar aankondigt. Tevens bedreigt het ontzetting uit het beroep tegen dengene, die het misdrijf in zijn beroep begaat en reeds vroe ger voor een dergelijk feit is veroor deeld, terwijl de straf tot hoogstens 2 jaar of een geldboete van hoogstens f 5000 wordt verhoogd, indien de schul dige van het plegen van het misdrijf een beroep of gewoonte maakt. Hierop zijn amendementen ingediend o.a. van den heer Limburg, die slechtte straf wil bedreigen als vorenbedoelde feiten opzettelijk geschieden en als het geschiedt anders dan met het kennelijk oogmerk het algemeen belang, weten schap of kunst te bevorderen. „Dan is er geen twijfel meer aan, het was in de groene kamer en Raffut heeft de markiezin gedood met een' pistoolschot. O, Piernic, wat zijn je zoo preciese inlichtingen mij kostbaar, en wat waren ze dwaas, die jou voor gek hebben gehouden". „Uw tegenwoordigheid, mevrouw, uw buitengewone gelijkenis met de goe de dame hebben mijne herinneringen weder helder in mijn geest doen wor den". „Dank zij u, ben ik thans zeer dicht bij de waarheid... ik zou tot in de min ste bijzonderheden liet geheele schouw- tooneel der misdaad kunnen schetsen'. Maar wij zijn bij het kasteel... van welke deur heb je den sleutel „Ik heb den sleutel van de groote vestibule. Wij zullen over "het binnen plein het kasteel binnengaan, dan stel len we ons niet bloot aan de mogelijk heid noch van den kant van het park, noch van dien van het dorp gezien te worden". Beiden verlieten haastig de donkere lanen, slopen langs de muren' en dron gen het kasteel binnen. „Ga de grendels voor 3e deuren schui ven", zei de dame, toen zij in de vesti bule waren en de lantaarn was aange stoken, „vooral de grendels der deuren AVAarvan Raffut den sleutel heeft .en Eerst kwam de afdeeling pornogra- thie van het wetsontwerp in haar al gemeen in dej)at. De heer Tydeman vereenigde zich met de meeningen van de heeren Treub' en van Hamel. Een en ander neemt ech ter niet weg dat krachtige bestrijding van pornografie wenschelijk en noodza kelijk is, en spr. verklaarde zich bereid mede te werken tot verscherping van de bepalingen die deze bestrijding be>- oogen. i De heer v. Nispen (Rheden) juicht de verscherping van .de bepalingen be treffende den vuilhandel van harte toe met het oog op de steeds toenemiende prentbriefkaartengruwel. Spreker bestreed den lieer Treub die de rechterzijde verweet, dat zij niietl v voldoende optreedt tegen schijnheilig heid, waar er zoovele elementen ter linkerzijde zijn, die steeds uitvluchten! zoeken waar 't betreft de zaak der on zedelijkheid aan te pakken. De heer Brum meikamp betuigde namens alle anti-revolutionaire leden; den Minister van Justitie hulde en dank voor de kloeke wijze waarop hij zijn standpunt tegenover het N. Malthusia nisme heeft uiteengezet en verdedigd en verzekerde den Minister voorts van dein geheelen steun der anti-rev. partij. De heer Roodhuijzen protesteerde! kraditig tegen de bewering van den heer, van Nispen (Rheden), dat alleen de rechterzijde ernstig tegen ,den vuilhan del opkomt en de linkerzijde alleen maar, mee zou gaan in deze. Overjgens ver klaarde spr. er niet gerust op te zijn, dat de kunst en de litteratuur niet in het gedrang zullen komen bij de voor gestelde maatregelen tot bestrijding van' dien vuilhandel. Zoo ver toch zou spr. niet willen gaan. De heer Smidt eveneens verscher ping der maatregelene tegen de porno graphic verdedigde, wees er op dat de post een der gemakkelijkste middeleni is om vuilaardige geschriften te versprei den en vroeg of daartegen niets te doen| is. v De heer v..Sasse v. Ysselt steun de eveneens den Minister. De bepaling gen moeten niet te en gzïjn en men moet meer vertrouwen hebben in dei rechterlijke macht, anders zullen, zoo als zoo vaak gebeurt, de meest schuldi gen door de mazen der wet kruipen. De Minister v. Justitie wees op de groote noodzakelijkheid om een einde te maken aan een afschuwelijken! handel in afbeeldingen, die met kunist niets te maken hebben, maar een col lectie van liederlijkheden zijn, die alleen ingang kunnen vinden bij zedelijk ont aarde personen, die niets dan verach ting, walging en afgrijzen jviuttien ver wekken. Ten einde de leden hiervan te overtuigen, deponeerde de Minister een aantal dier voorwerpen ter griffie, ter inzage voor de leden. Een ruimer redactie van de strafbe palingen, thans voorgesteld, zal het kwaad wel voldoende beteugelen, be toogde de Minister o. a. tegenover den heer Roodhuijzen. De Minister verdedig de de uitdrukking „voor de eerbaarheid aanstootelijk", als de eenige juiste. Minister R ego ut zette verder uiteen dat door de tegenwoordige bepalingen ook grootere boeken dan de zoogenaam de vliegende blaadjes, als zij van per verse strekking zijn, onder bereik Van de strafwet zullen vallen. Uitvoerig verde digde de Minister de door hein voor gestelde redactie van art. 451 bis, als dringend noodig om den zoo terecht af- gekeurden handel in schunnige briefkaar ten te kunnen treffen en om de rein heid in het openbaar verkeer te kunnen brengen. Vooral dit laatste is de bedoe ling van dit artikel; iedereen waar het kind vooral moet beschermd wor den tegen opgedrongen, niet gewilde perversiteit op den openbaren weg of in het openbaar verkeer. De Minister is er niet voor het kind stelselmatig on wetend te houden ten opzichte van som mige zaken, maar het moet niet geschie den op de onzedelijke wijze als hier be doeld. Met woorden kan de onzedelijk heid thans niet meer bestreden worden liet moet thans tot daden komen. Spr. waardoor hij binnen liet kasteel kan komen. Op die manier zal hij gedwon gen zijn, te kloppen, om binnen te ko men, en zullen wij kennis dragen vair zijn komst. Wij loopen dan geen ge vaar van te worden overvallen. Slaapt hier een dienstbode of knecht van Raf fut?" „Neen, thans niet meer. Sedert zijn nicht is getrouwd, heeft hij zijn dienst bode weggezonden hij wil niet, dat er 's nachts nog iemand in de nabijheid van zijn slaapkamer b'lijve. Hij overkomt hem namelijk, dat hij droomende en zelfs slapeloos hardop spreekt- Hij is bang, dat men hem hooren zal en slaapt alleen op het kasteel. Wanneer hij daar is, dan laat hij overdag uit het dorp een huishoudster komen". „Alles begunstigt mijn plan. Ik zal je wachten in de groote wachtzaal. Steek die kaars daar aan. Het is nog! maar even tien uur. Als Raffut zijn oude gewoonte volgt, resten ons nog twee of drie uur voor zijn terugkomst. Dat is meer dan we noodig hebben. Neem je lantaarns, zorg voor de grendels, zooals ik je gezegd heb, en ga eens kijken of je kelders of elders niet een houweel of een spade kunt vinden." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5