Het lied van Ciarens.
Uit de Pers.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Donderdag 23 Februari.
Over alles en nog wat.
li.
De Leidsche Brandweer.
Als ik kroniekschrijver was, zou ik
aan het nageslacht het volgende van on
ze brandweer vertellen:
„Wanneer door de stad zich de mare
verspreidde, dat er brand was, waren
er direct een aantal burgers gereed om
met inspanning van a! hun krachten den
brand te blusscheri, allhans het vuur in
zijn voortgang te stuiten.
Dat deze pogingen niet altijd evenveel
succes hadden, lag niet zoozeer aan den
goeden wil der brandblusschende bur
gers, dan wel aan andere oorzaken."
Ik ben echter geen kroniekschrijver;
men heeft mij „Observator" gedoopt, en
een plaats gegeven, vanwaar ik alles be
gluren kan zonder dat men mij ziet.
Dat uitverkoren plekje verlaat ik af en
toe en stel mij dan in verbinding met mij
ne medemenschen en, onbescheiden als
ik ben, heb ik de gewoonte mijn vrienden
en kennissen met allerlei vragen lastig te
vallen.
Zoo observeer ik niet alleen de fei
ten, welke zich voordoen, maar ook de
meeningen en stroomingen in stad en
gewest.
Als ik dus wat over onze brandweer
wil zeggen, stel ik mij niet content met
een sobere vermelding, die een kroniek
schrijver past. Daarvoor ben ik te zeer
ontevreden over hetgeen ik gezien en ge
hoord heb
De Leidsche brandweer is geen mo
del-organisatie. Dit kan men natuurlijk
van haar niet verwachten!
Zeide immers eeri hooggeleerd heer als
professor doctor Wildebour nog onlangs
niet in Leiden's vroedschap: We moeten
geen ideaal-toestanden scheppen?
Welnu dan, Leiden's brandweer, wel
ker organisatie van grootvaderlijke tijden
stamt, is in zijn soort even gebrekkig
sals het verdwijnende paardentrammetje
dat de „stad der wetenschap" tot 1911
zal hebben bezeten.
Breekt er brand uit, staat Leiden in rep
en roer. Vlug -is een -aantal brandmees
ters, spuitgasten en andere functionaris
sen bijeen. De weesjongens en de poli-
tieslangenwagen trekken uit en verschij
nen op zijn snelst, dat is minstens 15
of 20 minuten na het alarmeeren op
het terrein des onheils en de brandblus-
sching begint.
De standpijpen worden op de water
leiding geplaatst; de slangen gekoppeld
wie zal het eersi water hebben?
Water schreeuwt er een, en de man, vvien
dit bevel geldt, geeft water. Maar men
heeft vergeten de straalpijp op de slan
gen te schroeven. Wat nood echter, dit
kan wel gebeuren, al stroomt het water
uit de slang. Men moet toch het eerst
water hebben, anders ontgaat de pre
mie.
Groote hoeveelheden water zijn er
reeds verknoeid, voor een druppel het
vuur heeft geraakt.
Dan komt de stoomspuit „aanloopen"
getrokken door menschelijke krachten.
Voorts komt nog aangesjord zoo'n groo
te ladder, waarop de spuitgasten kun
nen staan, indien de ladder tenminste
niet onbruikbaar is.
Hebt ge wel eens gezien hoe handig
men met het materieel kan omspringen,
hoe ordelijk het toegaat?
Militaire tuchtnog niet eens ge
woon "burgerlijke tucht is te bemerken;
men loopt elkaar heel dikwijls in den
weg.
Dat de stoomspuit bij liet blusschings-
\Verk zelf eens in brand geraakte, is een
kleinigheid, die ik maar over het hoofd
zal zien.
Er moest toch eindelijk eens 'n flin
ke. reorganisatie van onze brandweer ter
hand genomen worden. Want, zooals de
toestand nu is, is het een droevig boeltje,
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fiansche revolutie.
71)
„O mevrouw, war moet u een vernuf
tig wezen zijn."
„Neen, Piernic. Ik heb alleen karak
ter en veel wilskracht. Ik heb in het le
ven geleerd slechts op mijzelve te reke-
nen. Ik had dien Raffut altijd verdacht,
dat hij, om zich van Ciarens meester
te maken, mijne zuster had vermoord.
Zonder ooit iets van mijn vermoedens
tegenover iemand te uiten, heb ik het
vaste besluit genomen den moordenaar
van mijn z ister te straffen. De revo
lutie, de ziekte van lord Roswald, drin
gende andere gebeurtenissen, het huwe
lijk van mijn neef, hebben deze wraak
oefening kunnen vertragen, haar moei
lijk kunnen maken, haar onmogelijk doen
Wanen, in mii" on wrikbaren wil, in de
diepte van mijn hart, heb ik ze nooit
opgegeven.
Zij sprak die beslissende woorden zeer
zacht, maar toch met een klem, een
kracht van overtuiging, waarin geheel
haar onbuig/ne ziel zich uitsprak.
Piernic kreeg er een koortsachtige
al geef ik direct toe, dat de goede wil bij
de brandmeesters e. d. niet ontbreekt.
'k Weet wel, het zijn geen beroeps-
menschen. Maar wat meer tact, meer
orde en handigheid is zeker wel noodi;.
Wat bijv. bij den brand bij Minerva
is gebeurd tart alle critiek. Men spoot
maar water in den kelder zonder te we
ten waar het vuur was; men wierp de
glazen in, op gevaar af door tocht het
vuur nog meer aan te wakkeren;
men stond te rammen en kon toch
niet een keldergat open krijgen; men
maar och, waarom voort te gaan.
Geen enkele brand van eenigen om
vang wordt gebluscht; meestal woedt
het vuur zoolang, totdat het aangetaste
perceel gehee lis uitgebrand.
Men behoeft slechts de branden van
de laatste jaren na te gaan, om tot de
ze conclusie te komen.
Ziet men daarbij dat in 1908 en 1909
telkens ruim f 12000 voor de brandweer
is uitgegeven, dan kan men toch heusch
niet zeggen, dat we voor een koopje uit
zijn.
Op het geld echter moet men niet zien.
Een goede brandweer kost geld, maar
als men het geld er voor over heeft, moet
men ook een goede brandweer hebben.
En dat laatste is in Leiden niet het
geval.
Observator.
De Tuberculose-bloem.
De Haagsche briefschrijver van de
„Tijd" schrijft:
Op een gegeven oogenblik geafta-
aueerd, bleef ieder onzer wel eens et
juiste antwoord schuldig, dat dan plot
seling halfweg de trap binnen
schoot, te laat om het misschien gee -
tig bescheid nog te geven. De Fran-
schen noemen dit „l'esprit du palier".
Zij veronderstellen welwillend dat de
late geestigheid binnenvalt, onmiddel
lijk bij het sluiten der deur, op het trap
portaal. Het hoofdbestuur der Nedeii.
Vereeniging tot bestrijding der tuber
culose is niet zóó gelukkig geweest.
Naar behooren onder handen genomen
over de deemoedigheid, waarmede het
voor het socialistisch geblaf tegen liet
monarchaal kleurtje en karakter van zijn
tuberculosebloem op den loop ging was
het blijkbaar reeds lang niet alleen het
trapportaal, maar de trap af, ja buiten
het huis en op mijlen afstand van het
huis, eer eindelijk het juiste antwoord
inviel. Het is echter een eigenaardig
heid van „l'esprit du palier", dat hij al
op den palier ophoudt „esprit" te zijn.
Wat geestig is, wanneer het geantwoord
wordt op het goede oogenblik, mist zijn
bekoring, wanneer het wordt voorafge
gaan door eenik had moeten antwoor
den, of ik had moeten zeggen. Het hoo d
bestuur kan zich dus moeieüjk de .illu
sie hebben gemaakt, dat zijn esprit, we
ken na datum, nog eentgen indruk heeft
gemaald. Of hij geurig en kleurig is
gevonden Indien wij de heeren' moe
ten gelooven is het eigenlijk een
louter toeval geweest dat de Ju-
lianabloem een oranjehartje had en niet
een blauwe korenbloem was, een, in
parenthesi gezegd, voor dit angstig be
stuur bedenkelijk embleem,omdat de
korenbloem, als zinnebeeld van een po
litieke geloofsbelijdenis, bij onze zuider
buren een beslist anti-ciericaal karakter
heeft. Het is ook toeval dat het
bloempje verkocht werd op 30 April
den eersten verjaardag van Prinses Ju
liana. Indien de heeren hadden kunjnen
denken bijv. dat er op 1 Mei den feest
dag der socialisten, meer publiek op
straat ware geweest, dan hadden zij
den eersten Meidag voor den verkoop
van hun bloempje gekozen. Met een
mooi rood hartje, of beter nog geheel
rood, had het zijn weg kunnen vinden
over de geheele wereld als symbool
voor de deelnemers aan de Meibewe
ging. Het is waarlijk jammer., dat de
heeren dit niet bedacht hebben, of lie
ver, dat de 1 Mei niet meer menschen op
straat lokt dan 30 April.
Welke zorgen waren dan hun oranje-
opgewondenheid door, die zijn herinne
ringen verlevendigde en zijn helderheid
van geest aanmerkelijk deed toenemen.
Hij had in lady Roswald een blind
vertrouwen.
„Genoeg gepraat", zei lady Roswald.
„laten we practisch wezen", hervatte
zij na eenig wachten. „Volgens uw zeg
gen verondersteld gij, dat Raffut, van
de komst van mijn zuster verwittigd,
haar op het kerkhof opgezocht en naar
het kasteel geleid heeft?"
„Ja, dat veronderstel ik, want de da
me had met mij afgesproken, dat wij
elkander zouden ontmoeten aan den voet
van den toren, vóór de kleine deur.
Dat zij mij niet heeft afgewacht, en
vóór mij het kasteel is binnen gegaan, i-
niet alleen toe te schrijven aan het feit,
dat zij niet alleen was en iemand haar
heeft voorgesteld haar te zergezellen. Die
iemand kan geen ander zijn geweest,
dan Raffut. Deze veronderstelling word;
hierdoor bevestigd, dat hij na mijn sla
gen op de deur van den toren voor het
getraliede venster is verschenen".
„Gelooft gij, dat mijn zus Ier zich' op
dat oogenblik met hem op het kasteel
bevond
„Daarop zou ik durven zweren. Waar
om zou Jean Raffut gekomen zijn, als
mevrouw de markiezin hem niet had ge
last naar beneden, te gaan. Het was. i,n
lievend gemoed niet bespaard. 'tVolk
heeft toch in zijn onnoozelheid het
bloempje „Julianabloem" genoemd en
de heeren hebben vooraf geen verlof
gevraagd aan H. M. om het dien naam
te geven. Het volk heeft veiband ge
legd tusschen het bloempje en de oran
jebloesem in d£ koninklijke wieg en,
ziet u, op dergelijk verband moest het
gelegd, heeft zich de Koningin-Moeder
meer aanspraak verworven dan de kleine
in de wieg. De heeren hebben vermoe
delijk nu al niet kunnen slapen van angst
dat de koninklijke grootmoeder daarom
ja'oersch is geworden op haar kleinkind
en zcih bij dit kind achtergesteld ge
voeld heeft. Hoe proeft men in dit al
les de diepe kennis der heeren van het
menschelijke in den mensch en van liet
karakter onzer vorstelijke familie.
Neen, men, en met name de koninklij
ke famliie, kan den socialisten niet
dankbaar genoeg zijn, dat zij den heeren
afstand hebben laten doen van den 30
April, flfen komt nu heel gemakkelijk
tot 1 Mei. Voor dit jaar zijn immers al
vastgesteld: 29, 30 April en 1 Mei.
Het is dus al half om half: 30 April
voor de monarchalen en 1 Mei voor de
«.'ialisten. De heeren zeggen -echter
zelf, dat de tuberculosebloem niet al
tijd een oranjekleur kan dragen en het
oranje niet verdringen mag. Er ligt daar
in een zeer gewaardeerde wenk, om op
30 April, laten wij hopen, het roode
bloempje niet te koopen. Wij zullen
dan het oranje dragen. Op 1 Mei zal het
echter omgang doen en zal blijken, dat
het op dein dag het drukst is op straat
met koopers en koopsters van de tu
berculosebloem. Ik beloof den heeren
graag een handje te he'pen en ik bie:i
zeker niet alleen te zijn. Ik draag!
oranje en wijs de venters en ventsters
met de Meibloem naar., de socialisten!.
Dr. Cuypers over Rusland.
Voor de leden van de „Violier" te
Amsterdam heeft onlangs Dr. Cuypers,
de bekende architect, gesproken over
Rusland dat hij naar aanleiding van een
architectencongres bezocht.
Rusland, zoo vertelde hij, is buiten
gewoon groot: de helft van Europa en
V6 van heel de wereld. Alle voort
brengselen die Europa oplevert vindt men
in Rusland. De 110,000,000 bewoners van
het Russische Rijk zijn van zeer uiteen-
Ioopende, maar toch op eigenaardige wij
ze in één samenleving, saamgevat. En 't
is deze samenleving die men vooral te
Petersburg gaat leeren kennen. Die orde
lijk geregelde samenleving heeft een die
pen indruk op mij gemaakt. We hooren
altijd met minachting over Rusland spre
ken. Ten onrechte Met verontwaardiging
heb ik in de couranten daags na mijn thuis
komst gelezen hoe hier in Nederland een
gezelschap varité-artisten de steden afreist
oin met ketenen omhangen te doen zien
welke gruwelen wel in Rusland gepleegd
worden met name in Siberië. Nu kan ik
echter mededeelen, dat onze gezant, die
jaarlijds naar Siberië gaat des zomers,
me verklaard heeft hoe Sibertë het heer
lijkste land is. Mishandeling der gevan
genen heeft er niet plaats. Zeker, er zijn
wel sommige oogenblikken heel aardige
dames en heeren nihi'isten, die er niet tegen
op hebben gezien iemand te dooden
welke menschen worden gebannen op
een eiland, doch ze krijgen geen ketting
aan de beenenniets van aan
Gedurende de drie weken dat ik in
Rusland heb doorgebracht, heb ik er een
uitnemende samenleving leeren kennen.
Nu kunnen er misbruiken zijn ik wil
't niet tegenspreken maar zoo erg als
men 't vaak hier naschildert is het niet.
Vervolgens sprak hij over zijn reis, in,
vooral in Rusland, uitstekende ingerichtte
wagons. Men hoort veel van afzetten en
ruwe behandeling door het spoorwegper
soneel, maar daar is niets van aan.
Integendeel werd hij zeer voorkomend
behandeld.
Aan Petersburg kan men goed bemer
ken dat zijn bewoner in Holland gewoond
heeft (Peter de Groote te Zaandam), zoo
zeer lijkt het op Amsterdam.
Over de beweerde domheid van het
Russische volk gaf hij de volgende uitspraak
zijn belang, mij niet te antwoorden. Hij
is slechts naar beneden gekomen; ik.
herhaal het, omdat de dame, zich de
afspraak met mij herinnerend, hein ver
zocht heeft, de deur te gaan openen
Maar Raffut opende niet en zwoer mij
dat hij de markiezin niet had gezien.
Die arme. vertrouwende ziel had hem
haar geschiedenis zeker verteld, en de
booswicht had reeds het plan gevormd,
zich van haar te ontdoen."
„Misschien had hij haar reeds ge
dood".
„Zoo Raffut, haar al gedood had, zou
hij de moeite niet hebben genomen,. naar
beneden te komen en mij te antwoor
den. Bovendien heb ik het pistoolschot
eerst langen tijd daarna gehoord, toen
hij me al ver weg waande."
„En volgens u is het pistoolschot ge
lost op mijn zuster in den noordelij
ken toren
„Ja, en in de groene kamer. Ik' ben
zeker, dat de dame zich vóór alles naar
dat vertrek heeft begeven. Zij heeft mij
twee of driemaal gezegd, dat zij er iets
te verrichten had. Nog een bewijs dat
het drama daar voltrokken werd, is,
dat Raffut noot dat gedeelte van het
kasteel bezoekt; hij heeft de kleine deur
van den toren weggepleisterd en com-
municatiën der kleine vertrekken met
de groene kamer doen ommuren"e
Het lagere Russische volk moge niet ge
letterd zijn en er kan wellicht lang tijd
verloopen eer het lezen zal kunnen, doch
dom is het niet, integendeel zeer bevat
telijk. De Russen zijn heusch die barbaren
niet zooals ze te vaak worden afgeschil
derd.
Petersburg heeft Wt millioen inwoners
bezit 7 stations, 26 musea, J6 groote
paleizen, 15 bruggen, 13 kathedralen en
circa 100 kerken. Dit laatste karaktiseert
het Russische volk. Het eerst wat Peter
de Groote begon te bouwen was een
kerk. In dien geest hebben ook zijn
opvolgers gehandeld. Petersburg heeft,
bij wijze van spreken, schier in iedere
straat dan ook een kerk, en wat meer
is, al die kerken worden ook gebruikt!
Men ziet er het volk heel den dag in-
en uitgaan. Gefrappeerd heeft het mij
zoo verfelde dr. Cuypers met welk
een eerbied en streng ritueel de dienst
verricht wordt. De Katholieken hebben
er 1 kathedraal en 5 kerken. In de schis
matieke kathedraal van den H. Isaak
heeft dr. Cuypers een grooten dienst
bijgewoond en zich verwonderd over de
buitengewone stiptheid en ordelijkheid
waarmede door de clergé daar alles ver
richt wordt, b. v. bij de ontvangst van
den patriarch. Bij ons kent men zulk
een ontvangst als er b. v. een bisschop
plechtig ingehaald wordt. Ook in de
katholieke kerk te Petersburg, waar ik
een dienst bijwoonde, vertelde spr., heb
ik zoover van Rome de stiptheid
kunnen bewonderen, waarmede alles
volgens de voorgeschreven regelen der
liturgie geschiedt. De streng kerkelijke
zang dwingt bewondering af. Zoowel bij
schismatieken als bij de katholieken
wordt het Credo meegezongen door heel
het volk. Hier gebeurt dit niet en om
vlug te zijn, leest soms de priesier het
Credo zelfs nog ten onzent. In Rusland
worden met de allergrootste nauwkeurig
heid geheel overeenkomstig de be
tekenis alle gebeden mooi gezegd. De
schismaieke kerk is getrouw gebleven
aan de alleroudste voorschriften, o.a.
der gewijde gewaden. Deze worden ge
heel overeenkomstig de regelen van de
11e en 13e eeuw gedragen. In de katho-
tholieke kerk is dit echter helaas niet het
geval. Daar heeft de ongelukkige mode
veel vernield.
Van het kasuifel (dat toch eigenlijk casa,
of huisje beteekent) heeft men een groo
ten rand afgesneden en er meer een viool
kist van gemaakt, lang en smal. In de
17e en 18e eeuw heeft-men er maar al
door van afgesneden.
Voor de Katholieken is Rusland niet
meer zoo exclusief als vroeger. Vroeger
werd b.v. een huwelijk tusschen den
katholiek en schismatiek niet geduld,
thans wel.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 22 Fe'b'r. (Verv.)
Voortgezet werd de behandeling van
het ontwerp tot bestrijding der zede
loosheid en wel bij artikel I. Dat artikel
stelt strafbaar met gevangenisstraf van
ten hoogste één jaar of geldboete van
ten hoogste f 3000 hem die eenig ge
schrift, waarvan hij den inhoud kent, of
eenige hem bekende afbeelding of voor
werp, aanstoote'.ijk voor de eerbaarheid
hetzij verspreidt of ter verspreiding ver
vaardigt, invoert, uitvoert of in voor
raad heeft, hetzij openlijk ten toon stelt
aanbiedt, aanslaat, of als verkrijgbaar
aankondigt.
Tevens bedreigt het ontzetting uit het
beroep tegen dengene, die het misdrijf
in zijn beroep begaat en reeds vroe
ger voor een dergelijk feit is veroor
deeld, terwijl de straf tot hoogstens
2 jaar of een geldboete van hoogstens
f 5000 wordt verhoogd, indien de schul
dige van het plegen van het misdrijf
een beroep of gewoonte maakt.
Hierop zijn amendementen ingediend
o.a. van den heer Limburg, die slechtte
straf wil bedreigen als vorenbedoelde
feiten opzettelijk geschieden en als het
geschiedt anders dan met het kennelijk
oogmerk het algemeen belang, weten
schap of kunst te bevorderen.
„Dan is er geen twijfel meer aan,
het was in de groene kamer en Raffut
heeft de markiezin gedood met een'
pistoolschot. O, Piernic, wat zijn je zoo
preciese inlichtingen mij kostbaar, en
wat waren ze dwaas, die jou voor gek
hebben gehouden".
„Uw tegenwoordigheid, mevrouw,
uw buitengewone gelijkenis met de goe
de dame hebben mijne herinneringen
weder helder in mijn geest doen wor
den".
„Dank zij u, ben ik thans zeer dicht bij
de waarheid... ik zou tot in de min
ste bijzonderheden liet geheele schouw-
tooneel der misdaad kunnen schetsen'.
Maar wij zijn bij het kasteel... van welke
deur heb je den sleutel
„Ik heb den sleutel van de groote
vestibule. Wij zullen over "het binnen
plein het kasteel binnengaan, dan stel
len we ons niet bloot aan de mogelijk
heid noch van den kant van het park,
noch van dien van het dorp gezien te
worden".
Beiden verlieten haastig de donkere
lanen, slopen langs de muren' en dron
gen het kasteel binnen.
„Ga de grendels voor 3e deuren schui
ven", zei de dame, toen zij in de vesti
bule waren en de lantaarn was aange
stoken, „vooral de grendels der deuren
AVAarvan Raffut den sleutel heeft .en
Eerst kwam de afdeeling pornogra-
thie van het wetsontwerp in haar al
gemeen in dej)at.
De heer Tydeman vereenigde zich
met de meeningen van de heeren Treub'
en van Hamel. Een en ander neemt ech
ter niet weg dat krachtige bestrijding
van pornografie wenschelijk en noodza
kelijk is, en spr. verklaarde zich bereid
mede te werken tot verscherping van
de bepalingen die deze bestrijding be>-
oogen. i
De heer v. Nispen (Rheden) juicht
de verscherping van .de bepalingen be
treffende den vuilhandel van harte toe
met het oog op de steeds toenemiende
prentbriefkaartengruwel.
Spreker bestreed den lieer Treub die
de rechterzijde verweet, dat zij niietl v
voldoende optreedt tegen schijnheilig
heid, waar er zoovele elementen ter
linkerzijde zijn, die steeds uitvluchten!
zoeken waar 't betreft de zaak der on
zedelijkheid aan te pakken.
De heer Brum meikamp betuigde
namens alle anti-revolutionaire leden;
den Minister van Justitie hulde en dank
voor de kloeke wijze waarop hij zijn
standpunt tegenover het N. Malthusia
nisme heeft uiteengezet en verdedigd
en verzekerde den Minister voorts van
dein geheelen steun der anti-rev. partij.
De heer Roodhuijzen protesteerde!
kraditig tegen de bewering van den heer,
van Nispen (Rheden), dat alleen de
rechterzijde ernstig tegen ,den vuilhan
del opkomt en de linkerzijde alleen maar,
mee zou gaan in deze. Overjgens ver
klaarde spr. er niet gerust op te zijn,
dat de kunst en de litteratuur niet in
het gedrang zullen komen bij de voor
gestelde maatregelen tot bestrijding van'
dien vuilhandel. Zoo ver toch zou spr.
niet willen gaan.
De heer Smidt eveneens verscher
ping der maatregelene tegen de porno
graphic verdedigde, wees er op dat de
post een der gemakkelijkste middeleni
is om vuilaardige geschriften te versprei
den en vroeg of daartegen niets te doen|
is. v
De heer v..Sasse v. Ysselt steun
de eveneens den Minister. De bepaling
gen moeten niet te en gzïjn en men
moet meer vertrouwen hebben in dei
rechterlijke macht, anders zullen, zoo
als zoo vaak gebeurt, de meest schuldi
gen door de mazen der wet kruipen.
De Minister v. Justitie wees
op de groote noodzakelijkheid om een
einde te maken aan een afschuwelijken!
handel in afbeeldingen, die met kunist
niets te maken hebben, maar een col
lectie van liederlijkheden zijn, die alleen
ingang kunnen vinden bij zedelijk ont
aarde personen, die niets dan verach
ting, walging en afgrijzen jviuttien ver
wekken. Ten einde de leden hiervan te
overtuigen, deponeerde de Minister een
aantal dier voorwerpen ter griffie, ter
inzage voor de leden.
Een ruimer redactie van de strafbe
palingen, thans voorgesteld, zal het
kwaad wel voldoende beteugelen, be
toogde de Minister o. a. tegenover den
heer Roodhuijzen. De Minister verdedig
de de uitdrukking „voor de eerbaarheid
aanstootelijk", als de eenige juiste.
Minister R ego ut zette verder uiteen
dat door de tegenwoordige bepalingen
ook grootere boeken dan de zoogenaam
de vliegende blaadjes, als zij van per
verse strekking zijn, onder bereik Van de
strafwet zullen vallen. Uitvoerig verde
digde de Minister de door hein voor
gestelde redactie van art. 451 bis, als
dringend noodig om den zoo terecht af-
gekeurden handel in schunnige briefkaar
ten te kunnen treffen en om de rein
heid in het openbaar verkeer te kunnen
brengen. Vooral dit laatste is de bedoe
ling van dit artikel; iedereen waar
het kind vooral moet beschermd wor
den tegen opgedrongen, niet gewilde
perversiteit op den openbaren weg of
in het openbaar verkeer. De Minister
is er niet voor het kind stelselmatig on
wetend te houden ten opzichte van som
mige zaken, maar het moet niet geschie
den op de onzedelijke wijze als hier be
doeld. Met woorden kan de onzedelijk
heid thans niet meer bestreden worden
liet moet thans tot daden komen. Spr.
waardoor hij binnen liet kasteel kan
komen. Op die manier zal hij gedwon
gen zijn, te kloppen, om binnen te ko
men, en zullen wij kennis dragen vair
zijn komst. Wij loopen dan geen ge
vaar van te worden overvallen. Slaapt
hier een dienstbode of knecht van Raf
fut?"
„Neen, thans niet meer. Sedert zijn
nicht is getrouwd, heeft hij zijn dienst
bode weggezonden hij wil niet, dat er
's nachts nog iemand in de nabijheid
van zijn slaapkamer b'lijve. Hij overkomt
hem namelijk, dat hij droomende en
zelfs slapeloos hardop spreekt- Hij is
bang, dat men hem hooren zal en slaapt
alleen op het kasteel. Wanneer hij daar
is, dan laat hij overdag uit het dorp een
huishoudster komen".
„Alles begunstigt mijn plan. Ik zal
je wachten in de groote wachtzaal.
Steek die kaars daar aan. Het is nog!
maar even tien uur. Als Raffut zijn oude
gewoonte volgt, resten ons nog twee of
drie uur voor zijn terugkomst. Dat is
meer dan we noodig hebben. Neem je
lantaarns, zorg voor de grendels, zooals
ik je gezegd heb, en ga eens kijken of je
kelders of elders niet een houweel of
een spade kunt vinden."
(Wordt vervolgd).