Uit de Pers.
Het lied van Clarens.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 22 Februari.
De Christelijk-Historische Unie.
De „Benkelaar", noemt de Chris
telijk1 Historische partij meer een de
batingclub dan een politieke partij. Zij
beeft als zoodanig geen meenimg enl
jjian dus geen meening uitspreken! over
de groote politieke vragen van den tijd.
'Haar grondbeginselen mogen nog zoo
"nauwkeurig zijn gesteld, het faalt Jpch
ijl opbouw. En komt zij nu ten landdag
bijeen, dan houdt zij een broederlijke
Samensprekrng, waar iedereen zijn hart
reens hicht, waar men het eigenlijk over
alles en nog wat volkomen oneens is,
friaar waar men straks allerjjemoedelijkst
uiteengaat, met de overtuiging, dat die
goede Chr.-Hist. Unie toch voor ieder
een plaats is, die een zekere godsdien
stige overtuiging ebzit en niet liberaal is.
Van de houding der Christ.-Histori-
schen hangt feitelijk de gansche coa
litiepolitiek af. En juist aangaande de
ze coalitiepolitiek heeft men op den
jongster! Unie-dag of gezwegen, of uit-
uitdruhkelijk vastgesteld, dat men het er
onder de Christelijk-Historischen heel
niet over eens was. De huidige coali
tiepolitiek immers vindt haar zwaarte
punt men leze slechts de anti-rev.
en, roomsche bladen in tariefsher
ziening en sociale wetgeving. Nu is over
de tariefsherziening op deze vergadering
die diende men bedenke het wel
ter bespreking van den algemeenen
poliiieken toestand ook niet met één
woord gerept.
Bespreking der verplichte verzekering
Werd uitgesteld. Evenredige vertegen
woordiging werd aangeroerd, maar men
ging' er niet op in.
Schier over alles oneens, ook over
de coalitie. Maar deze blijft gehand
haafd, dit is en blijft voor de Unie hoofd
punt van practische politiek, het eenig
artikel van het program van actie, dat
men niet bezit en niet bezitten' wil. Ce
coalitie blijft; laten de heeren maar de-
batteeren, besluiten nemen is verbo
den.
De coalitie blijft, blijft voorloopig!.
Maar hoe lang nog? vraagt de heer v.
Hoogenhuyze.
Verwarring stichten.
Het „Huisgezin" driestart:
Nog is men van sociaal-democratische
zijde niet klaar met het volkspetition
nement voor algemeen kiesrecht, of
daar komen al de meetings voor den
tienurendag.
En met het een en met het ander
béoogen de socialisten verwarring te
brengen in de christelijke gelederen en
zoodoende het christelijk bewind te ver
zwakken.
Daarom moet én tegen het een én
tegen het ander front worden gemaakt.
Ten aanzien van het algemeen kies
recht viel zulks niet moeilijk.
Zoo duidelijk bleek de zuiver sociaal
democratische aanleg der beweging, dat
haast niet anders dan zeer onnoozelen in
onze gelederen zich tot meedoen kun
nen laten verlokken.
Ten opzichte van den tienurendag
het eenigszins anders.
Het van Katholieke zijde pas gezon
den adres is, wat men er ook van zegge,
een tactische fout geweest.
Niet dan een zeer enkele heeft hel
er voor opgenomen. Uit de kringen on
zer politici heeft niemand hel verde
digd.
Natuurlijk zullen de'sociaal-democra
ten niet verzuimen, zooals zij trouwens
reeds bezig zijn te doen, uit het Katho
lieke adres munt te slaan voor hun pro
paganda.
Geheel ontkennen, dat daar eenige
aanleiding toe bestaat, kan men niet.
Maar.vertrouwd mag worden, dat on
ze Katholieke werklieden, als zij zien
dat men hen mede als ram tegen minis
ter Talma en het heele ministerie wil
bezigen, feestelijk er voor zullen be-
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
70)
En wijl lady Roswald door die woor
den getroffen scheen, voegde de mar
kies er-op weifelenden toon aan toe:
„Mogen uw vooringenomenheden! te
gen Raffut even gemakkelijk verdwij
nen".
„Dat hoop ik van harte, Clarens. Mis
schien zai ik Jean Raffut op het kas
teel zien en zai een korte verklaring vol
doende wezen, om aan mijn twijfel een
einde te maken".
„O, zoo u erin toestemt hem te zien,
zoo gij u gewaardigt hem aan te hooren,
zei de jonkman met vuur en door de
huop geheel verlevendigd, „dan zal hij
n van zijn ijver en goede trouw weten
te overtuigen".
„Ik zal hem zien," zei lady Roswald
tnet een dubbelzinnigheid, welke haar
neei niet kon begrijpen, „en zoo hij wil
spreken, wees dan zeker dat ik naar
hem luisteren zal."
„O dan heb ik goede hoop. Vaarwel
tante. Ik bejj u dankbaar, dat ,u mijn goq-
danken, als hulptroepen yan de ,S. D.
A. P. te dienen.
De Landarbeiderswet.
In het „Katholiek Sociaal Week
blad" lezen wij het volgende over de
methode der landarbeidersorganisatie
Onder de Katholieken is het nog altijd
een twistpunt, hoe men de landbou
wende bevolking zal organiseeren.
Zal men de indseling zoo maken, dat
alle boeren, die hetzij een groot of een
klein bedrijf hebben, in den boerenbond
een plaats vinden, en daarnaast afzon
derlijke vereenigingen van landarbei
ders, die met loonarbeid in hun onder
houd voorzien? In dit geval is het dus
geheel als bij de industrie, waar pa
troons en arbeiders afzonderlijk georga
niseerd zijn.
Of stelt men zich op het standpunt:
geen landarbeider zonder eigen belrijfje
en streeft men dienovereenkomstig naar
organisatie van de zeer kleine landbou
wers die eventueel nog aanvullend
bij anderen uit werken gaan met de
zuivere landarbeiders in een en dezelfde
vereeniging
Van dit laatste stelsel is een voordeel
dat men niet, zooals bij de industrie,
de landbouwende bevolking in 2 stuk
ken snijdt: bezittenden en niet-bezi/t-
tenden. De taak van deze laatste or
ganisatie zou dan zijn om de economi
sche positie van den kleinen 'ooer-land-
arbeider te versterken en te maken dat
de landarbeider, die nog geen boer is,
dit wordt.
Uit maatschappelijk oogpunt werkt dit
stelsel opbouwend: het voorkomt een
uiteenrafelingsproces dat strekt om ook
onder het landvolk het „kapitalisme" te
vestigen.
De socialistische theorie zegt wel, dat
de kapitalistische ontwikkeling ook in
den landbouw de bevolking zal schei
den in groot-bezitters en loon proleta
riërs, docli eene verstandige organisa
tie kan stellig tot behoud van goede
maatschappelijke toestanden.
Onze methode van landarbeidersorga-
nisatie moet daar rekening mee hou
den, zoo goed als de socialisten reke
ning houden met hunne opvattingen.
Zij organiseeren werkelijk de landar
beiders, alsof in den landbouw het ka
pitalistisch systeem reeds heerschte.
In het Noorden bestaan een paar
bandarbeidersvereeriigingen De „Laud
en Zuivelarbeidersbond" en de „Bond
van Land- en Tuinbouwarbeiders". De
naam van de eerste vereeniging wijst
al op het karakter: daar zijn landar
beiders, en industrie-arbeiders in den
zelfden bond georganiseerd.
De eerstgenoemde is georganiseerd in
het socialistische Ned. Verbond van
Vakvereenigingen, laatstgenoemde in't
anarchistisch Ned. Arbeidssecretariaat.
Wanneer men nu weet, dat beide cen-
traie bonden de organisatie vormen van
industrieele loonarbeiders, wier stre
ven moet zijn een eigen bedrijf e te krij
gen. Zoo'n manier van organisatie is
tegennatuurlijk en is gericht op de ver
sterking der industrieele loonarbeiders
beweging
Voor ons moeten dit waarschuwende
voorbeelden zijn.
De (A. R.) „H ilver- en Vechtbo-
d e" schrijft ook over de landarbeiders
en wel naar aanleiding van het plan van
minister Talma, die een wettelijke ïege-
ling voorbereidt, om aan landarbeiders
een woning met een lapje grond im:
pacht te doen verkrijgen. Het Wad zegt:
De Minister geeft ook hier weer e:n
treffend blijk van de warmte van zijn
hart voor de sociale kwestie.
Het aangekondigde wetsvoorstel zal
inderdaad in eene dringende, noodzake
lijke behoefte voldoen.
De trek van het land naar de stad
wordt grooter en grooter. Men denkt
in de stad verbetering van levenspositie
te verkrijgen, en men verkrijgt ze er
ook dikwijls
Dat onttrekken van landarbeiders aan
het platteland, kan op den duur niet an
ders strekken dan tot groote schade
voor den landbouw. Daarom moet er
meer dan ooit gelet op de verbete-
tering van de levenspositie der land
arbeiders.
de Geneviève door die oude en droeve
geschiedenis geen angst op het lijf hebt
gejaagd, en ik dank u voor alle goeds
en toegevends, dat gij mij hebt gezegd,
Ik had gaarne gehad, dat u mij hadt
toegestaan u te vergezellen, maar ik
wilde den uitstekenden indruk van uw
bezoek niet bederven door uw wil, hoe
zonderling ook, te dwarsboomen."
„Begrijpt ge niet, dat de tegenwoor
digheid van uw vrouw, en zelfs de uwe
mij zou verhinderen om Raffut te on
dervragen, en hoeveel vrijer zal hij zijn
om mij te antwoorden? Wij zullen op
die wijze veel gauwer weten, waaraan
ons te houden."
„Ja, u hebt gelijk, en ik koester het
volste vertrouwen, hier is Piernic met
zijn Lantaarn. Tot weerziens, tante. Zien
we elkaar weldra terug?"
„O ja, weldra, zoodra ik de verzeke
ring zal hebben, dat het herstel van oom
gezondheid aanhoudt", sprak lady Ros
wald, haar gehandschoende hand den
markies toestekend, 'om die te laten kus
sen. „Vaarwel, Clarens, vaarwel".
HOOFDSTUK V.
Zoodra lady Roswald en Piernic zich'
buiten het gezicht der hoeve bevonden
mk de perste %jrg vati lady Roswald
En zonder twijfel zal het voornemen
van den Minister, waarvan de bladen
thans thans gewag maken, hierin aaiir
merkelijk ter hulp komen.
De Minister van Oorlog en het duel.
In de „Nieuwe Venlosche Cou
rant" herinnert dr. Nolens nog eens
aan de duel-motie, die voor enkele maan
den door de Tweede Kamer met 62 te
gen 4 stemmen werd aangenomen.
Tot de voorstemmers behoorde ook
de heer Colijn.
Deze had zijn stem gemotiveerd, zegr
gende o.a.„liet aannemen van een mo
tie als deze kan er zeer toe bijdragen
de in het leger bestaande traditie, door
den heer Lohman ook afgekeurd, weg
te nemen, zoodat het alleen reeds op
dien grond aanbeveling zou verdienen
zijn stem aan de motie te geven".
Hij gaf tevens als zijne meening te
kennen, dat door de bevordering kort
na eene veroordeeling wegens twee
gevecht in eene geruchtmakende zaak,
inderdaad de indruk is gewekt kunnen
worden, dat de bestrijding van die af
keurenswaardige dueltraditie niet zeer
'krachtig is geweest.
Inmiddels is de heer Colijn van Ka
merlid, minister van Ooriog geworden.
Er is dus grond, zegt dr. Nolens, om
te verwachten dat onder zijn bewind de
bestrijding van den duel-inisstand krach
tiger zal zijn.
Bakkerijen.
Het departement van landbouw, nij
verheid en handel heeft thans uitge
geven het verslag van den directeur-ge
neraal van den arbeid omtrent een on
derzoek naar de bedrijfstoestanden in
de Nederlandsche broodbakkerijen, welk
verslag reeds blijkens de Nota van Toe
lichting bij het nader gewijzigde ont-
werp-Bakkerswet aan de Staten-Gene-
raal is medegedeeld. Blijkens dit ver
slag heeft het onderzoek, aangevangen
7 November en op 17 December zoo
goed als geheel voltooid, 14,271 bakke
rijen omvat van de 14,317, welke ons
land telt. In deze bakkerijen zijn werk
zaam 11,814 1 roons en 17,592 gezel
len.
Verder zijn er 3870 bakkerijen, die al
dus over het land verdeeld zijn: Lim
burg 426, Noord-Brabant 838, Zeeland
252, Zuid-Holland 301, Utrecht 132,
Noord-Holland 465, Gelderland 576,
Overijsel 298, Drente 126, Groningen
187, Friesland 202.
Bakkerijen, waar de patroon door
hoogstens 2 gezellen wordt bijgestaan,
zijn er 7956, aldus verdeeld: Limburg
328, Noord-Brabant 1035, Zeeland 376,
Zuid-Holland 1184, Utrecht 382, Noord-
Holland 1063, Gelderland 1160, Over
ijsel 599, Drente 296, Groningen 699,
Friesland 834.
Bakkerijen met meer dan 2 en hoog
stens 9 gezellen zijn er 1168, aldus
verdeeld: Limburg 21, Noord-Brabant
89, Zeeland 29, Zuid-Holland 309,
Utrecht 72, Noord-Holland 270, Gelder
land 123, Overijsel 82, Drente 32, Gro
ningen 79, Friesland 62.
Bakkerijen ten slotte met 10 en meer
gezellen zijn er 127, aldus verdeeld:
Limburg 1, Noord-Brabant 2, Zeeland
1, Zuid-Holland 53, Utrecht 7, Noord-
Flolland 42, Gelderland 5, Overijsel 7,
Drente 0, Groningen 3, Friesland 6.
Van de onderzochte bakkerijen zijn
er 29,5 percent met alleenwerkende bak
kers. Let inen op het in het geheel werk
zame personeel, dan daalt dit verhou-
dingscijfer tot 13,2 percent. Voor de
bakkerijen met hoogstens 2 gezellen zijn
de verhoudingscijfers 60.6 en 59 pet.
voor de bkkerijean met meer dan 2 en
hoogstens 9 gezellen 8.9 en 18.4 pet.;
voor de bakkerijen met 10 en meer ge
zellen 1 en 9.4 pet.
Oneerlijke concurrentie.
De Leovereeniging, R. K. Vereeniging
van den Handeldrijvenden en den in-
dustrieelen Middenstand te Utrecht
heeft aan den Ned. Middenstandsbond
de volgende motie ter behandeling toe
gezonden
den grijsaard te gelasten, de lantaarn uit
te blazen en haar naar het kasteel te
voeren, niet over het groene grastapijt
dcor de maan helder verlicht, maar door
overdekte zijlanen.
„Het is van gewicht", sprak ze, dat
niemand iets wete van mijn aanwezigheid
cp het kasteel en Jean Raffut er van
kunnen verwittigen. Hij is tcch niet
gewcon, om, van zijn tochten terugge
keerd, eerst een bezcek te brengjen aan
zijn nicht, vcordat hij zich naar het kas-
teei begeeft, niet waar?"
„O, neen... Hij keert altijd eerst laat
in den nacht terug. Op de hceve slaapt
alles al gerust, als Raffut de herber
gen langs den weg aflcopt. Bovendien!,
bezcekt Raffut het jonge paar niet dik
wijls. Mijnheer de markies heeft de
cogen van zijn moeder, en het blauwe
daarvan, veronderstel ik, doet den man
niet erg cp zijn gemak wezen".
„Dan is alles in orde. Tot het oogen-
blik dat ik tegenover hem zal staan, zal
de bcschwachter volkomen onkundig we
zen van mijn tegenwoordigheid, dat wil
de ik juist."
Hcewel gehoorzamend aan de bevelen
'der dame, bedacht Piernic, dat al die
vcorzorgen bewezen, dat lady Roswald
alle wraakzuchtige plannen neg niet had
laten varen, In >y,eer vy.il van de bjjgelco-
„De Leovereeniging, R. K. Vereeni1-
ging van den Handeldrijvenden' enj den
Industrieelen Middenstand, te Utrecht,
aangesloten bij den Nederlandscheh
Middenstandsbond
„met leedwezen kennis genomenj heb*-
bende van het antwoord, gegeven door
Z.Exc. den minister van Justitie in de
zitting van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal omtrent het vraagstuk der
oneerlijke concurrentie
„overwegend, dat de georganiseerde
Middenstand zich reeds herhaaldelijk
heeft uitgesproken een wet op de on
eerlijke concurrentie dringend nbodig te
achten, getuigen de gehouden bespre
kingen op gehouden congressen te
Amsterdam 1902, Utrecht 1904, Nijme
gen 1907 en Arnhem 1910;
„overwegende, dat in tegenstelling
met de meening des Ministers het j.l. te
Arnhem gehouden congres in 1910 zich
juist heeft uitgsproken voor het opne
men van één algemeen gesteld artikel,
waarin de oneerlijke concurrentie wordt
strafbaar gesteld met daarnaast noe
mend de gevallen, welke niet door zulk
één algemeen artikel zouden kunnen
worden getroffen
„dankbaar kennis genomen hebbend
van het ingediende wetsontwerp tot wij
ziging van artikel 1401 van het Burger
lijk Wetboek
„spreekt echter als hare overtuiging
uit, dat deze wijziging alléén geen af
doende maatregel kan zijn tot bestrij
ding der oneerlijke concurrentie, wijl
de strafrechtelijke zijde van het vraag
stuk nog ongeregeld blijft
„draagt den Ned. Middenstandsbond'
op, zich met een request te wenden tot
de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
met eerbiedig verzoek, het spoedig in
dienen van een wetsontwerp tot straf
rechtelijke bestrijding der oneerlijke
concurrentie te bevorderen
„verzoekt deze motie ter kennis te
brengen van de Hooge Regeering en'
van de leden der Tweede Kamer der
Staten-Generaal, benevens van de ibij
den Bond aangesloten vereenigingeni"
Uit de diamant-industrie.
In het jaarverslag van de Ned. R. K.
Diamantbewerkcrsvereeniging te Am
sterdam wordt vermeld, dat de opleving
van 1909 heeft stand gehouden, dat het
aantal diamantbewerkers is toegenomen
en de werkloosheid tot een minimum is
beperkt gebelven, en dat de marlet over
het geheel gunstig was.
De positie der N. R. K. D. V. onder
vond eenige tegenwerking bij haar po
gingen om tot een gezonde samenwer
king te geraken met de overige diamant
bewerkers-organisaties. Van de 9 pun
ten, door de vereeniging opgesteld om
tot samenwerking te geraken, bleef het
bestuur van den A. N. D. B. twee on
aannemelijk verklaren.
Deze punten behelsden het volgende:
le. Wanneer een personeel in een vak-
of loongeschil is betrokken en het een
aantal leden telt, die bij de N. R. K. D.
V. zijn aangesloten, moet het bestuur de
zer organisatie toegang hebben bij de
behandeling van het hangende geschil.
2e. Bij conferenties met de A. J. V.
over kwesties, die het geheele bedrijf ra
ken of een geheele branche, zijn de
kleine organisaties elk door één afge
vaardigde vertegenwoordigd.
De A. N. D. B. gaf te kennen, dat hij
bij vak- of loongeschillen voor de beide
andere organisaties optreedt. Besloten
werd hiermede geen genoegen te ne
men.
De N. R. K. D. V. is in het afgeloo-
peh jaar bij het gemeentelijk werkloo-
zenfonds aangesloten.
Bakkerswet.
Het Bakkerscomité deelt het volgende
mede: „De leden van het Bakkerseomi-
-té zijn tegen Woensdag 22 Februari op
geroepen tot een algemeene vergadering.
In die vergadering zal het gewijzigde
ontwerp-Bakkerswet worden besproken.
Het bestuur van genoemd comité, met
voldoening kennis genomen hebbende,
van de intrekking van het wetsontwerp
op de Bakkersraden, betreurt het, dat de
Regeering nog steeds niet inziet, dat het
onmogelijk is den nachtarbeid in brood-
bakkerijen geheel ai te schaffen, zonder
vige vrees, welke de tante van den mar
kies hem aanjceg, dreef de ongerusf-
heid hem ertoe te vragen
„Hebt u niet juffrouw Geneviève ge
zien, mevrouw? Heeft zij u niet met
haar treffende stem toegesproken Hebt
u niet opgemefkt, hoe gelukkig de jonge
menschen zijn, en heeft dat u niet ver-
tcederd.... ontwapend:... u uw plannen
doen opgeven
„Niets kan mij van mijn besluit af
brengen," zei lady Roswald met .ge
dempte stem. „Ik wil den schuldigen
straffen, en ik zal hem straffen. Gij
hebt gezworen, mij te zullen helpen in
de uitvoering van mijn taak van gerech
tigheid, Piernic, en ik reken op je...."
„Ja, mevrouw, ik heb gezworen u te
zullen helpen tegen den 00111, een boos
wicht, maar niet tegen zijn nicht, die
een engel van onschuld is, ik heb het
u gezegdik wil geen nadeel toebren
gen aan den naam van den markies, en'
nog minder wil ik mevrouw Geneviève
doen schreien".
„Wij zullen den markies niet scha
den", hernam de dame, „en wij zullen
mevrouw Geneviève niet doen schreien.
Evenwel, Piernic, de schuldige zal er
niet te minder 0111 gekastijd worden".
„O, zoo u daarin slaagt, dan ben ik uw
man, want ,u 5U.lt ecg goc.dc e.11 yvarc ge-
het geheele bakkersbedrijf te ontwricht
ten .Zoolang het wetsontwerp afschaf
fing van allen nachtarbeid wil en zicÜ
niet beperkt tot regeling van den
nachtarbeid, blijft het ontwerp voor he$
bakkersbedrijf volstrekt onaannemelijk.
Regeling van den arbeidsduur vond toe
juiching, hoewel men de uitwerking er
van in het wetsontwerp niet gelukkig
achtte en in hooge mate onpractisch."
Onze kustverdediging.
In eene te 's Hage gehouden verga
dering over onze kustverdediging licht
te baron van Asbeck de brochure van
zijn hand. over dat onderwerp nog eens!
toe.
Met name verduidelijkte hij, waarom
de Vlieree van veel belang is in een
eventueelen Engelsch-Duitschen oorlog<
Omdat van daaruit naar Wilhelmshafen
(ter blokkeering) kan worden geageerd
en reeds daarom Nieuwediep moet wor
den versterkt. Voorts waarom Vlissingeit
van veel belang zou kunnen zijn voor
Duitschland. Om vandaar uit, de En-
gelsche kusten te bedreigen en in een
oorlog tegen Frankrijk o.a. voor een
blokkade van Cherbourg. Redenen dus,
om itver wille van de handhaving van
onze neutraliteit Nieuwediep zoowel als
Vlissingen te verdedigen, terwijl Helle-
voetsluis, Rotterdam enz. meer ter wille
van de handhaving van onze onafhanke
lijkheid moeten worden verdedigd. Nieu
wediep zou voornamelijk moeten wor
den verdedigd bij het Schulpengat, waar
dus een fort behoort te zijn.
Dat de heer Cohen Stuart, na minis
ter te zijn geweest, na zijn gehee'e 'even'
de zaak te hebben kunnen bestudeeren^
moest verklaren, nog geen vaste mee
ning te hebben ten aanzien van het noo-
dige kaliber, doet den redenaar betwij
felen, of hij (de heer Cohen) het recht
heeft zich als voorlichten van de nat'ie
ten deze op te werpen.
Onteigeningswet.
Gedeputeerde Staten der provincies
zijn door den minister van Binnenlandsche
Zaken uitgenoodigd, de besturen van
sommige gemeenten in de provincie te
verzoeken hun gevoelen mede te deelen
over een aan den minister gericht
schrijven van zijn ambtgenoot van water
staat, betreftende de algemeene ont
eigeningswet en over de in verslagen
der Tweede Kamer aanbevolen her
ziening dier wet, in dien zin, dat ook
zakelijke rechten kunnen worden ont
eigend.
In het schrijven van den minister van
waterstaat wordt er op gewezen, dat het
beginsel, dat den wetgever bij de be
paling van den maatstaf voor de be
rekening der schadeloosstelling in de
wet op de onteigening heeft geleid (dat
nl. de vermogenstoestand van den recht
hebbende op het te onteigenen goed
door de onteigening geen wezenlijke
verandering onderga) weinig tot zijn
recht is gekomen. De schadevergoeding
wordt door den rechter vrijwel steeds
zoo ruim berekend, dat de onteigening
voor de onteigende partij een belang
rijk voordeel wordt.
Het komt den minister voor, dat in
dien toestand niet bij voortduring zal
kunnen worden berust en dat, betoogt
hij verder, denkelijk slechts van wets
wijziging eenig heil zal zijn te ver
wachten.
Een paar hoofdpunten der regeling
worden in het schrijven genoemd.
lo. Voorop sta, dat slechts de o n-
m i d d e 1 ij k e waardevermeerdering in
aanmerking zal mogen komen, d. i. die
welke op het oogenblik der onteigening
reeds zeker zal zijn te berekenen.
2o. Voorts zal slechts met die waarde
vermeerdering mogen worden gerekend,
welke alleen aan het onteigende te beurt
valt, niet b. v. die, waarvan een geheele
streek profijt trektm. a. w. de waarde
vermeerdering zal speciaal moeten zijn.
3o. De vraag zal zijn te overwegen,
of de waardevermeerdering van het over
blijvend gedeelte slechts in rekening
mag worden gebracht tegenover de
waardevermindering daarvan, dan of zij,
voor zooveel zij de laatste overtreft, nog
van de waarde van het te onteigenen
gedeelte mag worden afgetrokken.
rechtigheid oefenen".
„Raffut", zei lady Roswald zeer zacht
maar met een woeste energie, waarin'
alle op dien dag verkropte toorn los
barstte. „Raffut heeft gemeend zich te
beveiligen tegen de wetten, tegen alle.
persoonlijke wraakzucht, door zijn
nicht aan mijn neef uit te huwelijken^.
Maar ik heb de list doorgrond, en die
list zelve bevestigde mijn vermoedens,
zoo gij die niet hadt gezegd, wat ge
beurd is. Tegenover zooveel hinderpalen
door de sluwheid van dien man opeenge-
gchoopt, heb ik geen oogenblik ervan
afgezien, mijn arme markiezin te wre
ken. Maar helaas, wat is mij de wra
ke moeiclijk voorgekomen. Door welk
middel al die handige manoeuvres te
verijdelen, hem alleen in den val ie
lokken, den schurk te ontmaskeren, hem'
een misdaad te doen bekennen, waarvan!
geen enkel bewijs rest? Hoe hem te
treffen, te straffen eindelijk, zonder on-
schuldigen te r.aken, zonder het geluk
van Geneviève te verstoren, zonder mijn!
neef te onteeren? Welnu, Piernic, dat
middel heeft God mij ingegeven, en we
zullen het dezen nacht in toepassing]
brengen."
(Wordt vervoigdj.