Uit de Pers. Het lied van Clarens. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 22 Februari. De Christelijk-Historische Unie. De „Benkelaar", noemt de Chris telijk1 Historische partij meer een de batingclub dan een politieke partij. Zij beeft als zoodanig geen meenimg enl jjian dus geen meening uitspreken! over de groote politieke vragen van den tijd. 'Haar grondbeginselen mogen nog zoo "nauwkeurig zijn gesteld, het faalt Jpch ijl opbouw. En komt zij nu ten landdag bijeen, dan houdt zij een broederlijke Samensprekrng, waar iedereen zijn hart reens hicht, waar men het eigenlijk over alles en nog wat volkomen oneens is, friaar waar men straks allerjjemoedelijkst uiteengaat, met de overtuiging, dat die goede Chr.-Hist. Unie toch voor ieder een plaats is, die een zekere godsdien stige overtuiging ebzit en niet liberaal is. Van de houding der Christ.-Histori- schen hangt feitelijk de gansche coa litiepolitiek af. En juist aangaande de ze coalitiepolitiek heeft men op den jongster! Unie-dag of gezwegen, of uit- uitdruhkelijk vastgesteld, dat men het er onder de Christelijk-Historischen heel niet over eens was. De huidige coali tiepolitiek immers vindt haar zwaarte punt men leze slechts de anti-rev. en, roomsche bladen in tariefsher ziening en sociale wetgeving. Nu is over de tariefsherziening op deze vergadering die diende men bedenke het wel ter bespreking van den algemeenen poliiieken toestand ook niet met één woord gerept. Bespreking der verplichte verzekering Werd uitgesteld. Evenredige vertegen woordiging werd aangeroerd, maar men ging' er niet op in. Schier over alles oneens, ook over de coalitie. Maar deze blijft gehand haafd, dit is en blijft voor de Unie hoofd punt van practische politiek, het eenig artikel van het program van actie, dat men niet bezit en niet bezitten' wil. Ce coalitie blijft; laten de heeren maar de- batteeren, besluiten nemen is verbo den. De coalitie blijft, blijft voorloopig!. Maar hoe lang nog? vraagt de heer v. Hoogenhuyze. Verwarring stichten. Het „Huisgezin" driestart: Nog is men van sociaal-democratische zijde niet klaar met het volkspetition nement voor algemeen kiesrecht, of daar komen al de meetings voor den tienurendag. En met het een en met het ander béoogen de socialisten verwarring te brengen in de christelijke gelederen en zoodoende het christelijk bewind te ver zwakken. Daarom moet én tegen het een én tegen het ander front worden gemaakt. Ten aanzien van het algemeen kies recht viel zulks niet moeilijk. Zoo duidelijk bleek de zuiver sociaal democratische aanleg der beweging, dat haast niet anders dan zeer onnoozelen in onze gelederen zich tot meedoen kun nen laten verlokken. Ten opzichte van den tienurendag het eenigszins anders. Het van Katholieke zijde pas gezon den adres is, wat men er ook van zegge, een tactische fout geweest. Niet dan een zeer enkele heeft hel er voor opgenomen. Uit de kringen on zer politici heeft niemand hel verde digd. Natuurlijk zullen de'sociaal-democra ten niet verzuimen, zooals zij trouwens reeds bezig zijn te doen, uit het Katho lieke adres munt te slaan voor hun pro paganda. Geheel ontkennen, dat daar eenige aanleiding toe bestaat, kan men niet. Maar.vertrouwd mag worden, dat on ze Katholieke werklieden, als zij zien dat men hen mede als ram tegen minis ter Talma en het heele ministerie wil bezigen, feestelijk er voor zullen be- FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 70) En wijl lady Roswald door die woor den getroffen scheen, voegde de mar kies er-op weifelenden toon aan toe: „Mogen uw vooringenomenheden! te gen Raffut even gemakkelijk verdwij nen". „Dat hoop ik van harte, Clarens. Mis schien zai ik Jean Raffut op het kas teel zien en zai een korte verklaring vol doende wezen, om aan mijn twijfel een einde te maken". „O, zoo u erin toestemt hem te zien, zoo gij u gewaardigt hem aan te hooren, zei de jonkman met vuur en door de huop geheel verlevendigd, „dan zal hij n van zijn ijver en goede trouw weten te overtuigen". „Ik zal hem zien," zei lady Roswald tnet een dubbelzinnigheid, welke haar neei niet kon begrijpen, „en zoo hij wil spreken, wees dan zeker dat ik naar hem luisteren zal." „O dan heb ik goede hoop. Vaarwel tante. Ik bejj u dankbaar, dat ,u mijn goq- danken, als hulptroepen yan de ,S. D. A. P. te dienen. De Landarbeiderswet. In het „Katholiek Sociaal Week blad" lezen wij het volgende over de methode der landarbeidersorganisatie Onder de Katholieken is het nog altijd een twistpunt, hoe men de landbou wende bevolking zal organiseeren. Zal men de indseling zoo maken, dat alle boeren, die hetzij een groot of een klein bedrijf hebben, in den boerenbond een plaats vinden, en daarnaast afzon derlijke vereenigingen van landarbei ders, die met loonarbeid in hun onder houd voorzien? In dit geval is het dus geheel als bij de industrie, waar pa troons en arbeiders afzonderlijk georga niseerd zijn. Of stelt men zich op het standpunt: geen landarbeider zonder eigen belrijfje en streeft men dienovereenkomstig naar organisatie van de zeer kleine landbou wers die eventueel nog aanvullend bij anderen uit werken gaan met de zuivere landarbeiders in een en dezelfde vereeniging Van dit laatste stelsel is een voordeel dat men niet, zooals bij de industrie, de landbouwende bevolking in 2 stuk ken snijdt: bezittenden en niet-bezi/t- tenden. De taak van deze laatste or ganisatie zou dan zijn om de economi sche positie van den kleinen 'ooer-land- arbeider te versterken en te maken dat de landarbeider, die nog geen boer is, dit wordt. Uit maatschappelijk oogpunt werkt dit stelsel opbouwend: het voorkomt een uiteenrafelingsproces dat strekt om ook onder het landvolk het „kapitalisme" te vestigen. De socialistische theorie zegt wel, dat de kapitalistische ontwikkeling ook in den landbouw de bevolking zal schei den in groot-bezitters en loon proleta riërs, docli eene verstandige organisa tie kan stellig tot behoud van goede maatschappelijke toestanden. Onze methode van landarbeidersorga- nisatie moet daar rekening mee hou den, zoo goed als de socialisten reke ning houden met hunne opvattingen. Zij organiseeren werkelijk de landar beiders, alsof in den landbouw het ka pitalistisch systeem reeds heerschte. In het Noorden bestaan een paar bandarbeidersvereeriigingen De „Laud en Zuivelarbeidersbond" en de „Bond van Land- en Tuinbouwarbeiders". De naam van de eerste vereeniging wijst al op het karakter: daar zijn landar beiders, en industrie-arbeiders in den zelfden bond georganiseerd. De eerstgenoemde is georganiseerd in het socialistische Ned. Verbond van Vakvereenigingen, laatstgenoemde in't anarchistisch Ned. Arbeidssecretariaat. Wanneer men nu weet, dat beide cen- traie bonden de organisatie vormen van industrieele loonarbeiders, wier stre ven moet zijn een eigen bedrijf e te krij gen. Zoo'n manier van organisatie is tegennatuurlijk en is gericht op de ver sterking der industrieele loonarbeiders beweging Voor ons moeten dit waarschuwende voorbeelden zijn. De (A. R.) „H ilver- en Vechtbo- d e" schrijft ook over de landarbeiders en wel naar aanleiding van het plan van minister Talma, die een wettelijke ïege- ling voorbereidt, om aan landarbeiders een woning met een lapje grond im: pacht te doen verkrijgen. Het Wad zegt: De Minister geeft ook hier weer e:n treffend blijk van de warmte van zijn hart voor de sociale kwestie. Het aangekondigde wetsvoorstel zal inderdaad in eene dringende, noodzake lijke behoefte voldoen. De trek van het land naar de stad wordt grooter en grooter. Men denkt in de stad verbetering van levenspositie te verkrijgen, en men verkrijgt ze er ook dikwijls Dat onttrekken van landarbeiders aan het platteland, kan op den duur niet an ders strekken dan tot groote schade voor den landbouw. Daarom moet er meer dan ooit gelet op de verbete- tering van de levenspositie der land arbeiders. de Geneviève door die oude en droeve geschiedenis geen angst op het lijf hebt gejaagd, en ik dank u voor alle goeds en toegevends, dat gij mij hebt gezegd, Ik had gaarne gehad, dat u mij hadt toegestaan u te vergezellen, maar ik wilde den uitstekenden indruk van uw bezoek niet bederven door uw wil, hoe zonderling ook, te dwarsboomen." „Begrijpt ge niet, dat de tegenwoor digheid van uw vrouw, en zelfs de uwe mij zou verhinderen om Raffut te on dervragen, en hoeveel vrijer zal hij zijn om mij te antwoorden? Wij zullen op die wijze veel gauwer weten, waaraan ons te houden." „Ja, u hebt gelijk, en ik koester het volste vertrouwen, hier is Piernic met zijn Lantaarn. Tot weerziens, tante. Zien we elkaar weldra terug?" „O ja, weldra, zoodra ik de verzeke ring zal hebben, dat het herstel van oom gezondheid aanhoudt", sprak lady Ros wald, haar gehandschoende hand den markies toestekend, 'om die te laten kus sen. „Vaarwel, Clarens, vaarwel". HOOFDSTUK V. Zoodra lady Roswald en Piernic zich' buiten het gezicht der hoeve bevonden mk de perste %jrg vati lady Roswald En zonder twijfel zal het voornemen van den Minister, waarvan de bladen thans thans gewag maken, hierin aaiir merkelijk ter hulp komen. De Minister van Oorlog en het duel. In de „Nieuwe Venlosche Cou rant" herinnert dr. Nolens nog eens aan de duel-motie, die voor enkele maan den door de Tweede Kamer met 62 te gen 4 stemmen werd aangenomen. Tot de voorstemmers behoorde ook de heer Colijn. Deze had zijn stem gemotiveerd, zegr gende o.a.„liet aannemen van een mo tie als deze kan er zeer toe bijdragen de in het leger bestaande traditie, door den heer Lohman ook afgekeurd, weg te nemen, zoodat het alleen reeds op dien grond aanbeveling zou verdienen zijn stem aan de motie te geven". Hij gaf tevens als zijne meening te kennen, dat door de bevordering kort na eene veroordeeling wegens twee gevecht in eene geruchtmakende zaak, inderdaad de indruk is gewekt kunnen worden, dat de bestrijding van die af keurenswaardige dueltraditie niet zeer 'krachtig is geweest. Inmiddels is de heer Colijn van Ka merlid, minister van Ooriog geworden. Er is dus grond, zegt dr. Nolens, om te verwachten dat onder zijn bewind de bestrijding van den duel-inisstand krach tiger zal zijn. Bakkerijen. Het departement van landbouw, nij verheid en handel heeft thans uitge geven het verslag van den directeur-ge neraal van den arbeid omtrent een on derzoek naar de bedrijfstoestanden in de Nederlandsche broodbakkerijen, welk verslag reeds blijkens de Nota van Toe lichting bij het nader gewijzigde ont- werp-Bakkerswet aan de Staten-Gene- raal is medegedeeld. Blijkens dit ver slag heeft het onderzoek, aangevangen 7 November en op 17 December zoo goed als geheel voltooid, 14,271 bakke rijen omvat van de 14,317, welke ons land telt. In deze bakkerijen zijn werk zaam 11,814 1 roons en 17,592 gezel len. Verder zijn er 3870 bakkerijen, die al dus over het land verdeeld zijn: Lim burg 426, Noord-Brabant 838, Zeeland 252, Zuid-Holland 301, Utrecht 132, Noord-Holland 465, Gelderland 576, Overijsel 298, Drente 126, Groningen 187, Friesland 202. Bakkerijen, waar de patroon door hoogstens 2 gezellen wordt bijgestaan, zijn er 7956, aldus verdeeld: Limburg 328, Noord-Brabant 1035, Zeeland 376, Zuid-Holland 1184, Utrecht 382, Noord- Holland 1063, Gelderland 1160, Over ijsel 599, Drente 296, Groningen 699, Friesland 834. Bakkerijen met meer dan 2 en hoog stens 9 gezellen zijn er 1168, aldus verdeeld: Limburg 21, Noord-Brabant 89, Zeeland 29, Zuid-Holland 309, Utrecht 72, Noord-Holland 270, Gelder land 123, Overijsel 82, Drente 32, Gro ningen 79, Friesland 62. Bakkerijen ten slotte met 10 en meer gezellen zijn er 127, aldus verdeeld: Limburg 1, Noord-Brabant 2, Zeeland 1, Zuid-Holland 53, Utrecht 7, Noord- Flolland 42, Gelderland 5, Overijsel 7, Drente 0, Groningen 3, Friesland 6. Van de onderzochte bakkerijen zijn er 29,5 percent met alleenwerkende bak kers. Let inen op het in het geheel werk zame personeel, dan daalt dit verhou- dingscijfer tot 13,2 percent. Voor de bakkerijen met hoogstens 2 gezellen zijn de verhoudingscijfers 60.6 en 59 pet. voor de bkkerijean met meer dan 2 en hoogstens 9 gezellen 8.9 en 18.4 pet.; voor de bakkerijen met 10 en meer ge zellen 1 en 9.4 pet. Oneerlijke concurrentie. De Leovereeniging, R. K. Vereeniging van den Handeldrijvenden en den in- dustrieelen Middenstand te Utrecht heeft aan den Ned. Middenstandsbond de volgende motie ter behandeling toe gezonden den grijsaard te gelasten, de lantaarn uit te blazen en haar naar het kasteel te voeren, niet over het groene grastapijt dcor de maan helder verlicht, maar door overdekte zijlanen. „Het is van gewicht", sprak ze, dat niemand iets wete van mijn aanwezigheid cp het kasteel en Jean Raffut er van kunnen verwittigen. Hij is tcch niet gewcon, om, van zijn tochten terugge keerd, eerst een bezcek te brengjen aan zijn nicht, vcordat hij zich naar het kas- teei begeeft, niet waar?" „O, neen... Hij keert altijd eerst laat in den nacht terug. Op de hceve slaapt alles al gerust, als Raffut de herber gen langs den weg aflcopt. Bovendien!, bezcekt Raffut het jonge paar niet dik wijls. Mijnheer de markies heeft de cogen van zijn moeder, en het blauwe daarvan, veronderstel ik, doet den man niet erg cp zijn gemak wezen". „Dan is alles in orde. Tot het oogen- blik dat ik tegenover hem zal staan, zal de bcschwachter volkomen onkundig we zen van mijn tegenwoordigheid, dat wil de ik juist." Hcewel gehoorzamend aan de bevelen 'der dame, bedacht Piernic, dat al die vcorzorgen bewezen, dat lady Roswald alle wraakzuchtige plannen neg niet had laten varen, In >y,eer vy.il van de bjjgelco- „De Leovereeniging, R. K. Vereeni1- ging van den Handeldrijvenden' enj den Industrieelen Middenstand, te Utrecht, aangesloten bij den Nederlandscheh Middenstandsbond „met leedwezen kennis genomenj heb*- bende van het antwoord, gegeven door Z.Exc. den minister van Justitie in de zitting van de Tweede Kamer der Sta- ten-Generaal omtrent het vraagstuk der oneerlijke concurrentie „overwegend, dat de georganiseerde Middenstand zich reeds herhaaldelijk heeft uitgesproken een wet op de on eerlijke concurrentie dringend nbodig te achten, getuigen de gehouden bespre kingen op gehouden congressen te Amsterdam 1902, Utrecht 1904, Nijme gen 1907 en Arnhem 1910; „overwegende, dat in tegenstelling met de meening des Ministers het j.l. te Arnhem gehouden congres in 1910 zich juist heeft uitgsproken voor het opne men van één algemeen gesteld artikel, waarin de oneerlijke concurrentie wordt strafbaar gesteld met daarnaast noe mend de gevallen, welke niet door zulk één algemeen artikel zouden kunnen worden getroffen „dankbaar kennis genomen hebbend van het ingediende wetsontwerp tot wij ziging van artikel 1401 van het Burger lijk Wetboek „spreekt echter als hare overtuiging uit, dat deze wijziging alléén geen af doende maatregel kan zijn tot bestrij ding der oneerlijke concurrentie, wijl de strafrechtelijke zijde van het vraag stuk nog ongeregeld blijft „draagt den Ned. Middenstandsbond' op, zich met een request te wenden tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal, met eerbiedig verzoek, het spoedig in dienen van een wetsontwerp tot straf rechtelijke bestrijding der oneerlijke concurrentie te bevorderen „verzoekt deze motie ter kennis te brengen van de Hooge Regeering en' van de leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal, benevens van de ibij den Bond aangesloten vereenigingeni" Uit de diamant-industrie. In het jaarverslag van de Ned. R. K. Diamantbewerkcrsvereeniging te Am sterdam wordt vermeld, dat de opleving van 1909 heeft stand gehouden, dat het aantal diamantbewerkers is toegenomen en de werkloosheid tot een minimum is beperkt gebelven, en dat de marlet over het geheel gunstig was. De positie der N. R. K. D. V. onder vond eenige tegenwerking bij haar po gingen om tot een gezonde samenwer king te geraken met de overige diamant bewerkers-organisaties. Van de 9 pun ten, door de vereeniging opgesteld om tot samenwerking te geraken, bleef het bestuur van den A. N. D. B. twee on aannemelijk verklaren. Deze punten behelsden het volgende: le. Wanneer een personeel in een vak- of loongeschil is betrokken en het een aantal leden telt, die bij de N. R. K. D. V. zijn aangesloten, moet het bestuur de zer organisatie toegang hebben bij de behandeling van het hangende geschil. 2e. Bij conferenties met de A. J. V. over kwesties, die het geheele bedrijf ra ken of een geheele branche, zijn de kleine organisaties elk door één afge vaardigde vertegenwoordigd. De A. N. D. B. gaf te kennen, dat hij bij vak- of loongeschillen voor de beide andere organisaties optreedt. Besloten werd hiermede geen genoegen te ne men. De N. R. K. D. V. is in het afgeloo- peh jaar bij het gemeentelijk werkloo- zenfonds aangesloten. Bakkerswet. Het Bakkerscomité deelt het volgende mede: „De leden van het Bakkerseomi- -té zijn tegen Woensdag 22 Februari op geroepen tot een algemeene vergadering. In die vergadering zal het gewijzigde ontwerp-Bakkerswet worden besproken. Het bestuur van genoemd comité, met voldoening kennis genomen hebbende, van de intrekking van het wetsontwerp op de Bakkersraden, betreurt het, dat de Regeering nog steeds niet inziet, dat het onmogelijk is den nachtarbeid in brood- bakkerijen geheel ai te schaffen, zonder vige vrees, welke de tante van den mar kies hem aanjceg, dreef de ongerusf- heid hem ertoe te vragen „Hebt u niet juffrouw Geneviève ge zien, mevrouw? Heeft zij u niet met haar treffende stem toegesproken Hebt u niet opgemefkt, hoe gelukkig de jonge menschen zijn, en heeft dat u niet ver- tcederd.... ontwapend:... u uw plannen doen opgeven „Niets kan mij van mijn besluit af brengen," zei lady Roswald met .ge dempte stem. „Ik wil den schuldigen straffen, en ik zal hem straffen. Gij hebt gezworen, mij te zullen helpen in de uitvoering van mijn taak van gerech tigheid, Piernic, en ik reken op je...." „Ja, mevrouw, ik heb gezworen u te zullen helpen tegen den 00111, een boos wicht, maar niet tegen zijn nicht, die een engel van onschuld is, ik heb het u gezegdik wil geen nadeel toebren gen aan den naam van den markies, en' nog minder wil ik mevrouw Geneviève doen schreien". „Wij zullen den markies niet scha den", hernam de dame, „en wij zullen mevrouw Geneviève niet doen schreien. Evenwel, Piernic, de schuldige zal er niet te minder 0111 gekastijd worden". „O, zoo u daarin slaagt, dan ben ik uw man, want ,u 5U.lt ecg goc.dc e.11 yvarc ge- het geheele bakkersbedrijf te ontwricht ten .Zoolang het wetsontwerp afschaf fing van allen nachtarbeid wil en zicÜ niet beperkt tot regeling van den nachtarbeid, blijft het ontwerp voor he$ bakkersbedrijf volstrekt onaannemelijk. Regeling van den arbeidsduur vond toe juiching, hoewel men de uitwerking er van in het wetsontwerp niet gelukkig achtte en in hooge mate onpractisch." Onze kustverdediging. In eene te 's Hage gehouden verga dering over onze kustverdediging licht te baron van Asbeck de brochure van zijn hand. over dat onderwerp nog eens! toe. Met name verduidelijkte hij, waarom de Vlieree van veel belang is in een eventueelen Engelsch-Duitschen oorlog< Omdat van daaruit naar Wilhelmshafen (ter blokkeering) kan worden geageerd en reeds daarom Nieuwediep moet wor den versterkt. Voorts waarom Vlissingeit van veel belang zou kunnen zijn voor Duitschland. Om vandaar uit, de En- gelsche kusten te bedreigen en in een oorlog tegen Frankrijk o.a. voor een blokkade van Cherbourg. Redenen dus, om itver wille van de handhaving van onze neutraliteit Nieuwediep zoowel als Vlissingen te verdedigen, terwijl Helle- voetsluis, Rotterdam enz. meer ter wille van de handhaving van onze onafhanke lijkheid moeten worden verdedigd. Nieu wediep zou voornamelijk moeten wor den verdedigd bij het Schulpengat, waar dus een fort behoort te zijn. Dat de heer Cohen Stuart, na minis ter te zijn geweest, na zijn gehee'e 'even' de zaak te hebben kunnen bestudeeren^ moest verklaren, nog geen vaste mee ning te hebben ten aanzien van het noo- dige kaliber, doet den redenaar betwij felen, of hij (de heer Cohen) het recht heeft zich als voorlichten van de nat'ie ten deze op te werpen. Onteigeningswet. Gedeputeerde Staten der provincies zijn door den minister van Binnenlandsche Zaken uitgenoodigd, de besturen van sommige gemeenten in de provincie te verzoeken hun gevoelen mede te deelen over een aan den minister gericht schrijven van zijn ambtgenoot van water staat, betreftende de algemeene ont eigeningswet en over de in verslagen der Tweede Kamer aanbevolen her ziening dier wet, in dien zin, dat ook zakelijke rechten kunnen worden ont eigend. In het schrijven van den minister van waterstaat wordt er op gewezen, dat het beginsel, dat den wetgever bij de be paling van den maatstaf voor de be rekening der schadeloosstelling in de wet op de onteigening heeft geleid (dat nl. de vermogenstoestand van den recht hebbende op het te onteigenen goed door de onteigening geen wezenlijke verandering onderga) weinig tot zijn recht is gekomen. De schadevergoeding wordt door den rechter vrijwel steeds zoo ruim berekend, dat de onteigening voor de onteigende partij een belang rijk voordeel wordt. Het komt den minister voor, dat in dien toestand niet bij voortduring zal kunnen worden berust en dat, betoogt hij verder, denkelijk slechts van wets wijziging eenig heil zal zijn te ver wachten. Een paar hoofdpunten der regeling worden in het schrijven genoemd. lo. Voorop sta, dat slechts de o n- m i d d e 1 ij k e waardevermeerdering in aanmerking zal mogen komen, d. i. die welke op het oogenblik der onteigening reeds zeker zal zijn te berekenen. 2o. Voorts zal slechts met die waarde vermeerdering mogen worden gerekend, welke alleen aan het onteigende te beurt valt, niet b. v. die, waarvan een geheele streek profijt trektm. a. w. de waarde vermeerdering zal speciaal moeten zijn. 3o. De vraag zal zijn te overwegen, of de waardevermeerdering van het over blijvend gedeelte slechts in rekening mag worden gebracht tegenover de waardevermindering daarvan, dan of zij, voor zooveel zij de laatste overtreft, nog van de waarde van het te onteigenen gedeelte mag worden afgetrokken. rechtigheid oefenen". „Raffut", zei lady Roswald zeer zacht maar met een woeste energie, waarin' alle op dien dag verkropte toorn los barstte. „Raffut heeft gemeend zich te beveiligen tegen de wetten, tegen alle. persoonlijke wraakzucht, door zijn nicht aan mijn neef uit te huwelijken^. Maar ik heb de list doorgrond, en die list zelve bevestigde mijn vermoedens, zoo gij die niet hadt gezegd, wat ge beurd is. Tegenover zooveel hinderpalen door de sluwheid van dien man opeenge- gchoopt, heb ik geen oogenblik ervan afgezien, mijn arme markiezin te wre ken. Maar helaas, wat is mij de wra ke moeiclijk voorgekomen. Door welk middel al die handige manoeuvres te verijdelen, hem alleen in den val ie lokken, den schurk te ontmaskeren, hem' een misdaad te doen bekennen, waarvan! geen enkel bewijs rest? Hoe hem te treffen, te straffen eindelijk, zonder on- schuldigen te r.aken, zonder het geluk van Geneviève te verstoren, zonder mijn! neef te onteeren? Welnu, Piernic, dat middel heeft God mij ingegeven, en we zullen het dezen nacht in toepassing] brengen." (Wordt vervoigdj.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5