Uit de Pers. Het lied van Clarens. daar gezien, aal men Kookte en streek door middel van electriciteit. Z.Ed Aclitb heeft daarover nogal met gloed in den raad over gesproken en er scheen bij hem een opinie te bestaan, dat electriri- teit gas geheel Kan vervangen. Wat ik er van gehoord heb, doet mij naar de meening overhellen, dat gas voor het huishouden en vooral voor gezinnen met beperkte middelen verre te verhezen is boven electriciteit. Voor de industrie electriciteitvoor het huishouden echter gas, voornamelijk op het platteland. Met genoegen mag geconstateerd wor den, dat Leiden een centrum schijnt te worden, van uaaruit de omliggende ge meenten gas bedekken. 't Is bi/na een half dozijn gemeenten, dat door Leiden bediend wordt en, let tende op het voortdurende toenemen van het gasverbruik, tot teviedenheid der af nemers. Dien weg schijnt mij voor meerdere gemeenten de meest aanlokkelijke toe. Want le. is de gasprijs laag, 2e. zou een eigen gasfabriek duurder zijn en 3e. zou het risico in het laatste geval grooter wezen. Er is natuurlijk nog veel meer over dit punt te zeggen. Ik houd echter niet van lang geredeneer. De quaestie moet warm gehouden wor den; willen de buitengemeenten beter licht krijgen, dan moet op de wenschelijk- heid en het voordeel ervan telkens wor den gewezen Observator. De Christelijk-Historische Unie en de Coalitie. De „Nederlander" schrijft een „(Nabetrachting" over de reeds meer besproken buitengewone vergadering der Chr. Hist. Unie. Indien uit de samenspreking ter ver gadering van de Christ.-Hist. Unie een conclusie mag worden getrokken, zegt het blad, dan zal het wel deze zijndat de verderfelijkste politiek, die in een politiéke vergadering of in een ..poli tieke partij kan worden gevoerd, de kerkelijke, of nog beter: de kerkïsti- sche politiek is. En het meest wijze woord, ter ver gadering gesproken, was ongetwijfeld de waarschuwing tegen de kern van ds. Van Hoogenhuyze's brochure: „Bindt nooit een politieke partij aan de propa ganda voor een kerk, en nooit die voor de kerk aan uw politieke partij, o fgij haalt in die laatste alle verschillen daar in, waarover ook in de kerk verdeeld heid bestaat. Uitvoerig wordt dan uiteengezet, dat er feitelijk slechts eene partij is, die zonder gevaar haar bestaan aan de con fessie der ketk verbinden kan, en dat is de Roomsch Katholieke, die zich stelt onder het gezag der kerkelijke hiërar chie, die ook in de politiek den Paus als gezaghebbend Hoofd erkend, en bereid is zich naar zijn adviezen gegeven na tuurlijk niet in specialen, maar in alge- meenen zin te gedragen. Maar men zou blind moeten zijn, om in de Hervormde kerk een eenheid te zien, wier karakter men zoo maar kan overdragen op eene politieke partij, die er fë voren juist hare eer in stelde, dat zij wel een Protestantsche ,maar geen cl erica le d. i. geen kerkistische po litiek voeren wilde. In de Roomsche partij laakt men, dat zij als deel van „Rome" altijd eer en voor deel voor „Rome" beoogt, ofschoon al leen Rome er, op kerkelijk standpunt, het recht toe zou hebben. In de Gereformeerde Kerk laakt men zeker niet altijd ten onrechte dat zij haar kerkelijke strevingen inweeft in de politiek der georganiseerd anti-rev. partij. En in de laatste, dat zij haar po litiek dienstbaar maakt naar men wil aan den bloei der Geref. kerken. Wij wegen deze beschuldigingen voor het oogenblik niet. Maar wij wijzen er nog eens op, dat men deze dingen veroordeelend, gelijk ds. van Hoogenhuyze en de zijnen doet o.i. terecht doen, het recht mist om een dergelijke politiek als de eeniggceder te proclameeren voor üe partij waarvan men zelf deel uitmaakt. Deze pretentie is bovendien onrecht matig tegenover hen, die, ofschoon ijve rig deelnemend aan uw politieken strijd niet in hetzeTfde kerkverband leven. Na deze beschouwingen, die meer het karakter der Unie betreffen, zegt de „Ned." een en ander over de coali- t i e, een punt van meerder belang voor ons. Wij lezen In de tweede plaats leerde de verga dering der Unie dat geen enkel steek houdend bewijs aan te voeren is ten betooge, dat de politiek der Unie, het zij Jen loop der Evangelies, hetzij het belang der Hervormde Kerk heeft ge schaad. Ware het zoo zou men ook maar een oogenblik ge.ooven, dat ernstige manuui als Dr. de Visser, dr. Schokking e.a. de roalitie-tactiek niet onmiddellijk zouden loslaten Is het redelijk en billijk, aan te ne men, dat dezulken we zeggen niet het succes, maar ook slechts het parle mentair cijfer honger zouden stellen,, dan deze belangen, die ds. van Hoogen huyze geschaad acht? Is het niet pijn lijk voor hen, dat zulk C^ene onderstel ling ook zelfs maar kan worden ge maakt Maar deze onderstelling werd daar enboven door niets gestaafd. Hoogstens bleek er van een „meer of minder" ten opzichte van het op den voorgrondstel len van meer bepaaldelijk Christelijk- Historische wenschen en men verzuim de daarbij aan te toonen wat toch eisch was dat bij verbreking der coa litie de som der behaalde voordeelen naar Christ.-Hist. principes grooter zou zijn. Dit bewijs te leveren zou inderdaad moeilijk vallen. Op de stemmen uit de practijk, in de vergadering gehoord, leg gen wij niet allereerst den nadruk. Wel toonden zij voor ons voldingend aan, dat niet in de eerste plaats de predi kanten hoezeer hun „wacht bij het beginsel" kan worden gewaardeerd, voorlichting kunnen geven bij de daad die op de theorie volgen moet. Maar wij geven onmiddellijk toe, dat geen practijk verdedigbaar zou zijn, waar aan het beginsel werd opgeofferd. Intusschen heeft de „Nieuwe Rotfs. Ct." wel zeer juist ingezien, „dat een Unie, die beginselvast is tot het uiter ste, doch geen mannen afvaardigen kaïn om daar, waar dit tot doorvoering van het beginsel, te verdedigen, de paarden achter de wagen gespannen heeft, en tot volkomen machteloosheid gedoemd is". Wij kunnen natuurlijk op dit oogenr- blik niet voorzien of deze positie die der Unie zou zijn, zoodra te eeniger tijd de coalitie werd losgelaten, maar wel staat dit vast, dat de Roomsche in vloed in en buiten de Kamer en daar tegen vooral gaan veler bezwaren niet verminderen zou. Hecht men aan het tegenwicht, dat tegen dien invloed in het parlement de aanwezigheid onzer eigen mannen bieden kan, dan verstaan wij niet hoe men eene tactiek kan wen schen te volgen, die het aantal onzer vertegenwoordigers zeker belangrijk zou doen dalen. En hier komen wij op een punt, dat misschien in de vergadering der Unie nog wel eens naar voren had mogen ko men. Niemand heeft daar uiting gege ven aan het woord van waardeering, dat de Roomsche partij toekomt voor de trouw, die zij bij de stembus ook onzen mannen betoont. Waarlijk, de Roomsche Staatspartij is onzerzijds niet verwend. Wij hebben ons altijd het reCht van critiek voor behouden en van die critiek een niet zui nig gebruik gemaakt. Onze puriteinsche zin gaf vaak aan 4ie critiek een karak ter, dat natuurlijk niet zoo bedoeld was maar dat den tegenstanders toch wel als braaf-bestraffend moet hebben toe geschenen. Een jarenlang gekweekt anti-papisme woekerde ook nog in onze gelederen door en maakte hier en daar onze steun aan Roomsche candidaten tot een zeer onzekere speculatie. Niettegenstaande dit alles is de Room sche partij steeds loyaal gebleven, en heeft zij, zonder speria.e bedingen, her haaldelijk ook aan onze candidaten ge legenheid geboden hun beginselen in de vertegenwoordigende lichamen te be pleiten. Tegenover dit alles is de houding der anti-Roomschen onder ons niet fair. Ook tegenover hen heeft het Evangelisch woord gezag: „Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe gij niet alzoo. Maar Rome groeit,, werpf men ons eindeloos tegen. De „Beukelaar", die het anders in afschuw van de coalitie met ds. van Hoogenhuyze volkomen eens is, heeft nog dezer dagen dezen groei als volkomen verklaarbaar voorgesteld, en dat niet op grond der coalitie. Maar Rome's invloed dan Rome's „graag op de baantjes" zijn. Maar Iaat men daartegenover dan ook eerlijk bekennen, dat de door de Room sche pers gepubliceerde feiten en cij fers in de „Graag-op-baantjes" statis tieken een achteruitzetting bedoeld of niet bedoeld bewijzen van onze Roomsche medeburgers in tal van open bare ambten, van meer of minder be lang. Ook dat is een onrecht, al vindt de coalitie niet daarin haren bestaans grond. Want, zooals we reeds eerder betoogd hebben, en in de vergadering der Unie is gezegd, ook zonder de coalitie zou dit veranderd zijn en zal dit op den duur nog meer veranderen. De argumenten tegen het behoud der coalitie kwamen ons dus niet steekhou dend voor; de wenken voor de inplaats van de coalitie te volgen tactiek arm aan logische zin, en arm aan inzicht in de practijk. De argumenten vóór het behoud der coalitie behoeven wij niet opnieuw te herhalen. Ze zijn in de vergadering za kelijk ter sprake gebracht. Wie alleen zwak en klein is, zoekt aansluiting bij hen, die den te volgen weg 't verst met hem willen meegaan. Dreigen er geva ren op den weg, voor den schat, die men te zamen bewaakt, dan maakt eendracht macht. Maar slaat de een 'n gevaarlijk pad in, dan behoeft de ander niet mee te gaan. Of, bijv. en zonder beeldspraak als de RoomsChen der wille der coalitie eisch en dat wij zullen meegaan in den strijd tegen de openbare leeszalen, dan zeggen wij: niet aldus en wij volgen onzen eigen weg in ons eigen tempo. Straks haalt de vriend ons wel weer in, en samen gaan wc verder. Maar er is geen gemeenschappe lijke schat, zeggen sommigen. Ook hierop is eenvoudig gezegd: wie oordeelen dat ons volksleven niet ge zond wezen kan zonder den heilzamen invloed van het Christelijk geloof, heb- hebben deze overtuiging te verdegigen tegenover allen, die zulk een verband tusschen godsdienst en staatkunde niet erkennen. Ziehier een zeer eenvoudi ge antithese, die de tactiek der coalitie voor het oogenblik ten volle rechtvaar digt. V/ie er aan twijfelen mocht, over^ wege de woorden waarmede de „N. R. Ct." elke gedachte aan een, misschien door sommigen onder ons mogelijk ge acht samengaan met de vrije-liberalen af- wijst: „grondslag voor liberale staat kunde zou toch altijd moeten zijnde Staat en de Overheid op het stuk niet slechts van Kerk, maar ook van het ge loof n e u t r a a 1". En even sterk sprak prof. inr. Visser van IJzendoorn zich nog eergisteren uit die verklaarde dat de vrije-liberalen o n- der alle omstandigheden tegen wat de spreker ten onrechte noemde kerkelijke partijen moeten zijn, omdat deze „ons geheele leven willen latei lijden voor kerkelijke dogmatiek. Wij weten wel, wat deze beschuldi ging beteekent, en ook dat zij onjuist is. Maar ze teekent onze tegenstanders. Zij verklaart den strijd. Zij verklaart waarom wij niet wenschen dat de tac tiek, die tegenover deze anti-godsdiens tige strooming een sterke barricade tracht op te werpen, verlaten worde voor een andere, die ons gelijk „De Tijd" het uitdrukte „na een kwarteeuw mis schien een radicaal-socialistisch gere geerd, maar in staatkundigen zin nooit een „protestantsch land" geven kan. Derde Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 18 Februari. Over alles en nog wat. i. Gas en electriciteit. 't Is nog niet lang geleden, dat een van de berichtgevers van deze courant mededeelde, hoe men voor jaren terug den toenmaligen burgemeester en vroed schapsleden van Warmond een ovatie vracht, omdat zij hadden kunnen beslui-* ten petroleum-lantaarns in de gemeente ie doen aanbrengen. Sindsdien heeft Warmond gasverlich ting gekregen en ofschoon ik niet ge hoord heb, dat ook het tegenwoordige gemeentebestuur daarvoor „geserena- deerd" is, iets, wat mij van het musi- kale Warmond wel eenigszins verwon derde zullen de bewoners niet minder dankbaar zijn dan hun voorzaten en het op prijs stellen, dat Warmond gas heeft gekregen. 't Is toch een feit, dat de dorpen „met gas" benijd worden door de dor pen „zonder gas". En 't behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de dorpen „zon der gas" met verlangen naar betere ver lichting uitzien. Zoo las ik in een der Zoeterwoudsche brieven ook al een noodkreet om gas; zoo hoorde ik persoonlijk in Voorhout, dat men ook daar graag gas zou nebben; zoo vernam ik uit een raadsverslag van Alke made, dat men ook daar over gas of elec triciteit delibereert. In 't laatste geval staat men voor een moeilijke keuze ,want gas en electriciteit hebben elk hun eigenaardige voordeelen. Gas b.v. is buitengewoon geriefelijk in het huishouden, 'k Spreek nu nog niet van het betere en zindelijker licht, 'k Bedoel meer het gemak voor koken, strijkijzers warmen enz. In een oogen blik heeft men kokend water, zeer spoe dig kan men 's middags het eten berei den; men heeft geen last meer van for nuizen aanleggen enz. Dat men smakelijk op gas kan koken, dat weten de Leidenaars, Sassenheimers, en Voorschotenaren maar al te goed, in dien zij zich tenminste de moeite hebben getroost de verschillende kookproevers van mejuffr. Oppenheimer bij te wonen en tevens van*de bereide gerechten een proef te nemen. Het muntgas is voorts in arbeiders gezinnen een groot gemak en overal over treft het gasverbruik de gemaakte ver wachting. Voor industrieele doeleinden heeft electriciteit echter veel voor. De kleine motoren werken zuinig en zindelijk, ver bruiken weinig stroom en daar men voor elke machinerie een aparte motor kan nemen behoeft nooit méér stroom ge bruikt te worden dan voor het in be ging brengen noodig is. De kosten van aanleg zijn wel hooger, maar betrekkelijk worden deze spoedig „eruit" gehaald Bovendien is electriciteit practisch. Heeft men b.v. een boerderij^ waar voor de zuivelbereiding verschillende in grediënten zijn, die door handkracht in beweging worden gebracht, bij electrici teit kan dit voordeelig met een motor geschieden. Ik heb wel eens gehoord, dat een boer soms nog al kan sukkelen met personeel, en hem vaak hooge ei sch en worden gesteld, welnu, als hij elec- trische stroom kon benutten, zou hij on afhankelijker en vrijer staan. Een gasmotor raakt, uit den tijd. 't Is een vies instrument, dat gesmeerd en ge olied moet worden en als je niet op past en je komt er mee in aanraking, loopt je er het teek en van op. Maar bovendien en dit is wel het voornaam ste een gasmotor is niet zuinig en, daarom gingen in de steden de meeste fabrieken en werkplaatsen tot electriciteit over Heeft electriciteit echter zooveel prac tisch nut in 't huishouden? De Burgemeester van Alkemade is te Ginneken op onderzoek geweest en heeft FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 67) „O, o," onderbrak de jonkman ge smaakt vroolijk zich van het schrijfbu reau verwijderend en zijne tante lang zaam naderend. „Is dat waarlijk zóó dringend en zóó gewichtig? Hadt u waarlijk dat motief van gewicht noodigi, pm in mijn lot belang te stellen Was de teedere genegenheid daartoe niet vol doende?" „Zij zou daartoe voldoende zijn ge weest, Frédéric, zoo gij u van den plicht hadt gekweten, welke u hierheen voer de maar onderweg heb ik vernomen, dat ik dien nog geheel te vervullen zal hebben. Wat weet ge voor nieuws over het lot van uw moeder? Hebt gij haar Stoffelijke overblijfselen gevonden? Rusten die thans in het familiegraf bij die van uw vader?" De markies kleurde en zweeg. „Gij hebt onze arme markiezin Ver geten," zei lady Roswald streng. „Ik zweer u, tante," antwoordde de markies zeer getroffen door dit ver wijt, „dat gij mij verkeerd beoordeelt Ik heb alles gedaan wat ik kon om de waarheid te ontdekken, maar overal heb ik slechts een ondoordringbaar geheim gevonden. Zoo gij u hadt gewaardigd uw correspondentie in te zien en mijl brie ven te doorloopen, zooals ik u voor stelde, dan zou u er de verklaring en, durf ik zeggen, de rechtvaardiging van mijn gedrag in gevonden hebben'. „Zoudt gij dat ook kunnen doen, Cla rens, omtrent hetgeen ik daar zooeven vernam? Is het waar, dat gij de nicht van Jean Raffut, den gewezen bosch- wachter, hebt gehuwd „Dat is volkomen waar, mevrouw, en mijn rechtvaardiging behoeft niet veel woorden: zij heeft mij, en ik heb haar lief." „En is dat voldoende?" „Ruimschoots, wijl ik gelukkig ben. Eerst aan de zijde van Geneviève heb ik het geluk gevonden." „Ik zal u niet het verdriet aandoen, over de verdiensten van uw vrouw te willen redetwisten, en inderdaad geldt de zaak minder haar-zelve dan 'haar bloedverwantschap met Raffut. Weet ge wel, wie die man is ?v „Ik weet alleen, dat hij onwaardiglijk is belasterd. Op al onze goederen was beslag gelegd, zij zouden worden toege wezen aan den hoogstbiedende, zonder dat er eenige hoop overbleef dat zij ooit weder in ons bezit zouden komen. Daarom, om het domein te doen behou den blijven, heeft Raffut alles ge kocht." „Waarmee?" vroeg lady Roswald, met een gedwongen spotlach. ..Wel, met de spaarpenningen van zijn langdurigen arbeid in onzen dienst, na tuurlijk. Toen ik, van de lijst der geêmi- greerden geschrapt, naar het kasteel ben teruggekeerd, werden mij de deuren ervan geopend alsof ik nooit opgehouden had er de meester van te zijn. Raffut zou me het kasteel hebben teruggegeven tot den prijs, waarvoor hij het had ge kocht, een belachelijke som, zoo ik die transactie niet schandelijk voor mij had geacht. Mijn huwelijk met Geneviève zal de restitutie heel eenvoudig en natuur lijk maken. Dank zij de erkentelijkheid, de toewijding, ik moet zelfs zeggen de edelmoedigheid van dien man, leef ik hier als een echt kasteelheer op het do mein, dat wettelijk mij niet meer toe behoort." „Kom^n," zei lady Rpswald met een gegrinnik, dat van haar steeds stijgen den toorn getuigde, „alles goed be schouwd, zie ik wel, dat gij u van den eersten dag af, als schuldenaar van uw dienaar hebt beschouwd. Het eenige middel om uw schuld af te doen, scheen u zeer gemakkelijk en juist toe, toen Raffut u de hand van zijn nicht aan bood. Komt het „voldaan" van die voor treffelijke zaak in het contract voor?" En van spotternij tot verontwaardi ging overgaande, ging zij voort: „Gij hebt haar goedkoop tot markie zin gemaakt, waarde neef." Diep gekwetst in zijn trots en meer nog in zijn liefde, bleef de markies een minachtend stilzwijgen bewaren. „Komaan, Clarens, uwe onnoozelheid uw goede trouw werden verschalkt. Dat huwelijk is onmogelijk. Wij zullen het doen verbreken. Ik zal alle reden en be wijzen hebben, die er toe noodig zijn." „Ik weet niet welke redenen en bewij zen u heeft", zei de markies thans, „maar gij zult niets ondernemen, om mijn geluk te vernietigen, of ik zal er mij met kracht tegen verzetten, zelfs tegen u, tan te. Geneviève is lieftallig, goed en zacht. Wij hebben elkaar lief met de innigste liefde. In alles wat gij beproeven zult, om ons geluk te scheiden, zult gij slecht Wij wenschen geen kerkistische, geen anti-papistische, maar Christelijk-natio- nale politiek. I Dat intusschen niet alle ChU-Hist, instemmen met het boven aangeduid standpunt, blijkt uit een ingezonden! stuk van zekeren heer J. G. van Dijk( in de „N e d e r 1 a n d e r", waarin o.a. gezegd wordt: Hier in Leiden zou ik u 140 personen kunnen noemen, die zich bij de Unie niet aansluiten, vanwege de coalitie. Erf die zich niet aansluiten, en toch irf den geest der Unie zouden stemmen, (doch zonder aansluiting) zijn 160. Totaal 300 man, wat de herhaalde stem- mencijfers over de laatste 6 jaren een voudig uitwijzen. Dit zijn- eenvoudig da feiten. En alleen wat Leiden betreft Van bevoegde zijde werd mij onlangs bericht dat het te Rotterdam evenzoo is. Uit den aard der zaak moeten daar de cijfers hooger zijn, dan hier. Het „Huisgezin" acht het opmer kelijk, dat over de door den heer van Koetsveld opgeworpen kwestie de even redige vertegenwoordiging te helpen in voeren, teneinde zoo van alle stembus coalitie af te komen, door voor- en te genstanders der coalitie standvastig ge zwegen werd. Toch moest, op het eerste gezicht, het door den heer v .Koetsveld voorge slagen redmiddel allen toelachen. Men was dan van het steun verlee- nen aan anti-rev. i katholieken af. Men hoefde dan evenmin maar ge plaagd te worden door de voor sommi gen stellig pijnigende gedachte, dat ve le der eigen candidaten alleen aan den steun van zeggen we ongewensöhte anti-rev. en katholieke stimmen hun zetel hadden te danken. Waaroin wil men aan evenredige ver tegenwoordiging niet aan, waarom al thans dat ijzige zwijgen over een mid del, dat uit een onaangename inpasse zou kunnen helpen Is het de overweging, dat de christe- lijk-Hist. Kamergroep, door enkel Chris telijk-Historische stemmen gekozen stemmen ten deele afkomstig van kie- zers, die ook geen parlementaire coa- litei wenschen niet vrij zou staan in het aangaan van een dergelijke parlemen taire coalitie met de andere partijen van rechts Mogelijk is het dit. Maar indien deze overweging het aan vaarden der evenredige vertegenwoordi ging verhindert, is het dan, nu wel vast staat dat onder het ineerderheidsstelsed' op de stemmen der anti-coalitiegezinden voor de candidaten der colaitie niet te rekenen valt, niet beter, dat de mal contenten uit de Unie treden Het zou in de Christ.-Hist. partij den toestand zuiveren. Deze zou in een min der gedwongen verhouding tegenoveil de andere partijen van rechts koinen te staan. En dc ontevredenen zouden! in een eigen partij hun eigen doelwit kunnen nastreven, terwijl ze thans óf in strijd koinen met hun geweten, óf tegen de besluiten der partijorganisatie in handelen. De (A.-R.) „R o 11 e r d a in m e r" oor deelt, dat de alg. vergadering geen on verdeeld gunstigen indruk naliet. Het scheen ons toe, dat hier meer malen bleek hoe door de driewerf her haalde vereeniging van .zeer verschil lende elementen de innerlijke kracht niet is verhoogd. Dat tegen eene brochure als van Ds. van Hoogenhuyze, die ook aan de be raadslagingen deelnam, en die Roomsch Katholiek en anti-rev. zoo smadelijk be jegende, niet een krachtiger en meer algemeenen protest opging, stelde te leur. Daar is meer dat niet geheel bevre digt Bij meer dan één spreker leefde de gedachte, ook door Ds. van Hoogenhuy ze in zijne brochure ontwikkeld, dat de Christ.-Hist. Unie met name haar kracht moest zoeken in versterking van (Je po sitie der Ned. Herv. Kerk in de staat kunde. Van haar moest kracht, leiding uitgaan. Maar in die l<erk zijn tientallen 1 e- handelen en ons hart breken." Lady Roswald was nog te veel be- heerscht door haar woede, om door het loyale en vurig-oprechte, dat uit die woor den sprak, zich te laten verteederen. Met energie en hardnekkigheid ging zij voort: „Wanneer gij zult weten, wat ik weet, Frédéric, en wat ik u bewijzen zal, zult gij mij voor mijn tusschenkomst dank baar wezen." „Ik wil niets hooren, dat den vrede van mijn huis kan verstoren. Ik heb meer overwogen, dan gij veronderstelt, me vrouw, alvorens te doen wat ik gedaan heb. Ik heb slechts mijn vertrouwen ge schonken na rijp overleg, en met volle bewustheid. Ik zal naar niets meer luiste ren." „Gij zult dat wèl doen, mijnheer. Het is van nu af goed en noodig, dat ik u de oogen open. Ik ben nauwelijks een uur te Clarens, en heb al meer dingen over het lot van uwe moeder ontdekt, c|an gij er in maanden vernomen hebt. Dat komt wijl gij slechts aan uzelven ge- gedacht hebt, en dat ik alleen heb ge dacht aan uwe ongelukkige moeder. Het isi n haar naam, dat ik u sommeer mij aan te hooren." ,,'t Is goed, mevrouw, spreek." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 9