Uit de Pers.
Het lied van Clarens.
daar gezien, aal men Kookte en streek
door middel van electriciteit. Z.Ed Aclitb
heeft daarover nogal met gloed in den
raad over gesproken en er scheen bij
hem een opinie te bestaan, dat electriri-
teit gas geheel Kan vervangen.
Wat ik er van gehoord heb, doet mij
naar de meening overhellen, dat gas
voor het huishouden en vooral
voor gezinnen met beperkte middelen
verre te verhezen is boven electriciteit.
Voor de industrie electriciteitvoor
het huishouden echter gas, voornamelijk
op het platteland.
Met genoegen mag geconstateerd wor
den, dat Leiden een centrum schijnt te
worden, van uaaruit de omliggende ge
meenten gas bedekken.
't Is bi/na een half dozijn gemeenten,
dat door Leiden bediend wordt en, let
tende op het voortdurende toenemen van
het gasverbruik, tot teviedenheid der af
nemers.
Dien weg schijnt mij voor meerdere
gemeenten de meest aanlokkelijke toe.
Want le. is de gasprijs laag, 2e. zou een
eigen gasfabriek duurder zijn en 3e. zou
het risico in het laatste geval grooter
wezen.
Er is natuurlijk nog veel meer over dit
punt te zeggen. Ik houd echter niet van
lang geredeneer.
De quaestie moet warm gehouden wor
den; willen de buitengemeenten beter
licht krijgen, dan moet op de wenschelijk-
heid en het voordeel ervan telkens wor
den gewezen
Observator.
De Christelijk-Historische Unie
en de Coalitie.
De „Nederlander" schrijft een
„(Nabetrachting" over de reeds meer
besproken buitengewone vergadering
der Chr. Hist. Unie.
Indien uit de samenspreking ter ver
gadering van de Christ.-Hist. Unie een
conclusie mag worden getrokken, zegt
het blad, dan zal het wel deze zijndat
de verderfelijkste politiek, die in een
politiéke vergadering of in een ..poli
tieke partij kan worden gevoerd, de
kerkelijke, of nog beter: de kerkïsti-
sche politiek is.
En het meest wijze woord, ter ver
gadering gesproken, was ongetwijfeld
de waarschuwing tegen de kern van ds.
Van Hoogenhuyze's brochure: „Bindt
nooit een politieke partij aan de propa
ganda voor een kerk, en nooit die voor
de kerk aan uw politieke partij, o fgij
haalt in die laatste alle verschillen daar
in, waarover ook in de kerk verdeeld
heid bestaat.
Uitvoerig wordt dan uiteengezet, dat
er feitelijk slechts eene partij is, die
zonder gevaar haar bestaan aan de con
fessie der ketk verbinden kan, en dat is
de Roomsch Katholieke, die zich stelt
onder het gezag der kerkelijke hiërar
chie, die ook in de politiek den Paus als
gezaghebbend Hoofd erkend, en bereid
is zich naar zijn adviezen gegeven na
tuurlijk niet in specialen, maar in alge-
meenen zin te gedragen.
Maar men zou blind moeten zijn, om
in de Hervormde kerk een eenheid te
zien, wier karakter men zoo maar kan
overdragen op eene politieke partij, die
er fë voren juist hare eer in stelde, dat
zij wel een Protestantsche ,maar geen
cl erica le d. i. geen kerkistische po
litiek voeren wilde.
In de Roomsche partij laakt men, dat
zij als deel van „Rome" altijd eer en voor
deel voor „Rome" beoogt, ofschoon al
leen Rome er, op kerkelijk standpunt,
het recht toe zou hebben.
In de Gereformeerde Kerk laakt men
zeker niet altijd ten onrechte dat
zij haar kerkelijke strevingen inweeft
in de politiek der georganiseerd anti-rev.
partij. En in de laatste, dat zij haar po
litiek dienstbaar maakt naar men wil
aan den bloei der Geref. kerken.
Wij wegen deze beschuldigingen voor
het oogenblik niet.
Maar wij wijzen er nog eens op, dat
men deze dingen veroordeelend, gelijk
ds. van Hoogenhuyze en de zijnen doet
o.i. terecht doen, het recht mist om
een dergelijke politiek als de eeniggceder
te proclameeren voor üe partij waarvan
men zelf deel uitmaakt.
Deze pretentie is bovendien onrecht
matig tegenover hen, die, ofschoon ijve
rig deelnemend aan uw politieken strijd
niet in hetzeTfde kerkverband leven.
Na deze beschouwingen, die meer het
karakter der Unie betreffen, zegt de
„Ned." een en ander over de coali-
t i e, een punt van meerder belang voor
ons. Wij lezen
In de tweede plaats leerde de verga
dering der Unie dat geen enkel steek
houdend bewijs aan te voeren is ten
betooge, dat de politiek der Unie, het
zij Jen loop der Evangelies, hetzij het
belang der Hervormde Kerk heeft ge
schaad. Ware het zoo zou men ook maar
een oogenblik ge.ooven, dat ernstige
manuui als Dr. de Visser, dr. Schokking
e.a. de roalitie-tactiek niet onmiddellijk
zouden loslaten
Is het redelijk en billijk, aan te ne
men, dat dezulken we zeggen niet
het succes, maar ook slechts het parle
mentair cijfer honger zouden stellen,,
dan deze belangen, die ds. van Hoogen
huyze geschaad acht? Is het niet pijn
lijk voor hen, dat zulk C^ene onderstel
ling ook zelfs maar kan worden ge
maakt
Maar deze onderstelling werd daar
enboven door niets gestaafd. Hoogstens
bleek er van een „meer of minder" ten
opzichte van het op den voorgrondstel
len van meer bepaaldelijk Christelijk-
Historische wenschen en men verzuim
de daarbij aan te toonen wat toch
eisch was dat bij verbreking der coa
litie de som der behaalde voordeelen
naar Christ.-Hist. principes grooter zou
zijn.
Dit bewijs te leveren zou inderdaad
moeilijk vallen. Op de stemmen uit de
practijk, in de vergadering gehoord, leg
gen wij niet allereerst den nadruk. Wel
toonden zij voor ons voldingend aan,
dat niet in de eerste plaats de predi
kanten hoezeer hun „wacht bij het
beginsel" kan worden gewaardeerd,
voorlichting kunnen geven bij de daad
die op de theorie volgen moet. Maar
wij geven onmiddellijk toe, dat geen
practijk verdedigbaar zou zijn, waar
aan het beginsel werd opgeofferd.
Intusschen heeft de „Nieuwe Rotfs.
Ct." wel zeer juist ingezien, „dat een
Unie, die beginselvast is tot het uiter
ste, doch geen mannen afvaardigen kaïn
om daar, waar dit tot doorvoering van
het beginsel, te verdedigen, de paarden
achter de wagen gespannen heeft, en
tot volkomen machteloosheid gedoemd
is".
Wij kunnen natuurlijk op dit oogenr-
blik niet voorzien of deze positie die
der Unie zou zijn, zoodra te eeniger tijd
de coalitie werd losgelaten, maar wel
staat dit vast, dat de Roomsche in
vloed in en buiten de Kamer en daar
tegen vooral gaan veler bezwaren niet
verminderen zou. Hecht men aan het
tegenwicht, dat tegen dien invloed in
het parlement de aanwezigheid onzer
eigen mannen bieden kan, dan verstaan
wij niet hoe men eene tactiek kan wen
schen te volgen, die het aantal onzer
vertegenwoordigers zeker belangrijk zou
doen dalen.
En hier komen wij op een punt, dat
misschien in de vergadering der Unie
nog wel eens naar voren had mogen ko
men. Niemand heeft daar uiting gege
ven aan het woord van waardeering, dat
de Roomsche partij toekomt voor de
trouw, die zij bij de stembus ook onzen
mannen betoont.
Waarlijk, de Roomsche Staatspartij
is onzerzijds niet verwend. Wij hebben
ons altijd het reCht van critiek voor
behouden en van die critiek een niet zui
nig gebruik gemaakt. Onze puriteinsche
zin gaf vaak aan 4ie critiek een karak
ter, dat natuurlijk niet zoo bedoeld was
maar dat den tegenstanders toch wel
als braaf-bestraffend moet hebben toe
geschenen.
Een jarenlang gekweekt anti-papisme
woekerde ook nog in onze gelederen
door en maakte hier en daar onze steun
aan Roomsche candidaten tot een zeer
onzekere speculatie.
Niettegenstaande dit alles is de Room
sche partij steeds loyaal gebleven, en
heeft zij, zonder speria.e bedingen, her
haaldelijk ook aan onze candidaten ge
legenheid geboden hun beginselen in de
vertegenwoordigende lichamen te be
pleiten.
Tegenover dit alles is de houding der
anti-Roomschen onder ons niet fair.
Ook tegenover hen heeft het Evangelisch
woord gezag: „Wat gij niet wilt dat u
geschiedt, doe gij niet alzoo.
Maar Rome groeit,, werpf men ons
eindeloos tegen. De „Beukelaar", die
het anders in afschuw van de coalitie
met ds. van Hoogenhuyze volkomen eens
is, heeft nog dezer dagen dezen groei
als volkomen verklaarbaar voorgesteld,
en dat niet op grond der coalitie.
Maar Rome's invloed dan Rome's
„graag op de baantjes" zijn.
Maar Iaat men daartegenover dan ook
eerlijk bekennen, dat de door de Room
sche pers gepubliceerde feiten en cij
fers in de „Graag-op-baantjes" statis
tieken een achteruitzetting bedoeld
of niet bedoeld bewijzen van onze
Roomsche medeburgers in tal van open
bare ambten, van meer of minder be
lang. Ook dat is een onrecht, al vindt
de coalitie niet daarin haren bestaans
grond.
Want, zooals we reeds eerder betoogd
hebben, en in de vergadering der Unie
is gezegd, ook zonder de coalitie zou dit
veranderd zijn en zal dit op den duur
nog meer veranderen.
De argumenten tegen het behoud der
coalitie kwamen ons dus niet steekhou
dend voor; de wenken voor de inplaats
van de coalitie te volgen tactiek arm
aan logische zin, en arm aan inzicht in
de practijk.
De argumenten vóór het behoud der
coalitie behoeven wij niet opnieuw te
herhalen. Ze zijn in de vergadering za
kelijk ter sprake gebracht. Wie alleen
zwak en klein is, zoekt aansluiting bij
hen, die den te volgen weg 't verst met
hem willen meegaan. Dreigen er geva
ren op den weg, voor den schat, die men
te zamen bewaakt, dan maakt eendracht
macht. Maar slaat de een 'n gevaarlijk
pad in, dan behoeft de ander niet mee
te gaan. Of, bijv. en zonder beeldspraak
als de RoomsChen der wille der coalitie
eisch en dat wij zullen meegaan in den
strijd tegen de openbare leeszalen, dan
zeggen wij: niet aldus en wij volgen
onzen eigen weg in ons eigen tempo.
Straks haalt de vriend ons wel weer
in, en samen gaan wc verder.
Maar er is geen gemeenschappe
lijke schat, zeggen sommigen.
Ook hierop is eenvoudig gezegd: wie
oordeelen dat ons volksleven niet ge
zond wezen kan zonder den heilzamen
invloed van het Christelijk geloof, heb-
hebben deze overtuiging te verdegigen
tegenover allen, die zulk een verband
tusschen godsdienst en staatkunde niet
erkennen. Ziehier een zeer eenvoudi
ge antithese, die de tactiek der coalitie
voor het oogenblik ten volle rechtvaar
digt.
V/ie er aan twijfelen mocht, over^
wege de woorden waarmede de „N. R.
Ct." elke gedachte aan een, misschien
door sommigen onder ons mogelijk ge
acht samengaan met de vrije-liberalen af-
wijst: „grondslag voor liberale staat
kunde zou toch altijd moeten zijnde
Staat en de Overheid op het stuk niet
slechts van Kerk, maar ook van het ge
loof n e u t r a a 1".
En even sterk sprak prof. inr. Visser
van IJzendoorn zich nog eergisteren uit
die verklaarde dat de vrije-liberalen o n-
der alle omstandigheden tegen
wat de spreker ten onrechte noemde
kerkelijke partijen moeten zijn, omdat
deze „ons geheele leven willen latei
lijden voor kerkelijke dogmatiek.
Wij weten wel, wat deze beschuldi
ging beteekent, en ook dat zij onjuist
is. Maar ze teekent onze tegenstanders.
Zij verklaart den strijd. Zij verklaart
waarom wij niet wenschen dat de tac
tiek, die tegenover deze anti-godsdiens
tige strooming een sterke barricade
tracht op te werpen, verlaten worde voor
een andere, die ons gelijk „De Tijd"
het uitdrukte „na een kwarteeuw mis
schien een radicaal-socialistisch gere
geerd, maar in staatkundigen zin nooit
een „protestantsch land" geven kan.
Derde Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 18 Februari.
Over alles en nog wat.
i.
Gas en electriciteit.
't Is nog niet lang geleden, dat een
van de berichtgevers van deze courant
mededeelde, hoe men voor jaren terug
den toenmaligen burgemeester en vroed
schapsleden van Warmond een ovatie
vracht, omdat zij hadden kunnen beslui-*
ten petroleum-lantaarns in de gemeente
ie doen aanbrengen.
Sindsdien heeft Warmond gasverlich
ting gekregen en ofschoon ik niet ge
hoord heb, dat ook het tegenwoordige
gemeentebestuur daarvoor „geserena-
deerd" is, iets, wat mij van het musi-
kale Warmond wel eenigszins verwon
derde zullen de bewoners niet minder
dankbaar zijn dan hun voorzaten en het
op prijs stellen, dat Warmond gas heeft
gekregen.
't Is toch een feit, dat de dorpen
„met gas" benijd worden door de dor
pen „zonder gas". En 't behoeft dan ook
niet te verwonderen, dat de dorpen „zon
der gas" met verlangen naar betere ver
lichting uitzien.
Zoo las ik in een der Zoeterwoudsche
brieven ook al een noodkreet om gas;
zoo hoorde ik persoonlijk in Voorhout, dat
men ook daar graag gas zou nebben; zoo
vernam ik uit een raadsverslag van Alke
made, dat men ook daar over gas of elec
triciteit delibereert.
In 't laatste geval staat men voor een
moeilijke keuze ,want gas en electriciteit
hebben elk hun eigenaardige voordeelen.
Gas b.v. is buitengewoon geriefelijk
in het huishouden, 'k Spreek nu nog
niet van het betere en zindelijker licht,
'k Bedoel meer het gemak voor koken,
strijkijzers warmen enz. In een oogen
blik heeft men kokend water, zeer spoe
dig kan men 's middags het eten berei
den; men heeft geen last meer van for
nuizen aanleggen enz.
Dat men smakelijk op gas kan koken,
dat weten de Leidenaars, Sassenheimers,
en Voorschotenaren maar al te goed, in
dien zij zich tenminste de moeite hebben
getroost de verschillende kookproevers
van mejuffr. Oppenheimer bij te wonen
en tevens van*de bereide gerechten een
proef te nemen.
Het muntgas is voorts in arbeiders
gezinnen een groot gemak en overal over
treft het gasverbruik de gemaakte ver
wachting.
Voor industrieele doeleinden heeft
electriciteit echter veel voor. De kleine
motoren werken zuinig en zindelijk, ver
bruiken weinig stroom en daar men voor
elke machinerie een aparte motor kan
nemen behoeft nooit méér stroom ge
bruikt te worden dan voor het in be
ging brengen noodig is.
De kosten van aanleg zijn wel hooger,
maar betrekkelijk worden deze spoedig
„eruit" gehaald
Bovendien is electriciteit practisch.
Heeft men b.v. een boerderij^ waar
voor de zuivelbereiding verschillende in
grediënten zijn, die door handkracht in
beweging worden gebracht, bij electrici
teit kan dit voordeelig met een motor
geschieden. Ik heb wel eens gehoord,
dat een boer soms nog al kan sukkelen
met personeel, en hem vaak hooge ei
sch en worden gesteld, welnu, als hij elec-
trische stroom kon benutten, zou hij on
afhankelijker en vrijer staan.
Een gasmotor raakt, uit den tijd. 't Is
een vies instrument, dat gesmeerd en ge
olied moet worden en als je niet op
past en je komt er mee in aanraking,
loopt je er het teek en van op. Maar
bovendien en dit is wel het voornaam
ste een gasmotor is niet zuinig en,
daarom gingen in de steden de meeste
fabrieken en werkplaatsen tot electriciteit
over
Heeft electriciteit echter zooveel prac
tisch nut in 't huishouden?
De Burgemeester van Alkemade is te
Ginneken op onderzoek geweest en heeft
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
67)
„O, o," onderbrak de jonkman ge
smaakt vroolijk zich van het schrijfbu
reau verwijderend en zijne tante lang
zaam naderend. „Is dat waarlijk zóó
dringend en zóó gewichtig? Hadt u
waarlijk dat motief van gewicht noodigi,
pm in mijn lot belang te stellen Was de
teedere genegenheid daartoe niet vol
doende?"
„Zij zou daartoe voldoende zijn ge
weest, Frédéric, zoo gij u van den plicht
hadt gekweten, welke u hierheen voer
de maar onderweg heb ik vernomen,
dat ik dien nog geheel te vervullen zal
hebben. Wat weet ge voor nieuws over
het lot van uw moeder? Hebt gij haar
Stoffelijke overblijfselen gevonden?
Rusten die thans in het familiegraf
bij die van uw vader?"
De markies kleurde en zweeg.
„Gij hebt onze arme markiezin Ver
geten," zei lady Roswald streng.
„Ik zweer u, tante," antwoordde de
markies zeer getroffen door dit ver
wijt, „dat gij mij verkeerd beoordeelt
Ik heb alles gedaan wat ik kon om de
waarheid te ontdekken, maar overal heb
ik slechts een ondoordringbaar geheim
gevonden. Zoo gij u hadt gewaardigd uw
correspondentie in te zien en mijl brie
ven te doorloopen, zooals ik u voor
stelde, dan zou u er de verklaring en,
durf ik zeggen, de rechtvaardiging van
mijn gedrag in gevonden hebben'.
„Zoudt gij dat ook kunnen doen, Cla
rens, omtrent hetgeen ik daar zooeven
vernam? Is het waar, dat gij de nicht
van Jean Raffut, den gewezen bosch-
wachter, hebt gehuwd
„Dat is volkomen waar, mevrouw, en
mijn rechtvaardiging behoeft niet veel
woorden: zij heeft mij, en ik heb haar
lief."
„En is dat voldoende?"
„Ruimschoots, wijl ik gelukkig ben.
Eerst aan de zijde van Geneviève heb
ik het geluk gevonden."
„Ik zal u niet het verdriet aandoen,
over de verdiensten van uw vrouw te
willen redetwisten, en inderdaad geldt
de zaak minder haar-zelve dan 'haar
bloedverwantschap met Raffut. Weet ge
wel, wie die man is ?v
„Ik weet alleen, dat hij onwaardiglijk
is belasterd. Op al onze goederen was
beslag gelegd, zij zouden worden toege
wezen aan den hoogstbiedende, zonder
dat er eenige hoop overbleef dat zij
ooit weder in ons bezit zouden komen.
Daarom, om het domein te doen behou
den blijven, heeft Raffut alles ge
kocht."
„Waarmee?" vroeg lady Roswald,
met een gedwongen spotlach.
..Wel, met de spaarpenningen van zijn
langdurigen arbeid in onzen dienst, na
tuurlijk. Toen ik, van de lijst der geêmi-
greerden geschrapt, naar het kasteel
ben teruggekeerd, werden mij de deuren
ervan geopend alsof ik nooit opgehouden
had er de meester van te zijn. Raffut
zou me het kasteel hebben teruggegeven
tot den prijs, waarvoor hij het had ge
kocht, een belachelijke som, zoo ik die
transactie niet schandelijk voor mij had
geacht. Mijn huwelijk met Geneviève zal
de restitutie heel eenvoudig en natuur
lijk maken. Dank zij de erkentelijkheid,
de toewijding, ik moet zelfs zeggen de
edelmoedigheid van dien man, leef ik
hier als een echt kasteelheer op het do
mein, dat wettelijk mij niet meer toe
behoort."
„Kom^n," zei lady Rpswald met een
gegrinnik, dat van haar steeds stijgen
den toorn getuigde, „alles goed be
schouwd, zie ik wel, dat gij u van den
eersten dag af, als schuldenaar van uw
dienaar hebt beschouwd. Het eenige
middel om uw schuld af te doen, scheen
u zeer gemakkelijk en juist toe, toen
Raffut u de hand van zijn nicht aan
bood. Komt het „voldaan" van die voor
treffelijke zaak in het contract voor?"
En van spotternij tot verontwaardi
ging overgaande, ging zij voort:
„Gij hebt haar goedkoop tot markie
zin gemaakt, waarde neef."
Diep gekwetst in zijn trots en meer
nog in zijn liefde, bleef de markies een
minachtend stilzwijgen bewaren.
„Komaan, Clarens, uwe onnoozelheid
uw goede trouw werden verschalkt. Dat
huwelijk is onmogelijk. Wij zullen het
doen verbreken. Ik zal alle reden en be
wijzen hebben, die er toe noodig zijn."
„Ik weet niet welke redenen en bewij
zen u heeft", zei de markies thans,
„maar gij zult niets ondernemen, om mijn
geluk te vernietigen, of ik zal er mij met
kracht tegen verzetten, zelfs tegen u, tan
te. Geneviève is lieftallig, goed en zacht.
Wij hebben elkaar lief met de innigste
liefde. In alles wat gij beproeven zult,
om ons geluk te scheiden, zult gij slecht
Wij wenschen geen kerkistische, geen
anti-papistische, maar Christelijk-natio-
nale politiek.
I
Dat intusschen niet alle ChU-Hist,
instemmen met het boven aangeduid
standpunt, blijkt uit een ingezonden!
stuk van zekeren heer J. G. van Dijk(
in de „N e d e r 1 a n d e r", waarin o.a.
gezegd wordt:
Hier in Leiden zou ik u 140 personen
kunnen noemen, die zich bij de Unie
niet aansluiten, vanwege de coalitie. Erf
die zich niet aansluiten, en toch irf
den geest der Unie zouden stemmen,
(doch zonder aansluiting) zijn 160.
Totaal 300 man, wat de herhaalde stem-
mencijfers over de laatste 6 jaren een
voudig uitwijzen. Dit zijn- eenvoudig da
feiten. En alleen wat Leiden betreft
Van bevoegde zijde werd mij onlangs
bericht dat het te Rotterdam evenzoo
is. Uit den aard der zaak moeten daar
de cijfers hooger zijn, dan hier.
Het „Huisgezin" acht het opmer
kelijk, dat over de door den heer van
Koetsveld opgeworpen kwestie de even
redige vertegenwoordiging te helpen in
voeren, teneinde zoo van alle stembus
coalitie af te komen, door voor- en te
genstanders der coalitie standvastig ge
zwegen werd.
Toch moest, op het eerste gezicht,
het door den heer v .Koetsveld voorge
slagen redmiddel allen toelachen.
Men was dan van het steun verlee-
nen aan anti-rev. i katholieken af.
Men hoefde dan evenmin maar ge
plaagd te worden door de voor sommi
gen stellig pijnigende gedachte, dat ve
le der eigen candidaten alleen aan den
steun van zeggen we ongewensöhte
anti-rev. en katholieke stimmen hun
zetel hadden te danken.
Waaroin wil men aan evenredige ver
tegenwoordiging niet aan, waarom al
thans dat ijzige zwijgen over een mid
del, dat uit een onaangename inpasse
zou kunnen helpen
Is het de overweging, dat de christe-
lijk-Hist. Kamergroep, door enkel Chris
telijk-Historische stemmen gekozen
stemmen ten deele afkomstig van kie-
zers, die ook geen parlementaire coa-
litei wenschen niet vrij zou staan in
het aangaan van een dergelijke parlemen
taire coalitie met de andere partijen van
rechts
Mogelijk is het dit.
Maar indien deze overweging het aan
vaarden der evenredige vertegenwoordi
ging verhindert, is het dan, nu wel vast
staat dat onder het ineerderheidsstelsed'
op de stemmen der anti-coalitiegezinden
voor de candidaten der colaitie niet te
rekenen valt, niet beter, dat de mal
contenten uit de Unie treden
Het zou in de Christ.-Hist. partij den
toestand zuiveren. Deze zou in een min
der gedwongen verhouding tegenoveil
de andere partijen van rechts koinen
te staan. En dc ontevredenen zouden!
in een eigen partij hun eigen doelwit
kunnen nastreven, terwijl ze thans óf
in strijd koinen met hun geweten, óf
tegen de besluiten der partijorganisatie
in handelen.
De (A.-R.) „R o 11 e r d a in m e r" oor
deelt, dat de alg. vergadering geen on
verdeeld gunstigen indruk naliet.
Het scheen ons toe, dat hier meer
malen bleek hoe door de driewerf her
haalde vereeniging van .zeer verschil
lende elementen de innerlijke kracht
niet is verhoogd.
Dat tegen eene brochure als van Ds.
van Hoogenhuyze, die ook aan de be
raadslagingen deelnam, en die Roomsch
Katholiek en anti-rev. zoo smadelijk be
jegende, niet een krachtiger en meer
algemeenen protest opging, stelde te
leur.
Daar is meer dat niet geheel bevre
digt
Bij meer dan één spreker leefde de
gedachte, ook door Ds. van Hoogenhuy
ze in zijne brochure ontwikkeld, dat de
Christ.-Hist. Unie met name haar kracht
moest zoeken in versterking van (Je po
sitie der Ned. Herv. Kerk in de staat
kunde. Van haar moest kracht, leiding
uitgaan.
Maar in die l<erk zijn tientallen 1 e-
handelen en ons hart breken."
Lady Roswald was nog te veel be-
heerscht door haar woede, om door het
loyale en vurig-oprechte, dat uit die woor
den sprak, zich te laten verteederen. Met
energie en hardnekkigheid ging zij voort:
„Wanneer gij zult weten, wat ik weet,
Frédéric, en wat ik u bewijzen zal, zult
gij mij voor mijn tusschenkomst dank
baar wezen."
„Ik wil niets hooren, dat den vrede
van mijn huis kan verstoren. Ik heb meer
overwogen, dan gij veronderstelt, me
vrouw, alvorens te doen wat ik gedaan
heb. Ik heb slechts mijn vertrouwen ge
schonken na rijp overleg, en met volle
bewustheid. Ik zal naar niets meer luiste
ren."
„Gij zult dat wèl doen, mijnheer. Het
is van nu af goed en noodig, dat ik u
de oogen open. Ik ben nauwelijks een
uur te Clarens, en heb al meer dingen
over het lot van uwe moeder ontdekt,
c|an gij er in maanden vernomen hebt.
Dat komt wijl gij slechts aan uzelven ge-
gedacht hebt, en dat ik alleen heb ge
dacht aan uwe ongelukkige moeder. Het
isi n haar naam, dat ik u sommeer mij
aan te hooren."
,,'t Is goed, mevrouw, spreek."
(Wordt vervolgd).