den niet slechts, maar predikanten die het socialisme verkondigen. Daar zijn ier talrijken die den Christus loochen en i. JDaar zijn de meest uiteenloopende stel sels en gevoelens. Alle dezen zijn leden dier kerk1. Moet Van hen mee die kracht uitgaan? Moe ten zij allen in de ontwikkeling van de Christelijke politiek zeggenschap heb ben Het is zonder eenige bitterheid, dat wij dit alles constateeren. We vrgeni slechtszou naar verheffing van den :invloed der Herv. Kerk', naar krachti ger beantwoording aan de roeping haar door Christus geschonken, niet aller eerst op ander terrein dan op het jXOp litieke moeten worden gestreefd. Verzamelen. De „T ij dwijst erop, dat wij op nieuw hetzelfde verschijnsel beleven, dat de Liberale Unie telkens weer te zien geeft, als de stembus in het zicht komt. bij al de combinaties, die beproefd wor den, staat dit op den voorgrond, de vrij zinnigen alleen zijn waardig en in staat om Nederland te regeeren; om 'dit eind doel te bereiken zijn alle middelen goed, al komen ze nog zoozeer in verzet tegen de vroegere politieke inzichten van de Unie, al zal de „impotentie" van de Lin kerpartijen, om als regeeringsmeerder- heid op te treden, zich nog zoo spoedig doen gevoelen. Aan deze onbeteugelde, blinde heerschzucht danken wij de uitvin ding van het „blanco-artikel", weleer als „de schoonste uitvinding dezer eeuw" geprezen, maar thans vrijwel door ieder een als een proeve van politiek bedrog op politieke onnoozelheid bespot. Dezelfde Unie-leberalen, die er over jammeren, dat het landsbestuur in han den is van de Rechterpartijen, onmach tig geheeten om iets van beteekenis tot stand te brengen, laten alle bezorgdheid voor 's lands belang varen, als de vraag moet beantwoord wordenwat zou een coalitie van de Linkerpartijen wel kunnen uitrichten? Weinig of niets, zegt de heer Elout; weinig of niets beaamt „De Nieu we Courant", het orgaan van de schro melijk verwaarloosde, weldra geheel uit- gestooten-V rij-Liberalen. De kiezers, die nu door de algemeen kiesrecht-leuze naar de vrijzinnige tenten gelokt worden, dienen zich van het avon tuurlijke dezer politiek wel bewust te zijn. Wanneer de Unie-Liberalen niet mochten slagen met de voorgenomen vor ming van het Luiksche „bloc", zal de ellende eerst recht beginnen. Van alge meen kiesrecht, waarover de vrijzinnige groepen, die voor de nieuwe formatie in aanmerking komen, wel tot practisdie eenstemmigheid zouden geraken, komt natuurlijk niets terecht. Het is wederom „De Nieuwe Courant", die dat toegeeft „Verzamelen" blazen kan men en zal men aan alle zijden, maar met den bes ten wil van de wereld kunnen wij niet in zien, wat met al dat geblaas ten bate van een practische hervormingspolitiek bereikt wordt. De Vrij-Liberalen, die niet alleen aan hun naam maar ook aan hun beginsel hechten, worden door de meer radicale fracties tot een onvruchtbaar iso lement gedoemd; waarin zij hun laatste fiere en onder menig opzicht niet ge heet nuttelooze kracht zullen verteren. De Unie-Liberalen en de Vrijzinnig-De mocraten zullen, verlokt door een blinde en alles ten offer brengende heerschzucht zich in de moordende armen werpen van de sociaal-democratie, van welke de te genwoordige algemeen-kiesrecht-leuze, waarmee „verzamelen" wordt geblazen, eigenlijk herkomstig ia en die nu reeds de 1 e i d i n g heeft bij de uiterste linker partijen. Het is alweer „De Nieuwe Courant", die den triomf van mr. Troelstra c.s. voorspelt voor het geval, dat het „ver- zamelen"-blazen effect mocht sorteeren. Nadat de „Tijd" dit met de woorden yan het oud-liberale orgaan heeft aan getoond, besluit zij: Mr. Troelstra, Minister; Mr. Troelstra, Premier; mr. Troelstra, „der kommende Man"; mr. "Troelstra in het land der Oranjes de regeerder, de beheerscher en leider van ons volksleven, van onze notio- nale krachten en aspiraties! „De Nieuwe Courant" zegt wel, dat het niet zal ge beuren, en voorloopig gelooven wij het ook niet. Maar het vrij-liberale blad con stateert dan toch maar, dat de vrijzinni gen van radicaler gehalte in staat zouden zijn om ons volk aan dezen politieken daemon over te leveren, ter wille van hunne politieke eer- en heerschzucht is dat niet het toppunt van notionaal- staatkundige ontaarding en mogen vader landlievende burgers aan zulke mannen de toekomst van Nederland in handen geven? In de maak. De „Standaard" driestart: Er is een nieuwe politieke partij in de maak. Stichter, leider en bezieler1 van dit fonkelnieuw politiek phenomeen zal zijn' de predikant de heer Ds. Beversluis. Nu alvast deelt hij bij zijn partij in de oud-liberalen, de slappe ethischen 'en de conservatief-modernen. en' uit dit mengsel zal een Centrumpartij moeten geformeerd worden. V Vraagt ge nu, welke politieke ge dachte bij deze nieuwe partijformatie op den voorgrond zal treden ,dan luidt Het antwoord: ge ene. Vraagt ge welk staatsman banierdrager van dit Centrum zal wezen, dan krijgt ge al ^evenmin ant Woord. Heel de opzet is uit pure negaties SAamgeknutseld. Tegen de Roomschen, tegen de Rooden, en tegen de Calvinis ten en voorts laat men violen zorgen'. Al leen hoopt men blijkbaar een deel der ChristV-Hist. in zijn kielzog te zullen krijgen. Eilieve, wat voorstelling maken zulke knutselaars zich toch van het opbou wen eener politieke partij. Zooals een kind denkt, dat, zoo het maar een hoop steenen bij elkaar brengt, er wel een huis van te maken zou zijn, zonder plan, zonder architect, zonder berekening van kosten, zoo beelden ook zij zich in, dat men een politieke par tij maar zoo uit den grond stampt, of uit den mouw schudt. En dan dat hopen, op de Oud-libera len. Alsof mannen als Röell en Van Karnebeek, die een rijk politiek verle den achter zich hebben, en nog altijd het echte Liberalisme uit zijn bloeitijd vertegenwoordigen, zoo maar pp het loos geroep van Ds. Beversluis hun oude driemaster verlaten zouden om oc zijn vlot over te stappen. En niet minder dwaas in hun alvast in lijven van een deel der Christelijk-histo- schen. Zeker, de Christelijk-Historische partij is nog niet wat zij zijn moet. De drie deelen waaruit ze bestaat, de Vrij-antire- volutionairen, de groep van Dr. de Visser en de Friesche groep van Mr. Schokking hadden nog den tijd niet om geheel ineen te groeien. Maar op hun jongste verga dering, waar ook stemmen in den Cen- trumstoon opgingen, bleek dan toch wel, de heer De Savornin Lohman nog altoos aan het roer staat, en dat Dr. de Visser er niet aan denkt om in de oude tente, die hij nog juist bij tijds en na welbewust overleg verliet, onder schuldbelijdenis terug te keeren. En toch zij men onzerzijds ten op zichte van dit politieke brouillon niet al te optimistisch. Een partij van politieke beteekenis komt er nooit uit. Maar wat de heeren wel kunnen doen, is, door hun invloed als predikant, in 1913 hier een vijftig en daar een dertig stemmen van Rechts naar Links overbrengen en hier door nogmaals stilstand in den gang van zaken brengen. Ditzelfde spel is in 1905 door enkele malcontenten tegen het Kabinet-Kuyper gespeeld en hierdoor zijn tenminste drie districten, Leiden, Gorinchem en Kampen te loor gegaan, en juist die drie- distric ten brachten de Liberalen, weer aan 't bewind. Met wat gevolg? Met geen ander, dan dat er drie jaren in ons politieke leven letterlijk vermorst zijn, totdat Rechts weer, nu onder Heems kerk, optrad. En zoo zou 't ook nu gaan. Er zou geen liberale krachtsontwikkeling komen maar weer evenals in 19051907 zou ons wachten een stuitende verspilling van nationale kracht Eenvoud. Het „Dagblad van Noord-Bra bant" heeft teekenen waargenomen, die er op wijzen, dat men in sommige krin gen van bekrompen lieden niet wil ge hoorzamen aan den wensch bij de eerste H. Communie eenvoud te betrachten. En vreest, dat anderen zich genoodzaakt zul len achten, aan nieuwe verstrooiende luxe mee te doen. Met uw welnemen, dat zal geheel af hangen van ons zeiven. De k e r k e 1 ij k e plechtigheden blij ven, aan ons de beslissing of de we- reldsche aanhangsels zich zullen hand haven. Breken wij er nu mee, dan zijn wij er ook voor altijd van af. Laten we ons opnieuw meesleuren, dan zitten wij aan de misbruiken voor onbe- paalden tijd weer vast. Natuurlijk zullen er onverstandige men- schen blijven. Als zij, die reeds nu mooie pakjes voor haar kleintjes hadden besteld, nog voor zij wisten, of deze pronkgewaadjes zou den kunnen gebruikt worden. Zij zullen weer andere kansen opzoe ken om haar lust tot opschik bot te vieren. Immers, zij houden kinderen als 'n ander een mooien hond: om er mee te pronken. Maar van den anderen kant is het bis schoppelijk woord in punt 9 van het door ons gepubliceerde decreet niet voor niets geschreven. En het is te voorzien, dat de geeste lijkheid zich over de geheele linie schrap zal zetten. Nu vechten zal om het kerkelijk ka rakter der plechtigheid te behouden. Dat is voor hen, dié goed willen, een sterke steun in den rug. Iemand kwam gisteren tot ons met het voorstel om een bond van huisvaders te stichten tot vereenvoudiging van de plechtigheden der Eerste H. Communie. Tot afsnijding der wereldsche aanhang sels meende hij. Er zijn vele Bonden en Vereenigingen en wij aarzelen om een nieuwen toe te juichen Maar als de onverstandigen, de opper- vlakkigen den grooten stroom van goed- willenden weer zullen trachten mee te sleepen, dan zal het werkelijk een vraag worden, of er geen buitengewone mid delen moeten worden gezocht om de blanke kinderziel te beschermen tegen de onbeschaamdheden eener onchristelij ke ijdeltuiterij. Land- en Tuinbouw. Botercontröle-station. Onder voorzitterschap van den heer S. C. Korte(weg is te 'sGravenhage de al- gemeene vergadering gehouden van de vereeniging. Het Boter-contrölestation in Zuid-Holland. In zijn openingswoord herinnerde de voorzitter er aan, dat het met April a. s. tien jaren geleden zal zijn, dat de eer ste vergadering werd gehouden om tot de stichting van het controle-station over te gaan. Met voldoening wees spr. op de groote vlucht, welke in dat tienjarige tijdpers het station heeft genomen. Thans toch is het ledental reeds geklommen tot ongeveer 160, met bijna 5 millioen k.g. onder controle staande boter. Aan het daarna door den directeur- scheikundige, dr. van Gulik uitgebracht jaarverslag, wordt het volgende ontleend: Het ledental vermeerderde met 22: er traden toe 33 en er bedankten 11 leden. Het aantal te controleeren bedrijven be droeg op 31 December 1910: 166 en bovendien nog 108 filialen, totaal 274 (te gen 244 in het vorige jaar). Van de 166 bedrijven zijn: 39 zuivelfabrieken, 25 melkinrichtingen, 41 landbouwers en 41 handelaren. Uitgereikt werden in 1910 totaal 745.400 rijksmerken. Het gebruik der merkp2pieren formaat A. bleek voor on derscheidene leden een groot bezwaar, zoodat wederom een fabriek om die re den bedankte. Het aantal controle-bezoeken bedroeg 5567; er werden 4066 monsters geno men, die alle werden onderzocht op vluch tige vetten en regractie; van 2443. mon sters werd het vochtig gehalte bepaald. Het gemiddelde vochtgehalte berekend over het geheele jaar bedroeg 13.8 pet. In 7 fabrieken, waar de bereiding te wenschen overliet, werd deze met het oog op het vochtgehalte nagegaan, en bfeek steeds dat bij rationaale bereiding, zeer gemakkelijk aan de gestelde e'schen voor vochtgehalte kon worden voldaan. In 7 gevallen werd door afnemers van boter gebruik gemaakt van het recht op gratis onderzoek van gecontroleerde bo ter; steeds kon de echtheid der boter be wezen worden. Verder werd nagegaan het verschil in samenstelling van boeren- en fabrieksbo- ter, van maand tot maand. Er bleek hier bij, een zeer eigenaardig verschil in sa menstelling tusschen deze beide, waar van de verklaring volgens de rapporteurs wel t e vinden is in het verschil in ide wijze van veehouden bij boeren die zelf boter maken en die hun melk aan fa brieken leveren. Ten slotte deelt de directeur-scheikun- tige in zijn uitvoerig rapport mede,, dat gevallen van valsche reclame door niet- gecontroleerden met het woord „rijkscon trole" ook dit jaar herhaalde malen voor kwamen, waaruit blijkt dat het publiek zich nog steeds gemakkelijk laat mislei den. De onbekendheid van het Nederland- sche boter-etende-publiek met het doel en de werking van de botercontróle en met het onderscheid tusschen boter contróle en boterwet is dan o,ók nog steeds ongelooflijk groot. Waar de directie van den landbouw met zooveel vrucht is werkzaam geweest tot het verspreiden van een ruim en hel der licht over de botercontróle, en waar in commission gezocht wordt naar een middel om deze controle binnenslands meer tot haar recht te doen komen, ein digde dr. van Gulik zijn rapport met als zijn meening uit te spreken dat een in troductievan de controle langs officieelen weg bij de afnemers, ook in ons land zelf, haar doel niet zal missen. Vervolgens werd uitgebracht het jaar verslag van het bestuur omtrent den toe stand der Vereeniging en de verrichtin gen van het bestuur. Gewezen wordt daarin allereerst op den vooruitgang van het ledental. In 1910 werden pl.m. 43/4 millioen K.G. boter geproduceerd en om gezet. Het jaar 1910 werd aangevangen met een tekort vaft f 2487.11 en sluit met een tekort van f206.54i/s, zoodat is in gehaald een bedrag'van f 2280.561/2- Nog wordt in het jaaroverzicht mel ding gemaakt van het bezoek van een paar Engelschen om kennis te maken met de controle-inrichting enz. Met overgroote meerderheid van stem men werd door de vergadering in de door overlijden ontstane bestuursvacatu- re-G. C. van der Leek Sr. voorzien door de verkiezing van den heer G. C. van der Leek Jr., directeur der Rotterdamsche Melkinrichting te Rotterdam. Bij de verdere besprekingen kwam ö.a. ter sprake de vraag of het controle-sta tion ook zal gerandeeren, dat de door door de leden geproduceerde boter geen andere ocnserveermiddelen dan zout be vat Waar. echter te dezer zake, met het oog op den export naar Indië, op dit oogenblik in Friesland een onderzoek aanhangig is, werd voorloopig beant woording van bovenbedoelde vraag aan gehouden. Voorts werd de wenschelijk- heid geuit, dat er van offirieele zijde in het binnenland beter en meer reclame zal worden gemaakt voor het controle-mid del. Azalea Indica. Gaarne voldoen we aan het verlan gen van een onzer lezeressen1 om iets mede te deelen aangaande de behande ling van bovengenoemde plant; we doen dit hier, omdat ongetwijfeld meerde ren hun voordeel met de volgende wen ken kunnen doen', wijl de behandelinlg der Azalea's geen gemakkelijke is. Ve len brengen de plant dan ook, 'na den' bloei, naar den bloemist, die ze tot den volgenden winter bewaart, daar ze an ders terecht vreezen, dat het bloeien 't volgend voorjaar uitblijft. Hoeveel prettiger is het echter de plant zelf te verzorgen en ter voldoening haar ieder jaar te zien bloeien. Dit is, hoewel moei lijk zeer goed mogelijk, wanneer |inen weet, wat de plant behoeft en daaraan met nauwgezette zorg tegemoet komt. Deze sierlijke kroonboompjes, altijd groen (A. mollis en A. pontica), welke op gelijke wijze behandeld wor den, laten 's winters de bladeren val len, hebben hun natuurlijken bloeitijd ia deze maand (April) en Ie helft van Mei, wanneer er dus reeds meer bloeien de planten zijn. Daarom verkrijgt ze voor onze woonkamer eerst waarde, als ze geforceerd wordt, ook, omdat ze, niet geforceerd, de bloemen spoediger ver liest. Het forceeren is geen kunst, als men n.l. hiertoe neemt de meest ge schikte variëteiten S i g i s m u n d (baai rose met lichten rand), Joseph Mard ner (oranjerood), Schiller (karmijn rood, of Deutsche Perle (wit) en liefst geen Azalea's gebruikt, welke in den voorafgaanden herfst zijn gepot (deze laten op een warme plaats het blad vallen), doch oudere Half Decem ber haalt men de Azalea uit de koele, vorstVrije plantenkamer voor den dag en plaatst ze in de warme kamer, op een lichte plaats, zoo mogelijk vóór het raam in de zon. Men giete rijkelijk met ver warmd regenwater en houdt men hier bij de plant vrij van insecten en1 stof, dan ziet men weldra de knoppen zwel len en openbreken. De kelkbladerenj vallen één voor één afwaar dit niet geregeld geschiedt, verwijdere men ze zachtjes. Dit doe men eveneens met de bladscheuten, welke zich tusschen. 'de zwellende bloemknoppen ontwikkelen, omdat anders deze door den groei der eersten worden benadeeld en 't ge heel ook minder fraai zou lijken. Is de plant eenmaal grootendeels in bloei en wil men dezen zoolang mogelijk doen voortduren, dan geve men de Azalea een koelere plaats, niet in de zon, wel in het licht. Is ze uitgebloeid, dan brengt men haar voorloopig naar de planten kamer terug, om bij milder weer op een zonnige of eenigszins beschaduwde plek buiten te worden gebracht. De bloem- steeltjes, welke zijn achtergebleven, als mede de zwakke en te dicht op elkaar staande twijgjes, worden weggesneden. Daarna, dus in het voorjaar, of later in den zomer, kan men de Azalea ver potten, wat echter met jonge planten alleen, jaarlijks, met oudere om de 2, 3 jaar dient te gebeuren. Het verpotten moet met beleid gedaan worden of men bederft de plant. iMen passé op de fijne wortels niet te beschadigen, make de kluit daarom voorzichtig los en snijde de wortels zoo min moeglijk in. Zet de plant, vooral niette diep, in lichte aarde: hei- of boschgrond met zand vermengd, de plant mag niet dieper komen dan te voren, de stam kome dus niet in de aardedenkt men hieraan niet dan krijgt men een zieke plant. Het gieten is vooral bij de Azalea's een zeer belangrijke zaak, welke met nauwlettendheid -gebeuren moet. Men wake er voor, dat de plant niet te nat zij, maar ook dat de kluit niet uitdroge. In het eerste geval zouden de bladeren geel en slap worden en de Azalea te gronde gaanhet tweede kan plaats hebben, zonder dat men het direct ge waar wordt, dewijl de Triuit uitwendg nog vochtig kan zijn. Het duurt dan dik wijls uren en uren eer het vocht goed doorgetrokken is. Ook a*I plaatst men de plant in ,een emmer met water. Gie ten baat dan niet, daar het water van on der even gauw wegvloeit als men het van boven ing/et. Bij het gieten 'lette men er op, of tusschen den potwand en de aarde, door het indrogen, van deze ook een ruimte is gekomen, waar door het gietwater haastig zou weg vloeien, men drukke die ruimte dan eerst didht. Wie al het bovenstaande trouw in acht neemt, kan van zijn Azalea groot genoe gen hebben en ieder voorjaar, van Ja nuari tot Maart, in zijn huiskamer de plant, in gezonden staat, overdekt met fraaie bloemen, zien prijken. Maar dan, zoo we zeiden, in den zomer naar bui ten. Kan dit niet, dan moet de plant des zomers vóór het geopende raam staan: Kan ook dit niet, dan mag men op een' jaarlijkschen bloei niet rekenen en' doet men inderdaad beter ze aan een bloe mist in bewaring te geven. Nu en dan, des zomers, een .weinig gieren lis zeer nuttig. Wijl de Azalea, zeer gevoelig is voor vorst, moet men ze half September of op het einde dier maand weer naar binnen brengen'. De plantenkamer zij koel, doch vorstvkij, is de temperatuur te hoog, dan loopt de plant te vroeg uit, Iaat haar bladeren vallen en gaat kwijnen. In dat koele ver trek blijft ze tpt ongeveer Nieuwjaar; einde Januari kan zij dan in' de huiska mer reeds bloeien. C. B. Ingezonden Stukken. Buiten verantwoordelijkheid derRedactie. Hooggeachte Redacteur. Ik moet beginnen den Heer Spendel mijn dank te betuigen voor 't complimen tje mij gemaakt over mijn „stelkunst". Ik ben verheugd, wanneer de omstan digheden zich voordoen, met de pen, wat in mij leeft en opborrelt, in het publiek te brengen. En wel om twee redenenPrimo, om dat ik door mijn eigenaardige positie on mogelijk in het publiek kan optreden; secundo, omdat mij totaal mankeert de gave des woords en mijn tekort in woor den meer zou bederven dan verbeteren. Dit is niet zeer aangenaam voor mij, doch evenwel waar. Dat neemt niet weg dat ik, na de uitdaging van den heer Sp. mij verplicht acht, de pen wederom op té nemen om vooral het verwijt te ontgaan, er maar wat op los te schrijven of te wel „met spek te schieten." O Heer! Ik heb in mijn tuighuis nog projectielen te over, om er nog niet eeni ge. aan den aanval te kunnen wagen. En zoo, in 't strijdbeeld voortschrijven- de, kan ik het maarj niet van mij verzet ten, dat den heer Spendel is opgedragen als pleitbezorger, wat meer is, als parle mentair op te treden. In zijn laatste schrijven komt Z.Ed. ten minste al mooi met de witte vlag naar voren. Welnu, ik wil vrede sluiten, echter onder beding, eerst mijne voor waarden aan te hooren, iets wat een ca- pitulant meestal genadiglijk wordt toege staan. Men luistere! I. Men neme art. 4 van het reglement en verruime het door de toetreding mo gelijk te maken als lid, van hen, die b.v. den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Zóó kweekt mén in de leerschool der po litiek mannen, die later, eenmaal geroe pen zelve te kiezen, weten wat ze willen en waarom ze dat willen. Ook hun, die geen kiezer zijn, geve men gelegenheid om de politiek mee te leven. Een be langrijke bate zal dit voor de kas geven, welke dan weer ten goede komt aan de actie. Een en ander echter onder voorbehoud van niet meestemmen bij candidaatstel- ling voor de vertegenwoordigende licha men. II. De tweede alinea van art. 11, worde herzien en het getal 40, teruggebracht tot op b.v. 20. Tot heden werd van het daar verleend recht hoogst zelden gebruik gemaakt en dit is ook te begrijpen. Men kent de leden der R. K. K. niet, omdat men er steeds een 2030 ter vergadering ziet komen en dan nog veelal dezelfde. III. De bepaling in de derde alinea van art. 13 lijkt mij even als het nummer, waarop het boogt, zóó ongelukkig, zóó onpractisch, dat het daar bepaalde schijnt te zijn een uitvloeisel van gemakzucht, van angst eens een keertje rneer te moe ten vergaderen. En als nu, is 't in-treurig! Zijn er geen verkiezingen, dan vindt men elkaar in Januari (en dan weer... een jaar later! Zoo moet 't politieke leven !wel doodbloeden. IV. Artikel 16 zou ik willen lichten; 't is te duister. Niet omdat ik de eindbe slissing niet veilig acht in de doorbe- doelde handen, doch om de eenvoudige reden, dat de politiek een zaak is, die in leeken-handen goed bezorgd is en dan den schijn wordt vermeden, den arbiters in opspraak te brengen. Bij nader inzien zal een opdoeking van arl. 16, de volle instemming hebben van de nu aangewe zen arbiters zelve. En ten laatste art. 17. De daar gestelde eischen zijn zoo on-demociatisch als maar eenigszins denkbaar is. Wie heugt den dag, dat 100 leden ter vergadering kwamen? Wie ook ziet in dit artikel niet een poging om alle veran deringen en verbeteringen onmogelijk te maken? Men leze er eens op na, de re glementen van welke vereeniging dan ook, nergens vindt men een bepaling zoo bindend, zoo knellend; wèl overal veel milder, die de mogelijkheid open laten tot wijziging te komen. Een regiement moet toch niet lijken op een wet van Me den en Perzen Al schrijvende, ontwaar ik de lang-heid van mijn betoog. Ik wil het er nu bij laten en volstaan met nog een recent ge val naar voren te brengen. Er was een bestuursverkiezing en beide candidaten kregen gelijke stemmen. Lot besliste. La ter bleek een niet-kiezer te hebben mee- gestemd; verkiezing ongeldig. Den ge kozene kwam 't voor onder die omstan digheden te moeten bedanken. Nieuwe verkiezing. Nu goed de neuzen geteld. Wel lag voor de hand dat nu dezelfde candidaten zouden worden gesteld. Mis poes! De eerstgekozene en een.... nieu we! De uitslag valt licht te raden. Dit geval zal den Heer Spendel wel hebben getroffen in dubbele beteekenisBij deze verkiezing moest ook naar mij werd verzekerd artikel 11, 12de alinea ge- wel leiden. Zooals te doen gebruikelijk was in andere vacatures, geschiedde nu niet, ril. vooraf bekendmaking der vaca ture. Staande de vergadering werd deze bekend gemaakt en vervuld. Gelegenheid tot candidaatstelling werd niet gegeven' Zulk een willekeur wekt ontstemming en den schijn, dat slechts de uitverkore ne wordt waardig geacht. Ziehier eenige voorwaarden. En nu tre de de parlementair naar voren en zegge of zijn lastgever bereid is de voorwaar den in overweging te nemen, In dit ge- val ben ik bereid een wapenstilstand te} sluiten, totdat een antwoord mij bereike^ Te dien einde trek ik mij van de gevechts linie terug en houd den blinddoek voor, de oogen. Ik verklaar mij echter bereid, dan Heet Spendel mijn naam bekend te makei\ echter met dien verstande, dat deze all I een geheim tusschen ons bewaard blijvt Wellicht kan dan door samenspreking uif deze polemiek veel goeds geboren won den. Ik sluit met de verklaring, dat eel breede rij van leden denkt evenals il^ „Een Lid'i der Be&Kk Leiden, 17—2—'1.1.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 11