den niet slechts, maar predikanten
die het socialisme verkondigen. Daar zijn I
jer talrijken die den Christus loocheneni.
•Daar zijn de meest uiteenloopende stel
sels en gevoelens.
Alle dezen zijn leden dier kerk. Moet
van hen mee die kracht uitgaan Moe
ten zij allen in de ontwikkelinlg van de
Christelijke politiek zeggenschap heb
ben
Het is zonder eenige bitterheid, dat
wij dit alles constateeren. We vrgen!
slechts: zou naar verheffing van den
:invloed der Herv. Kerk', naar krachti
ger beantwoording aan de roeping haar
door Christus geschonken, niet aller
eerst op ander terrein dan op het por
litieke moeten worden gestreefd.
Verzamelen.
De „T ij dwijst erop, dat wij op
nieuw hetzelfde verschijnsel beleven, dat
de Liberale Unie telkens weer te zien
geeft, als de stembus in het zicht komt.
Bij al de combinaties, die beproefd wor
den, staat dit op den voorgrond, de vrij
zinnigen alleen zijn waardig en in staat
om Nederland te regeeren; om 'dit eind
doel te bereiken zijn alle middelen goed,
al komen ze nog zoozeer in verzet tegen
de vroegere politieke inzichten van de
Unie, al zal de „impotentie" van de Lin
kerpartijen, om als regeeringsmeerder-
heid op te treden, zich nog zoo spoedig
doen gevoelen. Aan deze onbeteugelde,
blinde heerschzucht danken wij de uitvin
ding van het „blanco-artikel", weleer als
„de schoonste uitvinding dezer eeuw"
geprezen, maar thans vrijwel door ieder
een als een proeve van politiek bedrog
op politieke onnoozelheid bespot.
Dezelfde Unie-leberalen, die er over
jammeren, dat het landsbestuur in han
den is van de Rech terpartij en, onmach
tig geheeten om iets van beteekenis tot
stand te brengen, laten alle bezorgdheid
voor 's lands belang varen, als de vraag
moet beantwoord wordenwat zou een
coalitie van de Linkerpartijen wel kunnen
uitrichten? Weinig of niets, zegt de heer
Elout; weinig of niets beaamt „De Nieu
we Courant", het orgaan van de schro
melijk verwaarloosde, weldra geheel uit-
gestooten-V rij-Liberalen.
De kiezers, die nu door de algemeen
kiesrecht-leuze naar de vrijzinnige tenten
gelokt worden, dienen zich van het avon
tuurlijke dezer politiek wel bewust te
zijn. Wanneer de Unie-Liberalen niet
mochten slagen met de voorgenomen vor
ming van het Luiksche „bloc", zal de
ellende eerst recht beginnen. Van alge
meen kiesrecht, waarover de vrijzinnige
groepen, die voor de nieuwe formatie
in aanmerking komen, wel tot practische
eenstemmigheid zouden geraken, komt
natuurlijk niets terecht. Het is wederom
„De Nieuwe Courant", die dat toegeelt
„Verzamelen" blazen kan men en zal
men aan alle zijden, maar met den bes
ten wil van de wereld kunnen wij niet in
zien, wat met al dat geblaas ten bate
van een practische hervormingspolitiek
bereikt wordt. De Vrij-Liberalen, die niet
alleen aan hun naam maar ook aan hun
beginsel hechten, worden door de meer
radicale fracties tot een onvruchtbaar iso
lement gedoemd; waarin zij hun laatste
fiere en onder menig opzicht niet ge
heet nuttelooze kracht zullen verteren.
De Unie-Liberalen en de Vrijzinnig-De
mocraten zullen, verlokt door een blinde
en alles ten offer brengende heerschzucht
zich in de moordende armen werpen van
de sociaal-democratie, van welke de te
genwoordige algemeen-kiesrecht-leuze,
.waarmee „verzamelen" wordt geblazen,
eigenlijk herkomstig i-s en die nu reeds
de 1 e i d i n g heeft bij de uiterste linker
partijen.
Het is alweer „De Nieuwe Courant",
die den triomf van mr. Troelstra c.s.
voorspelt voor het geval, dat het „ver-
zamelen"-blazen effect mocht sorteeren.
Nadat de „Tijd" dit met de woorden
Van het oud-liberale orgaan heeft aan
getoond, besluit zij:
Mr. Troelstra, Minister; Mr. Troelstra,
Premier; mr. Troelstra, „der kommende
Man"; mr. "Troelstra in het land der
Oranjes de regeerder, de beheerscher en
leider van ons volksleven, van onze notio-
nale krachten en aspiraties! „De Nieuwe
Courant" zegt wel, dat het niet zal ge
beuren, en voorloopig gelooven wij het
ook niet. Maar het vrij-liberale blad con
stateert dan toch maar, dat de vrijzinni
gen van radicaler gehalte in staat zouden
zijn om ons volk aan dezen politieken
daemon over te leveren, ter wille van
hunne politieke eer- en heerschzucht
is dat niet het toppunt van notionaal-
staatkundige ontaarding en mogen vader
landlievende burgers aan zulke mannen
de toekomst van Nederland in handen
geven?
In de maak.
De „Standaard" driestart
Er is een nieuwe politieke partij in
de maak.
Stichter, leider en bezieler van dit
fonkelnieuw politiek phenomeen zal zijn'
de predikant de heer Ds. Beversluis.
Nu alvast deelt hij bij zijn partij in
de oud-liberalen, de slappe ethischen
'en de conservatief-modernen, en' uit dit
mengsel zal een Centrumpartij moeten
geformeerd worden. V
Vraagt ge nu, welke politieke ge
dachte bij deze nieuwe partijformatie
op den voorgrond zal treden ,dan luidt
het antwoord: ge ene. Vraagt ge welk
staatsman banierdrager van dit Centrum
zal wezen, dan krijgt ge al evenmin ant
woord.
Heel de opzet is uit pure negaties
feaamgeknutseldTegen de Ropmschen,
tegen de Rooden, en tegen de Calvinis
ten en voorts laat men violen zorgen'. Al
leen hoopt men blijkbaar een deel der
ChristV-Hist. in zijn kielzog te zullen
krijgen.
Eilieve, wat voorstelling maken zulke
knutselaars zich toch van het opbou
wen eener politieke partij.
Zooals een kind denkt, dat, zoo het
maar een hoop steenen bij elkaar brengt,
er wel een huis van te maken zou zijn,
zonder plan, zonder architect, zonder
berekening van kosten, zoo beelden ook
zij zich in, dat men een politieke par
tij maar zoo uit den grond stampt, of
uit den mouw schudt.
En dan dat hopen, op de Oud-libera
len. Alsof mannen als Röell en Van
Karnebeek, die een rijk politiek verle
den achter zich hebben, en nog altijd
het echte Liberalisme uit zijn bloeitijd
vertegenwoordigen, zoo maar op het
loos geroep van Ds. Beversluis hun oude
driemaster verlaten zouden om oc zijn
vlot over te stappen.
En niet minder dwaas in hun alvast in
lijven van een deel der Christelijk-histo-
schen.
Zeker, de Christelijk-Historische partij
is nog niet wat zij zijn moet. De drie
deelen waaruit ze bestaat, de Vrij-antire-
volutionairen, de groep van Dr. de Visser
en de Friesche groep van Mr. Schokking
hadden nog 'den tijd niet om geheel ineen
te groeien. Maar op hun jongste verga
dering, waar ook stemmen in den Cen-
trumstoon opgingen, bleek dan toch wel,
de heer De Savornin Lohman nog altoos
aan het roer staat, en dat Dr. de Visser
er niet aan denkt om in de oude tente,
die hij nog juist bij tijds en na welbewust
óverleg verliet, onder schuldbelijdenis
terug te keeren.
En toch zij men onzerzijds ten op
zichte van dit politieke brouillon niet al
te optimistisch. Een partij van politieke
beteekenis komt er nooit uit. Maar wat
de heeren wel kunnen doen, is, door hun
invloed als predikant, in 1913 hier een
vijftig en daar een dertig stemmen van
Rechts naar Links overbrengen en hier
door nogmaals stilstand in den gang van
zaken brengen.
Ditzelfde spel is in 1905 door enkele
malcontenten tegen het Kabinet-Kuyper
gespeeld en hierdoor zijn tenminste drie
districten, Leiden, Gorinchem en Kampen
te loor gegaan, en juist die drie distric
ten brachten de Liberalen weer aan 't
bewind.
Met wat gevolg?
Met geen ander, dan dat er drie jaren
in ons politieke leven letterlijk vermorst
zijn, totdat Rechts weer, nu onder Heems
kerk, optrad.
En zoo zou 't ook nu gaan. Er zou
geen liberale krachtsontwikkeling komen
maar weer evenals in 19051907 zou
ons wachten een stuitende verspilling vain
nationale kracht
Eenvoud.
Het „Dagblad van Noord-B ra-
ban F' heeft teekenen waargenomen, die
er op wijzen, dat men in sommige krin
gen van bekrompen lieden niet wil ge
hoorzamen aan den wensch bij de eerste
H. Communie eenvoud te betrachten. En
vreest, dat anderen zich genoodzaakt zul
len achten, aan nieuwe verstrooiende
luxe mee te doen.
Met uw welnemen, dat zal geheel af
hangen van ons zeiven.
De k e r k e 1 ij k e plechtigheden blij
ven, aan ons de beslissing of de we-
reldsche aanhangsels zich zullen hand
haven.
Breken wij er nu mee, dan zijn wij er
ook voor altijd van af.
Laten we ons opnieuw meesleuren, dan
zitten wij aan de misbruiken voor onbe
paald en tijd weer vast.
Natuurlijk zullen er onverstandige men-
schen blijven.
Als zij, die reeds nu mooie pakjes voor
haar kleintjes hadden besteld, nog voor
zij wisten, of deze pronkgewaadjes zou
den kunnen gebruikt worden.
Zij zullen weer andere kansen opzoe
ken om haar lust tot opschik bot te
vieren. Immers, zij houden kinderen als
'n ander een mooien hond: om er mee
te pronken.
Maar van den anderen kant is het bis
schoppelijk woord in punt 9 van het
door ons gepubliceerde decreet niet voor
niets geschreven.
En het is te voorzien, dat de geeste
lijkheid zich over de geheele linie schrap
zal zetten.
Nu vechten zal om het kerkelijk ka
rakter der plechtigheid te behouden.
Dat is voor hen, dié goed willen, een
sterke steun in den rug.
Iemand kwam gisteren tot ons met het
voorstel om een bond van huisvaders te
stichten tot vereenvoudiging van de
plechtigheden der Eerste H. Communie.
Tot afsnijding der wereldsche aanhang
sels meende hij.
Er zijn vele Bonden en Vereenigingen
en wij aarzelen om een nieuwen toe te
juichen
Maar als de onverstandigen, de opper-
vlakkigen den grooten stroom van goed-
willenden weer zullen trachten mee te
sleepen, dan zal het werkelijk een vraag
worden, of er geen buitengewone mid
delen moeten worden gezocht om de
blanke kinderziel, te beschermen tegen
de onbeschaamdheden eener onchristelij
ke ijdeltuiterij.
Land- en Tuinbouw.
Botercontröle-station.
Onder voorzitterschap van den heer
S. C. Kortqweg is te 's Gravenhage de al-
gemeene vergadering gehouden van de
vereeniging. Het Boter-contrólestation
in Zuid-Holland.
In zijn openingswoord herinnerde de
voorzitter er aan, dat het met April a.
s. tien jaren geleden zal zijn, dat de eer
ste vergadering werd gehouden om tot
de stichting van het controle-station over
te gaan. Met voldoening wees spr. op de
groote vlucht, welke in dat tienjarige
tijdpers het station heeft genomen. Thans
toch is het ledental reeds geklommen
tot ongeveer 160, met bijna 5 millioen
k.g. onder controle staande boter.
Aan het daarna door den directeur-
scheikundige, dr. van Gulik uitgebracht
jaarverslag, wordt het volgende ontleend:
Het ledental vermeerderde met 22: er
traden toe 33 en er bedankten 11 leden.
Het aantal te controleeren bedrijven be
droeg op 31 December 1910: 166 en
bovendien nog 108 filialen, totaal 274 (te
gen 244 in het vorige jaar). Van de 166
bedrijven zijn: 39 zuivelfabrieken, 25
melkinrichtingen, 41 landbouwers en 41
handelaren.
Uitgereikt werden in 1910 totaal
745.400 rijksmerken. Het gebruik der
merkpapieren formaat A. bleek voor on
derscheidene leden een groot bezwaar,
zoodat wederom een fabriek om die re
den bedankte.
Het aantal controle-bezoeken bedroeg
5567; er werden 4066 monsters geno-.
men, die alle werden onderzocht op vluch
tige vetten en regractie; van 2443- mon
sters werd het vochtig gehalte bepaald.
Het gemiddelde vochtgehalte berekend
over het geheele jaar bedroeg 13.8 pet.
In 7 fabrieken, waar de bereiding te
wenschen overliet, werd deze met het
oog op het vochtgehalte nagegaan, en
bfeek steeds dat bij rationaale bereiding,
zeer gemakkelijk aan de gestelde eischen
voor vochtgehalte kon worden voldaan.
In 7 gevallen werd door afnemers van
boter gebruik gemaakt van het recht op
gratis onderzoek van gecontroleerde bo
ter; steeds kon de echtheid der boter be
wezen worden.
Verder werd nagegaan het verschil in
samenstelling van boeren- en fabrieksbo-
ter, van maand tot maand. Er bleek hier
bij, een zeer eigenaardig verschil in sa
menstelling tusschen deze beide, waar
van de verklaring volgens de rapporteurs
wel te vinden is in het verschil in de
wijze van veehouden bij boeren die zelf
boter maken en die hun melk aan fa
brieken leveren.
Ten slotte deelt de directeur-scheikun-
tige in zijn uitvoerig rappjrt mede,, dat
gevallen van valsche reclame door niet-
gecontroleerden met het woord „rijkscon
trole" ook dit jaar herhaalde malen voor
kwamen, waaruit blijkt dat het publiek
zich nog steeds gemakkelijk laat mislei
den.
De onbekendheid van het Nederland-
sche boter-etende-publiek met het doel
en de werking van de botercontröle en
met het onderscheid tusschen boter-
contróle en botervvet is dan o,ók nog
steeds ongelooflijk groot.
Waar de directie van den landbouw
met zooveel vrucht is werkzaam geweest
tot het verspreiden van een ruim en hel
der licht over de botercontröle, en waar
in commission gezocht wordt naar een
middel om deze controle binnenslands
meer tot haar recht te doen komen, ein
digde dr. van Gulik zijn rapport met als
zijn meening uit te. spreken dat een in
troductievan de controle langs officieelen
weg bij de afnemers, ook in ons land
zelf, haar doel niet zal missen.
Vervolgens werd uitgebracht het jaar
verslag van het bestuur omtrent den toe
stand der Vereeniging en de verrichtin
gen van het bestuur. Gewezen wordt
daarin allereerst op den vooruitgang van
het ledental. In 1910 werden pl.m. 43/é
millioen K.G. boter geproduceerd en om
gezet. Het jaar 1910 werd aangevangen
met een tekort van f2487.11 en sluit met
een tekort van f 206.5414, zoodat is in
gehaald een bedrag van f2280.561/2.
Nog wordt in het jaaroverzicht mel
ding gemaakt van het bezoek van een
paar Engelschen om kennis te maken met
de controle-inrichting enz.
Met overgroote meerderheid van stem
men werd door de vergadering in de
door overlijden ontstane bestuursvacatu-
re-G. C. van der Leek Sr. voorzien door
de verkiezing van den heer G. C. van
der Leek Jr., directeur der Rotterdamsche
Melkinrichting te Rotterdam.
Bij de (verdere besprekingen kwam o.a.
ter sprake de vraag of het controle-sta
tion ook zal gerandeeren, dat de door
door de leden geproduceerde boter geen
andere ocnserveermiddelen dan zout be
vat Waar. echter te dezer zake, met het
oog op den export naar Indië, op dit
oogenblik in Friesland een onderzoek
aanhangig is, werd voorloopig beant
woording van bovenbedoelde vraag aan
gehouden. Voorts werd de wenschelijk-
heid geuit, dat er van officieele zijde in
het binnenland beter en meer reclame zal
worden gemaakt voor het controle-mid
del.
Azalea Indica.
Gaarne voldoen we aan het verlan
gen van een onzer lezeressen1 om iets
mede te deelen aangaande de behande
ling van bovengenoemde plantwe doen
dit hier, omdat ongetwijfeld meerde
ren hun voordeel met de volgende wen
ken kunnen doen, wijl de behandeling
der Azalea's geen gemakkelijke is. Ve
len brengen de plant dan ook, na den1
bloei, naar den bloemist, die ze tot den
volgenden winter bewa,art> daar ze an
ders terecht vreezen, dat het bloeien
't volgend voorjaar uitblijft. Hoeveel
prettiger is het echter de plant zelf te
verzorgen en ter voldoening haar ieder
jaar te zien bloeien. Dit is, hoewel moei
lijk zeer goed mogelijk, wanneer |men
weet, wat de plant behoeft en daaraan
met nauwgezette zorg tegemoet komt.
Deze sierlijke kroonboompjes, altijd
groen (A. mollis en A. pontica),
welke op gelijke wijze behandeld wor
den, laten 's winters de bladeren val
len, hebben hun natuurlijken bloeitijd ia
deze maand (April) en le helft van
Mei, wanneer er dus reeds meer bloeien
de planten zijn. Daarom verkrijgt ze
voor onze woonkamer eerst waarde, als
ze geforceerd wordt, ook, omdat ze, niet
geforceerd, de bloemen spoediger ver
liest. Het forceeren is geen kunst, als
men n.l. hiertoe neemt de meest ge
schikte variëteiten S i g i s m u n d (fraai
rose met lichten rand), Joseph Mard
ner (oranjerood), Schiller (karmijn
rood, of Deutsche Perle (wit)
en liefst geen Azalea's gebruikt, welke
in den voorafgaanden herfst zijn gepot
(deze laten op een warme plaats het
blad vallen), doch oudere Half Decem
ber haalt men de Azalea uit de koele,
vorstVrije plantenkamer voor den dag
en plaatst ze in de warme kamer, op een
lichte plaats, zoo mogelijk vóór het raam
in de zon. Men giete rijkelijk met ver
warmd regenwater en houdt men hier
bij de plant vrij van insecten en stof,
dan ziet men weldra de knoppen zwel
len en openbreken. De kelk4>laderen|
vallen één voor één afwaar dit niet
geregeld geschiedt, verwijdere men ze
zachtjes. Dit doe men eveneens met de
bladscheuten, welke zich tusschen 'de
zwellende bloemknoppen ontwikkelen,
omdat anders deze door den groei der
eersten worden benadeeld en 't ge
heel ook minder fraai zou lijken. Is de
plant eenmaal grootendeels in bloei en
wil men dezen zoolang mogelijk doen
voortduren, dan geve men de Azalea een
koelere plaats, niet in de zon, wel in
het licht. Is ze uitgebloeid, dan brengt
men haar voorloopig naar de planten
kamer terug, om bij milder weer op een
zonnige of eenigszins beschaduwde plek
buiten te worden gebracht. De bloem-
steeltjes, welke zijn achtergebleven, als
mede de zwakke en te dicht op elkaar
staande twijgjes, worden weggesneden.
Daarna, dus in het voorjaar, of later
in den zomer, kan men de Azalea ver
potten, wat echter met jonge planfen
alleen, jaarlijks, met oudere om de 2,
3 jaar dient te gebeuren. Het verpotten
moet met beleid gedaan worden of men
bederft de plant. Men passé op de fijne
wortels niet te beschadigen, make de
kluit daarom voorzichtig los en snijde
de wortels zoo min moeglijk in. Zet de
plant, vooral niet te diep, in lichte
aarde: hei- of boschgrond met zand
vermengd, de plant mag niet dieper
komen dan te voren, de stam kome dus
niet in de aardedenkt men hieraan niet
dan krijgt men een zieke plant.
Het gieten is vooral bij de Azalea's
een zeer belangrijke zaak, wélke met
nauwlettendheid gebeuren moet. Men
wake er voor, dat de plant niet te nat
zij, maar ook dat de kluit niet uitdroge.
In het eerste geval zouden de bladeren
geel en slap worden en de Azalea te
gronde gaanhet tweede kan plaats
hebben, zonder dat men het direct ge
waar wordt, dewijl de "kluit uitwendg
nog vochtig kan zijn. Het duurt dan dik
wijls uren en uren eer het vocht goed
doorgetrokken is. Ook a*I plaatst men de
plant in ,een emmer met water. Gie
ten baat dan niet, daar het water van on
der even gauw wegvloeit als men het
van boven ing/et. Bij het gieten 'lette
men er op, of tusschen den potwand
en de aarde, door het indrogen, van
deze ook een ruimte is gekomen, waar
door het gietwater haastig zou weg
vloeien, men drukke die ruimte dan
eerst didht.
Wie al het bovenstaande trouw in acht
neemt, kan van zijn Azalea groot genoe
gen hebben en ieder voorjaar, van Ja
nuari tot Maart, in zijn huiskamer de
plant, in gezonden staat, overdekt met
fraaie bloemen, zien prijken. Maar dan,
zoo we zeiden, in den zomer naar bui
ten. Kan dit niet, dan moet de plant des
zomers vóór het geopende raam staan:
Kan oók dit niet, dan mag men op een'
jaarlijkschen bloei niet rekenen en1 doet
men inderdaad beter ze aan een bloe
mist in bewaring te geven.
Nu en dan, des zomers, een weinig
gieren tis zeer nuttig. Wijl de Azalea,
zeer gevoelig is voor vorst, moet men
ze half September of op het einde dier
maand weer naar binnen brengen!. De
plantenkamer zij koel, doch vorstvkij,
is de temperatuur te hoog, dan loopt de
plant te vroeg uit, laat haar bladeren
vallen en gaat kwijnen. In dat koele ver
trek blijft ze tot ongeveer Nieuwjaar;
einde Januari kan zij dan in! de huiska
mer reeds bloeien. C. B.
Ingezonden Stukken.
Bulten verantwoordelijkheid derRedactie.
Hooggeachte Redacteur.
Ik moet beginnen den Heer Spendel
mijn dank te betuigen voor 't complimen
tje mij gemaakt over mijn „stelkunst".
Ik ben verheugd, wanneer de omstan
digheden zich voordoen, met de pen, wat
in mij leeft en opborrelt, in het publiek
te brengen.
En wel om twee redenen: Primo, om
dat ik door mijn eigenaardige positie on
mogelijk in het publiek kan optreden;
secundo, omdat mij totaal mankeert de
gave des woords en mijn tekort in woor
den meer zou bederven dan verbeteren.
Dit is niet zeer aangenaam voor mij,
doch evenwel waar. Dat neemt niet weg
dat ik, na de uitdaging van den heer Sp.
mij verplicht acht, de pen wederom op té
nemen om vooral het verwijt te ontgaan,
er maar wat op los te schrijven of te wel
„met spek te schieten."
O Heer! Ik heb in mijn tuighuis nog
projectielen te over, om er nog niet eeni
ge- aan den aanval te kunnen wagen.
En zoo, in 't strijdbeeld voortschrijven
de, kan ik het maan niet van mij verzet
ten, dat den heer Spendel is opgedragen
als pleitbezorger, wat meer is, als parle
mentair op te ti ed en.
In zijn laatste schrijven komt Z.Ed.
ten minste al mooi met de witte vlag
naar voren. Welnu, ik wil vrede sluiten,
echter onder beding, eerst mijne voor
waarden aan te hooren, iets wat een ca-
pitulant meestal genadiglijk wordt toege
staan. Men luistere!
I. Men neme art. 4 van het reglement
en verruime het door de toetreding mo
gelijk te maken als lid, van hen, die b.v.
den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.
Zóó kweekt mén in de leerschool der po
litiek mannen, die later, eenmaal geroe
pen zelve te kiezen, weten wat ze willen
en waarom ze dat willen. Ook hun, die
geen kiezer zijn, geve men gelegenheid
om de politiek mee te leven. Een be -
langrijke bate zal dit voor de kas geven,
welke dan weer ten goede komt aan de
actie.
Een en ander echter onder voorbehoud
van niet meestemmen bij candidaatstd-
ling voor de vertegenwoordigende licha
men.
II. De tweede alinea van art. 11, worde
herzien en het getal 40, teruggebracht tot
op b.v. 20.
Tot heden werd van het daar verleend
recht hoogst zelden gebruik gemaakt en
dit is ook te begrijpen. Men kent de
leden der R. K. K. niet, omdat men er
steeds een 2030 ter vergadering ziet
komen en dan nog veelal dezelfde.
III. De bepaling in de derde alinea
van art. 13 lijkt mij even als het nummer
waarop het boogt, zóó ongelukkig, zóó
onpractisch, dat het daar bepaalde schijnt
te zijn een uitvloeisel van gemakzucht,
van angst eens een keertje meer te moe
ten vergaderen. En ais nu, is 't in-treurig!
Zijn er geen verkiezingen, dan vindt men
elkaar in Januari 'en dan weer... een
jaar later! Zoo moet 't politieke leven
!wel doodbloeden.
IV. Artikel 16 zou ik willen lichten
't is te duister. Niet omdat ik de eindbe
slissing niet veilig acht in de doorbe-
doelde handen, doch om de eenvoudige
reden, dat de politiek een zaak is, die in
leeken-handen goed bezorgd is en dan
den schijn wordt vermeden, den «arbiters
in opspraak te brengen. Bij nader inzien
zal een opdoeking van art. 16, de volle
instemming hebben van de nu aangewe
zen arbiters zelve.
En ten laatste art. 17. De daar gestelde
eischen zijn zoo on-democratisch ais maar
eenigszins denkbaar is.
Wie heugt den dag, dat 100 leden ter
vergadering kwamen? Wie ook ziet in
dit artikel niet een poging om alle veran
deringen en verbeteringen onmogelijk te
maken? Men leze er eens op na, de re
glementen van welke vereeniging dan
ook, nergens vindt men een bepaling zoo
bindend, zoo knellend; wèl overal veel
milder, die de mogelijkheid open laten
tot wijziging te komen. Een regiem ent
moet toch niet lijken op een wet van Me
den en Perzen!
Al schrijvende, ontwaar ik de lang-heid
van mijn betoog. Ik wil het er nu bij
Jaten en volstaan met nog een recent ge
val naar voren te brengen. Er was een
bestuursverkiezing en beide candidaten
kregen gelijke stemmen. Lot besliste. La
ter bleek een niet-kiezer te hebben mee-
gestemd; verkiezing ongeldig. Den ge
kozene kwam 't voor onder die omstan
digheden te moeten bedanken. Nieuwe
verkiezing. Nu goed de neuzen geteld.
Wel lag voor de hand dat nu dezelfde
candidaten zouden worden gesteld. Mis
poes! De eerstgekozene en een.... nieu
we! De uitslag valt licht te raden. Dit
geval zal den Heer Spendel wel hebben
getroffen in dubbele beteekenisBij deze
verkiezing moest ook naar mij werd
verzekerd artikel 11, 12de alinea ge-
wel leiden. Zooals te doen gebruikelijk,
was in andere vacatures, geschiedde nu
niet, nl. vooraf bekendmaking der vaca
ture. Staande de vergadering werd deze
bekend gemaakt en vervuld. Gelegenheid
tot candidaatstelling werd niet gegeven
Zulk een willekeur wekt ontstemming
en den schijn, dat slechts de uitverkore
ne wordt waardig geacht.
Ziehier eenige voorwaarden. En nu tre-"
de de parlementair naar voren en zegge
of zijn lastgever bereid is de voorwaar
den in overweging te nemen, In dit ge
val ben ik bereid een wapenstilstand tej
sluiten, totdat een antwoord mij bereike^
Te dien einde trek ik mij van de gevechts
linie terug en houd den blinddoek voofl
de oogen.
Ik verklaar mij echter bereid, dan Heei
Spendel mijn naam bekend te maken^
echter met dien verstande, dat deze all
een geheim tusschen ons bewaard blijvt
Wellicht kan dan door samenspreking uif
deze polemiek veel goeds geboren wori
den. Ik sluit met de verklaring, dat eei
breede rij van leden denkt evenals il§
„Een Lid" de.r. R,. K-
Leiden, 17—2—'11,