Uit de Pers. Hel lied van Clarens. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 16 Februari. De Christelijk-Historische Unie en de Coalitie. Wij hebben reeds melding gemaakt van de buitengewone vergadering der Christ- Jiist. Unie, waarin dr. G. H. Wage naar den politieken toestand besprak. De „Tijd" zegt ervan: Deze vergadering geeft ons een lezens- waardigen kijk op de geestes- en ge moedsgesteldheid van een deel der Christelijk-HLtorischen, dat vooral in de heeren Wagenaar, (inleider), ds. Schok- Iring en dr. Kiomsigt zijne woordvoerders vond. Tot eene practische conclusie kwam de oppositie niet, wilde ze niet komen. iHoezeer het ook betreurend, dat de coa litie een feit is, meende dr. Wagenaar toch, dat de eenheid in de Christelijk- [Historische Unie boven alles gaat en dat men zich voorloopig derhalve, nolens vo- lens moet neerleggen bij de zienswijze der overgroote meerderheid van het hoofdbestuur, welke bestendiging der coa litie noodzakelijk oordeelt. Het blad schetst in enkele woorden, wat er in deze onrustige geesten, die maar blijven droomen van het beloven, Paradijs der protestantsche Opperheer schappij, gist en woelt. Van verbazing slaat men de handen ineen, wanneer men dergelijke taal ver neemt uit den mond van mannen, die de pretentie hebben om als politieke voor lichters o pte treden. Woonden' deze po litici op de maan, zij konden omtrent de werkelijkheid in het ondermaansche niet slechter ingelicht zijn dan nu. Ne derland, een protestantsch land, de geest van ons volk een protestantsche geest, de Nederlandsche rêgeering een protes- tentsche Regeering, onze staatkunde pio- testantsch, onze wetgeving protestantsch onze godsdiendienst protestantsch, onze wetenschap protestentsch al het andere on-Nederlandsch, anti-natonaal, o.i-„chiis telijk", in strijd met historie en traditie, gedoemd om te verdwijnen of ten minste om te bukken en te zwijgen, wat een heerlijke stemming voor bondgenoo- ten, aan wier zijde Roomschen en Anti revolutionairen tegen Liberalisme en So cialisme den strijd voeren! Wanneer wij deze geestdrijvers niet heclernaal au serieux nemen, kunnen wij ons beroepen op de groote meerder heid van de Chr.s.elijk-hi torischen zelf, die, welke hunne innerlijke stemming ook moge zijn, althans nuchter genoeg zijn om in te zien, dat het protestantsch ideaal tot de onbereikbace illusies behoort en naar het rijk der niet te verwezenlij ken „vrome wenschen" dient verwezen te worden. Dit belet echter niet, dat wij onzerzijds niet heelemaal het zwijgen kun nen opleggen aan een alleszins gerecht vaardigd loomsch zelfgevoel, dat voor ons een klein piekje opeischt onder Gods lie ve zon en op Nederland's vrijen, van de protestantsche dwing.andij gelukkig voor goed vrij gevochten bedom. Verre zij van ons de aanmatiging en de toekomst-illusie, dat wij Nederland zouden willen bestuurd zien als een zui ver roomsch land, waarin geen reke ning wordt gehouden met de rechten en eischcn der andersdenkenden. Gelijk recht, zooals dat door de Grondwet ge waarborgd wordt, eischen wij niet meer, maar ook niet minder. Van onze machtige pos.tie in het coalitie-verbond, van onzen overwegenden invloed bij de stembus wenschen wij geen misbruik te maken, om voor ons aparte voorrechten te bedingen of na te streven, maar wel stuit het ons tegen de borst, als wij het telkens weer in verschillende toonaarden gezegd krijgen, dat wij burgers-tweede klas zijn, wlen het bij de gratie van het „Protestantsche Nederland'" vergund wordt ais rechtelooze vreemdeling op den vaderlandschen bodem te verblijven en te deel en in de rechten van de „ech te" Nederlanders. Wanneer historie en traditie worden FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 65) „Ik heb tal van inlichtingen ingewon nen over het verdwijnen van mijn onge lukkige zuster," sprak lady Roswald, zich neerzettend bij den hoogen schoorsteen, ik heb de vaste overtuiging, dat twee mannen weten hoe mijn arme zuster is gestorven: gij en Raffut. Piernic zakte ineen op het houten bankje, waarop hij zich tegenover de da me had neergezet* Hij liet zijn zwaar hoofd in zijn handen vallen en zuchtte smartelijk 't Is mijn schuld, mevrouw, ik ben schuldig! Toen zij mij gevraagd heeft, haar geheel alleen te laten op het kerk hui en mij eerst weer bij haar te voegen aan de poort van den noordelijken toren had ik niet naar haar moeten luisteren, ik had haar geen oogenblik alleen moe ten laten't is mijne schuld, ik ben de schuldige...." „Komaan, bedaar, Piernic, en zeg me te hulp geroepen, wanneer papieren moe ten getoond worden, dan zijn wij de oud sten. Wanneer er sprake is van "belangloos heid in het verdeelen van den politieken buit, van vredelievenden zifl en inschikke lijkheid bij de wisselende conflicten, welke eene coalitie van godsdienstig en staatkundig in menig opzicht ongelijk- gezinden onvermijdelijk met zich biengt, kunnen wij iedereen vrij eii frank in de oogen zien. Hierop zullen wij ons niet beroemen, maar het mag toch in deze omstandigheid niet verzwegen, dat wij ons van ons goed recht en van onze loyauteit als bondgenooten ten volle be wust zijn. De „Tijd" besluit: Het is te hopen, dat de coalitie-band bestand is tegen het morrelen en hitsen van de geestdrijvers, die in Den Haag hunne denkbeeldige grieven luchtten; maar zoo niet, dan zal Nederland na een kwart-eeuw, misschien een radicaal- socialistisch geregeerd maar in staa.kun- digen zin nooit of nimmer een „protes tantsch land" zijn Voor de KathoIie.ken zou dit een treurige toekomst zijn, maar treuriger zou het gesteld zijn met de Pro testanten, d e zich nu vleien met de voor spiegeling van eene proiestantsche alleen heerschappij, welke, Goddank! voor altijd tot het verledene behoort. Als bondgenooten moeten wij weten, wat wij aan elkander hebben en zijn uitin gen als die op de laatste vergadering der Christelijk-Historische Unie schering en inslag vormden, nergens anders goed voor, dan om wantrouwen te wek ken in het bedoelen en streven van de twee aangevallen coal tiegroepen. Geluk kig en hierom mochten wij zoo vrij moedig spreken is de pars sanior het gezondere deel van de Christelijk-His torische Paitij, welke ongetwijfeld het overgroote deel uitmaakt, allerminst inge nomen met het drijven van een woelig nati-papistisch groepje, zooals ten over vloede bleek uit de verstandige en kal- meerende woorden van den voorzitter, dr. de Visser. Het „Centrum" zegt in een tweetal entrefilets, dat men goed zal doen het ge theoretiseer en de veelal bodemlooze phrases dezer pen- en woordvoerders niet te hoog aan te slaan. Toch maakt het een minder aangena- men indruk, dat een anti-papist van zoo felle allures als de heer Van Hoogen- huyze, lid der C. H. partij blijkt te zijn. In dit verband had het blad gaaine ge zien dat men op de vergadering met d u i- delijke woorden gewezen had op het krenkende en ongepaste van de uitdruk kingen welke ds. van Hoogenhuyze zich in zijn brochure aan het adres der Ka thol i eken veroorlooft. De „Maasbode" meent, dat met nog meer gietigheid dan over de brochure van ds. Hoogenhuijze de linkerpeis zal spreken over deze symptomen van ver deeldheid in de coalitie. De indruk van het Rotierdamsche or gaan is evenwel, dat deze bespreking dei- coalitie de aansluiting der Chr.-Histori- schen niet in gevaar brengen zal. Aan het adres van den heer Wagenaar zegt het blad: Met zijn geloof en met zijn beginsel zal hij het wagen, maar hij moest weten, dat hij zijn beginsel en zijn geloof waagt aan een proef, waarvoor zij te goed zijn. Hij moest weten maar de heer Wage naar staat blijkbaar ver van praktische politiek dat hij ze ging verdrinken in den liberaal-socialistischen vloed. De conclusie van de „Msb." is deze: Wij hopen, dat de Christelijk-Histori sche partij algemeen de noodlottige ge volgen voor de christelijke en voor hare beginselen inzien moge, die een avontuur- üjk „gewaag" hebben moet, dat de lin kerzijde zoo gaarne zou zien. Zij moge ook zich rekenschap geven van de bevordering der christelijke be ginselen, aan de coalitie reeds te danken. Eindelijk, wenscht zij meerdere resul taten nog te bereiken, dan werke zij zelf daartoe mee, niet door verzaking harer beginselen, dat wordt van niemand ge- eischt maar door preciseering en dui delijke ontwikkeling er van. wat je weet. Ik hei inlegendee1 dade lijk een voorgevoel gehad, dat je on- lijschuldig waart; maar ik heb bewij zen noodig." „Ik weet alles," zei Piernic met ge smoorde stem, „of ten minste bijna al les. Ik heb gesprokenniemand heeft me geloofd.... men heeft me voor een droom er gescholden, en eindelijk heb ben ze me voor jaren opgesloten, me vrouw „Ik zal je wel gelooven, ik, Piernic en vrees niet onrechtvaardig gestraft te zullen worden, omdat ge mij de waar heid zult zeggen. Hoewel laat, kom ik hier om recht te plegen. Zoo ge werke lijk uwe goede meesteres heit liefge had, moet ge mij thans helpen den mis dadiger te ontdekken Zij sprak op een beslisten toon, welke de ziel van den grijsaard met vertrou wen vervulde. Onder den gebiedenden, Casein eerenden blik der dame, in een vlaag van energie, herhaalde Piernic met allen nadruk: „Ja, ja, de ure is gekomen: de doode moet gewroken wordenIk .zal u hel pen, mevrouw ik zal u alles zeggen wat ik weet; gij zult de naam van den wa ren schuldige kennen In ee,n Wij hebben te veel verttouwen in de rijpe ervaring van de leiders der Chris telijk-Historische partij en in den ge zonden geest van de groote meerderheid, dan dat wij in de gehouden besprekingen meer zouden zien dan een klein kopje aan den coalitiehemel. Uit de „G e 1 d e r I a n d e r" knippen wij t.r werd in den laagten tijd onder de Christe.ijk-Hist. gemoppeid. Men voride zich nie: op zijn gemax in de coaiftia. Als kleinste van de drie verbonden par tijen, verbeeldde men zich in het gedrang te komen, tusschen de twee grooie gioe- pen, de anti-revolutionnairen en de kar tholieken, en vooral in het zoogenaamde overwicht der Roomschen kon men zich erg slecht schikken. Die vooruitgang van Rome was velen een scherpe dooin in het oog. Welnu, 1.1. Vrijdag zijn de mannen van de Christelijke-Historische Unie in Den Haag bijeengekomen en in die vergade ring hebben allen hun bezwaaid gemoed eens gelucht. Urenlang is er gesproken; allerlei grie ven en bezwaren werden te berde ge bracht Maar ten slotte is men toch naar huis gegaan in het besef dat het voor het oogenblik toch maar het verstandigste was, stilletjes in de coalitie te blijven.... Hoe ook dominee Wagenaar voor zich zelf van het bontgenootschap met Rome gruwde, bleek hij toch zelf wel te begrij pen dat zonder de Roomschen de geloo- vige protestanten bitter weinig kunnen uitrichten. Ten minste hij erkende rond uit: „Naar de kerk gerekend, heeft Rome alleen de eenheid, terwijl de Piotestant- sc'ne groepen verscheurd liggen en el kander het licht in de oogen niet gun nen" Anderen, en dat waren degenen, die beter op de hoogte waren van de eigen lijke poltiiek, zooals b.v. de heer de Sa- vornin Lohman, toonden niets op te heb ben met de meening van ds. Hoogerhuy- ze, dat het uit moest zijn met de coalitie. De laatstgenoemde deed de dwaasheid van de Rome-vrees uitkomen„Men zegt de Roomschen worden versterkt. Als 't zoo is, zegt het nog niets tegen onze po litiek. Ook zonder coalitie zullen zij hun invloed behouden...." En in twee woorden teekende hij den politieken toestand, waarover de ande ren zooveel woorden verspild hadden, dat zij er zelf in verward raakten: „Wij staan vrij in de coalitie. Z o o d r a wij met de coalitie willen op houden, kunnen wij zeggen: uit. Maar dan moet men eerst aan'.oonen, dat wij onze positie niet behoorlijk hebben gehandhaafd" Dat wil met andere woorden zeggen: al de voorstellingen dat de C. H. door de Roomschen in verdrukking komen, zijn maar praatjes. Willen zij van de coalitie los, ze kunnen het hebben; maar dan moeten ze ook begrijpen, dat het totaal uit is met heel hun invloed in het poli tieke. De voorzitter sloot de vergadering met den wensch dat zij mocht bijgedragen hebben tot verheldering der inzichten* 't Is inderdaad te hopen! Ironisch is de (A. R.) „Stichtsche Courant", die vraagt: waar zijn ze? en deze vraag als volgt toelicht: Mag men Ds. Hoogenhuyze en ook nu Dr. Bronsveld gelooven, dan zijn er in ons land duizenden, die zich bij de Chr. Historische paitij willen aansluiten, als deze zich maar losmaakt van Dr. Kuyper en van de Roomschen. Wij zouden wel eens willen weten, waar die „duizenden" te vinden zijn. En waarom die „duizenden" dan maar niet zelf alvast een partij stichten. Maar dr. Bronsveld is met dergelijke verzekeringen altijd heel royaal geweest In 1884 en 1885 werd door hem en door ds. Buitendijk verzekerd, dat vele duizenden anti-revolutionnairen ontevre den waren over de leiding van dr. Kuy per en zijn aftreden als voorzit er van het Centraal Comité, begeerden. Dr. Kuyper legde toen zijn voorzitterschap in 1885 neer, en werd met algeineene stem men herkozen. En in 1807 beproefde dr. Bronsveld intensieve vreugde, zijn hart van een geheim te bevrijden, dat er reeis zoo vele jaren op woog, geknield vóór de dame, verhaalde Piernic de ontmoeting in de herberg, zijn overeenkomst met de markiezin, oin haar naar Clarens te rug te voeren, de list, welke hij had be dacht, om de afwezigheid der dame op het strand te verklaren en te doen den ken, dat zij al aan boord was, vervolgens de reis, de aankomst in de vallei en het oponthoud op het kerkhof. Hij eindig de met het verhaal van het angstige wachten vóór de gesloten poört van den toren, de dreigende toesjDraak van Raf fut, zijn loop naar het kerkhof en den doffen knal van een schot, dat hem van schrik het bloed in de aderen had doen stollen. Dat alles werd zonder volgor de gezegd, met tusschenpoozenl van zwijgen» gevolgd door een vloed van onstuimige woordendoch door haar duidelijke, korte, klemmend logische vragen stelde lady Roswald de feiten in al hun juistheid vast. Toen zij ge ëindigd had met vragen en Piernic had opgehouden te antwoorden, deed zij den grijsaard bittere verwijten. „Het was heel slechts van je ,Pier- mc, om ae markiezin te bewegen zich y&tt hm mm Sa baar zustci; te schei- om zijn uiUiCziaei. e or^-i.i-ecien. fAaa. ongeveer heel zijn partijtje had vier jaar later genoeg van zijn anti-Kuyperiaansche en anti-papisticshe politiek cn coaliseer- de zich met de anti-revolutionnairen en de roomschen, terwijl dr. Bronveld niets anders overhield dan een klein Utrechtsch vendeltje, dat ook nog steeds inkrimpt. Er is dan ook veel meergrond om te zeggen, dat de Ciin.iteiijK-liis.oiische par tij, ais ze zich van de coalite losmaak te, duizenden aanhangers zou ver li e- zen. De ('ih.) „Nieuwe Rotterd. Cou rant" zegt, dat afscheiding van de coali tie voor de christelijk-his.orische paitij niet anders zou beteekenen, dan vrijwel volkomen wegvaging van de christelijk- historisch en uit nagenoeg alle vertegen woordigende lichamen; óf de afscheiding zou blijven een groot gebaar, zonder eenig practisch resultaat Het blad zou die afscheiding niet toejuichen. Immers, na de reden te heb ben nagegaan, waarom de Chr. Hist al léén willen staan, besluit de „N. R. Ct." Afscheiding van de Chr. Hist, paitij van de coalitie zou de strekking hebben krachtiger in de anti-liberale richting voort te gaan. Hoofddoel voor de Chr. Historische pa11»j zou wezen, de zaak van Nederland als „christeiijken", zóó op gevat ai Is de Chr. Historischen dat doen staat in „protestantschen" zin te be- vordeien. Bij veel overeenkomst in staat kundige denkbeelden zullen de vrije li beralen deze anti-liberale strekking van eene eventueele afscheiding der christe- lijke-historische paitij van de coaliue vol doende in het oog weten te houden, oin geene pogingen hoegenaamd tot toena dering uit de lokken. Scheiding in de coalitie op dit oogen blik en orn de thans aangevoerde rede nen ,zou o. i. op de fout der tegenwoor dige partijgroepeering nieuwen nadruk leggen, en daarom door de vrijzinnigen allerminst worden toegejuicht Het lijkt ons niet onnut, voor zooveel van ons af hangt, hieromtrent geen twijfel te laten. Het (vrijz.-dem.) „Land en Volk" acht zich, nu de vergadering geen con clusie nam, geheel vrij in de diagnose van het geval. Zij is deze: in de kringen der chris- telijk-historischen stijgt de weerzin tegen de coalitie met den dag. Hoe kan het ook anders? Dag aan dag blijkt duidelijker, dat, wat de wet geving betreft, de coalitie niets als zoo danig vermag. En aan de verlangens van de eigen partij wordt niet voldaan... Waarom zal men zich dan eigenlijk coali- seeren? Er is geen ander antwoord mogelijk, dan hier is gegevenom de „praktische- politiek"; dat wil zeggen om het succes, de macht, de zetels. Maar daaraan heeft ten slot'.e niemand iets dan de gelukkige bezittersen dat is voor een staatkundige partij niet genoeg. Tweede Kamer. De afdeeling^en van de Tweede Ka mer hebben benoemd tot rapporteurs overhet voorstel van wet van de hee ren Van Hamel en Limburg tot wijzi ging en aanvulling van de bepalingein' van het wetboek van Strafvordering be treffende het hogoer beroep van liet openbaar ministerie in strafzakende wetsontwerpen tot goedkeuring der in 1909 te Londen onderteekende verkla ring van zee-oorlogsrechttot aanvul ling en wijziging van de art 16, 18 en 26 der Jachtwet; tot naturalisatie van D. Tattersall en zeven anderen, de hee ren De Kanter, Van Idsinga, Van Doorn, Van Sasse eti Ysselt en Van Wijnber gen over de wetsontwerpen tot bekrach tiging van een overeenkomst met de Maatschappij tot exploitatie van Staats spoorwegen betreffende de exploitatie van den spoorweg van Gouda aiaar Schoonhoven tot wering en bestrijding van ziekten van cultuurgewassen en vai voor cultuurgewassen schadelijke die ren, en over eenige kleinere wetsont- den. Gij hadt voor verontschuldiging uw verlangen, om de burchtvrouw naar Cla rens terug te brengen, het verlangc i van allen, om haar weer te zien, haar eigen verlangen eindelijk om er terug te hee ren. Ik zal u echter slechts vergeving schenken en gij zult van uw berouw cn uw wroeging, welke uw leven vergift gen, slechts bevrijd worden, door mij te helpen, den misdadiger te ontmaske ren." „Ik zal u helpen, mevrouw, met alles wat ik nog aan kracht bezit". Lady Roswald besloot onverbiddelijk: „Mijn vermoedens blijken onder alle opzichten juist te zijn, en geen twij fel is thans meer mogelijk. Er is slechts één schuldige: Jean Raffut. En Jean Raffut moet gestraft worden." Bij die woorden verdween eensklaps de koortsige opgewondenheid van Pier nic. Een p'otselinge gedachte doorkruis te zijn brein, en hij riep uit: „Straf Raffut, mevrouw, ja, ja, straf hem maar vooral, o, vooral dat de straf niet de onschuldige Geneviève treTe! Zij mag niet weten, dat Jean het heeft gedaan; zij mag er zelfs niet over in twijfel ve-keeren. O, ziet u, anders zou dat arme, reine zietje ervan sterven ?jj £9U firya.u sterven, na al hare tranen werpen de heeren Ce üeer, Van Best; Fleskens, Duynstee en Van Wicheii over het wetsontwerp tot instelling van een fonds ter verbetering van de kustverdediging en tot wijziging van de militiewet 1901, enz., de heeren Thom son, Van Hoogstraten, Eland, De Sa- vornin Lohman en Duymaer van Twist Spoorwegbruggen. De Vereeniging tot behartiging der Stoomvaart-Belangen in Nederland heeft tot den minister van waterstaat een adres gericht, waarin wordt gezegd Dat in verband met den eerlang id exploitatie komenden electrischen spoor weg door de Haarlemmermeer cei on derzoek is ingesteld omtrent de over brugging der vaarwaters door gezeg den spoorweg, waarbij aan het licht is gekomen, hoe treurig het gesteld is met de vrije doorvaarthoogte dezer decs in aanbouw, deels ontworpen spoorweg bruggen. Een gunstige uitzondering daarop maken de bruggen over de Ring vaart der Haarlemmermeer bij Alsmeer en over de zijl bij Leiden met tei vri;«( doorvaarthoogte van 3.80 M.evenwei wordt uit het uit deze hoogte voort vloeiende profijt voor de scheepvaart! grootendeeis te niet gedaan door de tus schen deze beide bruggen liggence age: brug bij Oude Wetering, waaraan Siechts een doorvaarthoogte van 1 M. is toebe deeld. De overige bruggen, die ove: den Amstel bij Uithoorn, over den Ouden Rijn bij Alpen en over de Ringvaart bij Vijfhuizen, zijn alle van bede-nkelijke laagte. Adressante betreurt het in hooge mate, dat bij het ontwerpen van deze drie bruggen en die te Oude Wet e mg geen rekening is gehouden met ce be langen van het scheepvaartverkeer. Adressanten wijzen dan op de ver zoekschriften van Mei 1895 en Maart 1899. Adressante komt het voor, dat het nimmer in de bedoeling van de reg.e- ring heeft gelegen, dat door den aan leg van den electrischen spoorweg en voor het scheepvaartverkeer zoo na deel ige toestand in het leven z^u wor den geroepen, waarom adressante den minister verzoekt, rekening te willen houden met de aangevoerde bczwa eti en met spoed te willen ingrijpen ia' de plannen deels in voorbereiding, deels in uitvoering tot her overbruggen der vaarwaters met lage bruggen. Naar wij echter vernemen zullen de lage bruggen altijd geopend blijven om slechts tegen de aankomst van treinen) gesloten te worder. terwijl de hoogere bruggen steeds blijven gesloten zijn om bij de doorvaart van schepen zoo noodig te worden geopend. Kleedingindustrie. Onlangs hebben de Moderne Kieeder- makersbond, de Patroonsbond, de Coit- fectiepatroons en de Coupeursbond uit hun midden een comité gevormd en een! adres verzonden aan minister van land bouw handel en nijverheid. Het bestuur van den Federatieven Bond van arbeiders(sters) in de klee- dingsindustrie heeft deswege ce op roep gericht tot de kleedermakers er- eenigingen in ons land, die niet deel e- men aan de adresbeweging, om dezen >0 doen opmerken, dat de bond genoemd comité heeft geantwoord, dat het ten onrechte is opgetreden uit naam van alle vakgenooten, van wie het slechts een klein deel vertege ïwoordigt. Bovendien, zoo zegt het bestuur van den Federatieven Bond, zijn de in bo vengenoemd adres opgenomen punten! geheel en al in strijd met de belaugeu der gezellen. De vereenigiugen zijn daarin uilge- noodigd tot een te houden conferentie op den tweeden Paaschdag, op nader te bepalen plaats, ter nadere bepaling van de omtrent het bewuste adres tc vol gen houding. Kerknieuws. Gisternacht is te 'sGravenhage in het R. K. Ziekenhuis de WelEerw. heer J. W. v. d. Wal, kapelaan aan de St. Wil- librorduskerk aldaar, overleden. De overledene bereikte den ouderdom van 37 jaar, was sedert een tweetal jaren kapelaan te 's Gravenhage en voor dien tijd kapelaan te Vogelenzang. te hebben uitgeschreid. En ik, ik wil niet, dat zij ongelukkig zijO, als ik! wist, dat de woorden, welke ik u gezegd heb, haar schade konden doen, haar ge luk konden verstoren, dat zou ik me nooit vergeven, ze te hebben gesproken, ik zou ze tegenover allen terugnemen, ook tegenover u! Ik zou liever weer worden opgesloten, ik zou nog liever, inij-zelven als den schuldige aangeven." Verwonderd over die ontboezeming» waarin alles trilde wat de grijsaard nog aan kracht en hartstocht bezat, vroeg lady Roswald oprecht nieuwsgierig: „Wie is Geneviève, en wat heeft zij met dat alles te maken „Wat, kent u haar niet, die we hier om haar onschuld en goedheid allen Ge neviève noemenZij is de nicht van! Raffut, mevrouw, en zoo zij slechts de misdaad vermoedde, waaraan haar ooni schuldig is, dan, ik herhaal het, zou zij sterven van schaamte en van smart" En Piernic vertelde nu in bijzonderhe den, hoe, door haar bidden en aanhouden het jonge meisje zijne bevrijding had ver kregen. (Wordt vervolgd)^,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5