Uit de Pers.
Hel lied van Clarens.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Donderdag 16 Februari.
De Christelijk-Historische Unie en
de Coalitie.
Wij hebben reeds melding gemaakt van
de buitengewone vergadering der Christ-
Jiist. Unie, waarin dr. G. H. Wage
naar den politieken toestand besprak.
De „Tijd" zegt ervan:
Deze vergadering geeft ons een lezens-
waardigen kijk op de geestes- en ge
moedsgesteldheid van een deel der
Christelijk-HLtorischen, dat vooral in de
heeren Wagenaar, (inleider), ds. Schok-
Iring en dr. Kiomsigt zijne woordvoerders
vond. Tot eene practische conclusie kwam
de oppositie niet, wilde ze niet komen.
iHoezeer het ook betreurend, dat de coa
litie een feit is, meende dr. Wagenaar
toch, dat de eenheid in de Christelijk-
[Historische Unie boven alles gaat en dat
men zich voorloopig derhalve, nolens vo-
lens moet neerleggen bij de zienswijze
der overgroote meerderheid van het
hoofdbestuur, welke bestendiging der coa
litie noodzakelijk oordeelt.
Het blad schetst in enkele woorden,
wat er in deze onrustige geesten, die
maar blijven droomen van het beloven,
Paradijs der protestantsche Opperheer
schappij, gist en woelt.
Van verbazing slaat men de handen
ineen, wanneer men dergelijke taal ver
neemt uit den mond van mannen, die de
pretentie hebben om als politieke voor
lichters o pte treden. Woonden' deze po
litici op de maan, zij konden omtrent de
werkelijkheid in het ondermaansche
niet slechter ingelicht zijn dan nu. Ne
derland, een protestantsch land, de geest
van ons volk een protestantsche geest,
de Nederlandsche rêgeering een protes-
tentsche Regeering, onze staatkunde pio-
testantsch, onze wetgeving protestantsch
onze godsdiendienst protestantsch, onze
wetenschap protestentsch al het andere
on-Nederlandsch, anti-natonaal, o.i-„chiis
telijk", in strijd met historie en traditie,
gedoemd om te verdwijnen of ten minste
om te bukken en te zwijgen, wat
een heerlijke stemming voor bondgenoo-
ten, aan wier zijde Roomschen en Anti
revolutionairen tegen Liberalisme en So
cialisme den strijd voeren!
Wanneer wij deze geestdrijvers niet
heclernaal au serieux nemen, kunnen
wij ons beroepen op de groote meerder
heid van de Chr.s.elijk-hi torischen zelf,
die, welke hunne innerlijke stemming ook
moge zijn, althans nuchter genoeg zijn
om in te zien, dat het protestantsch
ideaal tot de onbereikbace illusies behoort
en naar het rijk der niet te verwezenlij
ken „vrome wenschen" dient verwezen
te worden. Dit belet echter niet, dat wij
onzerzijds niet heelemaal het zwijgen kun
nen opleggen aan een alleszins gerecht
vaardigd loomsch zelfgevoel, dat voor ons
een klein piekje opeischt onder Gods lie
ve zon en op Nederland's vrijen, van de
protestantsche dwing.andij gelukkig voor
goed vrij gevochten bedom.
Verre zij van ons de aanmatiging en
de toekomst-illusie, dat wij Nederland
zouden willen bestuurd zien als een zui
ver roomsch land, waarin geen reke
ning wordt gehouden met de rechten en
eischcn der andersdenkenden. Gelijk
recht, zooals dat door de Grondwet ge
waarborgd wordt, eischen wij niet
meer, maar ook niet minder. Van onze
machtige pos.tie in het coalitie-verbond,
van onzen overwegenden invloed bij de
stembus wenschen wij geen misbruik te
maken, om voor ons aparte voorrechten
te bedingen of na te streven, maar wel
stuit het ons tegen de borst, als wij het
telkens weer in verschillende toonaarden
gezegd krijgen, dat wij burgers-tweede
klas zijn, wlen het bij de gratie van het
„Protestantsche Nederland'" vergund
wordt ais rechtelooze vreemdeling op
den vaderlandschen bodem te verblijven
en te deel en in de rechten van de „ech
te" Nederlanders.
Wanneer historie en traditie worden
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
65)
„Ik heb tal van inlichtingen ingewon
nen over het verdwijnen van mijn onge
lukkige zuster," sprak lady Roswald, zich
neerzettend bij den hoogen schoorsteen,
ik heb de vaste overtuiging, dat twee
mannen weten hoe mijn arme zuster is
gestorven: gij en Raffut.
Piernic zakte ineen op het houten
bankje, waarop hij zich tegenover de da
me had neergezet* Hij liet zijn zwaar
hoofd in zijn handen vallen en zuchtte
smartelijk
't Is mijn schuld, mevrouw, ik ben
schuldig! Toen zij mij gevraagd heeft,
haar geheel alleen te laten op het kerk
hui en mij eerst weer bij haar te voegen
aan de poort van den noordelijken toren
had ik niet naar haar moeten luisteren,
ik had haar geen oogenblik alleen moe
ten laten't is mijne schuld, ik ben
de schuldige...."
„Komaan, bedaar, Piernic, en zeg me
te hulp geroepen, wanneer papieren moe
ten getoond worden, dan zijn wij de oud
sten. Wanneer er sprake is van "belangloos
heid in het verdeelen van den politieken
buit, van vredelievenden zifl en inschikke
lijkheid bij de wisselende conflicten,
welke eene coalitie van godsdienstig en
staatkundig in menig opzicht ongelijk-
gezinden onvermijdelijk met zich biengt,
kunnen wij iedereen vrij eii frank in de
oogen zien. Hierop zullen wij ons niet
beroemen, maar het mag toch in deze
omstandigheid niet verzwegen, dat wij
ons van ons goed recht en van onze
loyauteit als bondgenooten ten volle be
wust zijn.
De „Tijd" besluit:
Het is te hopen, dat de coalitie-band
bestand is tegen het morrelen en hitsen
van de geestdrijvers, die in Den Haag
hunne denkbeeldige grieven luchtten;
maar zoo niet, dan zal Nederland na
een kwart-eeuw, misschien een radicaal-
socialistisch geregeerd maar in staa.kun-
digen zin nooit of nimmer een „protes
tantsch land" zijn Voor de KathoIie.ken
zou dit een treurige toekomst zijn, maar
treuriger zou het gesteld zijn met de Pro
testanten, d e zich nu vleien met de voor
spiegeling van eene proiestantsche alleen
heerschappij, welke, Goddank! voor altijd
tot het verledene behoort.
Als bondgenooten moeten wij weten,
wat wij aan elkander hebben en zijn uitin
gen als die op de laatste vergadering der
Christelijk-Historische Unie schering en
inslag vormden, nergens anders goed
voor, dan om wantrouwen te wek
ken in het bedoelen en streven van de
twee aangevallen coal tiegroepen. Geluk
kig en hierom mochten wij zoo vrij
moedig spreken is de pars sanior
het gezondere deel van de Christelijk-His
torische Paitij, welke ongetwijfeld het
overgroote deel uitmaakt, allerminst inge
nomen met het drijven van een woelig
nati-papistisch groepje, zooals ten over
vloede bleek uit de verstandige en kal-
meerende woorden van den voorzitter,
dr. de Visser.
Het „Centrum" zegt in een tweetal
entrefilets, dat men goed zal doen het ge
theoretiseer en de veelal bodemlooze
phrases dezer pen- en woordvoerders niet
te hoog aan te slaan.
Toch maakt het een minder aangena-
men indruk, dat een anti-papist van zoo
felle allures als de heer Van Hoogen-
huyze, lid der C. H. partij blijkt te zijn.
In dit verband had het blad gaaine ge
zien dat men op de vergadering met d u i-
delijke woorden gewezen had op het
krenkende en ongepaste van de uitdruk
kingen welke ds. van Hoogenhuyze zich
in zijn brochure aan het adres der Ka
thol i eken veroorlooft.
De „Maasbode" meent, dat met nog
meer gietigheid dan over de brochure
van ds. Hoogenhuijze de linkerpeis zal
spreken over deze symptomen van ver
deeldheid in de coalitie.
De indruk van het Rotierdamsche or
gaan is evenwel, dat deze bespreking dei-
coalitie de aansluiting der Chr.-Histori-
schen niet in gevaar brengen zal.
Aan het adres van den heer Wagenaar
zegt het blad:
Met zijn geloof en met zijn beginsel zal
hij het wagen, maar hij moest weten,
dat hij zijn beginsel en zijn geloof waagt
aan een proef, waarvoor zij te goed zijn.
Hij moest weten maar de heer Wage
naar staat blijkbaar ver van praktische
politiek dat hij ze ging verdrinken in
den liberaal-socialistischen vloed.
De conclusie van de „Msb." is deze:
Wij hopen, dat de Christelijk-Histori
sche partij algemeen de noodlottige ge
volgen voor de christelijke en voor hare
beginselen inzien moge, die een avontuur-
üjk „gewaag" hebben moet, dat de lin
kerzijde zoo gaarne zou zien.
Zij moge ook zich rekenschap geven
van de bevordering der christelijke be
ginselen, aan de coalitie reeds te danken.
Eindelijk, wenscht zij meerdere resul
taten nog te bereiken, dan werke zij zelf
daartoe mee, niet door verzaking harer
beginselen, dat wordt van niemand ge-
eischt maar door preciseering en dui
delijke ontwikkeling er van.
wat je weet. Ik hei inlegendee1 dade
lijk een voorgevoel gehad, dat je on-
lijschuldig waart; maar ik heb bewij
zen noodig."
„Ik weet alles," zei Piernic met ge
smoorde stem, „of ten minste bijna al
les. Ik heb gesprokenniemand heeft
me geloofd.... men heeft me voor een
droom er gescholden, en eindelijk heb
ben ze me voor jaren opgesloten, me
vrouw
„Ik zal je wel gelooven, ik, Piernic en
vrees niet onrechtvaardig gestraft te
zullen worden, omdat ge mij de waar
heid zult zeggen. Hoewel laat, kom ik
hier om recht te plegen. Zoo ge werke
lijk uwe goede meesteres heit liefge
had, moet ge mij thans helpen den mis
dadiger te ontdekken
Zij sprak op een beslisten toon, welke
de ziel van den grijsaard met vertrou
wen vervulde. Onder den gebiedenden,
Casein eerenden blik der dame, in een
vlaag van energie, herhaalde Piernic met
allen nadruk:
„Ja, ja, de ure is gekomen: de doode
moet gewroken wordenIk .zal u hel
pen, mevrouw ik zal u alles zeggen wat
ik weet; gij zult de naam van den wa
ren schuldige kennen
In ee,n
Wij hebben te veel verttouwen in de
rijpe ervaring van de leiders der Chris
telijk-Historische partij en in den ge
zonden geest van de groote meerderheid,
dan dat wij in de gehouden besprekingen
meer zouden zien dan een klein kopje
aan den coalitiehemel.
Uit de „G e 1 d e r I a n d e r" knippen
wij
t.r werd in den laagten tijd onder de
Christe.ijk-Hist. gemoppeid. Men voride
zich nie: op zijn gemax in de coaiftia.
Als kleinste van de drie verbonden par
tijen, verbeeldde men zich in het gedrang
te komen, tusschen de twee grooie gioe-
pen, de anti-revolutionnairen en de kar
tholieken, en vooral in het zoogenaamde
overwicht der Roomschen kon men zich
erg slecht schikken.
Die vooruitgang van Rome was velen
een scherpe dooin in het oog.
Welnu, 1.1. Vrijdag zijn de mannen van
de Christelijke-Historische Unie in Den
Haag bijeengekomen en in die vergade
ring hebben allen hun bezwaaid gemoed
eens gelucht.
Urenlang is er gesproken; allerlei grie
ven en bezwaren werden te berde ge
bracht Maar ten slotte is men toch naar
huis gegaan in het besef dat het voor het
oogenblik toch maar het verstandigste
was, stilletjes in de coalitie te blijven....
Hoe ook dominee Wagenaar voor zich
zelf van het bontgenootschap met Rome
gruwde, bleek hij toch zelf wel te begrij
pen dat zonder de Roomschen de geloo-
vige protestanten bitter weinig kunnen
uitrichten. Ten minste hij erkende rond
uit: „Naar de kerk gerekend, heeft Rome
alleen de eenheid, terwijl de Piotestant-
sc'ne groepen verscheurd liggen en el
kander het licht in de oogen niet gun
nen"
Anderen, en dat waren degenen, die
beter op de hoogte waren van de eigen
lijke poltiiek, zooals b.v. de heer de Sa-
vornin Lohman, toonden niets op te heb
ben met de meening van ds. Hoogerhuy-
ze, dat het uit moest zijn met de coalitie.
De laatstgenoemde deed de dwaasheid
van de Rome-vrees uitkomen„Men zegt
de Roomschen worden versterkt. Als 't
zoo is, zegt het nog niets tegen onze po
litiek. Ook zonder coalitie zullen zij hun
invloed behouden...."
En in twee woorden teekende hij den
politieken toestand, waarover de ande
ren zooveel woorden verspild hadden,
dat zij er zelf in verward raakten:
„Wij staan vrij in de coalitie. Z o o d r a
wij met de coalitie willen op
houden, kunnen wij zeggen: uit.
Maar dan moet men eerst aan'.oonen, dat
wij onze positie niet behoorlijk hebben
gehandhaafd"
Dat wil met andere woorden zeggen:
al de voorstellingen dat de C. H. door de
Roomschen in verdrukking komen, zijn
maar praatjes. Willen zij van de coalitie
los, ze kunnen het hebben; maar dan
moeten ze ook begrijpen, dat het totaal
uit is met heel hun invloed in het poli
tieke.
De voorzitter sloot de vergadering met
den wensch dat zij mocht bijgedragen
hebben tot verheldering der inzichten*
't Is inderdaad te hopen!
Ironisch is de (A. R.) „Stichtsche
Courant", die vraagt: waar zijn ze?
en deze vraag als volgt toelicht:
Mag men Ds. Hoogenhuyze en ook nu
Dr. Bronsveld gelooven, dan zijn er in
ons land duizenden, die zich bij de Chr.
Historische paitij willen aansluiten, als
deze zich maar losmaakt van Dr. Kuyper
en van de Roomschen.
Wij zouden wel eens willen weten,
waar die „duizenden" te vinden zijn. En
waarom die „duizenden" dan maar niet
zelf alvast een partij stichten.
Maar dr. Bronsveld is met dergelijke
verzekeringen altijd heel royaal geweest
In 1884 en 1885 werd door hem en
door ds. Buitendijk verzekerd, dat vele
duizenden anti-revolutionnairen ontevre
den waren over de leiding van dr. Kuy
per en zijn aftreden als voorzit er van het
Centraal Comité, begeerden. Dr. Kuyper
legde toen zijn voorzitterschap in 1885
neer, en werd met algeineene stem
men herkozen.
En in 1807 beproefde dr. Bronsveld
intensieve vreugde, zijn hart van een
geheim te bevrijden, dat er reeis zoo
vele jaren op woog, geknield vóór de
dame, verhaalde Piernic de ontmoeting
in de herberg, zijn overeenkomst met
de markiezin, oin haar naar Clarens te
rug te voeren, de list, welke hij had be
dacht, om de afwezigheid der dame op
het strand te verklaren en te doen den
ken, dat zij al aan boord was, vervolgens
de reis, de aankomst in de vallei en het
oponthoud op het kerkhof. Hij eindig
de met het verhaal van het angstige
wachten vóór de gesloten poört van den
toren, de dreigende toesjDraak van Raf
fut, zijn loop naar het kerkhof en den
doffen knal van een schot, dat hem van
schrik het bloed in de aderen had doen
stollen. Dat alles werd zonder volgor
de gezegd, met tusschenpoozenl van
zwijgen» gevolgd door een vloed van
onstuimige woordendoch door haar
duidelijke, korte, klemmend logische
vragen stelde lady Roswald de feiten
in al hun juistheid vast. Toen zij ge
ëindigd had met vragen en Piernic had
opgehouden te antwoorden, deed zij
den grijsaard bittere verwijten.
„Het was heel slechts van je ,Pier-
mc, om ae markiezin te bewegen zich
y&tt hm mm Sa baar zustci; te schei-
om zijn uiUiCziaei. e or^-i.i-ecien. fAaa.
ongeveer heel zijn partijtje had vier jaar
later genoeg van zijn anti-Kuyperiaansche
en anti-papisticshe politiek cn coaliseer-
de zich met de anti-revolutionnairen en
de roomschen, terwijl dr. Bronveld niets
anders overhield dan een klein Utrechtsch
vendeltje, dat ook nog steeds inkrimpt.
Er is dan ook veel meergrond om te
zeggen, dat de Ciin.iteiijK-liis.oiische par
tij, ais ze zich van de coalite losmaak
te, duizenden aanhangers zou ver li e-
zen.
De ('ih.) „Nieuwe Rotterd. Cou
rant" zegt, dat afscheiding van de coali
tie voor de christelijk-his.orische paitij
niet anders zou beteekenen, dan vrijwel
volkomen wegvaging van de christelijk-
historisch en uit nagenoeg alle vertegen
woordigende lichamen; óf de afscheiding
zou blijven een groot gebaar, zonder
eenig practisch resultaat
Het blad zou die afscheiding niet
toejuichen. Immers, na de reden te heb
ben nagegaan, waarom de Chr. Hist al
léén willen staan, besluit de „N. R. Ct."
Afscheiding van de Chr. Hist, paitij
van de coalitie zou de strekking hebben
krachtiger in de anti-liberale richting
voort te gaan. Hoofddoel voor de Chr.
Historische pa11»j zou wezen, de zaak van
Nederland als „christeiijken", zóó op
gevat ai Is de Chr. Historischen dat doen
staat in „protestantschen" zin te be-
vordeien. Bij veel overeenkomst in staat
kundige denkbeelden zullen de vrije li
beralen deze anti-liberale strekking van
eene eventueele afscheiding der christe-
lijke-historische paitij van de coaliue vol
doende in het oog weten te houden, oin
geene pogingen hoegenaamd tot toena
dering uit de lokken.
Scheiding in de coalitie op dit oogen
blik en orn de thans aangevoerde rede
nen ,zou o. i. op de fout der tegenwoor
dige partijgroepeering nieuwen nadruk
leggen, en daarom door de vrijzinnigen
allerminst worden toegejuicht Het lijkt
ons niet onnut, voor zooveel van ons af
hangt, hieromtrent geen twijfel te laten.
Het (vrijz.-dem.) „Land en Volk"
acht zich, nu de vergadering geen con
clusie nam, geheel vrij in de diagnose van
het geval.
Zij is deze: in de kringen der chris-
telijk-historischen stijgt de weerzin tegen
de coalitie met den dag.
Hoe kan het ook anders? Dag aan
dag blijkt duidelijker, dat, wat de wet
geving betreft, de coalitie niets als zoo
danig vermag. En aan de verlangens van
de eigen partij wordt niet voldaan...
Waarom zal men zich dan eigenlijk coali-
seeren?
Er is geen ander antwoord mogelijk,
dan hier is gegevenom de „praktische-
politiek"; dat wil zeggen om het succes,
de macht, de zetels. Maar daaraan heeft
ten slot'.e niemand iets dan de gelukkige
bezittersen dat is voor een staatkundige
partij niet genoeg.
Tweede Kamer.
De afdeeling^en van de Tweede Ka
mer hebben benoemd tot rapporteurs
overhet voorstel van wet van de hee
ren Van Hamel en Limburg tot wijzi
ging en aanvulling van de bepalingein'
van het wetboek van Strafvordering be
treffende het hogoer beroep van liet
openbaar ministerie in strafzakende
wetsontwerpen tot goedkeuring der in
1909 te Londen onderteekende verkla
ring van zee-oorlogsrechttot aanvul
ling en wijziging van de art 16, 18 en
26 der Jachtwet; tot naturalisatie van
D. Tattersall en zeven anderen, de hee
ren De Kanter, Van Idsinga, Van Doorn,
Van Sasse eti Ysselt en Van Wijnber
gen
over de wetsontwerpen tot bekrach
tiging van een overeenkomst met de
Maatschappij tot exploitatie van Staats
spoorwegen betreffende de exploitatie
van den spoorweg van Gouda aiaar
Schoonhoven tot wering en bestrijding
van ziekten van cultuurgewassen en vai
voor cultuurgewassen schadelijke die
ren, en over eenige kleinere wetsont-
den. Gij hadt voor verontschuldiging uw
verlangen, om de burchtvrouw naar Cla
rens terug te brengen, het verlangc i van
allen, om haar weer te zien, haar eigen
verlangen eindelijk om er terug te hee
ren. Ik zal u echter slechts vergeving
schenken en gij zult van uw berouw cn
uw wroeging, welke uw leven vergift
gen, slechts bevrijd worden, door mij te
helpen, den misdadiger te ontmaske
ren."
„Ik zal u helpen, mevrouw, met alles
wat ik nog aan kracht bezit".
Lady Roswald besloot onverbiddelijk:
„Mijn vermoedens blijken onder alle
opzichten juist te zijn, en geen twij
fel is thans meer mogelijk. Er is slechts
één schuldige: Jean Raffut. En Jean
Raffut moet gestraft worden."
Bij die woorden verdween eensklaps
de koortsige opgewondenheid van Pier
nic. Een p'otselinge gedachte doorkruis
te zijn brein, en hij riep uit:
„Straf Raffut, mevrouw, ja, ja, straf
hem maar vooral, o, vooral dat de straf
niet de onschuldige Geneviève treTe!
Zij mag niet weten, dat Jean het heeft
gedaan; zij mag er zelfs niet over in
twijfel ve-keeren. O, ziet u, anders zou
dat arme, reine zietje ervan sterven
?jj £9U firya.u sterven, na al hare tranen
werpen de heeren Ce üeer, Van Best;
Fleskens, Duynstee en Van Wicheii
over het wetsontwerp tot instelling
van een fonds ter verbetering van de
kustverdediging en tot wijziging van de
militiewet 1901, enz., de heeren Thom
son, Van Hoogstraten, Eland, De Sa-
vornin Lohman en Duymaer van Twist
Spoorwegbruggen.
De Vereeniging tot behartiging der
Stoomvaart-Belangen in Nederland heeft
tot den minister van waterstaat een
adres gericht, waarin wordt gezegd
Dat in verband met den eerlang id
exploitatie komenden electrischen spoor
weg door de Haarlemmermeer cei on
derzoek is ingesteld omtrent de over
brugging der vaarwaters door gezeg
den spoorweg, waarbij aan het licht
is gekomen, hoe treurig het gesteld is
met de vrije doorvaarthoogte dezer decs
in aanbouw, deels ontworpen spoorweg
bruggen. Een gunstige uitzondering
daarop maken de bruggen over de Ring
vaart der Haarlemmermeer bij Alsmeer
en over de zijl bij Leiden met tei vri;«(
doorvaarthoogte van 3.80 M.evenwei
wordt uit het uit deze hoogte voort
vloeiende profijt voor de scheepvaart!
grootendeeis te niet gedaan door de tus
schen deze beide bruggen liggence age:
brug bij Oude Wetering, waaraan Siechts
een doorvaarthoogte van 1 M. is toebe
deeld. De overige bruggen, die ove: den
Amstel bij Uithoorn, over den Ouden
Rijn bij Alpen en over de Ringvaart bij
Vijfhuizen, zijn alle van bede-nkelijke
laagte. Adressante betreurt het in hooge
mate, dat bij het ontwerpen van deze
drie bruggen en die te Oude Wet e mg
geen rekening is gehouden met ce be
langen van het scheepvaartverkeer.
Adressanten wijzen dan op de ver
zoekschriften van Mei 1895 en Maart
1899. Adressante komt het voor, dat het
nimmer in de bedoeling van de reg.e-
ring heeft gelegen, dat door den aan
leg van den electrischen spoorweg en
voor het scheepvaartverkeer zoo na
deel ige toestand in het leven z^u wor
den geroepen, waarom adressante den
minister verzoekt, rekening te willen
houden met de aangevoerde bczwa eti
en met spoed te willen ingrijpen ia'
de plannen deels in voorbereiding, deels
in uitvoering tot her overbruggen der
vaarwaters met lage bruggen.
Naar wij echter vernemen zullen de
lage bruggen altijd geopend blijven om
slechts tegen de aankomst van treinen)
gesloten te worder. terwijl de hoogere
bruggen steeds blijven gesloten zijn om
bij de doorvaart van schepen zoo noodig
te worden geopend.
Kleedingindustrie.
Onlangs hebben de Moderne Kieeder-
makersbond, de Patroonsbond, de Coit-
fectiepatroons en de Coupeursbond uit
hun midden een comité gevormd en een!
adres verzonden aan minister van land
bouw handel en nijverheid.
Het bestuur van den Federatieven
Bond van arbeiders(sters) in de klee-
dingsindustrie heeft deswege ce op
roep gericht tot de kleedermakers er-
eenigingen in ons land, die niet deel e-
men aan de adresbeweging, om dezen >0
doen opmerken, dat de bond genoemd
comité heeft geantwoord, dat het ten
onrechte is opgetreden uit naam van
alle vakgenooten, van wie het slechts
een klein deel vertege ïwoordigt.
Bovendien, zoo zegt het bestuur van
den Federatieven Bond, zijn de in bo
vengenoemd adres opgenomen punten!
geheel en al in strijd met de belaugeu
der gezellen.
De vereenigiugen zijn daarin uilge-
noodigd tot een te houden conferentie
op den tweeden Paaschdag, op nader te
bepalen plaats, ter nadere bepaling van
de omtrent het bewuste adres tc vol
gen houding.
Kerknieuws.
Gisternacht is te 'sGravenhage in het
R. K. Ziekenhuis de WelEerw. heer J.
W. v. d. Wal, kapelaan aan de St. Wil-
librorduskerk aldaar, overleden.
De overledene bereikte den ouderdom
van 37 jaar, was sedert een tweetal jaren
kapelaan te 's Gravenhage en voor dien
tijd kapelaan te Vogelenzang.
te hebben uitgeschreid. En ik, ik wil
niet, dat zij ongelukkig zijO, als ik!
wist, dat de woorden, welke ik u gezegd
heb, haar schade konden doen, haar ge
luk konden verstoren, dat zou ik me
nooit vergeven, ze te hebben gesproken,
ik zou ze tegenover allen terugnemen,
ook tegenover u! Ik zou liever weer
worden opgesloten, ik zou nog liever,
inij-zelven als den schuldige aangeven."
Verwonderd over die ontboezeming»
waarin alles trilde wat de grijsaard nog
aan kracht en hartstocht bezat, vroeg
lady Roswald oprecht nieuwsgierig:
„Wie is Geneviève, en wat heeft zij
met dat alles te maken
„Wat, kent u haar niet, die we hier
om haar onschuld en goedheid allen Ge
neviève noemenZij is de nicht van!
Raffut, mevrouw, en zoo zij slechts de
misdaad vermoedde, waaraan haar ooni
schuldig is, dan, ik herhaal het, zou zij
sterven van schaamte en van smart"
En Piernic vertelde nu in bijzonderhe
den, hoe, door haar bidden en aanhouden
het jonge meisje zijne bevrijding had ver
kregen.
(Wordt vervolgd)^,