Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 15 Februari. Uit de Pers. Successie=belasting. Mgr. dr. W. H. Nolens geeft in de „Nieuwe Venlosche Coura nt" als zijne meening te kennen, dat de wijziging aan de successiebelasting in de 1 weede Kamer, naar alle waarschijnlijkheid niet op veel tegenstand zai stuiten. Immers al heeft het ten doel eene be trekkelijk kleine vermeerdering der op brengst, het beoogt ook eene meer bil lijke regeling dier belasting. En de meerdere opbrengst wordt ge vonden in de billijker regeling. De kleinere verkrijgingen worden ont last en de last overgebracht op de sterke re schouders. Het recht van overgang dat geheven wordt wegens nalatenschappen over de waarde van tot den boedel behoo rende effecten en rentegevende schuld vorderingen, boven en behalve het recht van successie, wordt afgeschaft. Verder is van het beginsel uitgegaan dat de billijkheid eischte de verkrijgin gen van kleine erfdeelen en legaten te ontlasten door uitbreiding der vrij stellingen. Deze vrijstellingen zullen niet meer berekend worden naar het saldo der nalatenschappen, maar naar het ver kregen bedrag. De opcenten, die in de laatste 67 jaren steeds op 38 werden bepaald, en aldus een vast karakter verkregen heb ben, worden met het recht van successie versmolten, en er wordt bij bepaald, dat van de successierechten geen opcenten zullen worden geheven. De hoogere opbrengst wordt verkre gen door verhooging van het percentage der heffingen voor verkrijgingen in de zijdlinie en door niet-verwanten. Het nieuwe in het voorstel is, dat het progressie stelsel, dat ook reeds in an dere belastingen bestaat, ook hier wordt ingevoerd. in dezen zin namelijk, dat van het geen meer dan zeker bedrag wordt geërfd of verkregen, telkens een wat hooger percentage wordt betaald dan over bedoeld bedrag. Op die wijze is verhooging der Jbe- lasting voor «kleinere verkrijgingen te ver mijden.. Die progressie heffing zal echter eerst bij betrekkelijk 'hooge sommen beginnen. Volgens het voorgestelde tarief voor verkrijgingen in de rechte nederdalende lijn en door echtgenooten met kinderen bij een bedrag van 50.000 fl., voor de verkrijgingen in de rechte opgaande lijn en door echtgenooten zonder kinderen bij een bedrag van 10.000 fl. en voor de ove rige verkrijgingen bij een bedrag van 5000 fl. Terecht wordt in de memorie van toe lichting gezegd, dat in het algemeen ge sproken wel mag worden aangenomen dat voor denzelfden persoon eene groo- terëverkrijging ook eene grootere draag kracht geeft. En nu voor de verkrijging een er hoo gere opbrengst moet worden gekozen tusschen een proportioneele verhooging van alle rechten en eene, overigens zeer matige, progressieve heffing, verdiende de laatste uit een oogpunt van billijkheid ze ker de voorkeur. Een „Standaard" driestar Ls ook aan dit onderwerp gewijd, Daarin lezen wij Successiebelasting binnen perken ge houden is voor ons slechts uitgestelde inkomstenbelasting. Is er een ton kapi taal dan kan de Overheid tweeërlei doen. Ze kan of zeggen: Betaal mij van die ton, over een periode van 30 jaar gere kend, elk jaar f 100, of wel ze kan zeg gen Houd dat geld voorloopig maar, doch als ge komt te sterven, zal ik van uw erven f3000 nemen. Om het globaal op te zetten, laten we nu de interest op in terest buiten spel. Door nu het laatste, stelsel te kiezen, gunt de Overheid aan FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 64) En in zijn meest heldere oogenblikken dacht hij: „Ik houd evenveel van de jonge me vrouw de Clarens als ik hield van de arme markiezinik ben aan Geneviève evenveel verschuldigd als ik aan de goede dame verschuldigd was. En wijl ik niets meer doen kan voor de doode, laat dan minstens de levende gelukkig wezen." Dit was overigens een redeneering, waarbij de oude man wel gaarne stil bleef staan, om de grondige reden dat denken hem deed lijden. En Giebbende op gemerkt, dat hoe meer hij werkte, hoe minder hij dacht, werkte hij zooveel hij kon. Den Zaterdag, warop Raffut op het kasteel moest terugkeeren en Frédéric zich naar Portvieux had begeven, was Piernic hout gaan hakken voor den win ter. Dat hout was hoog opgestapeld in de open ruimte, waar de hoeve verrees. Diat werk maakte geiucht en hinderde den eigenaar van dit kapitaal het voor deel, t en eerste dat hij die 30 jaren lang zijn geld houdt, er vrij over beschikt, dit geld niet behoeft af te schuiven, en ten andere dat hij 't betaalt als hij dood is, en er dus toch niets meer aan heeft, ter wijl dan wel zijn erven had moeten uitkee- ren, maar op een oogenblik, dat ze goed geld krijgen, waarvoor ze zeiven niets heb ben gedaan. We kunnen hier geen hardheid in zien, eer een tegemoetkoming. Alleen zouden nog een tweede tegemoetkoming zoo gaarne aan de eerste zien toegevoegd, en wel door een termijnbepaling. Nemen we hier het onderstelde kapi taal van f 1000.000, dan kan het zoo bit ter ongelijk loopen, ai naar gelang in een zelfde eeuw ditzelfde kapitaal slechts driemaal of tienmaal versterft. Generaal genomen het telkens te betalen bedrag op f3000 stellende, gaat er in het eer ste geval per eeuw f3000 X 3 f9000 af, en in het andere geval f3000 X 10 f30.000 en verliest het alzoo bijna een derde. Hierin steekt een onbillijkheid. Het is meer dan eens voorgekomen, dat een zelfde kapitaal, waarvan pas de successie belasting betaald was, binnen drie jaar weer overging zoodat er ten tweeden ma le binnen drie jaar moest betaald worden. Deze onbillijkheid nu ware te voorko men, indien men als normalen termijn zeg 30 jaar aannam, en voor langer tijd een progressie, maar dan ook voor korter tijd een degressie invoerde. In den regel versterft een kapitaal driemaal in elke eeuw, of wil men iets lager gaan, zeg dan vier maal en reken den norma len termijn op 25 jaar. Leeft nu een tij delijk bezitter van dat kapitaal zooveel langer, dan heeft hij er ook zooveeMan- ger genot van, en is er niets onbillijks in dat bij zijn sterven zooveel meer wordt betaald. Maar dan ook omgekeerd sterft hij spoedig, zoodat hij niet 25 jaar maar slechte 20, 10 of 5 jaar er genot van had, dan is het ook billijk, dat er zooveel min der a;fga. Voor den Staat blijft het 't. zelfde. Er zou van hetzelfde kapitaal de ééne maal iets minder, de andere maal iets meer af gaan maar over een eeuw gerekend zou de opgebrachte som gelijk blijven. Wat thans vooral de aversie tegen de successiebelasting stijft, is het telkens voorkomend feit, dat een kapitaal, waar van pas kort geleden het volle geld be taald is, na korten tusschentijd weer ver sterft, en dat er dan nogmaals het volle bedrag afmoet. Kon dan ook aan deze onbillijkheid te gemoet gekomen worden, zoo zou stellig deze belasting aan sympathie winnen. Dienstvoorwaarden Spoorweg personeel. Van verschillende kanten worden den klachten geuit over de verslechte ring in de toestanden, waarin door het nieuwe R. D. V. 1911 het spoorwegper soneel is komen te verkeeren. Het orgaan van de (Soc.) Ned. Vereeniging van Spoorwegpersoneel steekt zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken, maar uit ze in de ge bruikelijke termijn. Van meer waarde is intussChen voor ons hetgeen van andere zijde wordt ge zegd. t Zoo lezen wij in „Het Rechte Spoor", orgaan van St. Rafaël „Het nieuwe R. D. V. heeft eindelijk onze nieuwsgierigheid bevredigd. Niet dat de verwachting over het alge meen hoog was gespannen, maar toch waren we benieuwd, onder welke nieu we voorwaarden we bij den spoorwagen in dienstbetrekking bleven of „konden blijven". Verbeteringen in de loonen heeft niet plaats gehad, slechts enkelen van het mindere personeel, zagen hunne bezol diging met 5, 10 of 20 ct. per dag ver hoogd, doch deze enkelen vallen weg bij het meerendeel der verschillende» categorieën, van wie zeer zeker een groot aantal met recht eene verbetering hunner bezoldiging met het nieuwe R. D. V. hadden verwacht".... En „H et Seinlicht", orgaan van den markies in zijn arbeid; dus moest hij van de afwezigheid van zijn meester gebruik maken om het klaar te maken. Door den terugkeer van Geneviève een oogenblik zijn werk gestaakt hebbende, was Piernic opnieuw aan het hakken gegaan en reeds begon de schemering te vallen, toen de afgematheid den grijsaard noopte zijn nog krachtigen rug omhoog te steken en het hoofd op te heffen. Aan den ingang van het bosch stond een dame in reispels gewikkeld en met ge sluierd gelaat onbewegelijk tegenover hem. De oude Piernic was bijgeloovig; het verdriet en de ellende hadden zijn brein verzwakt. Hij sidderde voor deze verschijning. Zijn ontsteltenis nam nog toe door het zwijgen en de roerloosheid van die plotseling opgedoken gedaante, en hij was op het punt om zich ijlings uit de voeten te maken, toen de dame dat bespeurend, hem met een stem van gezag vroeg: „Is dit de hoeve van het kasteel, de woning van den markies de Clarens?" Piernic moest eerst adem halen, alvo rens in staat te zijn te antwoorden. „Ja, mevrouw, hier woont de markies. Maar hij is naar de stad en zal eerst te gen het avondmaal terugkeeren." „Ik zal op hem wachten. Bewoont Jean Raffut het kasteel?"- den Chr. Bond van Spoorwegpersoneel, spreekt van „algemeene teleurstelling" en vervolgt dan Ofschoon wij ons geen groote illu sies hadden gemaakt van hetgeen uit ons rapport „wenschen en bezwaren" zou worden overgenomen, zoo hadden wij toch niet gedacht, dat de verbete ringen zóó weinig in aantal en hoeda nigheid zouden zijn." „Opnieuw en met frisschen moed dient er thans, méér dan ooit, door ons allen gewerkt te worden, opdat al het mogelijke kangedaan worden, om die verbeteringen )e trachten te verkrijgen, welke als recht en billijk mogen worden gevraagd".... Uit Hollands Duin. i. Mag ik' me even voorstellen. Ik1 ben Duno van Boeclc horst en woon hoog in 't duin. Mijn gezichteinder ver liest zich ver oorstwaarts en voor mijn voeten ontrolt zich landwaarts in, het heerlijk panorama van Hollands duin streek. Veel kan ik waarnemen op mijn hooge standpunt. Daarover wil ik nu en dan wat schrijven in dit blad, maar zal daar bij niet schieten onder de duiven der diverse briefschrijvers van „De Leid sche Courant". Toch rest me dan nog overvloed van stof. Want als ik mijn oog laat gaan over de wijde velden langs den duinvoet, dan zie ik vopr mij een prachtig stuk van Roomsch Holland. Van Haarlem tot Leiden en verder zuidwaarts en noordwaarts en diep land waarts in, steken toren bij toren hun spitsen hoog in de lucht, ver uit bo ven de donkere streep van boomen, zich rijend de geheele lengte der duinen langs, met in 't midden recht voor me waar 't duin het breedst'is, de dunne naald van Lisse, door Jan Kalf, meen ik, vergeleken bij een aspergesliert. Ten spijt van „De Balans", die de mocraten van links in de Sleutelstad zijn gaan houden, rijzen er tal van Roomsch- Katholieke tempels hoog op met hun spitsen boven het land van bloemen. En in de schaduw dier kerken getui gen bloeiende stichtingen en massale gebouwen van edele Roomsche Charitas, van diepe Roomsche godsvrucht, van degelijken Roomschen zin voor christe lijke opvoeding en ware ontwikkeling, van stoere Roomsche kracht in het so ciale leven. Dit en ovèr dat hier opbloeiende en door weelderig zich uitende en elders ook wel in sleur voortgaande Katholie ke leven is veel te zeggen en hoop ik meerdere malen te mogen schrijveni. Maar niet daarover uitsluitend zal de inhoud dezer brieven gaan, want daar naast is nog veel, dat wel onze aan dacht overwaard is. De treinen, wegglijdend onder hun lange witte stoomstreep, de stoomboot jes, opwolkend den zwarten rookdamp, de gillende stoomfluiten van de machi nes, weghappend het duinzand, de toe terende auto's, langstuffend de slinge rende, dalende en rijzende duinwegen doen ook hier ons niet vergeten het le ven van den modernen tijd. Het scherp sprekend contrast dezer nieuwerwetsche vindingen met de onge repte stilte der eeuwenoude duinen, doet onwillekeurig den geest van den eenzamen beschouwer terugtreden in de tijden, die gingen. Hoe gemakkelijk, als bij tooverslag, rijst voor ons op de eens zoo machtige abdij van Egmond. Wij zien er de Bene dictijnen in hun rein habijt, maar stof- feeren meteen ook het golvend duin- land met den jachtstoet van edelingen, die Brederode en Dever en Teylingei en de rij van adellijke sloten langs den duinrand bewoonden. Onze verbeelding kent geen eeuwen. De historie rolt voor ons heen, als op de film eener bioscoop. Naar willekeur laten we den stoeren, blonden Germaan, het groote wild machtigen in verwoe den tweekamp van man tegen dier. Met zevenmijlslaarzen schrijden we „Ja, mevrouw, maar hij is op een rond reis en hij zal eerst na het souper, heef laat in den avond terugkeeren." „Dat komt goed uit. Zeg eens: Ken je en weet je waar de woning van den ouden Piernic is?" Door die vragen, welke hem hadden moeten gerust stellen, voelde Piernic in tegendeel, na een oogenblik van ver lichting, zijn ontsteltenis toenemen; het scheen hem toe, dat hij in een ver, ver verleden de stem, die sprak, had gekend. Op de laatste vraag werd hij opnieuw door siddering aangegrepen en miste hij schier de kracht om te antwoorden. „Piernic, mevrouw, dat ben ik." „Jij!" riep de dame uit.„Nu jou vooral zocht ik. Hef je oogen op en beschouw wie tot je spreekt." In een soort van lijdelijke, suggestieve gehoorzaamheid, keek Piernic omhoog. Met een snelle beweging rukte de da me zich den dichten sluier van hut ge laat De grijsaard viel op de knieën, zijn oogen schitterden als in geestverrukking, en met gevouwen handen, als: aanschouw de hij een heilige, riep hij met een van geluk trillende stem: „Onze dierbare dame, o nze dierbare dame van Clarens, onze zoete en goede jnarkjezin, Jjent a het, die eindelijk tot vervlogen tijden door. We gaan mee ter vroolijke jachtpartij met bevallige jonk vrouwen onder geleide van hoffelijke ridders, die in hun schild de leuze „Voor God en de dames" voeren. We leven mee in liet edele vermaak van het „vlieghen metten vogelen". En als in 't voorbijgaan brengen we Kenau ons saluut, belezen we de Octoberdagen van Leiden's haring en b: od en staan, alweer met een gigantenstap, in Hol lands glorietijdperk. Wat is van Hollands roen en eer heeft het duin gezien. Helden en Kun stenaars, Staats'ieden en Kooplieden hebben geleefd aan zijn voet, zijn gebo ren en getogen in .de luwte van zijn kruin. Hier, in het duinland vooral, zijn geleefd de gouden dagen van Hollands roemrijkste eeuw. Afaar daarna zagen die duinen ook de inzinking, die een Pot gieter in gespierde taal den Jan-Salie- geest deed geeselen. 't Was eet der uitingen van futloosheid en van lam- zalig.ieid, dat nat in het kalkerij, grof korrelig, scherpe duinzand kan groeien tot Hollands goud, door menschel ijk dwaasheid gemaakt werd tot veler onge luk. 't Was maar een korte spanne tijds, dat een dwaze tulpenhandel verwaring kon stichten. En in onze dagen is ge heel afgeschud die Jan-Salie-Oeest in het bedrijf, dat Hollands duinstreek ka rakteriseert. Bij een flinke wandeling langs en in Hollands duin zal ons ver rast doen stilstaan de verwording en het verwordert van een golvend duin landschap tot lage, vlakke gronden. Vooral nu met de snelle ontwikkeling van het grootbedrijf in het bloemboi- lenvak als het ware een Iandhonger is gekomen, zien we machines duinbrok- ken in een oogwenk wegvreten, waar eertijds moeizaam schopje voor schop je een binnenduintje na jaren vün onver droten stoeren arbeid kon worden weg- gegraven. Waar pas nog stil en eenzaam het blonde duinlandschap zich uitstrekte, komen thans met den arbeid leven en welvaart zich vestigen. Uit liet zand der geslechte heuvels groeit het artikel, dat dank zij den ouden Hollandschen on dernemingsgeest een weg gevonden heeft naar de handelsmarkten der oude en nieuwe wereld. Daar zijn er, die met zorg en kom mer de snelle vermeerdering van <;ul- tuurbodem voor den bollenteelt gade slaan. Maar vergeten worden mag het niet, dat de tijd voorbij is, dat een klein bedrijf winst kon afwerpen, ruim ge noeg tot groot leven, 't Komt thans op de massa aan. Vandaar dan ook de uitbreiding tot groote zaken, tot bedrij ven met bunders en bunders van bollen- grond. Vandaar dan ook, dat zwermen van reizigers vroeg in den winter reeds den Oceaan gaan oversteken, of trekken naar 't weinig gastvrije Rusland en naar het hooge noorden om er te zoeken nieuwe afzetgebieden nieuwe markten, nog niet door bollenmenschen beieisde s.reken. Inderdaad^ er zit nog van de onvervalsch- oud-Hollandsche energie in de bo.lenmen schen, die er zelf op uitgingen en er nu hun zonen op uitsturen om hun produc ten in den vreemde aan den man te bren gen. De concurrentie dwingt ze, zeker, maar zij verscherpt toch ook den geest tot Willen en durven. Dat het kleinbedrijf sterk gaat voelen den zwaren druk, dien in het algemeen ieder groot LTedrijf uitoefent op den kleinen beoefenaar, kan niet ontkend worden. Juist de scherpe concurrentie op de wereldmarkt heeft de buiten- landsche handelaars, die vroeger niet tegelijk kweeker waren, er toe gedwon gen te worden groot-kweeker. De afhan kelijkheid van den kweeker is voor den verzender sterk verminderd, sedert deze geworden is groot-kweeker en daardoor mede de binnenlandsche markt voor een niet gering deel beheerscht. Deze t« »e name had tot natuurlijk gevolg dal kweekers en verzenders zich gingen or- ganiseeren, afzonderlijk en elkaar uit sluitende. In hoeverre dan toch nog op samenwerking voor den bloei van het vak is aangestuurd en kan worden aan- ons wederkeert." De vreemdelinge, die ongetwijfeld een geheel anderen kreet en een geheel an der gebaar had verwacht dan die natuur- tuurlijke en spontane ontboezeming van vreugde, kon een korte beweging van verbazing niet weerhouden. De heldere scherpe, strakke blik, welken zij in de oogen van Piernic had geworpen, met den vasten wil hem te betooveren, werd eensklaps zachter bij de pathetische hou ding van den oude, en deze riep daar op met nog grootere vreugde uit: „O nu, nu uw oogen zachter zijn, nu herken ik u beter, mijn arme, goede mar kiezin „Sta op, Piernic," zeide de dame op vriendelijker toon. „Uwe treffende hou ding, nu ge mij eensklaps vóór u ziet, getuigt welsprekender ten uwen nste, dan alle betoogen, die gij voor u ve on schuld zoudt kunnen aanvoeren. Evenwel daar de inlichtingen, welke ik te Port vieux en elders heb ingewonnen, onvol doende waren, is het van gewicht, dat ik wete al wat geschied is. Wijl mijnheer de markies eerst tegen het uur van den avondmaaltijd zal terug komen, hebben wij den tijd om bedaard met elkander te praten. Lrmij spoedig de hoeve bin nen, wanl Ügezonderd gij en mijn neef heb ik er bc.ung bij, dat niemand mijn gestuurd zai, in een Interen brief on derwerp van bespreking worden. Ik heb in dezen bij wijze van introductie er op willen wijzen, dal ^e Iandhonger in het bloembo'lenbedrijf stilling zoekt in de ongerepte duinen, die we nu langs on ze slooten en vaarten zien wegvoeren als ondergrond voor den nieuwbouw on zer groote Hoüandsche steden. DUNO VAN BOECKHORST. Koloniën. Cholera. Van 14—18 Januari zij er te Batavia aangetast 4 inlanders en overleden 8 in landers. Dr. Ouwehand heeft aan het Bat. Nbl* medegedeeld, dat van de vierduizend Europeanen te Batavia die met cholera- serum zijn ingeënt, slechts één door de ziekte werd aangetast, waarbij de be handelde geneesheer nog twijfelde of het wel cholera was. Van de overige vier duizend Europeanen waren in dienzelfden tijd 62 aangetast, van welke 33 overleden. De resident van Singaradja maakt be kend, dat in de onderatdeeling Oost- Lombok met havenplaats Laboeanhadji en Tandjoeng loear, cholera is uitgebroken. Met het oog op de heerschende cholera te Makassar mogen voorloopig geen ver oordeelden derwaarts worden gedirigeerd. Koortsen. Uit het Sidoardjosche komen siechle berichten omtrent den gezondheidstoe stand. Er heerschen veel koortsen 50,000 kinine-tabletten zijn aangevraagd. Vrije overtocht. Bepaald is dat in het reglement op de toekenning van overtochi van Neder land naar Nederlandsch Indië en omge keerd ten laste van dc Indische be grooting wordt opgenomen onder letter g: de bij volmacht in het huwelijk ge treden echtgenoote van den in actieven dienst in Nederlandsch-lndië aanwezigen landsdienaar, wiens gezin aanspraak op overtocht kan ontleenen aan de be palingen van dit reglement, zoomede de kinderen, die ten evolge van dat huwe lijk leden van het gezin van den lands dienaar worden, met dien verstande, üat het recht op overtocht van de echtge noote, de kinderen en de stielkinderen van een militair beneden den rang vin officier afhankelijk is van de speciale vergunning van den minister van Kolo niën om zich naar Indië te begeven. Tegen den opium sluikhandel. Tot beteugeling van den opiumsluik handel, zoomede in het belang der uit oefening van de politie in de baai van Amboina acht de regeering naar liet „Soer. Hbld." verneemt de aanwe zigheid eener behoorlijke bemande mo torboot aldaar noodig. Zij heerf den minister van Koloniën de vereischte gel den daarvoor gevraagd, te brengen op de ontwerp-begrooting voor 1913. Eskader-oefeningen De te Soerabaja vertoevende oorlogs schepen, waaronder de „Zeven Provin ciën", zullen vermoedelijk in April naar Ainpenan stoom en, om gedurende eeni- ge weken in de wateren van Lombok es kader-oefeningen te houden. Aanslag op een planter. Den 14en Januari werd te Koeala Lpempoer bericht ontvangen, dat de heer C. R. Harrison, planter te Koeala Selanger, in 't hospitaal was gebracht met een ernstige wond aan den hals. Men vermoedt, dat hij in zijn slaap is aangevallen en dat men hem den hals heeft willen afsnijden. Bijzonderheden zijn nog niet bekend. De heer Harrison is buiten onmiddellijk gevaar. Gemeenteraad van Wassenaar. Voorzitter de heer Terheijden, wet houder, waarnemend burgemeester. Aanwezig alle leden. De heer J. Ruijgrok vraagt het woord en zegt Mijne Heeren: Eer wij onze raadsvergadering voortzet ten gevoel ik behoefte een woord ter komst hier vermoede." Piernic bleef steeds geknield, in een houding als voor een vizioen en scheen nog niets te begrijpen. Niet zonder eenig ongeduld zette de rezigister hem thans het geval uiteen. „Komaan, genoeg verteedering, mijn beste man," vroegde zij hem toe. „Gij begrijpt toch wel, dat de dooden niet uit hunne graven opslaan, en dat ik niet de ware markiezin van Clarens ben, maar hare zuster, de tante van den jongen markies, lady Roswald „ls u niet de goede dame?" vroeg Piernic langzaam opstaande. „Dat had ik moeten gissen, 't Is inderdaad waar dat de dooden niet opstaan.... Maar als ooit een vergissing te verontschuldigen is dan de mijne.... want u gelijkt sprekend op onze goede meesteres!" „Des te beter", zeide lady Roswald, „die gelijkenis zat me uitsteknd te pas ko men bij de taak die ik heb te vervullen." Piernic wilde beginnen te vragen, maar de dame legde een vinger op den mond, teneinde hem het zwijgen op te leggen. Eerst toen zij in de zaal der hoeve wa ren en de deuren zorgvuldig gesloten wa ren, hernieuwde zij hare vragen. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5