Onze nachtegaal*
2>
46
E gedachte, dat het plaatsje bij de kachel en de stoel,
waarop de oude man zijq dagen doororacht, spoedig
weer onbezet zouden zijn, veroorzaakte haar diepe smart.
Haar droevig voorgevoel bedroog haar niet, want spoedig
kwam de dag, waarop hij zijn bed niet meer verlaten kon en
het uur, waarop hij Agatha vroeg dea pastoor te laten roepen, opdat
hij zijn rekening met God afslijten en rustig zijn einde te gemoet
zou kunnen zien. Nog denzelfden dag werd zijn wensch vervuld;
met treffende godsvrucht ontving hij de H.H. Sacramenten en
daarop schitterde zijn gelaat van een zaligen vrede. Vaak rustte
zijn oog met een zonderlinge uitdrukking op zijn trouwe verpleeg
ster, die als een engel aan zijn sponde waakte en trots al haar
vermoeidheid haar nachtrust voor hem wilde opofferen, tot hij
haar met zachteo drang noodzaakte ten minste voor eenige uren
haar legerstede op te zoeken, wijl hij toch niets noodig had.
De winter was voor Agatha in trouwe liefde en zorg voor den
ouden man voorbijgegaan en nu prijkte de na uur weer in lente-
pracht. De warme zon ontlokte de weer ontwakende aarde het
teedere groen en weefde in het smaragdgroene tapijt der weiden
de bonte klaverpracht van duizenden lieflijke bloempjes. Op hoo
rnen en struiken lagen geurige bloesems, ce vogels wiegden zich
op de slingerende takken en lieten onder het frischgroene loover-
dak hun liederen schallen, zoo zoet en liefelijk, zoo vol van over-
vloeieuden levenslust, als dreigde hun kleine borst open te sprin
gen wanneer zij hun vreugde niet in tonen konden uitstorten.
Agatha was trots de aan het ziekbed doorwaakte nachtelijke
uren reeds buiten op den klaverakker bezig, oLchoon het nog
vroeg in den morgen was. -De schoone natuur miste hare uit
werking op haar gemoed niet, met verrukking ademde zij de
kostelijke, irissche lucht in en liet haar oogen met bewondering
over veld en wei, over berg en dal zweven.
Niet voor niets heette zij de nachtegaal, want het duurde niet
lang of ook zij jubelde haar vreugde uit in vroolijke liederen.
Rein als paarlen kwamen de tonen haar van de lippen en hoe
meer zij zong, hoe ruimer en vroolijker haar het hart werd en
hoe tinker en ijveriger zij haar werk deed. Geheel in haar gezang
en haar arbeid verzonken, bemerkte zij de nijdige blikken niet, die
op haar rustten.
Op een nabijgelegen akker van den Rotherhof werkte Eva, die
op het zien van het jonge bekoorlijke meisje reeds bijna stikte
van nijd, maar wie, toen zij Agatha hoorde zingen, de gal geheel
overliep. Juist wilde zij haar verbittering lucht geven en Agatha
een of andere booze opmerking toeroepen, toen zij de geopende
lippen weer sloot en als vastgenageld bleef staan. Halt, wat
moest die man daar? Haar groene oogen gloeiden als die
eener slang
Het was geen begoocheling. Ginder aan den rand van het
bosch, dat aan den akker grensde, kwam de gestalte van een
slanken jongen man te voorschijn. Hij wenkte levendig mtt de
hand. Nu bemerkte hem ook Agatha, een hoog rood bedekte
haar gelaat, de sikkel ontgleed aan haar handen, zij ijlde op hem
DE VOORGEVEL VAN HET GEBOUWEN COMPLEX DER
NIEUWE LANDSDRUKKERIJ TE 's-GRAVENHAGE:
een modelinrichting op het gebied der boekdrukkunst, zooals onlsland
er zeker weinig aan te wijzen heeft.
Foto C. J. L. VERMEULEN Lange Poten, Toussainckadc Den Haag.
toe en stak hem de handen toe. De manier, waarop zij elkaar
begroetten, was zeer hartelijk en getuigde van groote vertrouwe
lijkheid, zooveel kon Eva wel gewaar worden. Wat had zij niet
willen geven om het gespiek te kunnen afluisteren 1
Neen, hier te staan en uit de verte te moeten toekijken, dat
hield Eva niet uit. Als een kat sloop zij weg langs de boomen
om achter een stam verborgen zooveel mogelijk af te luisteren.
Doch toen zij kort genoeg bij was, gingen die twe« van elkander
en zij kon slechts de laatste woorden van Agatha hooren
„God zegen je, lieve Bernard. Ik heb nu geen tijd meer. Ook
zouden wij licht gezien kunnen worden. Maar van avond precies
negen uur ben ik weer op deze plaats. Zorg maar, dat je niet
te laat komt."
Daarmee ging Agatha terug naar haar arbeid, terwijl de jonge
man, die nog herhaalde malen omkeek, in de schaduw van het
bosch verdween.
Op Eva's gele wao gen gloeiden
twee roode vlekken, baar oogen
schitterden van boosaardige vreug
de, een valsche lach gleed over
haar leeljjk gelaat en zegevierend
mompelde zij in zich zeiven
„Heb ik je daar eindelijk, val
sche huichelaarster met je schijn
heilig engelengezicht. Nu zult ge
mij niet ontsnappen. Itc breng de
rechte lui op je spoor en jaag ze
je op den hals, hoor!"
De avondschemering week voor
DE OUDE EN DE NIEUWE „BOOMSKERK" TE AMSTERDAM:
de oude „Boom" in de Kalverstraat, de huiselijke, typische kerk dtr EE. P.P. Frarciskanen in het hartje der
oude stad, is zooals onze lezers weten in andce harden o\e'grgaan en zal thans verdwijnen, om plaats temaken
roor een modern winkelpaleis. En de uitbreiding der houtdsiaü heeft het noodig gemaakt, dat in het snel groeiende
Sloterdijk6che kwartier, aan den Admiraal de Kuyteiweg, een nieuwe „Biomeketk" moeet verrijzen, die evenwel
met z'n trotsche proporties en fieren toren een heel anderen indruk maakt!
het duister van den nacht en in
het dorp was alles reeds in rust.
Alleen op den Berghof flikkerde
nog een licht. Dit was in de kamer
van den ouden man. Agatha ging
stil rond en bracht alles in orde.
Zij maakte het bed van den zieke
wat op, schudde de kussens op,
streek de dekens glad en verzorgde
den grijsaard met alle liefde.
„Zie zoo, vadertje," sprak zij ten
laatste op haar eigenaardig weeken
toon, „voor het oogenblik is alles
zooals ge het noodig hebt. Ik
heb iets te doen, dat geen uit
stel kan lijden, daarna kom ik
nog eens kijken
Spoedig daarop knarste even
de huisdeur, Agatha trad naar
buiten en sloeg het voetpad in,
dat Daar het bosch leidde. Ook
op den Rotherhof wetdeenig ge-
ruisch vernomen als het kraken