€cn verzamelaar.
30
fIJ bezat een verzameling I Geen postzegel- of ansicht
kaarten- ot muntenverzameling of dergelijke resterijen-
verzameling pardon het woord is van bedoelden
hij, die beweerde een fatsoenlijke verzameling te hebben.
Nu, zoo mocht ze ook werkelijk heeten, want er was
niet minder dan een kamer voor noodig en nog wel een kamer
met twee ramen.
Hij kon zich zoo iets ook veroorloven want ten eerste was
hij rijk en leefde hij van zijn renten, en bovendien was hij vrij
gezel. Onder deze op zich zelf niet onaangename omstandigheden,
komt ook de verstandigste mensch tot een of andere liefhebberij
om zijn leven te veraangenamen.
„Een liefhebberij moet iemand hebben," zei Ernst Mattern zelf,
en iedereen gaf hem daarin gelijk ofschoon ieder voor zich
daarbij dacht't Is op zich zelf zoo dwaas niet maar zijn
verzameling is toch op en top een breekbaar zaakje."
Dat was nu werkelijk niet tegen te spreken en het is op zijn
zachtst- genomen in elk geval zonderling, wanneer iemand aarde
werk, porcelein en glaswerk verzamelt. Zeker, zijn verzameling
was geen opeenhooping van aardige breekbare voorwerpen, neen,
het was beslist een collectie van kunstvoorwerpen, die menig
museum hem zou benijd hebben.
Wie ze bezichtigde was niet op zijn gemak bij den overvloed
van indrukken der keramiek en bij de kennis die de heer Mattern
daarbij van die keramiek ontwikkelde Zoodra men over den
drempel van dit miniatuur museum trad, keek men met bewonde
ring naar den haard van dit vertrek. Deze was vervaardigd naar
het model van een Miinchener kunstindustrie en stelde een haard uit
de Middeleeuwen voor waarvan het origineel eens de vertrekken
van den hofburg had verwarmd.
Hooge kasten vulden het vertrek. Op de planken zag men ten
eerste fayence of aardewerkartikelen. Daar stonden Perzische
bloemvazen met tuitvormige openingen om de bloemen in te
steken, alsmede Spaansch-Moorsche en Sicilisch-Arabische vazen.
Daarnaast bemerkte men voorwerpen van majolica en steenen
platen, uit oude Italiaansche fabrieken afkomstig. Wie daar
nauwkeuriger over wenschte ingelicht te worden, kon in een boek,
dat de heer Mattern telkens met genoegen voor den dag haalde,
nadere opheldering vinden. Doch meestal zagen de bezoekers
daarvan af, wijl dit boek vreeselijk dik was. Men was tevreden
als men aan het Delftich aardewerk was gekomen en ook eens
een andere deskundige opmerking kon maken.
Daarna moest men Chineesche en Japansche kunstvoorwerpen
in oogenschouw nemen evenals porcelein uit de beroemde fabrieken
van Florence, Sèvres en Meiszen. Men deed den bezitter ook
gaarne het genoegen aandachtig de merken te beschouwen, die
hij nooit naliet als bewijzen van echtheid te toonen, want men
wist, dat in de aangrenzende kamer de oude huishoudster reeds
de tafel dekte, die keur van spijzen bood, opdat de bezoekers na
al die kunstindrukken weer op krachten konden komen. Tot slot
der kunstbeschouwing kwamen steeds de artikelen van glas aan
de beurt. Hij bezat voorwerpen van allerlei soorten van glas
van het gewone fl'esschenglas tot de fijnste Boheemschekristalglas
en als men de Venetiaansche vleugelglazen, bokalen, geperste
glazen, Boheemsche glazen met verguldsel ingelegd enz. behoorlijk
bewonderd had, placht hij gewoonlijk eenige wijnglazen mee in de
naaste kamer te nemen en daarbij schertsend te zeggen„Nu
verzoek ik u vriendelijk, hieruit met mij een wijn te drinken,
die waard is uit zulk een glas gedronken te worden."
Vermoeid, ja overweldigd door de menigvuldige indrukken, die
de bezoeker in dit kunstsalon gekregen had, verliet deze altijd
met een zucht van verlichting het museum om zich des te langer
in de eetzaal op te houden, waar het gewoonlijk niet bij een
enkel glas bleef.
De heer Mattern bad namelijk een zeer solide maag, die iets
kon verdragen en zoo volgde het eene glas op het andere.
Zoo bracht hij zijn leven door en gevoelde zich tevreden in
den zelfgetrokken engen kring van zijn bestaan. Nu en dan slechts
kwamen er dagen, die hem niet bevielen dat waren die,
waarop het kunstsalon schoongemaakt moest worden. De stof-
atomen toch zijn lastige, indringerige gasten. Zij vonden altijd nog
wel een opening om door te sluipen en verheugden zich later
nog, als de heer Mattern bij hun verwijdering verdrietig bromde:
„Wie den arbeid kent, verlangt er niet naar."
Hij had die afstoffingscorvee aan zijn huishoudster kunnen
overlaten, doch deze huisfee, die zoo wonderlijk heerlijk kookte,
had zooals alle menschenkinderen hare zwakke zijde. Deze had
een neiging tot driftig worden, die men bij vele keukenprinsessen
kan waarnemen, n aar die men hun ten goede moet houden, in
aanmerking genomen, dat zij dagelijks met „vuur" moeten om
gaan.
De heer Mattern werd laugzamerhand ouder en gemakzuchtiger.
Het podagra begon hem te plagen en nu en dan leed hij aan
vlagen van ongeduld, die niet geschikt waren om zijn keuken
prinses zachtmoediger te stemmen.
Toen hij op zekeren dag weer ee'ns een duchtig dispuut met
haar gehad had, ontving hij een uitnoodiging voor de bruiloft
van zijn veel jongeren broeder.- Hij had deze stellig en zeker
afgeslagen als nu niet juist deze twist met zijn huishoudster
gepasseerd was. Nu echter deed hem de brief van zijn aanstaande
schoonzuster goed. Hij had in de meest verborgen schuilhoeken
van zijn hart geen flauw vermoeden, dat hij door deze als een
soort toekomstigen suikeroom beschouwd werd. Al die mooie
woorden nam hij derhalve voor echte munt aan, pakte zijn koffer,
telegrafeerde, dat hij komenzou en spoorde welgemoed van
Schöneberg via Berlijn naar Breslau. Bij zijn aankomst vond hij
zijn verwachtingen nog overtroflen en koesterde zich in de eer-
bewijzingen, die hem ten deel vielen.
Bij het bruiloftsmaal moest hij, als de eenige mannelijke bloed
verwant van den bruidegom, naast de aanstaande schoonmama
van dezen aanzitten. Aan zijn andere zijde zat een ongehuwde
dame, aan wie de ouders der bruid geldelijke verplichtingen had
den 'en die zij daarom deze eereplaats hadden toegedacht, te
meer omdat zij er zeker van waren dat deze reeds bedaagde
„jongejuffrouw" geen bijzonderen indruk op den vijf en vijftig
jarigen vrijgezel maken zou. „Voorzichtigheid schaadt nooit," had
de schoonmama gedacht.
Mejuffrouw Regina Lanners was door moeder natuur vrij stief
moederlijk bedeeld geworden en de heer Mattern wijdde zich
dan ook uitsluitend aan de schoonmama. Zoo zou alles geheel
naar dezer wensch gegaan zijn, waren er geen toasten geweest 1
Als beschaafd man moet men in een geselschap toch rechts en
links klinken! Bij dit klinken der glazen moest de oude jongeheer
ondervinden dat ook het vrouwelijk geslacht zich grondig keramiek
kan ontwikkelen. Mejuffrouw Regina, die van de verzameling van
den heer Mattern gehoord had, maakte van deze gelegenheid
gebruik om hare kennis aan den man te brengen en de uitkomst
overtrof hare stoutste verwachtingen. In het eerst was hij
sprakeloos, maar toen ontspon zich een gesprek, zoo geanimeerd
als zich maar denken laat. Dit begon langzamerhand de aandacht
te trekken van alle gasten, want de heer Mattern raakte als in
een roes van vreugde, toen hij vernam, dat mejuffrouw Regina
thuis een verzameling had, waarin zich verschillende gekleurde
glazen bevonden uit de grafelijke Josephine-glasblazerij van Schrei-
berhau.
Zulke glazen had hij nu juist zoo lang maar vruchteloos
gewenscht te bezitten en daarom was hij liefst dadelijk van den
bruiloftsdisch naar de woning der dame gegasm om die glazen
te bezichtigen. Nu echter moest hij geduld oefenen tot den vol
genden dag, want juffrouw Regina noodigde hem natuurlijk uit,
ze den velgenden voormiddag te komen zien.
Den nacht na de bruiloft sliep oüze held bepaald slecht!
In den droom verscheen hem juffrouw Regina nu echter als
de stralende koningin, zooals haar naam aanduidde. Zij zweefde
in een serpeatinedans tusschen de gekleurde glazen en dat
droombeeld bracht hem letterlijk in een staat van verrukking.
Den volgenden morgen kocht hij, vermoedelijk in de nawer
king van dezen droom, een prachtig bouquet en, hiermede ge
wapend, betrad hij de woning van Regina. In haar eenvoudige
huiskleeding zag deze er veel beter uit dan in haar feestgewaad.
Hij bezichtigde met welgevallen de werkelijk echte glazen en
nam een uitnoodiging aan tot een lunch, die juffrouw Regina
met smaak had weten te bereiden en op te dienen. Hij ver
smaadde ook den aangeboden wijn niet, die werkelijk van uit
stekende kwaliteit was en vond ten slotte, dat Regina door de
Voorzienigheid voor hem bestemd was.
Zij was volstrekt niet ongenegen deze meening te deelen en
zoo kwam het, dat het oude spreekwoord „Van trouwen komt
trouwen" hier verrassend snel bewaarheid bleek te worden.
Waarop zouden deze beide keramiek ontwikkelden wachten
Binnen den kortst mogelijken tijd werd te Breslau een tweede
bruiloft ofschoon slechts in kleinen familiekring en in stilte
gevierd.
De bloedverwanten moesten zich goedschiks of kwaadschiks
bij dit feit neerleggen en waren ten slotte nog zeer vroolijk op
deze familiebruiloft, wijl de bedaagde bruid in de vreugde haars
harten de som geld, die de schoonouders van den heer Mattern
junior haar schuldig waren, kwijtschold, zonder echter haar
bruidegom daarvan iets te zeggen Zij bracht hem bovendien
toch een niet onaardigen bruitschat mede ten huwelijk, behalve
nog de glazen die voor onzen held het voornaamste waren en
waarvan de verpakking en overbrenging onder zijn eigen toezicht
geschiedde.
Bij deze bruiloft werden natuurlijk ook eenige toasten uitge
bracht, maar onder deze beviel den beiden nu voor het leven
verbonden gelukkigen het best de toast op de keramiek. Ze
drukten elkaar daarbij krachtig de hand.
De oude huishoudster verliet met wrok in het hart haar be
trekking, maar mevrouw Mattern verving haar niet alleen volkomen
zij nam haar echtgenoot ook nog zijn eenigen arbeid uit
de hand. Zij houdt het kunstsalon steeds stofvrij, wat een vrouwe
lijke hand natuurlijk veel beter toevertrouwd is.
Zoo leven de beije verzamelaars eendrachtig verder, koopen
wat zij kunnen, bewonderen hun schatten en de.toegenegen bloed
verwanten hebben nu bij den suikeroom nog een suikertante,
ofschoon beiden voorbestemd schijnen te zijn om een eerwaardig
hoogen ouderdom te bereiken, wat wij hun met het oog op hun
gemeenschappelijke liefhebberij en de daaruit voortvloeiende eehs-
gezindheid in hun huwelijksleven dan ook gaarne toewenschen!
Bedenkelijk verschijnsel. Arts. Waarover klaagt uw vrouw
hoofdzakelijk
Liefhebbende echtgenoot: Over mij.