BINNENLAND. Het lied van Clarens. nadere bepaling achterwege, binnen wat tijd een en ander gereed zou komen. In dien vorm nu gat de consessie ons in werkelijkheid niets. Het bleef een vaag woord, zonder dat men wist waar aan men toe zou zijn, en vooral zonder dat men wist of er ooit iets van zou komen. Dit laatste was klaar als de zon. Naar latar bleek uit de nota van den heer Doorman in de „Nieuwe Courant", op wiens berekening de Minister blijk baar was afgegaan, zou de regeling min stens twee jaar in voorbereiding zijn. Men zou dus van geluk mogen spreken, zoo ze in 1913 bij de Kamer inkwam. Wat er dan, op het eind der zitting, van zou zijn terecht gekomen, begreep een ieder. En dit gold dan nog alleen bij de onderstelling, c'at de Minister zijn ont werp Kustverdediging en Militie wet zou overleven. 1 rad hij toch binnentijds af, dan onrvie! aan de toezegging elke be- teekenis. En te minder maakte zulk een belofte ditmaal indruk, omdat zoo lange termijn voor de regeling van de zaak volmaakt overbodig was. Zulk een nadere re geling van pensioenbijslag had binnen één jaar veilig kunnen afloopen, zoo men gewild had. De weigering der'ia've om dien kor- teren weg te bewandelen, ontnam van zelf aan de concessie alle guarantie van zekerheid. Men kon er niet op aan. Wel wat het eerlijk woord van den Minister betrof, ma:r niet met het oog op het re sultaat. Wie nu ten siqtte beter in het belang van het land, van het Kabinet en van ds Coalitie gehandeld heeft, dc „Ned.", die tot eiken prijs generaal Coo! wilde be houden, of de anti-revolutionaire partij, die in een harer beste leden zelf de ver antwoordelijkheid overnam, zal de uit komst moeten leeren. Toch mag nu reedis zooveel gezegd, dat vrij algemeen de indruk in den lande zich u tspreekt, dat het Kabinet thans sterker staat, en dat het defensiewezen in veili ger handen is. Moge die indruk niet worden be schaamd. Roode Coöperatie. De „Limburger Koerier" schrijft De coöperatieve vereenigingen der so cialisten zijn volgens hare statuten over 't algemeen neutraal. Papieren neutraliteit... De practijk komt van pas, als de be haalde winst moet verdeeld worden. De statuten bestemmen steeds een deel dier winst voor „de arbeidersbewe ging." Als die coöperaties werkelijk neutraal waren, zouden ze in Limburg hun whi sten dus moeten verdeelen tusschen de katholieke en de socialistische S. D. P., ook voor zijn socialistische o ganisaties zijn hier niet, ten minste niet dat het naam mag hebben. „De" arbeidersbeweging is echter vol gens de roode coöperatoren enkel die welke aan het lijntje loopt der S. D. A. P. De roode coöperatie „Volksbelang" te Maastricht keert 20 pet. van haar winst uit aan de S. D. A. P. En toen Bessems, de man der meer Marxistisch S. D. P., ook voor zijn socialitische organisatie een bijslag vroeg, werd hem dat, naar verzekerd wordt, vlakaf geweigerd. Idem gaat het te Heerlen, waar de so cialisten een coöperatie „Gli'ickauf" heb ben opgericht. Daar zullen de 20 pet. als volgt verdeeld worden 10 Pet. aan den Ned. Mijnwerkersbond (den sociaal-democratischen) 5 Pet. aan het Ned. Vakverbond (den bijwagen der S. D. A. P.) 5 Pet. ^an de Soc.-Dein. Abeiders- Partij zelve. En dan maken de socialisten zich bij zonder boos, als de katholieken door hun leiders gewaarschuwd1 worden, dat het ongeoorloofd is, door liet doen van aankoopen bij de roode coöperaties de strijdkassen te helpen vullen van de t e- gen de Katholieken gerichte beweging! De Groentijd. Het „Huisgezin" acht de verkla ring van het Leidsche Studentencorps, „dat geen der Corpsleden eene veran dering in de regeling van den groentijd' gewenscht of noodzakelijk acht" weinig minder dan verbijsterend. Men vraagt geen afschaffing van den groentijd, men vraagt wijziging. Men wijst de zeer ergerlijke verkeerdhoden aan, waartoe de tegenwoordige toestand leiden moet en leidt. Daarop komt het laconieke antwoord: niemand onzer acht wijziging ge wenscht. Men vindt het overbodig zelfs maar een bewijs van goeden wil te gev/en acht blijkbaar iedere inmenging, zelfs die welke men niet van buitenaf kan noe men, ongepast. Intusschen spreekt hpt vanzelf, dat na de stappen der drie hoogleeraren en het antwoord der studenten de groentijd bij het publiek niet in beteren reuk zal komen te staan. En dat als de groentijd ten slotte valt, de studenten zelf zijn graf zullen hebben gegraven. Bedenkelijke interviews. Mgr. No;ens schrijft in de „Nieuwe Venlosche Courant", naar aanlei ding van de pogingen van een buiten- lanusch Dlad, om bekende Nederlandsche personen te gaan ondervragen hoe zij over de kustvcroedigingsontwerpen den ken Vragen staat ook in dit geval zeker vrij Maar weigeren daarbijL En wijl tiet nier een zoo teer punt gei'Ut kan, weigeren geboden zijnalthans het vei.igst. Zoo werd ook mij een onderhoud ge vraagd, o.a. om mijn meening te verne men of het voorstel van de versterking van VLissingen gedaan was onder den in vloed van een vreemde mogendheid. Ik heb gemeend zoodanig onderhoud te moeten weigeren in den meest hoffelijken vorm. En ik heb vernomen, dat anderen op dezelfde wijze gehandeld hebben. Overigens wat beteekent hier eene meening Men heeft de zekere wetenschap, dat het zoo is of dat het zoo niet is. De rest is stovenzetsterspraat, zou de heer De Stuers zeggen. Dat deze houding de beste was, leert reeds nu de ervaring. Immers, zooals de „N. Courant" be richt, wordt de generaal den Beer Poor- tugaal op grond van zijn interview nu reeds beticht van verregaande onkunde en aanmatiging. En de woorden van den generaal Staal, die zich ook aan de operatie onderwor pen heeft komen in het blad dat de in terviews opnam terecht op een wijze die er den zin nagenoeg van omkeert. Aangenaam voor die heeren zeker niet. Erger zou het zijn indien wat ik niet kan beoordeelen het verspreiden dezer misverstanden nadeelig werkten voor het 'tand. De oude Oxenstierna gaf aan zijn zoon voor de conferenties, diie tot den vrede van Munster leidden, den raad mee: Mein Sohn, schrei be keine Briefe in onzen tijd zou hij er waarschijnlijk bij voegen und lass dich nicht interviewen. Loop der bevolking over 1909. Aan de statistiek van den loop der be volking in Nederiand over 1909 wordt 't volgende ontleend: Op het einde 1909 bedroeg de bevol king volgens de uitkomsten der laatst gehouden volkstelling 5.858.175 zielen, waarvan 49.49 pCt. mannen en 50.51 pCt. vrouwen. Ofschoon de toeneming bij de beide geslachten in de verschil lende jaren zoo goed als gelijk is, wordt over een lang tijdperk toch een verminde ring van het aanta! vrouwen, ten op zichte van dat der mannen waargeno men. Kwamen in 1830 nog 1045 vrou wen op 1000 mannen voor, dit aantal ver minderde regelmatig en was in 1909 op 1021 gedaald. lil de. grootste gemeenten met meer j dan 20.000 inwoners bedraagt de totale toeneming 1.40 pCt, welke toeneming 0.0 lpCt. kleiner is dan die door geboor te overschoten; zoodat in 1909 ook hier meer vertrek dan vestiging heeft plaats gehad. In de overige gemeenten was de totale toeneming 1.17 pCt., welke de re sultante was van 1.04 pCt., geboorte overschot en 0.47 pCt. meer verlrek dan vestiging. Het vertrek van het platteland is dus steeds hoewel niet in 1908 i nog grooter dan in de groote gemeenten* Het aantal levend geborenen, dat be droeg 170.766 in de verhouding van 100 meisjes, tegen bijna 105 jongens, was in 1909 in verhouding tot de bevolking (29.1, per 1000 inwoners) weder kleiner en wel 0.6% dan het vorige jaar. Sedert 1848 werd het hoogste relatieve geboortecijfer aangetroffen in 1876, n.L, 37.1 per 1000 inwoners, sedert daalde het regelmatig tot 29.1 in 1909. Met betrek king tot de levenloos aangegeven (in 1909: 70.25) verdient opmerking, dat zoo bij wettig als onwettig geborenen het relatieve aantal sedert de periode 1870/9, dalende is. Van het totaal aantal geboren waren in 1099 2.18 ,o/o onwettig, 2.10 bij levend en 3.91% bij levenloos aangegeve- nen. Ook voor dit aantal onwettig gebore nen valt zoo bij levend als bij levenloos aangegevenen op een vermindering te wijzen. Onder de geboorten waren in 1909, 2454 tweelinggeboorten en 20 drieling- geboorten. De stijging in het aantal huwelijken* die in 1906 en 1907 na de afneming van 19011905 werd geconstateerd, heeft zich in 1908 en 1909 niet voortgezet. Uit de cijfers der huwenden naar den burgerlijken staat blijkt nog, dat bij de gesloten huwelijken het aantal, waarbij beide partijen voor het eerst huwen, rela tief grooter wordt, en dat daartegenover staat een daling der andere cijfers, voor al bij die der huwelijken, waarbij één der huwenden voor het eerst huwt. De toeneming van het aantal huwelij ken tusschen jongemannen en jongedoch- ters spreekt zich uit in cijfers der huwelij ken naar den leeftijd der huwenden; bij de mannen zijn de cijfers der beneden 30- jarigen en bij vrouwen die der beneden 25-jarigen leeftijd steeds stijgend. Het jonger huwen moet van invloed zijn op den gemiddelden leeftijd van de huwenden en indien althans de sterfte- knas der gehuwden niet grooter is ge worden, ook op den duur der huwelijken. De bij benadering berekende cijfers der gemiddelde leeftijden der huwenden (in de periode 1850/9 31.32 jaar voor de mannen en 28.88 jaar voor de vrouwen, welke cijfers n de periiode 1900/9 waren resp. 29.21 en 26.88 voor de verschillen de perioden, doen een groote da.ing zien van de periode 1870/9 en 18SÜ/9 welke vermoedelijk verband houdt met de toe- enming der huwelijken, die, zooals reeds boven is medegedeeld, omstreeks 1876 is begonnen. In 1909 huwden 3387 mannen en 2126 vrouwen voor de tweede maal, 237 man nen en 140 vrouwen voor'de 3e maal en 16 mannen en 3 vrouwen voor de 4e maal Op 1000 gehuwde paren kwamen se dert 1840 de volgende aantallen echt scheidingen voor: 1840/9 0.10; 1850,9 0.15; 1860/9 0.18; 1870/9 0.23, 1880-9. 0.35; 1890/9 0.57; 1900-1904 0.69 en 1909 0.77. In 1909 hadden 4264 erkenningen van natuurlijke kindqren plaats, d.i. 118.6 per 100 onwettig levend aangegevenen. Een merkwaardige verbetering van het sterftecijfer is bijna van jaar tot jaar te constatceren. Voor zoover gegevens daar omtrent voor ons land beschikbaar zijn, is nog nimmer zulk een laag sterftecijfer als in 19U9 voorgekomen 13.70 per 1000 inwoners. Evenals aan den vorigen jaargang der statistiek is ook thans weder een over- zich toegevoegd van de geborenen, ge splitst naar de kerkelijke gezindte der ouders. De daaruit voor de inleiding be rekende verhoudingscijfers zijn voer de jaren 1906, 1907, 1908 en 1909 de vol gende: Tweede Blad, behooiende bij De Leidsche Courant van Woensdag 18 |anuari. Uit de Pers. Oneerlijke Concurrentie. Met ingenomenheid begroet de „O el- d e r 1 a n d e r" het dezer dagen door Mi nister Regout ingediende wetsontwerp betreffende de onrechtmatige daad', al was het alleen maar omdat daardoor doelmatig de oneerlijke concurrentie kan Worden bestreden, waarover door den middenstand sinds jaar en dag zoo bit ter werd geklaagd, terwijl er toch maar weinig tegen te doen viel. Dank aan het nieuwe wetsontwerp kan dit in de toekomst anders wor- den. Het blad zet in 't kort de strekking van het wetsontwerp uiteen en meent, dat het in beginsel weinig tegenkanting zal vinden. ■Het „Nieuws vanden Dag" over dezelfde zaak schrijvend, onthoudt zich van alle critiek op de forinuieering, want het verheugt zich te zeer over den inhoud. „Het zal dan gedaan zijn met al het geknoei van kleine handelaartjes, die hun grooten, voorspoedigen 'broeders door misleiding de klanten trachten af te troggelen. Die een naam gebruiken, slechts met moeite van den bekenden naam eens concurrenten te onderschei den. Die fleschjes, blikjes, vormpjes yerkoopen, zóó bedriegeiijk nagebootst naar eenig vermaard en veel gebruikt ar tikel, dat de goè gemeente, het namaak sel koopend, meent het echte te krijgen. Of dje naast een groot kleerenmagazijn van, laten wij zéggen de Firma Jansen Pietersen, een klein kleermakerszaakje vestigen en daarvoor een uithangbord plaatsen, waarop met schier onziditba- re letters „hiernaast is het" en met let ters als koeien „Groot kleerenmagazijn van Jansen Pietersen". Of die in een dergelijk geval een meneer Jansen Pietersen bij advertentie, oproepen en hem tot schijn firmant der zaak maken, ten einde met recht Jansen en Pietersen op den winkel te kunnen plaatsen. Dat alles zal een „einde nemen, als dir ontwerp wet wordt, want dat alles zijn handelingen" „in strijd met de goe de zeden". Wij mogen Minister Regout hiervoor danken. Wel drukt hij slechts de voetsporen van een zijner voorgangers, Minister Loeff, maar deze had de be paling opgenomen in zijn ontwerp tot herziening van het strafwetboek en Loeff's ministerieel leven was ten einde, lang voordat men dacht aan een behan deling van dat ontwerp, 't Is maar goed d— er nu een afzonderlijkpntwerp voor gemaakt is, dat vermeerdert de kans op' afdoening binnen afzienbaren tijd. De eenige weemoedige gedachte, die onze vreugde komt storen, is, dat men jaren geleden reeds gemakkelijk een einde had kunnen maken aan de kwade praktijken der oneerlijke concurrenten, indien de rechterlijke macht, meer be paaldelijk de Hooge Raad, mincler'angst- valüg had vastgehouden aan de woor den der wet." Subsidie Schoolbouw. Ook het wetsontwerp, dat Minister Heemskerk de vorige week indiende om de vergoeding voor de bouwkosten, door het bijzonder onderwijs gemaakt, te ver- hoogen, wordt in de pers toegejuicht. Zoo schreef het „H u i s g e z i n" er over „Het wetsontwerp tot verhooging der vergoeding wegens bouwkosten van bij zondere scholen is er. Het komt kort er goed hierop neer, dat het 50 percent legt op hetgeen thans uit dien hooide genoten wordt. Het Rijk betaalt nu een kleine vier ton. Nagenoeg twee zullen er bij komen. De voorstanders van het bijzonder on derwijs zullen het erkentelijk aanvaar den. De tegenstanders, naar we hopen, gelijkstelling we komen er maar met FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 41 Aldus spoedig getroost en in die stem ming van rust 'den drang tot slapen in zich gevoelend, wilde de jonge markies het venster sluiten, toen hij in het volle maanlicht een bekoorlijke, witte gestalte langzaam de granieten treden zag opgaan, leidende naar het breede terras, dat zich langs de voFe lengte van den voorgevel uitstrekte. De afstand was te groot voor Frédéric, om de trekken der wandelaar ster te onderscheiden, maar dat schaduw beeld voltooide zóó poëtisch den indruk van het landschap, dat de jonkman met iden arm op het vensterkozijn bleef leunen in stille bewondering mompelend: „Ge- meviève." Geneviève liep het terras over, om naar Iden linkervleugel van het kasteel terug te kecren. Alvorens den drempel te over schrijden, stond zij stil, keerde zich om, omvatte de omgeving, cfe geheele vallei, in één langen, bewonderen len blik. en trad toen langzaam, als npode, biuneii,. deze kleine schrede naar de volledige pasjes niet laken. Wat ons in het ontwerp bijzonder toelacht is, dat het een tot dusver be staande gelijkheid, welke, als meer, voorkomt, in den grond een ongelijkheid! is, opheft. Tot dusver werd aan scholen in het kleinste dorp of in de grootste stad', mits maar het aantal leerlingen gelijk stond, een zelfde bedrag toegekend. Met verwaarloozing dus van het feit, dat het veel duurder bouwen is in Am sterdam dan in Grave. Dat zal voortaan uit hebben. Wel kan men niet alles precies af passen, maar de splitsing der gemeen ten in drie klassen brengt toch reeds het zoo gewenschte verschil." De „Gelderlander" gelooft, dat heel het christelijk Nederland zich over deze nieuwe schrede tot de zoo ge wenschte volkomen gelijkheid tusschen openbare en bijzonder school zal verheu gen, in afwachting dat eenmaal die vol komen gelijkheid, welke niet anders dan recht is, bereikt iïioge worden. Van de tegenpartij zullen allicht weer klafchten vernomen worden over het met volle handen uit de openbare kas putten ten voordeele van het bijzonder onder wijs, alsof dit laatste ook geen openbaar kelang is. Maar aan die klachten zijn wij gewoon van degenen, die altij l hun on derwijs geheel uit de openbare kas heb ben laten betalen, terwijl katholieken en geloovige protestanten die toch ook tot de openbare kas bijdroegen, maar van de openbare school niet gediend be liefden, zelf voor hun eigen scholen moesten opdokken. De (A. R.) „R o 11 e r d a m m e r" zegt o. a. De vergoeding die van Staatswegte wordt gegeven voor de oprichtings kosten eener bijzondere school zijn thans zoo uitermate gering, dat op talrijke plaatsen de ontwikkeling van het Christelijk onderwijs er sterk door wordt belemmerd. Wegneming van dit euvel was mits dien een der punten van ons program van actie, waarmee we in 1909 zee ingin gen. Geleidelijk en rustig voortarbeidenue voldoet het Ministerie-Heemskerk ook aan deze verwachting. Zulks verheugt ons zeer. Het wetsontwerp brengt ons weer een stap dichter bij het ideaal, cat we nooit mogen loslaten: de vrije school regel, de openbare uitzondering. Tegenstand zal ook het beginsel de zer wetswijziging wc! weer vinden. Som- miger rechtsgevoel is voor waardeering van dit principe nog te weinig ontwik keld. Merkwaardig is hoe het „Volk" reeds de alarmklok begint te luiden. „N i e u- w e offers voor het b ij zo n d e r onderwijs" zoo luidt het veront rustend bericht, waarmee het zijn getrou wen pijnigt, Met cursieve letters wordt er nog aan toegevoegd, dat deze wets wijziging b ij n a twee ton go u;d s zal kosten. Ja, zegt u dat wel„nieuwe offers voor het bijzonder onderwijs". Offers, zwaar om te plengen voor hen, %wien het mangelt aan vrijheidszin en die zich in geestelijke dwingelandij verlustigen. Polemiek tusschen de „Standaard" en de „Nederlander". in de zesde driestar over de crisis han delt de „3 t a n d a a r d" over de con cessie, waaraan dc A. R. geen gewichtige banden hechten, eenvoudig omdat alle ze kerheid out rak. Op zich zelf scheen de concessie heel wat. De Minister, die eerst van alle pen- sicensverhooging gezwegen had, gaf nu gulweg toe, dat ze niet uitblijven kon. Hij erkende nu, dat ze hoe eer hoe beter moest komen. Ook zag hij nu in, dat er voor die pensioensverhooging weer heel wat (een vierde) van de tractcments- verhoogi'ng af zou moeten, en vermin derde alzoo tractementsverhooging fei telijk met 25 pCt. Ail een maar, hij zei niet, hoeveel er dan nog uit 's R ij k s kas bij zou moeten, en vooral liet hij' elke Onder de betoovering dezer geheim zinnige verschijning, en nog lang na dat zij verdwenen was, bleef de jonkman aan het venster verzonken in diep gepeins nu en dan door herinneringen en gedach ten doorkruist Hij herinnerde zich, hoe lief zijn moeder cfe moeder van dat meis je had gehad, en hoezeer dat meisje, om hetgeen zij van het leven van zijn moeder wist, de herinnering aan haar eerde en vereerde. Die dubbele gedachte was hem zoet, zonder te weten waarom. Hij verbond naïef alles wat hij zich van zijn moe,- der herinnerde met het weinige dat hij over het meisje vernomen had. Zijn ver beelding deed hem in haar zien een kind der legende, trouw wakend over de wo ning en over de schatten, welke zij be vatte. Dit vervulde hem met een tot dan toe door hem ongekende gevoelens, wel ke hem een geheel nieuw plan ingaven „Zoo ik, tot zekere mate, te veront schuldigen ben" redeneerde hij „dat ik gewacht heb, dat Raffut den eersten stap naar mij zou doen, ik kan me in elk geval niet vergeven, dat ik* dit jonge meisje nog niet mijn dankbaar heid heb betuigd voor hare tusschen- komst tot het beletten van den verkoop, van ons, meybiteir en y.o.oj jwg w.eUie zij heeft gehad, om alle dierbare herin neringen in de ouderlijke woning te lar ten. Ja, dat verzuim zou slechts door een man van slechte manieren kunnen wor den gepleegd, en ik zal het dus reedis morgen herstellen." En geheel verbaasd, dat hij op één dag meer besluiten had genomen en ver wezenlijkt dan gedurende verscheiden jaren, sloot de markies het venster en i>er gaf zich ter ruste. HOOFDSTUK V. Den volgenden ochtend liep Frédéric, na over de ophaalbrug te zijn gegaan, langs het groene grasperk en naderde langzaam het terras van het kasteel in de schaduw der groote boomen van het perk. Te midden van herinneringen aan een verbleekt en nevelig verleden, neu riede hij werktuigelijk een deuntje, en toen hij een oogenblik nadacht, betrapte hij er zich op, dat hij het lied zong van den ouden man, dien hij den avond te yoren had ontmoet, het lied van Clarens. Nu de woorden ernstiger wegend wat hij wegens drift niet had kunnen doen, toen Piernic hem den weg verr sperde was hij verwonderd over hujl diep.yi zjfh Zjj keyattea jjyfljKdixi- ging, maar er niet lang bij stilstaande trachtte hij zich de eerste coupletten in te herinneren van hetzelfde lied, die welke spraken van liefde en geluk. Maar zijn pogingen zouden vergeefs zijn ge bleken, zoo niet op het oogenblik, dat hij het 't minst verwachtte en slechts weini ge passen van hem af, een heldere, fris- sche stem zijn wensch had vervuld door precies te zingen wat hij zocht. Als door tooverslag bleef hij stilstaan, luis terend, in een gtemtning van ongekend geluk, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven. Spoedig daarop trad uit het struikge was een slanke gestalte te voorschijn, welke de markies herkende als het meis je, dat den vorigen avond in het maan licht op het terras had gewandeld. En als van zelf welden naar ^ijn lippen de woorden„Geneviève" Geneviève, die niemands aanwezigheid vermoedde, bloosde, toen de jonkman eerbiedig voor haar boog, en nadat hij na zijn eerste ontroering zijn naam had genoemd, riep zij in een naïeve kinder lijke opwelling van vreugde uit: „U, mijnheer de markiesO, wat een geluk, ik had u al zoo lang ver wacht...." pjotseling; £ich b,e,deukend, fga,t deze woorden te vrijmoedig konden worden opgevat, zweeg zij verlegen stil, te verlegener, nu de jonkman hare hand' greep en die, volgens de oude hofge bruiken kuste. „O, mijnheer de markies", sprak ze* „meent u met een hertogin te doen te hebben? Zijn zulke hoffelijkheden wel) op haar plaats, tegenover de dochter van uw gewezen linnenmeid, de nicht van uw gewezen boschwachter? Onze boeren, wien ik gewoon ben hartelijk de hand te drukken, zouden in een lach schieten, als ze het zagen." Na een hoffelijk complimentje, dat ze ker evenmin hier op zijn plaats was te genover dit zachte en bescheiden plat telandskind, veranderde de markies, dit begrijpend, eensklaps van toon, en vroeg „Is uw oom op het kasteel, mejuf frouw? Eerst gisteren te Clarens aan gekomen, heb ik hem nog geen bezoek! kunnen brengen. Wetend, hoe groot ver trouwen mijn moeder in hem stelde en welke diensten mijn geheele familie bent verschuldigd is, kom ik mij nog vandaagj van dien plicht van dankbaarheid kwij"- ten.v (Wordt yeryolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5