Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 4 januari.
Uit de Pers,
De nieuwe Minister van Oorlog.
Over den nieuwbenoemd en Minister
'Van Oorlog zegt de „Tijd" o.a.
lil een leger, gemakkelijker dan in eeni
ge andere categorie van personen, sluipt
imaar al te vaak zekere kaste-geest bin-
!nen welke bij hen die ertoe behooren,
:een onbevangen beoordeeling van veel za
ken in den weg staat. Personen-quaes-
1 tiën bij benoemingen, enz., welke geheel
bijzaken behoorden te zijn van geheel
.ondergeschikt belang, dringen bij militaire
'Departementen somtijds veel te veel op
den voorgrond.
Welnu, hier heeft men een man, die zelf
van het Nederlandsche leger geen deel
uitmaakte, dus in veel mindere mate dan
andere militaire Ministers last zal onder
vinden van vroegere persoonlijke relatiën
in dat leger en die tevens als militair ge
vrijwaard zal zijn tegen de vele vergis-
singen, waaraan een burger-Minister van
j Oorlog, ten gevolge van onbekendheid
met détails van legerzaken, natuurlijk
zal zijn blootgesteld.
En hetgeen wij nu en reeds vroeger
over zijn levensloop en handelingen in
Indië hebben vermeld; èn zijne, vangron-
dige kennis, practischen zin en gematg-
'de denkwijze getuigende redevoeringen
»in tie Tweeae Kamer, waar hij zien niet
1 opdrong, doen axS van zelt de eerste puaats
'innam; en zijn optreden, nu, in uegegeven
hoogst moeilijke, voor eiken Minister van
i Oonog hoogst onaangename omstandig-
heden, maken ons den heer Colijn, ais
bewindsman, bijzonaer sympathiek.
Aan bekwaamheid, werk,-auinnfcid en
goeden wil zijnerzijus, om den wagen
onzer defensie en legerorganisatie in het
goede spoor te brengen, za. het zeker niet
ontbreken. ;t Zal er thans in hoofdzaak
op aankomen, oi hij daarbij den hoogst
noocigen steun zal vinden
Wij meenen voor Minister Colijn op
den vollen en onverdeeiden steun van
beiden, Kabinet en regeeringsmeerder-
heid te mogen rekenen. Moet de nieuwe
Minister bestrijding en vijanuige criliek
in zijn nieuwe loopbaan ondervinden,
die bestrijding en vijandige, afbrekende
critiek moge aan komen uitsluitend van de
zijde van tegenstanders, die ook teg.en-
standers zijn der tegenwoordige regec-
ring en der bevrienue, dus de regeling
steunende meeruerheid.
Zóó willen het de eerlijkheid en de
goede trouw in den parlementairen oor
log!
Het „Centrum" zegt:
De lieer Colijn is een goed spreker,
staat zijn man in het deba„ en heeft het
oor der Kamer, wat lang niet van al zijn
voorgangers kan worden gezegd. En Waar
nu onder de tegenwoordige omstandig
heden niet slechts kunde en toewijding,
maar' ook slagvaardigheid, parlementaire
speurzin en „üewanutheit" voor den mi
nister van Oorlog tot de onmisbare ver-
eischten behooren, kan men de keuze van
majoor Colijn niet anders dan een ge
lukkige noemen. Hop kort hij nog slechts
in de Kamer zitting moge hebben, is hij
daar allerminst meer een vreemdeling.
De samenwerking tusschen Regeering en
Kamer, zoo dringend noodig, om ons te
brengen uit het militaire „moeras", zal
dus ongetwijfeld door het optreden van
minister Colijn worgen bevorderd. En
hierin ligt een groote belofte dat het nu
ook inderdaad tot daden zal komen en
de vereischte hervormingen hun beslag
kunnen krijgen. Eenmaal voor de zware
taak geplaatst, zal de heer Colijn die
met frissche kracht pogen te volbrengen.
Gansch zijn energiek optreden staat ons
daarvoor borg. Ook de officieren zullen,
naar wij met goede reden mogen veron
derstellen, niet te lang op hun tracte-
ments- en pensioenregeling behoeven te
wachten.
Uit het „Huisgezin":
De anti-revolutionnaire partij boft op
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
31)
„Zijt gij daar, Piernic?" vroeg zij.
Geen antwoord volgde. Evenwel twij
felde zij geen oogenblik, of er was
iemand binnengekomen, derhalve her
haalde zij met angstige stem„Zijt gij
het dan, Raffut
Ook ditmaal oordeelde Raffut het be
ter niet te antwoorden. Het was helm
voldoende door het spreken van de mar
kiezin te weten, op welke plek zij zich
bevond. Hij zette dus zijn lantaam op
de tafel en draaide den stralenbuindel
naar den ingang van het vertrek tegen
over de alcoof. Voorts, in de zekerheid
dat zijn oogen, gewend aan het nach
telijk duister van de bosschen, voldoen
de zouden kunnen zien om den moord te
volvoeren ,stak hij een tweedemaal zijn
hand onder zijn wambuis, trok zi|nj
pistool uit zijn gordel, en, met den vin
ger aan den trekker, het een weinig ach
ter zich houdend, trad hij nader. Bij het
hooren van dien haastigen, zwaren tred
oa,ar haar toe sprong zij op. In de zeer
zeldzame .wijze met twee Indische kapi
teins.
De een, Idenburg, is, na reeds minis
ter te ziji, thans onderkoning van Indië.
De ander Colijn, staat op het punt de
portefeuille van oorlog uit handen van
generaal Cool over te nemen.
Zoo vindt dan de korte crisis van oor
log haar einde.
Men mag die crisis blijven betreuren,
en men kan toch over de oplossing die
ze gevonden heeft, voldaan zijn
De heer Colijn is een bekwaam, slag
vaardig afgevaardigde gebleken, wat niet
te miskennen waarborgen biedt voor het
ministerschap.
Natuurlijk dient afgewacht, of de heer
Colijn ook die rijpheid van oordeel en
die bezonkenheid zal blijken te bezit
ten, .welke in een minister onmisbaar
zijn, alsmede of hij het vertrouwen van
het leger heeft.
Dat met het optreden van' minister
Colijn het anti-rev. element in het kabi
net Heemskerk versterkt wordt, mis
prijzen wij niet.
Wij Katholieken, zijn met drie porte
feuilles tevreden, en' mits de heer Colijn
niet genomen is omdat hij anti-rev. maar
omdat hij een geschikt titularis, is, valt
er, nu de crisis er toch eenmaal was,
tegen de vervanging van een poütiek-
neutraal minister door een man van anti
revolutionairen huize o. i. niets in te
brengen.
In een driestar zegt de „Standaard"
o.a. het volgende:
Het optreden van de nheer Colijn als
Minister van oorlog zal in het land met
vertrouwen, bij het leger met goede hope,
in onze kringen van sympathie begroet
worden.
Van eenige constitutioncele verplichting
om ueze taaie op zien te nemen, was bq
uen heer Uo,ijn geen spraiee, zoo mm als
voor iemand van Rechts.
Zijn bereiuiieiü om desniettemin het ge
strande schip weer vlot te maken, moet
daarom ten zeerste gewaarueerden dit
te meer, daar, gelijk men weet, zijn ver
trek voor zaken naar de Oost reeds voor
lang op Ll Januari bepaald was.
Hij weei wat het is, menscuen te leiden
en in goede organisatie te doen eaamwer-
werken. Bij hem is er geen nood, dat zijn
Departement den Munster a.s een tijueiijx
inwoner zal beschouwen. Hij zal op zijn
doel: de readmg van ons daienüe-wezen,
met vasten tred afgaan.
Ook voor het Kaoinet is zijn optreden
bij Oorlog winste. Voor een Vnjzinnig-de-
mocra.T brengt het een bes.ist Antirevolu
tionair in de plaats, zoooat de homo
geniteit van het Kabinet er door wordt
versterkt.
Uit de (A.-R.) „Rotterdammer":
Wij brengen minister Colijn onzen dank
dat hij zich zoo groote opofferingen heeft
willen getroosten èn bidden hem wijsheid
en kracht toe voor het volbrengen van zijn
huiveringwekkend zware taak.
Vol vertrouwen roepen wij hem het
welkom toe. Wij behooren tot hen die het
zeer betreuren dat door de houding onzer
anti-revolutionaire Kamerleden minister
Cool werd ten val gebracht.
In de gegeven omstandigheden achten
wij echter eene betere oplossing moeilijk
denkbaar.
De heer Colijn toch is een degelijk,
warm antirevolutionair. Voor wie v.rhcn-
king van dit principieele element in het
dig Kabinet gewenscht achten, ligt daarin
dus reeds bevrediging.
Voor ons is echter de hoofdoorzaak
onzer blijdschap eene andere. Zij berust
op de hooge kwaliteiten van den nieuwen
minister.
De „Nieuwe Rotterdamsche
Courant":
Waarschijnlijk heeft bij deze benoeming
de Regeering zich laten leiden door de ge
dachte, dat waar de anti-revolutionnaire
partij aan het Kabinet zijn Minister van
Oorlog ontnam, ook deze partij tot'aanvul
ling van de leemte het eerst geroepen was.
Kwam uit de bus de heer H. Colijn, dien
men als Minister van Oorlog niet den
eerst aangewezene zou wanen. Maar er
zijn menschen, wien het nu eenmaal voor
zwak verlichte kamer kon zij de trekken
niet onderscheiden van de sombere, drei
gende gedaante, die zich op haar wierp.
Evenwel werd de markiezin getroffen
door de buitengewone bleekheid van dat
verwrongen gelaat, een groote witte
vlek, waarin alleen de oogen als licht
punten door het half-duister boorden.
Plotseling zag de markiezin een rosach-
tigen gloed in die strak op haar gerich
te oogappels flikkeren. Nu herkende zij
den rentmeester, en sidderend van vrees,
alles begrijpend, slaakte de arme vrouw
een vreeselijken wanhoopsgil:
„O, Raffut, wat gaat gij doen, rampi-
zalige
Op hetzelfde oogenblik sloot de eeltige
hand van den rentmeester haar ruw den
mond en voelde zij een hard voorwerp,
dat haar op het hart werd gedrukt. Het
schot ging af met een doffen knal en de
markiezin stortte zonder een tweeden
kreet te kunnen uiten, met doorboord
hart op den grond.
Buiten, aan den anderen kant der dik
ke, granieten muren antwoordde een even
pijnlijke kreet op dien van den ongeluk
kige. Maar Raffut ging te zeer op in Iden
door hem gepleegden gruwel, om hem te
hooren, en ook om in den verderen loop
van den nacht Piernic met akelig ontsteld
gezicht eij wilde .oogen, iiy .on^-
uen wind loopt. De heer Colijn heeft als
Indisch militair een goeden staat van
dienst. Ziedaar de eenige geloofsbrief
dien hij als Minister van Oorlog mee
brengt. Dat hij voldoende op de hoogte
zal zijn, om de Nederlandsche militaire
vraagstukken en de Nederlandsche defen
sie-aangelegenheden uit het moeras op tc
heffen waarin zij, volgens den heer
Duymaer van Twist, verzonken zijn
kan men slechts hopen. Het getuigt van
moed, dat de heer Colijn het ambt aan
durft. Men kan slechts wenschen, dat het
niet overmoed za! zijn geweest, die hem
ertoe heeft gebracht Er zijn er in (de laat
ste jaren verschillende gestruikeld, die
zeker heel wat beter van Nederlandsche
militaire toestanden op de hoogte waren
dan deze Indische specialiteit.
Uit het „Handelsblad":
Het mag zeker betreurd worden, idat
de Kamer door deze benoeming een ter
dege zaakkundigen man op Indsich gebied
moet missen, al mag verwacht worden,
ciat de heer Colijn die gewend is goed
werk te leveren in zijn nieuwen werk
kring zich ongetwijfeld zich spoedig op
de hoogte stellen en daden toonen zal.
De hoefijzer-correspondent van dat
blad schreef nog het volgende:
De heer Colijn heeft een invloedrijke
positie als koloniale specialiteit opgegeven
om de buitengewoon zware en allicht
ondankbare taak van een Minister van
Oorlog te aanvaarden. Er behoort tn 'tal-
gemeen zeer veel moed toe om in de ge
geven omstancigneaen de plaats in te ne
men, waarop in zoo korten bju reeds zoo
veel beivwame mannen zijn gesneuveld,
maar voor den heer Colijn in het biizon-
uer moet er nog veel zelfopoffering en
plichtsbesef bijgekomen zijn om hein te
doen zwicliien voor den op hem gcoeten-
den aanurang. Lat hij nochtans niet is
teruggcJenisu voor wat een opvolger van
den neer Cool staat te wacnten. strekt hem
tot eer. De a.gemeene acnting en sym
pathie, die hij zien in de Kamer 'heeft
verworven, zal hern ongetwijfeld zijn taak
wat ver,.enten, maar a,s het aan za, komen
og wijziging van ue Mi.itiewêt of op ver-
deuiging van het ontwerp betreffende de
ku$t-e,ens.e, zal hij toen ongetvvijte,d voor
heete vuren Komen te staan.
Het „Vaderland":
Getu.gr oe schitterende staat van dienst
van uen nieuwen Minister van zijn groote
bekwaamheden als Indisch officier,. tij
dens zijn lidmaatschap van de Tweede
Kamer heeft hij zich bovendien doen ken
nen als een man, die-gemakkelijk 't woord
voert, en een moeilijke stof helder weet
te behandelen
Uit aigemeen politiek oogpunt intus-
schen, kan de benoeming van den heer
Colijn, die ons voor het overige in me
nig opzicht sympathiek.is, en van wien wij
goede verwachtingen koesteren, moeilijk
anders worden gekarakteriseerd dan als
een kniebuiging voor cle anti-rev. partij
en voor dr. Kuyper, die door den heer
Ue Savornin Lonman vrij duidelijk is be
schuldigd, in dezen de leiding te hebben
aangegeven.
Met de hoop, dat de wisseling van per
sonen ten goede moge komen aan onze
defensie, roepen wij den nieuwen be
windsman gaarne het welkom! toe.
De „Nieuwe Courant":
De heer Colijn is nog jong en heeft bo
vendien bijna al de jaren van zijn manne-
lijken leertijd in Indië doorgebrac.it; kent
dus Neder,andsche legertoestanden niet
uit eigen ervaring. Maar hij maakt den
indruk een man te zijn, die van aanpakken
houdt. Ook is er iets aantrekkelijks in
dat hij zich voor de minst begeerenswaar-
dige portefeuille van alle, het offer ge
troost van een reis, welke hij als,aanstaand
directeur van een landbouwsyndicaat in
Februari reeds naar Zuid- en NocrJ-Su-
riname zou ondernemen en waaraan ver
moedelijk niet onbelangrijke voordeden
voor hem verbonden waren. Wie zoo iets
opgeelt, wetende dat Nederland sinds
1905 een minster van oorlog per jaar
pleegd te verslijten, dien ontbreekt het
zeker niet aan het noodige vertrouwen
in de (zijn) toekomst.
Wij voor ons gaan, met de ervaringen
menhangende klacnten uitend, dan weer
in een waanzinnigen lach losbarstend,
als een slaapwandelaar, een waanzinnige
een opgesloten blinde/den muur van den
toren te zien barsten, als zocht ihijieen on-
zichtbaren doorgang.
Derdegedeelte.
HOOFDSTUK 1.
Het is heerlijk, een eenmaal gedroom-
den toestand werkelijk te dDorleven, of
ook maar in een zoete herinnering te
herleven. Om van dien indruk nog meer
te genieten, toefde een jonge, 'eenvou
dig maar met smaak gekleede jonkman
op een zomermiddag op de plek ,waar
tien jaren te voren, de markiezin zelve,
zich had opgehouden. Met een licht va
lies aan zijn voeten stond die jonkman
op den top van den heuvel, vanwaar
het oog op 't dorp Clarens, de bosschen,
den met weiden omgeven vijver, als een
opaal in smaragd gevat, en vervolgens
het oude kasteel beheerscht, waarvan de
eenmaal roodkleurig-grijze voorgevel met
klimop was begroeid. De blikken van den
reiziger weidden zich over dat droom
land, en het brein vol van herinneriin-
gen, ademde hij met vreugde de dampige
geurige lucht in, welke uit de wond er-
vallei opsteeg. Hij voelde er zich schier
^e^weim4 jdopr4 ais jiopj
van de laatste jaren en ue groepeenng
eu samenstelling der partijen in de Ka
mer rekening houdend, de toekomst ook
van dezen minister zonder verwachtingen
tegemoet. Ai stemmen wij met de hope-
looze beschouwingen, in beide takken der
Staten-Generaal nog in de jongst verloo-
pen maand over den toestand van het leger
gehouden, niet in een nieuwen minister
van Oorlog hoopvol te begroeten hebben
wij, in de jaren sinds 1905, verleerd.
Dit vooropgesteld, gelooven wij te mo
gen zeggen dat in den heer Colijn een
goede keus gedaan is, in elk geval een
logische wellicht de beste die in de
gegeven omstandigheden te doen viel.
De „Telegraaf":
Majoor Colijn is een krachtige figuur.
Men kan van hem flink ingrijpen en goede
daden verwachten.
Een drijver is de heer Colijn niet; fa
natisme is hem vreemd; een rustig, be
raden man, en een voortreffelijk spreker.
De heer Colijn paart een helderen, knap
pen stijl aan een levendige, spontane voor
dracht Last not least: een man, die de
achting van vriend en tegenstander ge
niet, en van wien men juist opgrond van
zijn karakter eenigszins pijnlijk verbaasd
stond, dat hij heelt meegeholpen minister
Cool op de bekende wijze ten val te bren
gen.
Het is wel een schitterende carrière, die
deze jeugdige bewindsman, uit eenvoudi
ge boeren-ouders gesproten, heeft ge
maakt.
Uit „Land en Volk":
Er komt nu een kracht aan het hoofd.
Een man die in Indië een goede school
heeft doorgemaakt. Wiens werkkring bo
vendien niet tot militaire bezigheid bleef
beperkt .Hetgeen doet verwachten, dat de
nieuwe minister van oorlog zich bewust
zal zijn dat hij zijn schouders gaat zetten
onder een bij uitstek sociale taak. Dat
de wetgeving, die hij heeft voor te berei
den een belangrijk onderdeel is van des-o-
ciale wetgeving, waartoe in onzen tijd
een Regeering in de eerste plaats is ge
roepen.
Boeken wij hierbij als een voordeel, dat
de heer Colijn jong is. Voor een arbeid
als in onze dagen door een minister van
Oorlog moet worden verricht, is een jon
ge kracht geschikter dan een van de ge
neraals, die naar eerwaardig aantal dienst
jaren voor den hoogen post in aanmerking
komen en zoo iets mogen beschouwen als
de bekroning van hun carrière.
Wie uit dit oogpunt de zaak beziet,
moet over de verandering in het Kabinet
Heemskerk zich verheugen. Het is een
versterking, die zoowel aan de oppositie
als aan de Regeeringspartijen welkom
moet zijn.
STATEN-GENERAAL,
TWEEDE KAMER.
Regeling der Arbeids-ziekte-
verzekering.
Naar aanleiding van het bij de Be-
grootingsdiscussiën d >or den heer No
lens gedaan verzoek, heeft de Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel
aan de Kamer djen toekomen een kor
te uiteenzetting van de voornaamste wij
zigingen, welke, naar 's Ministers mee
ning, in verband met het bij de Tweede
Kamer aanhangige ontwerp-Redenwet
en Ziektewet, in de Ongevallenwet 1901
behooren te worden gebracht. De Minis
ter doet er bij opmerken, dat het over
dat ontwerp door don Raad van State uit
te brengen advies ertoe zou kunnen lei
den de voorgenomen regeling te wijzi
gen.
Ten eerste een bepaling om te voor
komen, dat d ibbcl ziekengeld zou wor
den uitgekeeid bij het ontstaan van een
ziekte, die 't gevolg is van het reeds
verzekerde ongeval.
Zij, die onder de Ziektewet valleni,
zullen de eerste drie maanden ma het
ongeval ziekengeld krijgen uit de zie
kenkas van den Raad van Arbeid en daar
na rente van de Rijksverzekeringsbank.
Dientengevolge zal de ongevallen premie
iets lager worden en de Bank ont-
„Daar," mompelde hij, „hebben mijn
ouders elkaar bemind, daar ben ik gebo
ren."
Die gewaarwording van weeke ver-
teedering, waaraan mevrouw De Clarens
zich zoo gaarne overgaf, schudde hij even
wel spoeuig af, en een beroep doende op
al zijn geestKracht, bepaalde hij zich niet
meer tot zienhij nam waar. Bij dit
aandachtige onderzoek van het landschap
mishaagden hem verscheidene zaken door
haar met zijn droomen en herinneringen
zoo groote strijdigheid. Daarmee ging van
de bttoovering van zooeven heel wat ver
loren. Hier en daar vertoonde het dichte,
donkere woud, door het vellen van tal
van boomen, open plekken, gelijk aan
wonden.- Geen schaduwrijke lanen van
hooge boomen meer, maar twee witte
wegen in geregelde zigzagkronkelingen
loopend langs de helling der heuvels en
uitloopend in het dichte mysterie van het
kreupelbosch. Groeven van molensteen en
lei verscheurden de zijden der rotsen.
Bovendien, boven den vijver, halverwe
ge de helling, ruischte dc rivier, in ha
ren loop gestremd, woelig door een nauw
kanaal en wierp zich schuimend en plas
send op het rad van een mechanische za
gerij.
Met zijn sentimenteele ziel en zijn le-
4e. yetbeeiding, v,oej,de de jeugdige rei-
last zijn van geldelijke uitkeering in|
de overgroote meerderheid der geval*
len, want de ongevallen, waarvan de ge
volgen na drie maanden zijn verdwenen^-
zijn bij verre de talrijkste.
Eene voorziening zal noodig zijn vooq
en tegen ongevallen verzekerden, diet
niet verplicht tegen ziekte verzekerd
zijn (hoofdzakelijk de zoogen. losse ar
beiders.)
Verzekeren die arbeiders zich vrijwil
lig bij de ziekenkas, dan krijgen zij de
helft der premie van hun werkgevers!
terug. Doen zij 't niet, dan krijgen zij
de eerste drie maanden na het ongeval]
een tijdelijke uitkeering van de Bank*
voor rekening van den werkgever, dia
bovendien 20 pCt. van de tijdel ijk o
uitkeering betaalt ter vergoeding in ad
ministratiekosten. De tijdelijke uitkee
ring van de Bank zal gelijk zijn aan
het laagste ziekengeld, dat de Ziekte
wet toelaat, t. w. 50 pCt. van het loon;
van den vijfden dag af. Leerlingen, die
nog niet verdienen, ontvangen geen tij
delijke uitkeering. Kan de Bank de tijde
lijke uitkeering op den werkgever niet
verhalen dan zal het Rijk het bedrag!
daarvan aan de Bank moeten vergoeden.
Bij verschil van de vraag wie de tijde
lijke uitkeering aan den getroffene zal;
hebben te betalen: de Bank of de Raad
van Arbeid, zal de uitkeering geschie
den behoudens verhaal op de verplichte!
autoriteit.
Uitkeering wegens de kosten van ge
neeskundige behandeling komt aan
stonds voor rekening van de bank, be-»
houdens de zelfstandige beoordeel ing*
door den Raad van Arbeid zelf, of de
getroffene ongeschikt is tot werken, het
geen met de geneeskundige behandeling)
niets te maken heeft.
De wijze van toekenning der genees
kundige behandeling wordt veranderd in
dezen zin, dat voorkomen worde dat
toch de Bank zich in bijzonderheden met
alle kleine ongevallen zou moeten inla
ten.
Onveranderd blijft voorts de regeling
van de uitkeering bij overlijden. Hier
voor zorgt altijd de Rijksverzekerings
bank.
Een meer gedecentraliseerde uitvoe
ring van de Ongevallenwet zal noodig
zijn bij de d.ie hoofdgebeurtenissen inj
de ongevallenverzekering: de vaststel
ling en invordering der verschuldigde
premiehet onderzoek van het ongevali
en de vaststelling der schadeloosstelling.
De administratieve wijzigingen, welke
dientengevolge beoogd worden, zet de
Minister nader in eenige bijzonderheden1
uiteen.
Is er tweeërlei oorzaak van o-ngeval eni
ziekte, dan is er geen bezwaar tegen
tweeërlei schadeloosstelling. Maar voor
komen moet worden, dat een arbeider
wegens een zelfde ongeval over denzelf
den tijd uitkeering van 9e Rijksverzeke
ringsbank en ziekengeld geniet. Het zal
n.l. kunnen voorkomen dat het recht opj
een reeds uitgekeerde schadeloosstel
ling ontzegd en daardoor implicite de
aanspraak op een nadere schadeloosstel
ling erkend wordt. Daarom wordt be
paald, dat nooit aan een verzekerd over
een zelfden tijd wegens een zeilde on
geval tweeërlei schadeloosstel.ing mag
worden uitgekeerd, maar dat de later
toegekende uitkeering, ten beloope vani
het bedrag der eerste, wordt gegeven
wien de eerste uitkeering deed.
Van de beslissingen van den voorzit
ter van den Raad van Arbeid staat be
roep op het Bankbestuur open. Desniet
temin wordt hij ook voor de ongevallen
verzekering het voornaamste uitvoerings
orgaan. Hetzelfde gebied, waarover de
ziekteverzekering in haar geheel door,
den Raad van Arbeid wordt beheerd*
is de ambtskring van den a,gent der
Rij (^verzekeringsbank, in hem be
lichaamt zich het verband tusschen beide
takken van arbeidsverzekering.
Ook den Raad van Arbeid zijn enkele
bevoegdheden toegedacht. In de eerste
plaats die, welke-thans de plaatselijke
commissie toekomen krachtens art. 86
der wet en die naast de Raden van Ar
beid geen reden van bestaan hebben.
In de tweede plaats zal den Raden
kunnen worden opgedragen, de gelde-
ziger iets van de smarten van netgeócjiön-
den bosch van de geëxploiteerde rotsen
en van de gecanaliseerde rivier. Hij wend
de zijn ontgoochelde oogen af van de
toch nog altijd groene en lachende vallei
en vestigde ze op het op "de aarde neer
gezette valies. Dat valies bevatte niet a.Ies
wat hij bezat, want hij had het meesie
van zijn bagage te Portvieux gelaten, ten
einde den tocht te voet te kunnen maken
maar wel het kostbaarste, dat hij had:
vijf of zes brieven van zijn familie. Alsof
hij had bemerkt, dat, als hij eenmaal inde
vallei was afgedaald, de schilderachtiga
bekoorlijkheid van Clarens zijn ziel zon
verweeken, zijn helderziendheid zou be
nevelen en zijn besluiten doen wankelen
gevoelde hij de behoefte, zijnen wil te;
staven met de verlichte, energieke en
voorzichtige raadgevingen van hen, die
zorg hadden gedragen voor zijn kindsheid!
en zijne jeugd. Hij opende derhalve het
valies en haalde er, zonder lang te zoe
ken, de geopende en den stempel van
Engeland dragende brieven uit. Alleen
reeds door de onderteekening te lezen*
geschreven door een langzame, regelma
tige kloeke hand, riep hij de herinnering
wakker aan de gelukkige jaren van kalm
te en veiligheid op het kasteel van Ros-
waldohire doorgebracht.
(Wordt vervolgd^