Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 4 januari. Uit de Pers, De nieuwe Minister van Oorlog. Over den nieuwbenoemd en Minister 'Van Oorlog zegt de „Tijd" o.a. lil een leger, gemakkelijker dan in eeni ge andere categorie van personen, sluipt imaar al te vaak zekere kaste-geest bin- !nen welke bij hen die ertoe behooren, :een onbevangen beoordeeling van veel za ken in den weg staat. Personen-quaes- 1 tiën bij benoemingen, enz., welke geheel bijzaken behoorden te zijn van geheel .ondergeschikt belang, dringen bij militaire 'Departementen somtijds veel te veel op den voorgrond. Welnu, hier heeft men een man, die zelf van het Nederlandsche leger geen deel uitmaakte, dus in veel mindere mate dan andere militaire Ministers last zal onder vinden van vroegere persoonlijke relatiën in dat leger en die tevens als militair ge vrijwaard zal zijn tegen de vele vergis- singen, waaraan een burger-Minister van j Oorlog, ten gevolge van onbekendheid met détails van legerzaken, natuurlijk zal zijn blootgesteld. En hetgeen wij nu en reeds vroeger over zijn levensloop en handelingen in Indië hebben vermeld; èn zijne, vangron- dige kennis, practischen zin en gematg- 'de denkwijze getuigende redevoeringen »in tie Tweeae Kamer, waar hij zien niet 1 opdrong, doen axS van zelt de eerste puaats 'innam; en zijn optreden, nu, in uegegeven hoogst moeilijke, voor eiken Minister van i Oonog hoogst onaangename omstandig- heden, maken ons den heer Colijn, ais bewindsman, bijzonaer sympathiek. Aan bekwaamheid, werk,-auinnfcid en goeden wil zijnerzijus, om den wagen onzer defensie en legerorganisatie in het goede spoor te brengen, za. het zeker niet ontbreken. ;t Zal er thans in hoofdzaak op aankomen, oi hij daarbij den hoogst noocigen steun zal vinden Wij meenen voor Minister Colijn op den vollen en onverdeeiden steun van beiden, Kabinet en regeeringsmeerder- heid te mogen rekenen. Moet de nieuwe Minister bestrijding en vijanuige criliek in zijn nieuwe loopbaan ondervinden, die bestrijding en vijandige, afbrekende critiek moge aan komen uitsluitend van de zijde van tegenstanders, die ook teg.en- standers zijn der tegenwoordige regec- ring en der bevrienue, dus de regeling steunende meeruerheid. Zóó willen het de eerlijkheid en de goede trouw in den parlementairen oor log! Het „Centrum" zegt: De lieer Colijn is een goed spreker, staat zijn man in het deba„ en heeft het oor der Kamer, wat lang niet van al zijn voorgangers kan worden gezegd. En Waar nu onder de tegenwoordige omstandig heden niet slechts kunde en toewijding, maar' ook slagvaardigheid, parlementaire speurzin en „üewanutheit" voor den mi nister van Oorlog tot de onmisbare ver- eischten behooren, kan men de keuze van majoor Colijn niet anders dan een ge lukkige noemen. Hop kort hij nog slechts in de Kamer zitting moge hebben, is hij daar allerminst meer een vreemdeling. De samenwerking tusschen Regeering en Kamer, zoo dringend noodig, om ons te brengen uit het militaire „moeras", zal dus ongetwijfeld door het optreden van minister Colijn worgen bevorderd. En hierin ligt een groote belofte dat het nu ook inderdaad tot daden zal komen en de vereischte hervormingen hun beslag kunnen krijgen. Eenmaal voor de zware taak geplaatst, zal de heer Colijn die met frissche kracht pogen te volbrengen. Gansch zijn energiek optreden staat ons daarvoor borg. Ook de officieren zullen, naar wij met goede reden mogen veron derstellen, niet te lang op hun tracte- ments- en pensioenregeling behoeven te wachten. Uit het „Huisgezin": De anti-revolutionnaire partij boft op FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 31) „Zijt gij daar, Piernic?" vroeg zij. Geen antwoord volgde. Evenwel twij felde zij geen oogenblik, of er was iemand binnengekomen, derhalve her haalde zij met angstige stem„Zijt gij het dan, Raffut Ook ditmaal oordeelde Raffut het be ter niet te antwoorden. Het was helm voldoende door het spreken van de mar kiezin te weten, op welke plek zij zich bevond. Hij zette dus zijn lantaam op de tafel en draaide den stralenbuindel naar den ingang van het vertrek tegen over de alcoof. Voorts, in de zekerheid dat zijn oogen, gewend aan het nach telijk duister van de bosschen, voldoen de zouden kunnen zien om den moord te volvoeren ,stak hij een tweedemaal zijn hand onder zijn wambuis, trok zi|nj pistool uit zijn gordel, en, met den vin ger aan den trekker, het een weinig ach ter zich houdend, trad hij nader. Bij het hooren van dien haastigen, zwaren tred oa,ar haar toe sprong zij op. In de zeer zeldzame .wijze met twee Indische kapi teins. De een, Idenburg, is, na reeds minis ter te ziji, thans onderkoning van Indië. De ander Colijn, staat op het punt de portefeuille van oorlog uit handen van generaal Cool over te nemen. Zoo vindt dan de korte crisis van oor log haar einde. Men mag die crisis blijven betreuren, en men kan toch over de oplossing die ze gevonden heeft, voldaan zijn De heer Colijn is een bekwaam, slag vaardig afgevaardigde gebleken, wat niet te miskennen waarborgen biedt voor het ministerschap. Natuurlijk dient afgewacht, of de heer Colijn ook die rijpheid van oordeel en die bezonkenheid zal blijken te bezit ten, .welke in een minister onmisbaar zijn, alsmede of hij het vertrouwen van het leger heeft. Dat met het optreden van' minister Colijn het anti-rev. element in het kabi net Heemskerk versterkt wordt, mis prijzen wij niet. Wij Katholieken, zijn met drie porte feuilles tevreden, en' mits de heer Colijn niet genomen is omdat hij anti-rev. maar omdat hij een geschikt titularis, is, valt er, nu de crisis er toch eenmaal was, tegen de vervanging van een poütiek- neutraal minister door een man van anti revolutionairen huize o. i. niets in te brengen. In een driestar zegt de „Standaard" o.a. het volgende: Het optreden van de nheer Colijn als Minister van oorlog zal in het land met vertrouwen, bij het leger met goede hope, in onze kringen van sympathie begroet worden. Van eenige constitutioncele verplichting om ueze taaie op zien te nemen, was bq uen heer Uo,ijn geen spraiee, zoo mm als voor iemand van Rechts. Zijn bereiuiieiü om desniettemin het ge strande schip weer vlot te maken, moet daarom ten zeerste gewaarueerden dit te meer, daar, gelijk men weet, zijn ver trek voor zaken naar de Oost reeds voor lang op Ll Januari bepaald was. Hij weei wat het is, menscuen te leiden en in goede organisatie te doen eaamwer- werken. Bij hem is er geen nood, dat zijn Departement den Munster a.s een tijueiijx inwoner zal beschouwen. Hij zal op zijn doel: de readmg van ons daienüe-wezen, met vasten tred afgaan. Ook voor het Kaoinet is zijn optreden bij Oorlog winste. Voor een Vnjzinnig-de- mocra.T brengt het een bes.ist Antirevolu tionair in de plaats, zoooat de homo geniteit van het Kabinet er door wordt versterkt. Uit de (A.-R.) „Rotterdammer": Wij brengen minister Colijn onzen dank dat hij zich zoo groote opofferingen heeft willen getroosten èn bidden hem wijsheid en kracht toe voor het volbrengen van zijn huiveringwekkend zware taak. Vol vertrouwen roepen wij hem het welkom toe. Wij behooren tot hen die het zeer betreuren dat door de houding onzer anti-revolutionaire Kamerleden minister Cool werd ten val gebracht. In de gegeven omstandigheden achten wij echter eene betere oplossing moeilijk denkbaar. De heer Colijn toch is een degelijk, warm antirevolutionair. Voor wie v.rhcn- king van dit principieele element in het dig Kabinet gewenscht achten, ligt daarin dus reeds bevrediging. Voor ons is echter de hoofdoorzaak onzer blijdschap eene andere. Zij berust op de hooge kwaliteiten van den nieuwen minister. De „Nieuwe Rotterdamsche Courant": Waarschijnlijk heeft bij deze benoeming de Regeering zich laten leiden door de ge dachte, dat waar de anti-revolutionnaire partij aan het Kabinet zijn Minister van Oorlog ontnam, ook deze partij tot'aanvul ling van de leemte het eerst geroepen was. Kwam uit de bus de heer H. Colijn, dien men als Minister van Oorlog niet den eerst aangewezene zou wanen. Maar er zijn menschen, wien het nu eenmaal voor zwak verlichte kamer kon zij de trekken niet onderscheiden van de sombere, drei gende gedaante, die zich op haar wierp. Evenwel werd de markiezin getroffen door de buitengewone bleekheid van dat verwrongen gelaat, een groote witte vlek, waarin alleen de oogen als licht punten door het half-duister boorden. Plotseling zag de markiezin een rosach- tigen gloed in die strak op haar gerich te oogappels flikkeren. Nu herkende zij den rentmeester, en sidderend van vrees, alles begrijpend, slaakte de arme vrouw een vreeselijken wanhoopsgil: „O, Raffut, wat gaat gij doen, rampi- zalige Op hetzelfde oogenblik sloot de eeltige hand van den rentmeester haar ruw den mond en voelde zij een hard voorwerp, dat haar op het hart werd gedrukt. Het schot ging af met een doffen knal en de markiezin stortte zonder een tweeden kreet te kunnen uiten, met doorboord hart op den grond. Buiten, aan den anderen kant der dik ke, granieten muren antwoordde een even pijnlijke kreet op dien van den ongeluk kige. Maar Raffut ging te zeer op in Iden door hem gepleegden gruwel, om hem te hooren, en ook om in den verderen loop van den nacht Piernic met akelig ontsteld gezicht eij wilde .oogen, iiy .on^- uen wind loopt. De heer Colijn heeft als Indisch militair een goeden staat van dienst. Ziedaar de eenige geloofsbrief dien hij als Minister van Oorlog mee brengt. Dat hij voldoende op de hoogte zal zijn, om de Nederlandsche militaire vraagstukken en de Nederlandsche defen sie-aangelegenheden uit het moeras op tc heffen waarin zij, volgens den heer Duymaer van Twist, verzonken zijn kan men slechts hopen. Het getuigt van moed, dat de heer Colijn het ambt aan durft. Men kan slechts wenschen, dat het niet overmoed za! zijn geweest, die hem ertoe heeft gebracht Er zijn er in (de laat ste jaren verschillende gestruikeld, die zeker heel wat beter van Nederlandsche militaire toestanden op de hoogte waren dan deze Indische specialiteit. Uit het „Handelsblad": Het mag zeker betreurd worden, idat de Kamer door deze benoeming een ter dege zaakkundigen man op Indsich gebied moet missen, al mag verwacht worden, ciat de heer Colijn die gewend is goed werk te leveren in zijn nieuwen werk kring zich ongetwijfeld zich spoedig op de hoogte stellen en daden toonen zal. De hoefijzer-correspondent van dat blad schreef nog het volgende: De heer Colijn heeft een invloedrijke positie als koloniale specialiteit opgegeven om de buitengewoon zware en allicht ondankbare taak van een Minister van Oorlog te aanvaarden. Er behoort tn 'tal- gemeen zeer veel moed toe om in de ge geven omstancigneaen de plaats in te ne men, waarop in zoo korten bju reeds zoo veel beivwame mannen zijn gesneuveld, maar voor den heer Colijn in het biizon- uer moet er nog veel zelfopoffering en plichtsbesef bijgekomen zijn om hein te doen zwicliien voor den op hem gcoeten- den aanurang. Lat hij nochtans niet is teruggcJenisu voor wat een opvolger van den neer Cool staat te wacnten. strekt hem tot eer. De a.gemeene acnting en sym pathie, die hij zien in de Kamer 'heeft verworven, zal hern ongetwijfeld zijn taak wat ver,.enten, maar a,s het aan za, komen og wijziging van ue Mi.itiewêt of op ver- deuiging van het ontwerp betreffende de ku$t-e,ens.e, zal hij toen ongetvvijte,d voor heete vuren Komen te staan. Het „Vaderland": Getu.gr oe schitterende staat van dienst van uen nieuwen Minister van zijn groote bekwaamheden als Indisch officier,. tij dens zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer heeft hij zich bovendien doen ken nen als een man, die-gemakkelijk 't woord voert, en een moeilijke stof helder weet te behandelen Uit aigemeen politiek oogpunt intus- schen, kan de benoeming van den heer Colijn, die ons voor het overige in me nig opzicht sympathiek.is, en van wien wij goede verwachtingen koesteren, moeilijk anders worden gekarakteriseerd dan als een kniebuiging voor cle anti-rev. partij en voor dr. Kuyper, die door den heer Ue Savornin Lonman vrij duidelijk is be schuldigd, in dezen de leiding te hebben aangegeven. Met de hoop, dat de wisseling van per sonen ten goede moge komen aan onze defensie, roepen wij den nieuwen be windsman gaarne het welkom! toe. De „Nieuwe Courant": De heer Colijn is nog jong en heeft bo vendien bijna al de jaren van zijn manne- lijken leertijd in Indië doorgebrac.it; kent dus Neder,andsche legertoestanden niet uit eigen ervaring. Maar hij maakt den indruk een man te zijn, die van aanpakken houdt. Ook is er iets aantrekkelijks in dat hij zich voor de minst begeerenswaar- dige portefeuille van alle, het offer ge troost van een reis, welke hij als,aanstaand directeur van een landbouwsyndicaat in Februari reeds naar Zuid- en NocrJ-Su- riname zou ondernemen en waaraan ver moedelijk niet onbelangrijke voordeden voor hem verbonden waren. Wie zoo iets opgeelt, wetende dat Nederland sinds 1905 een minster van oorlog per jaar pleegd te verslijten, dien ontbreekt het zeker niet aan het noodige vertrouwen in de (zijn) toekomst. Wij voor ons gaan, met de ervaringen menhangende klacnten uitend, dan weer in een waanzinnigen lach losbarstend, als een slaapwandelaar, een waanzinnige een opgesloten blinde/den muur van den toren te zien barsten, als zocht ihijieen on- zichtbaren doorgang. Derdegedeelte. HOOFDSTUK 1. Het is heerlijk, een eenmaal gedroom- den toestand werkelijk te dDorleven, of ook maar in een zoete herinnering te herleven. Om van dien indruk nog meer te genieten, toefde een jonge, 'eenvou dig maar met smaak gekleede jonkman op een zomermiddag op de plek ,waar tien jaren te voren, de markiezin zelve, zich had opgehouden. Met een licht va lies aan zijn voeten stond die jonkman op den top van den heuvel, vanwaar het oog op 't dorp Clarens, de bosschen, den met weiden omgeven vijver, als een opaal in smaragd gevat, en vervolgens het oude kasteel beheerscht, waarvan de eenmaal roodkleurig-grijze voorgevel met klimop was begroeid. De blikken van den reiziger weidden zich over dat droom land, en het brein vol van herinneriin- gen, ademde hij met vreugde de dampige geurige lucht in, welke uit de wond er- vallei opsteeg. Hij voelde er zich schier ^e^weim4 jdopr4 ais jiopj van de laatste jaren en ue groepeenng eu samenstelling der partijen in de Ka mer rekening houdend, de toekomst ook van dezen minister zonder verwachtingen tegemoet. Ai stemmen wij met de hope- looze beschouwingen, in beide takken der Staten-Generaal nog in de jongst verloo- pen maand over den toestand van het leger gehouden, niet in een nieuwen minister van Oorlog hoopvol te begroeten hebben wij, in de jaren sinds 1905, verleerd. Dit vooropgesteld, gelooven wij te mo gen zeggen dat in den heer Colijn een goede keus gedaan is, in elk geval een logische wellicht de beste die in de gegeven omstandigheden te doen viel. De „Telegraaf": Majoor Colijn is een krachtige figuur. Men kan van hem flink ingrijpen en goede daden verwachten. Een drijver is de heer Colijn niet; fa natisme is hem vreemd; een rustig, be raden man, en een voortreffelijk spreker. De heer Colijn paart een helderen, knap pen stijl aan een levendige, spontane voor dracht Last not least: een man, die de achting van vriend en tegenstander ge niet, en van wien men juist opgrond van zijn karakter eenigszins pijnlijk verbaasd stond, dat hij heelt meegeholpen minister Cool op de bekende wijze ten val te bren gen. Het is wel een schitterende carrière, die deze jeugdige bewindsman, uit eenvoudi ge boeren-ouders gesproten, heeft ge maakt. Uit „Land en Volk": Er komt nu een kracht aan het hoofd. Een man die in Indië een goede school heeft doorgemaakt. Wiens werkkring bo vendien niet tot militaire bezigheid bleef beperkt .Hetgeen doet verwachten, dat de nieuwe minister van oorlog zich bewust zal zijn dat hij zijn schouders gaat zetten onder een bij uitstek sociale taak. Dat de wetgeving, die hij heeft voor te berei den een belangrijk onderdeel is van des-o- ciale wetgeving, waartoe in onzen tijd een Regeering in de eerste plaats is ge roepen. Boeken wij hierbij als een voordeel, dat de heer Colijn jong is. Voor een arbeid als in onze dagen door een minister van Oorlog moet worden verricht, is een jon ge kracht geschikter dan een van de ge neraals, die naar eerwaardig aantal dienst jaren voor den hoogen post in aanmerking komen en zoo iets mogen beschouwen als de bekroning van hun carrière. Wie uit dit oogpunt de zaak beziet, moet over de verandering in het Kabinet Heemskerk zich verheugen. Het is een versterking, die zoowel aan de oppositie als aan de Regeeringspartijen welkom moet zijn. STATEN-GENERAAL, TWEEDE KAMER. Regeling der Arbeids-ziekte- verzekering. Naar aanleiding van het bij de Be- grootingsdiscussiën d >or den heer No lens gedaan verzoek, heeft de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel aan de Kamer djen toekomen een kor te uiteenzetting van de voornaamste wij zigingen, welke, naar 's Ministers mee ning, in verband met het bij de Tweede Kamer aanhangige ontwerp-Redenwet en Ziektewet, in de Ongevallenwet 1901 behooren te worden gebracht. De Minis ter doet er bij opmerken, dat het over dat ontwerp door don Raad van State uit te brengen advies ertoe zou kunnen lei den de voorgenomen regeling te wijzi gen. Ten eerste een bepaling om te voor komen, dat d ibbcl ziekengeld zou wor den uitgekeeid bij het ontstaan van een ziekte, die 't gevolg is van het reeds verzekerde ongeval. Zij, die onder de Ziektewet valleni, zullen de eerste drie maanden ma het ongeval ziekengeld krijgen uit de zie kenkas van den Raad van Arbeid en daar na rente van de Rijksverzekeringsbank. Dientengevolge zal de ongevallen premie iets lager worden en de Bank ont- „Daar," mompelde hij, „hebben mijn ouders elkaar bemind, daar ben ik gebo ren." Die gewaarwording van weeke ver- teedering, waaraan mevrouw De Clarens zich zoo gaarne overgaf, schudde hij even wel spoeuig af, en een beroep doende op al zijn geestKracht, bepaalde hij zich niet meer tot zienhij nam waar. Bij dit aandachtige onderzoek van het landschap mishaagden hem verscheidene zaken door haar met zijn droomen en herinneringen zoo groote strijdigheid. Daarmee ging van de bttoovering van zooeven heel wat ver loren. Hier en daar vertoonde het dichte, donkere woud, door het vellen van tal van boomen, open plekken, gelijk aan wonden.- Geen schaduwrijke lanen van hooge boomen meer, maar twee witte wegen in geregelde zigzagkronkelingen loopend langs de helling der heuvels en uitloopend in het dichte mysterie van het kreupelbosch. Groeven van molensteen en lei verscheurden de zijden der rotsen. Bovendien, boven den vijver, halverwe ge de helling, ruischte dc rivier, in ha ren loop gestremd, woelig door een nauw kanaal en wierp zich schuimend en plas send op het rad van een mechanische za gerij. Met zijn sentimenteele ziel en zijn le- 4e. yetbeeiding, v,oej,de de jeugdige rei- last zijn van geldelijke uitkeering in| de overgroote meerderheid der geval* len, want de ongevallen, waarvan de ge volgen na drie maanden zijn verdwenen^- zijn bij verre de talrijkste. Eene voorziening zal noodig zijn vooq en tegen ongevallen verzekerden, diet niet verplicht tegen ziekte verzekerd zijn (hoofdzakelijk de zoogen. losse ar beiders.) Verzekeren die arbeiders zich vrijwil lig bij de ziekenkas, dan krijgen zij de helft der premie van hun werkgevers! terug. Doen zij 't niet, dan krijgen zij de eerste drie maanden na het ongeval] een tijdelijke uitkeering van de Bank* voor rekening van den werkgever, dia bovendien 20 pCt. van de tijdel ijk o uitkeering betaalt ter vergoeding in ad ministratiekosten. De tijdelijke uitkee ring van de Bank zal gelijk zijn aan het laagste ziekengeld, dat de Ziekte wet toelaat, t. w. 50 pCt. van het loon; van den vijfden dag af. Leerlingen, die nog niet verdienen, ontvangen geen tij delijke uitkeering. Kan de Bank de tijde lijke uitkeering op den werkgever niet verhalen dan zal het Rijk het bedrag! daarvan aan de Bank moeten vergoeden. Bij verschil van de vraag wie de tijde lijke uitkeering aan den getroffene zal; hebben te betalen: de Bank of de Raad van Arbeid, zal de uitkeering geschie den behoudens verhaal op de verplichte! autoriteit. Uitkeering wegens de kosten van ge neeskundige behandeling komt aan stonds voor rekening van de bank, be-» houdens de zelfstandige beoordeel ing* door den Raad van Arbeid zelf, of de getroffene ongeschikt is tot werken, het geen met de geneeskundige behandeling) niets te maken heeft. De wijze van toekenning der genees kundige behandeling wordt veranderd in dezen zin, dat voorkomen worde dat toch de Bank zich in bijzonderheden met alle kleine ongevallen zou moeten inla ten. Onveranderd blijft voorts de regeling van de uitkeering bij overlijden. Hier voor zorgt altijd de Rijksverzekerings bank. Een meer gedecentraliseerde uitvoe ring van de Ongevallenwet zal noodig zijn bij de d.ie hoofdgebeurtenissen inj de ongevallenverzekering: de vaststel ling en invordering der verschuldigde premiehet onderzoek van het ongevali en de vaststelling der schadeloosstelling. De administratieve wijzigingen, welke dientengevolge beoogd worden, zet de Minister nader in eenige bijzonderheden1 uiteen. Is er tweeërlei oorzaak van o-ngeval eni ziekte, dan is er geen bezwaar tegen tweeërlei schadeloosstelling. Maar voor komen moet worden, dat een arbeider wegens een zelfde ongeval over denzelf den tijd uitkeering van 9e Rijksverzeke ringsbank en ziekengeld geniet. Het zal n.l. kunnen voorkomen dat het recht opj een reeds uitgekeerde schadeloosstel ling ontzegd en daardoor implicite de aanspraak op een nadere schadeloosstel ling erkend wordt. Daarom wordt be paald, dat nooit aan een verzekerd over een zelfden tijd wegens een zeilde on geval tweeërlei schadeloosstel.ing mag worden uitgekeerd, maar dat de later toegekende uitkeering, ten beloope vani het bedrag der eerste, wordt gegeven wien de eerste uitkeering deed. Van de beslissingen van den voorzit ter van den Raad van Arbeid staat be roep op het Bankbestuur open. Desniet temin wordt hij ook voor de ongevallen verzekering het voornaamste uitvoerings orgaan. Hetzelfde gebied, waarover de ziekteverzekering in haar geheel door, den Raad van Arbeid wordt beheerd* is de ambtskring van den a,gent der Rij (^verzekeringsbank, in hem be lichaamt zich het verband tusschen beide takken van arbeidsverzekering. Ook den Raad van Arbeid zijn enkele bevoegdheden toegedacht. In de eerste plaats die, welke-thans de plaatselijke commissie toekomen krachtens art. 86 der wet en die naast de Raden van Ar beid geen reden van bestaan hebben. In de tweede plaats zal den Raden kunnen worden opgedragen, de gelde- ziger iets van de smarten van netgeócjiön- den bosch van de geëxploiteerde rotsen en van de gecanaliseerde rivier. Hij wend de zijn ontgoochelde oogen af van de toch nog altijd groene en lachende vallei en vestigde ze op het op "de aarde neer gezette valies. Dat valies bevatte niet a.Ies wat hij bezat, want hij had het meesie van zijn bagage te Portvieux gelaten, ten einde den tocht te voet te kunnen maken maar wel het kostbaarste, dat hij had: vijf of zes brieven van zijn familie. Alsof hij had bemerkt, dat, als hij eenmaal inde vallei was afgedaald, de schilderachtiga bekoorlijkheid van Clarens zijn ziel zon verweeken, zijn helderziendheid zou be nevelen en zijn besluiten doen wankelen gevoelde hij de behoefte, zijnen wil te; staven met de verlichte, energieke en voorzichtige raadgevingen van hen, die zorg hadden gedragen voor zijn kindsheid! en zijne jeugd. Hij opende derhalve het valies en haalde er, zonder lang te zoe ken, de geopende en den stempel van Engeland dragende brieven uit. Alleen reeds door de onderteekening te lezen* geschreven door een langzame, regelma tige kloeke hand, riep hij de herinnering wakker aan de gelukkige jaren van kalm te en veiligheid op het kasteel van Ros- waldohire doorgebracht. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5