Nieuwjaarswenschen BINNENLAND. Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 20 December. In het nummer, verschijnende Za terdag 31 December, bestaat gele genheid om op goedkoope en doel treffende wijze de gebruikelijke Nieuwjaarswenschen bij advertentie in De. Leidsche Courant aan te bieden, bijv.: J. VAN LEIDEN. p. f. 1.1.1911. Deze advertentie kost f 0.25 per vakje. BON OM AF TE KNIPPEN. Ondergeteekende wonende wenscht een Nieuwjaars-advertentie vol gens ingesloten tekst overko- om(men) waarvoor de kosten hierbij gaan. Handteekening: Uit de Pers. De crisis aan het departement van oorlog. De „Tijd", onthoudt zich tot dusverre naar meening over de crisis te zeggen. In het Kameroverzicht van dit blad lezen wij o. a. „Wat is de diepe grond van de crisis? Ik kan het niet zeggen. Nadat het woord „onaannemelijk" duidelijk was uitgespro ken, kunnen manrfen als de vier Katho lieken, die vóór de motie hebben ge stemd, zich niet hebben vergist, en de 16 anti-revolutionairen met dr. Kuyper aan het hoofd, die hetzelfde deden, ze ker evenmin. Een groot redenaar is generaal Cool niet, maar ik heb toch wel den indruk ge- Uregen, dat hij niet alles gedaan heeft, wat hij vermocht, om de crisis te keeren. Dat de sociaal-democraten vóór de stemming de vergaderzaal verlieten, is zeer begrijpelijk. Zij konden niet vóór de motie stemmen, omdat deze verbe tering van de financieele positie der offi eieren noodzakelijk verklaarde, en niet tegen, omdat, als zij zou worden ver worpen, de tractementsverhooging dade lijk zou ingaan. De Haagsche briefschrijver van „De .Tijd", „die ook over hetzelfde onderwerp schrijft, merkt op, dat de officierstracte- menten hoofdzakelijk een quaestie van opportuniteit was. Het is dan ook moeilijk aan te nemen, dat de Minister de portefeuillekwestie zou hebben gesteld, indien hij overigens zich sterk en zeker van den steun van het Parlement had gevoeld en de overtuiging in zich had rondgedragen, dat hij als hoofd van het Departement op zijn plaats was en nog veel groots zou kunnen tot stand brengen. Omgekeerd lijkt het vrij onaannemelijk dat de meerderheid dien Minister op grond van een dergelijke opportuniteitsquaestie zou hebben laten vallen, indien zij in hem hadde geëerd een krachtig bewindsman. Als zoodanig gold hij dan ook niet. Minister Cool is een man van groote bekwaamheid, maar hij is geen krachtige figuur. Weifelend van aard, ge neigd om in alles zijn adviseurs te volgen wist hij, zoo zeide mij een Kamerlid, de Kamer niet te imponeeren, niet te bren gen onder den indruk, dat hij wist, wait hij wilde en stuurde naar een vast doel. In de toekomst zal men eerst kunnen zeggen, meent schrijver, of de Kamergoed deed. Voorloopig is uit een algemeen oog punt slechts nadeel te zien. De aan gekondigde Militiewet en tal van militai re ontwerpen zijn voor onbepaalden tijd verdaagd. Er is, en dat terwijl er pericu- lum in mora is, stilstand op militair ge bied. Het ergste is echter, dat voortdu rende en zich steeds herhalende crisis sen onwillekeurig een gevoel van onrust en onzekerheid geven op militair gebied, dat de energie doodt en op de werk zaamheid van anderen verlammend werkt. Alle deze bezwaren kunnen slechts dan niet de gevallen beslissing doen betreu ren, indien men erin slaagt aan Minis ter Cool een opvolger te geven, die de deugden van dezen heeft en zijn gebreken mist. Het „Centrum" meent, dat mis schien niet zoo heel eenvoudig een oplos sing te vinden is. De opvolger toch van den demissionnai- ren bewindsman zal voor een niet gemak kelijke taak komen te staan. De geest van critiek is in onze Tweede Kamer vooral vaardig tegenover den titularis voor Oor log en in weinige jaren tijds zagen wij nu reeds het vierde hoofd van dat Depar tement heen gaan. De positie van den heer Cool scheen reeds sinds eenigen tijd niet zeer hecht. Toch komt zijn va! vrij onverwacht en... ook vrij ongelegen. Het is toch te vreezen •dat nieuw uitstel hiervan het gevolg zijn zal. De minister scheen met zijn voorbe reidende plannen gereed gekomen; zijne voorstellen waren in aantocht; men zou spoedig aan 't werk kunnen gaan en de lang beloofde en urgent geachte hervor mingen ter hand nemen. De motie van den heer van Twist is het parlementaire lood geweest, dat den minister eensklaps in het zand deed bijten. De partijen mengden zich bij de stem ming dooreen. Het was geen strijd tus- sdhen Rechts en Links, en het doet dan ook zonderling aan, sommige liberale en vrijz.-dem. organen met groote veront waardiging te zien toornen tegen de rech terzijde. Negen liberalen en zeven vrijzin nig-democraten hebben voor de motie ge stemd, wat zij toch naar wij moeten veronderstellen om z a k e 1 ij ke rede nen hebben gedaan. Maar waarom treft dan het odium van de liberale en vrijz.- democratische pers alleen den afgevaar digde voor Steen wijk en de 19 leden van Rechts, die hun stem voor zijn motie uit brachten? Het blad zegt, dat vooral onder de te genwoordige omstandigheden een krachtige persoonlijkheid voor het be heer van het oorlogsdepartement wordt gevorderd. En dan moge de band tusschen den minister en de Kamer hechter worden, Want al beteekenthet heengaan van gene raal Cool nu juist niet het grootste ver lies, dat het Kabinet treffen kan, een par- tieele crisis brengt toch altijd zijne be zwaren mee, en het is dus zaak, dergelijke minder gelukkige evenementen zooveel mogelijk te voorkomen. In een driestar van de „Standaard" wordt, na een uiteenzetting van het ver schil tusschen Minister en Kamer, ver volgd Hoe nu een Minister der Kroon van zulk een klein verschil op zoo onbedui dend punt een portefeuillequaestle kon maken, zal wel altoos een raadsel blijven. Dat de portefeuillequaestie door hem gesteld ware bij de reorganisatie van de veld-artillerie, zou men hebben kunnen verstaan. Dat ware constitutioneel geweest. Maar wat ter wereld heeft de veilig heid van het land uitstaande met de sim pele vraag, of de officieren eenige hon derden guldens hooger tractement zullen krijgen in 1910 of in 1911. In constitutioneelen zin kan en mag op zulk een geheel ordinair vraagstuk geen crisis uitbreken en dus ook geen porte- feuillekwestie gesteld worden. Dat nu een generaal dit anders opvatte, is te ver staan. Een militair is in de politiek vaak vreemdeling. Maar de Minister zat toch niet alleen in het Kabinet, en het is van algemeene bekendheid, dat de Rechter zijde niet onbeproefd had gelaten, om tijdig tot een schikking te geraken. Nu zijn er, die zeggen dat de Minister verlangde weer vrij man te worden en daarom deze gelegenheid slechts aan greep, om zijn portefeuille te kunnen neer leggenen ware dit zoo, dan zou veel ver klaard zijn. Maar anders blijft deze crisis ons een volstrekt onoplosbaar raadsel, en -brengt ze geheel ongemotiveerd weer stagnatie in de Defensie te weeg die juist, thans meer dan ooit flink aanpakken noodig heeft. Een geheel andere toon klinkt uit een ander orgaan van de A. R. partij n.l. de „Rotterdammer", die met groot leedwezen constateert, dat de Minister aftreedt en betreurd den gang van zaken met name om drieërlei reden: Allereerst doet deze beslissing ons leed om Minister Cool zelf. Van dezen man van hooge bekwaamheid, werkend met onverdroten ijver, staande voor ge wichtige hervormingen, waaraan zijn naam zou worden verbonden, mocht men goede dingen voor onze landsverdedi ging verwachten. Het heeft niet zoo mo gen zijn. Warmen dank voor hetgeen hij voor 's lands zaak heeft gewirodht en willen doen^ mogen wij hemfhiet ont houden. f In de tweede"plaats betreuren wij deze crisis om het Ministerie-Heemskerk. Dat het door het verlies van dit lid eeniger- mate wordt verzwakt, kan niet worden geloochend. Voor een Kabinet als het tegenwoordige, dat in verzet tegen de be handeling der militaire quaestie bij de linkerzijde de naaste aanleiding van zijn bestaan vindt is met name deze beslissing van beduidenis, Hoezeer er ook in het amende ment van den heer Duymaer v. Twist veel sympathieks lag, toch is ons niet recht duidelijk waarom niet onzerzijds door de gr-cote bezwaren aan het aftreden van den Minister verbonden deze sympathie kon worden onderdrukt. Te gemakkelij ker had zulks kunnen geschieden waar de Minister door zijn belofte van spoedige indiening der pensioenregeling en reser veering van een deel der tractementsver hooging voor de pensionneering zulk eene tegemoetkomende houding had .aan genomen. Bij opoffering van eenige persoonlijke voorliefde zou ongetwijfeld de kracht van het Ministerie-Heemskerk, dat in za ke 's lands defensie eene roeping heeft te vervullen, zijn versterkt en het ver trouwen in de rechterzijde zijn vermeer derd. En eindelijk stemt ons deze verwfiki- kelnig droef om 's lands defensie. Zco zijn er dan voor ons vele rede nen om in Zaterdag 17 December te zien een dag, d'ie niet slechts In het rijk der natuur mag worden betiteld als één der „donkere dagen vóór Kerst mis". De „N ederlande r", het orgaan van Jhr. de Savornin Lohman, geeft een relaas, van hetgeen van de stemming, van Zaterdag voorafging, ter verdedi ging van de houding van Jhr. de Savor nin Lohman en de Kamer. Wij verne men daaruit het volgende Er is inderdaad geweest eene verga dering der rechterzijde, waarin de quaes tie, waarom de Minister is gestruikeld, behandeld wierd Die vergadering heeft geleid tot eene conferentie met den Minister van Oor log, op Zaterdag een half uur voor den aanwang der zitting. In die vergadering heeft de Minis ter toegezegd, niet alleen, da(t hij zoo spoedig mogelijk met een voorstel zou komen betreffende de pensioneeriug der officieren, maar ook, want dit was es sentieel, daar anders de kosten te hoog zouden wvorden, dat voor de pensioen- verheoging premies zouden moeten wor den gestort, en dat, teneinde hetteen mot het ander samen te koppelen, de Mi nister zou verklaren, een zeker percen tage van de tractemenltsverhooging |te zullen inhouden. Verder, zoo zeide de Minister, kon Ihij beslist niet gaan, en de traatemenits-ver- hooging uitstellen wilde hij in geen'ge val. Bovendien had de Minister hem den vorigen dag zeer beslist meegecfejeflfl, dat hij de begrooting niet verder zou verdedigen, zoo de niotie werd aangeno men. Hij wilde van dat besluit niet af wijken, ondanks het dringend!, verzoek van den heer Lohman. Geen enkel oogenblik heeft dus idle Minister gewankeld in zijn' besluit om heen te gaan. Hij schijnt het\echter nieft goed geacht te hebben, op de Kamer pressie uit te oefenen, en het is ons ook niet bekend dat iemand hem dit aangera den heeft. Daar de conferentie met den Minis ter had geduurd tot na den aanvang van de zitting, kon geen nadere ver gadering der rechtsche leden meer plaats hebben. De heer Lohman heeft aan ver schillende leden meegedeeld, stellig te weten dat de Minister van de zaak een Kabinets-quaestie maakte, enj om allen te bereiken, wtees hij in zijne rede oj) de mogelijkheid daarvan. Dat het, Chr. Hist. Orgaan ontsticht is over de houding der A. R. Kamer fractie blijkt het beat uit het Kamer overzicht: De heer Duymaer van Twist, blijkbaar gesteund door dr. Kuyper, heeft zich bij de behandeling dezer begrooting ge voeld als nooit te voren. Reeds bij de eerste begrooting van Minister Cool voerde de heer Duymaer, militaire „spe cialiteit" van de antirevolutionaire Ka- mergroep, een geweldigen krijg tegen den Minister, een krijg echter met kleine middelen. En ook ditmaal was hetweder de krijgsvaardige Steenwrijksche afge vaardigde die den Minister had willen bestoken met een reeks amendementen, maar immers „uithoofde van gebrek aan tijd had de moed hem ontbroken", Izooals de heer Duymaer in zijn gewteldig pa thos verzekerd had. De heer Duymaer had zijn „reeks" echter niet noodilg, want hij had genoeg met den Minister geconfereerd om precies te weten, waar de kwetstbare plek van dezen Achilles te raken viel. En toen dan ook de Minister de brug sloeg, waarover naar redelijkheid ep welwillendheid de oppositie naar hem had kunnen overkomen* toen bleef de heer Duymaer, als trouw adjudant van den Generaal, die gedecreteerd had dat zulk een pensioenregeling- in een paar weken klaar komen kon, zoo onvermurw baar als een rots, en zeideOok zóó niet! Het denkbeeld om de portefeuilk»- quaestie te stellen was volstrekt niet een denkbeeld a 1'impromptu, het was het vooraf-vaststaande gevolg van de afwij zing der Ministeriëele voorstellen. En de antirevolutionairen, die desniet temin het voorstel, met de gedane -con cessie,. afwezen, stonden volstrekt niet voor een verrassing, toen de Minister heenging. Wie nog ineenen mocht, dat bij de antirevolutionaire groep hetkwiaad niet ten volle besloten wps, kon' heft leeren uit de in dit geval zeer opmer kelijke vergissing van dr. Kuyper, die stemde vóór de motie-Ter Laan, blijkbaar in de meennig dat het reeds' ging over de motie-Duymaer. Van de discussies had dr. Kuyper blijkbaar wleinig ver staan, maar het kw;am er immers'slechts op aan tegen te stemmen. Men kan nu eenmaal niet altijd zijn behoefte On derdrukken, om den machthebber te spe len, al moét dit dan ook geschieden te gen alle overleg en afspraak jn Aan dit overleg hielden zich slechts twee antirevolutionairen, de heeren Van der Borch van Verwölde en Van Vliet, die blijkbaar aan het relletje tegen iden Minister niet hebben willen meedoen wat hen tot eer s{trek|ï de Christe lijk-Historischen, en tien van de veer tien Katholieken. De heer Nolens had voor zich zijn stem vóór het amende ment gemotiveerd. Tot veler verbazing stemden ook de vrij-liberalen, behalve de heer Van Karnebeek, tegen den Miuis« ter, niettegenstaande hij door den heef, Tydeman zeer sympathiek was bejegende Zagen zij, met een aantal leden van links; de Kans schoon om het Kabinet-Heems kerk een slag toe te brengen? I Dan is hun aat wiel gelukt. Maar do hoofdsChuld rust op de antirevolutie^ naire partij, die niet begrepen heeft welke verplichtingen men heeft, tegenf- over een Kabinet, dat uit de rechfterzijdö is voortgekomen. Misschien hebben enkelen pok ge meend dat niet het heengaan van deuif Mini-ster Cool meteen de Ikustverdeldi- gingsplannen zouden verdwijnen. Vereeniging van gemeenten De oommissie bestaande uit de hee ren Mr. E. P. van Lanschot, burgemees ter van Breda, J. Simons, wethouder van 's Gravenhage, Mr. A. F. baron van Lynden, burgemeester van JJtrecht, Jhr. Mr. C. A. Elias, burgemeester van Zaan dam en Mr. J. van Royen heeft aan de Gemeentebesturen van alle Nederland- sche Gemeenten welker bevolkingscij fer 10.000 zielen te bovengaat, eene memorie doen toekomen ten geleide van ontwerp-statuten voor eene o pte richten vereeniging van Nederlandsche gemeenten. De commissie heeft in hare memorie uiteengezet .dat zij met de oprichting van een zoodanige vereeniging beoogt te bereiken In hoofdzaak wijst zij als de werk kring van eene vereeniging als de be doelde aande leden van advies te die nen op administratief, technisch en eco nomisch gebied de materieele belangen der leden te bevorderen, door gezamenlijk optreden, bij den aan- en verkoop van producten, die door de exploitatie der gemeente bedrijven of andere takken van gemeen tedienst hetzij benoodigd zijn, hetzijl voortgebracht wordeneen en ander met uitsluiting van' het behalen van winst voor de Vereeniging zelve; maatregelen te nemen ,tot het gezar menlijk dragen' van risico's waartegen verzekering mogelijk is, waarbij, als vail' dadelijk tastbaar belang wordt gedacht aan onderling verzekering tegen brand schade en tegen wettelijke aansprakelijk heid van de gemeenten voor door haar organen of bedrijven toegebrachte na- deelen een bibliotheek te vormen, waarin o. a. alle door de leden in druk uitgegeten geschriften aanwezig zijn de uitgifte van speciale studiën op verschillend gemeentelijk gebied, al dan niet gepaard met de uitgifte van eqm eigen orgaan, ter hand te nemen te pver^yegen of door de oprichting eener onderlinge gemeentelijke hypo theekbank te gemoet te komen ware aan de bezwaren, welke de gemeenten bij de exploitatie van gemeente-bouwter reinen en Inzonderheid bij het in erf pacht uitgeven dier terreinen ondervin den overleg te plegen over belastingvoor schriften, opdat niet de verordeningen van de een egemeente onnoodig schade toebrengen aan de belangen van andere gemeenten onderling te overleggen over het op nemen en beleggen van gelden te komen tot meer pvereenstemmeni- de bepalingen omtrent de positie >en d esalarieering van /mbtenaren en het in rekening brengen yan dienstjaren d andere gemeenten doorgebracht bij de regeling van jaarwedde en pensioenen van gedachten te wisselen over ge- wenschte" wijzigingen in de organisatie van stedelijke en fandelijke gemeenten en haar verhouding tot het Rijk, zoowel ten opzichte van haar medewerking tot de uitvoering van jjjkswettcn als ten opzichte van de financiën. Met het oog op het verschil tusschen de belangen der kleinere plattelands- en der grootere gemeenten, heeft de Commissie als grens voor de toetreding als lid een bevolkingscijfer van 10000 gesteld, doch tevens door het toekennen FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 20) „O, ik geloof het stellig", zeide Ge nevieve naïef; „maar u hebt me door uw boosheid zoo bang gemaakt. Ik dacht, dat u niet geloofde, dat het een spook was; want waarom u anders kwaad gemaakt over bovennatuurlijke dingen?" „je redeneert te veel voor je leeftijd, kind," gaf- Raffut, zich weder beheer- sChend, kalm ten antwoord, en trad met het meisje de eetzaal der hoeve weder binnen. „Vergeet het avontuur." A! sprekend begaf Rjf.'ut zich naar den schoorsteen, boven welks mantel, bij wij ze van tropee, waren opgehangen twee hondenzweepen, een jachtgeweer, twee jachtmessen en een pistool. Hij nam dit laatste, laadde het, stak het met den loop omlaag in zijn leeren gordel en knoopte er zijn wambuis van bruin laken over heen. „Gaat u dus uit, oom?" vroeg Gene- viève. .jQaat d naar het kerkhof, om 14 te ver gewissen dat die verschijning nog altijd op -het graf is geknield?" En wijl Raffut niet antwoordde, ging Geneviève voort: „Het is heelemaal overbodig, dat u het pistool meeneemt, omdat men op spo ken niet schieten moet. Mijn lieve moe heeft rrfe heel dikwijls verteld, dat het zieltjes uit het vagevuur zijn, die op de leege graven komen schreien en die aan de levenden hoegenaamd geen kwaad doen. Ze worden boos, als men haar in haar nachtelijke bezoeken stoort, of als men haar zelfs maar aankijkt. Men moet ze niet beleedigen, en nog minder drei gen. Dat brengt ongelukzij wreken zich. Mama heeft me verzekerd, dat een wacht van Portvieux, die 's nachts dienst had, en in het bosch had hooren zuchten, door het struikgewas drong, en een spook zag, schreiende op een grafsteen. Hij was zoo bang, dat hij het pistool, dat hij in dehand 'hield, omhoog hief, op de verschijning milete en afdrukte. Het schot knalde, maar het spook barstte in lachen los, want de kogels, die er dwars doorheen waren gegaan, zonder het in het minst te deren, rolden over den grond en sprongen van kei tot kei als een paar eenvoudige knik kers." Ofschoon de geschiedenis indruk op hem had gemaakt, grinnikte Raffut: uOqh, waf, o^we wijvenpraat) es.. Boyen dien kleine, ga ik niet naar het kerkhof om mijn kruit te verpaffen op spoken; ik heb genoeg met de levenden te stellen, om mij met de dooden te bemoeien." „Gaat u dus een ronde doen in het park, om de stroopers achterna te zitten? „Je hebt het geraden, kind", beves tigde Raffut met zijn gebruikelijken sar- castischen glimlach om zijn mond. „Ik heb dezer dagen verscheiden strikken ont dekt, en ik vind dat men er wat te ruim gebruik van maakt op de gronden van Clarens." „O, wat is u toch bezorgd voor uwi meesters", zeide Geneviève, haar oom naderend en haar aardig blond kopje ver trouwelijk op den arm van Raffut leggend „Wat is u een slaaf van uw plicht, en met hoeveel ijver beloont u het vertrouwen, dat zij in u stellen." Die voor een kind zoo wijze, zonder de minste nevenbedoeling gesproken woorden waren in zoo tastbare tegen spraak met de gevoelens, die op dat oogenblik het gemoed van Raffut ver ontrustten, dat hij de kleine aandachtig aankeek, zich afvragend, of zij zijn ge dachten niet beter had doorschouwd dan hij-zelf en er in haar woorden dus niet een diepe ironie was gelegen. Maar de vlam van den haard verlichtte het fijne, bekoor lijke kopje, over haar trekken speelde sen lieflijke zaqhtheid, en baar groote. mooie oogen, naar den ruwen man opge heven, drukten a! de naïeveteit en de rein heid uit van hare ziel. De klaarheid dier heldere oogappels hinderden Raffut. Dat gelaat, d'ie groote oogen, die glimlach herinnerden hem aan zijn zuster, zijn zuster, die zoo goed voor hem was, zijn zuster, die, toen iedereen hem verliet, hem had opgenomen, ver sterkt, bemoedigd, hem de plaats van boschwachter had verschaft door hare voorspraak bij den markies. Die herinne ring hinderde hem nog meer dan de blik, die haar had wakker geroepen. Hij wend de het hoofd af, duwde het lieve kopje, dat op zijn arm rustte, terug en gaf, den blik van Geneviève ontwijkend, haar zijn laatste wenken: „Sluit zorgvuldig de deur adhter mij, en schuif er den grendel voor. Ga onder geen voorwaarde naar buiten en open slechts op het geluid van mijn stem." „O, wees gerust oom. Ofschoon ik al tijd wakker b.ijf als gij des nachts in de bosschen rondzwerft en dat gebeurt maar al te dikwijls, helaas verroer ik mij niet vóór het oogenblik van uw terug keer. Alleen thuis te zijn maakt me min der bang dan alleen het kerkhof over te steken. Maar dat doet er niet toe, oom Jean, kom niet laat terug." „Waarom slaap je niet? De tijd zou je zoo lang niet vallen," antwoordde Jeai? barsch. „Dezen nacht zal ik juist heel lang uitblijven. Mogelijk kom ik eerst te gen het aanbreken van den terug. Wacht niet op me en ga slapen." Toen Geneviève hem tegemoet liep, om zich op het voorhoofd te laten kussen, vreesde hij dien zoo zachten blik, dien blik van zijn zuster, die hem angst aan joeg, te ontmoeten. Hij overschreed den drempel, voordat de kleine hem had be reikt, en zonder ditmaal den hond los te maken, was hij weldra in de duistere laan verdwenen. Geneviève slaakte een diepen zucht. Vervolg gewoon, 3an de bar- sche erf zondt bevelen van haar oom en er zich inscmKkend alleen te blijven, voerde zij stipt uit wat Jean Raffut haar had gelast; zij schoof de grendels vóór de deur en legde ziah te bed. Uit de oogen der kleine, in de eenzaamheid en frisch- heid van den nacht, was Jean allengs zichzelven weer geheel meester gewor den, voelde hij zich opnieuw vol energie en bereid tot handelen. „Er valt niet aan te twijfelen", bromde hij tusschen de tanden onder het loopen< „Het vizioen van het kind is geen droom, de dame is teruggkeerd. Die verwensch- te Piernic heeft haar hierheen gebracht Waarom? Wat komt ze doen? Dat moet ik weten, en dat zal ik weten." (W.ordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5