Het lied van Clarens.
BINNENLAND.
tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 14 December.
Uit de Pers,
Naar aanleiding van de statistiek
van benoemingen.
Het u i s g ezi n" noemt het wel op
vallend, dat de liberale pers zidh nog altijd
jvan den domme houdt en niets vermeldt
'van de merkwaardige statistieken over be
noemingen, die in de laatste dagen wor
sen opgenomen in de katholieke bladen.
IWel een bewijs, dat die statistieken in-
Snslaan. Zullen wij er nog eens op aan
dringen* dat de liberale pers, zich harer
[roeping bewust, n.l. hare lezers op de
(hoogte te houden van toestanden in ons
[Nederland, van toestanden die diiep ingrij
pen in het maatschappelijk en staatkun
dig leven, eindelijk haar stilzwijgen ver-
breke? Och, 't is boter aan de galg ge
smeerd, in dit opzicht is de liberale
pers niet alleen stom als een mummie,
maar ook doof als een mol.
Liever willen wij er onze lezers op Wij
zen hoe de liberale pers zich kwijt van
hare taak. Altijd heeft zij gemeend] de
Voorlichtster bij uitnemendheid te zijn van
het Nederlandsche volk, van haar al
leen zou, en van haar alleen kon het
licht uitgaan. Inderdaad zij heeft zoo lang
geblazen op dien horen, zoo lang datzelf
de lied gezongen, dat zelfs ook in onze
dagen nog Katholieken dunen beweren:
men moet toch de „N. R. CL" of een an
der liberaal blad lezen om van alles op de
hoogte te zijn. Bij deze bewering vragen
jyii, wat weten die Katholieken, wiizeg-
'gen niet eens: wat weten zij van de toe
standen in de Katholieke Kerk die de li
berale pers meestal scheef of geheel ver
keerd voorstelt, maar wij vragen: wat
Weten zij van de toestanden in Nederland,
waarvan in de liberale pers met geen en
kel woord wordt gerept?
Wij staan hier voor een raadsel: de pre
tentie van de liberale pers of de onnoozel-
heia van hare lezers, meer in het bijzon
der van hare katholieke lezers; waarover
moeten wij 't meest verwonderd staan?
Eéne conclusie mogen wij wel trekken,
namelijk deze, dat hoe langer zoo meer de
noodzakelijkheid dringt, de liberale pers
te doen kennen zooals zij inderdaad is
o ii b e t r o u w b a a*r overal en altijd waar
hec geldt de Katholieke zaak en meer in
't bijzonder de katholieke belangen.
Wij hebben op die onbetrouwbaarheid,
en wij zouden haast willen zeggen op die
trouweloosheid willen wijzen voor zoover
betreft de geopenbaarde statistieken van
benoemingen ook nog met dit inzicht:
den propagandisten van de katholieke
pers een nieuw wapen ter hand te geven
in hun strijd tegen de liberale pers.
Wij hebben ons afgevraagd: kan er niet
nog meer gepropageerd worden voor de
katnolieke pers? Men vertrouwe op on
ze eerlijkheid als wij de verzekering ge
ven dat wij deze vraag stellen om een
hooger beginsel, maar ook om de drlrecte
stoffelijke belangen der Katholieken. Hoe
dikwijls toch hoort men en heeft men ge
hoord het klaaglied: de katholieken wor
den achtergesteld bij benoemingen. Doch
inet klagen alleen wordt de toestand niet
verbeterd. Ook is het niet voldoende
doorslaande bewijzen te leveren door sta
tistieken waaruit de achterstelling blijkt.
Die bewijzen moeten ook in breeden
kring verspreid worden. Doch hoe daarin
te slagen, als de liberale pers stelselmatig
blijft volharden in haar taktiek van dood
zwijgen? Ons blijft geen ander middel
dat de Katholieke pers binnendringen in
kringen waar tot nu toe alleen de liberale
pers het woord heeft gevoerd. Die nood
zakelijkheid is opnieuw gebleken bij de
verzameling van statistieken in zake be
noemingen en bij de bespreking waartoe
die statistieken reeds aanleiding hebben
gegeven in de Tweede Kamer en wellicht
jiog meer aanleiding zullen geven. Want
ook hierop mogen wij ten slotte nog wel
de aandacht vestigen: de liberale pers is
alleen onbetrouwbaar en schiet aan hare
taak te kort door met geen woord te rep
pen van de geleverde statistieken, maar
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
16)
„Op een zomer-morgen", herinnerde
zich de markiezin, „hebben de markies
en ik Uitgerust in de schaduw van dit
boschje. Wanneer hij op jacht of op reis
ging, wachtte ik hem aan dezen draai
van den weg en "kreeg ik zijn eersten
welkomstgroet. Uit deze bron, op een
brandend heeten zomermiddag hebben
wij samen uit deze beek gedronken uit
de holte van onze hand. Vertrouwelijk
naast elkander gezeten, zagen wij het
water voortkabbelen en wij glimlachten,
niet droomend, dat, in weerwil van dit
aan alle dichters dierbaar zinnebeeld, on
ze lange dagen van geluk evenzoo voor
bij konden gaan."
Zoo deed elke weg, elke weide, élke
boom, elke beek haar eenige oogenblik-
ken van een zalig verleden herleven. Over
al dook het beeld van haar echtgenoot
,op en schonk licht en leven aan het land
schap.
Het verdriet en de neerslachtigheid wja,-
ook door een slechts zeer onvolledig en
onbetrouwbaar verslag te geven van het
geen over de achterstelling der katholie
ken gezegd is door Jhr. de Steurs en an
deren in de Staten-Generaal.
iWat wij in dit artikel gezegd hebben
aan het adres van de liberale pers, kan
ook voor een goed deel toegepast worden
op de z.g. neutrale pers. Want ook zij
houdt zich van den domme, en waar men
wel plaats vindt voor alles en nog wat,
schijnt geen regel beschikbaar voor statis
tieken, waaruit blijkt de achterstelling van
katholieken bij benoemingen.
Het rapport der Ineenschakelings-
commissie.
Dr. Bos beëindigt in de „Vrag*en
des T ij d s" zijne beschouwingen over
het rapport der ineenschakelingscommis-
sie: Het slot van zijn' artikel luidt als
volgt
„Wat zal de regeering met dit belang
rijke werk doen?
Mij schijnt het verstandigst: eerst het
instrument, waarmede aan liet depar
tement van binnenlandscbe zaken het
onderwijs en in het bijzonder de onder-
wijswetgeving wordt bewerkt, verbete
ren.
Ons onderwijs heeft thans noodig een
hoofdambtenaar, die hoog genoeg staat
om het geheel te overzien, om te beoor-
deelen wat het eerst en het laatst kan be
handeld worden die den minister bij de
voorbereiding kan ter zijde staan, en 'die
bovendien, als de blijvende man, 'kan
zorgen, dat er een goed verband tus-
schea de onderwijsinstellingen blijft be
staan.
Zonder twijfel worden op die wijze
het best de geleidelijke kleine veran
deringen .aangebracht, die het goede
verband in het onderwijs behouden als
het er is of bevorderen als het ont
breekt.
Men wane niet dat ook het stel weiten
van de commissie op den duur een goede
aaneensluiting zal waarborgen. Dat zal
alleen kunnen als de administratie, steeds
in denzeifden zin meewerkend, op -dit doel
aanstuurt.
Beter voor den arbeid toegerust, moge
dan de regeering geleidelijk de verschil-
vorming ter hand nemen. Zij zal van het
werk der commissie veel nut kunnen trek-
Iende onderdeden van de onderwij'sher-
ken, maar ook nog andere voorlichting be
hoeven. Zij zal hebben tc bedenken dat
deze commissie voor hei ineenschakelen
van scholen, niet voor het hervormen van
onze volksopvoeding was aangewezen.
Ware het anders, liet ware nog minder
te verdedigen geweest dan thans, dat liet
natuurwetenschappelijk element, bij de sa
menstelling der commissie aanvankelijk
geheel voorbijgegaan, eerst bij de vervul
ling van een vacature op het laatst is op
genomen en dat het geneeskundig ele
ment, van zoo groot gewicht voor de be
oordeeling van den last, die op de school
jeugd wordt gelegd, is blijVen ontbreken"
Onze overzeesche bezittingen.
Den „Van Dag tot Dag" schrijver in
het „Handelsblad" trof in de op
merking van de „Times" naar aanleiding
van het a.s. bezoek van 't Engelsch ko
ningspaar aan ons land, dat gewezen werd
op het belang van de vriendschappelijke
betrekkingen tusschen Engeland en Ne
derland... ook omdat Nederland
een wereldmacht is door zijn
overzeesche bezittingen."
Leermeesters van Holland, vervolgt
schr., vertelt dat bij deze gelegenheid
nog eens aan uwe leerlingen. Laat hen
toch begrijpen, welk groot Rijk Tropisch
Nederland is, hoe wij een heldentaak heb
ben te vervullen in Indië, waar zoo groote
roeping de onze is. Leert hun Indië ken
nen op school en geeft hun zelfvertrou
wen door niet voornamelijk te critiseeren
onze zwakheden, onze fouten, aldaar be
gaan, maar door hun te doen zien en
beseffen welke groote dingen wij daar ge
daan hebben; ook hoeveel wij daar nog
verinogen, als iedere jongeling, die naar
Indië gaat, gevoelt dat van het karakter,
het zedelijk gedrag, de liefde voor ge
rechtigheid der heerschers over niet-chris-
telijke volken afhangt of het goed zal gaan
in Indisch Nederland.
ren de scheiding voorafgegaan, maar wa
ren die niet gevolgd. Nu het gebeurde
eenmaal een feit was, had de markiezin,
sedert dat haar zuster en haar zoon veilig
waren scheep gegaan en zonder verdere
gevaren te Jersey zouden landen, nog
slechts eeii gevoel van bevrijding,, van
zacht en kalm geluk over den terugkeer
naar het oude geliefde huis, zonder dat
eenig gevaar voor anderen dan voor haar
zelve daarin lag.
De schemering viel, toen de wagen op
den top van een heuvel den weg bereikte,
vanwaar de blik de vallei Clarens be-
heerscht. De kleine rivier stroomde er
tusschen met hout begroeide hellingen
en verbreedde er zich vervolgens als vij
ver. Het kasteel met een voorgevel van
grijs en rooskleurig graniet, met vier
puntlorens en scherpe dakstoelen, weer
spiegelde den voorgevel in het stille, hel
dere water van den vijver. Niets had zoe
ter indruk van rust en kalmte kunnen ge
ven aan dit oude droomkasteel, ingeslapen
in het groote zwijgen van deze betoover-
de vallei.
r'eP markiezin, recht in
het rijtuig staande, de handen in zielsver
rukking gevouwen en met door tranen
omfloerste oogen, „o, Piernic, je kunt
niet begrijpen, welke vreugde bij het zien
W dit Xeelgeljefd fë&Usl ©jjn hart ovej>
L\Vij hebben daartoe in de eerste plaats
in Nederland meer kennis noodig van In
dië. Daarom verheugde mij zoo het begin
der uitgave van het groote boek over In
dië, dat die kennis degelijk en in beha-
gelijken vorm onder elks bereik zal bren
gen.
Maar er is meer noodig.
Wij1, die zestig jaar geleien naar school
gingen, hoorden zoo goed als niets over
Indië op school en zelfs nu is het nog
niet zooais het behoort te zijn.
Groot is de noodzakelijkheid, betoogt
söhr., 0111 onze kennis van Indië te ver
meerderen en intens te maken.
De Koning én Koningin van Engeland
zijn voornemens over eenigen tijd een be
zoek te brengen aan Britsch-Indië. ,Wat
aantal schrijvers en teekenaars zullen hen
vergezellen, en dus over de wereld meer
kennis van Hindostan verspreiden! Een
dergelijken tocht door ons schitterend ei
land enrijk, het wonderland van Azië, zou
den wij1 met blijmoedig zelfvertrouwen
kunnen verwelkomen. Wij mogen de ge-
hee'.e wereld toonen, wat wij in Indië heb
ben verricht en wat wij er pogen tot stand
te brengen.
Zeker, het is een aangename gedachte,
dat wij, naar wij hopen, weldra aan den
Koning en de Koningin van Engeland wel
dra ons mooie Amsterdam, de stacii der ve
le torens, de stad van Rembrandt, zullen
mogen toonen, ons land vol kleur en
gloed en atmosfeer, onze frissche weiden;
onze bruinroode steden aan den oever
der breede wateren. Maar met niet min
der fierheid, zc^idcn wij het doorluchtig
koningspaar, dat met de Keizerskroon ge
tooid zal worden in Britsch-lndië, toonen
ons eilandenrijk, waar een klein volk ais
het onze zoo veel gewrocht heeft. En wat
dan zou opgemerkt worden door al de
schrijvers, oie het Keizerspaar vergezel
len, zou ons steunen, sterken, moed ge
ven. Ik heb met Engelsche bewindhebbers
uic de Straits Settlements, Singapore en
Calcutta een paar dagen in Java doorge
bracht en gereisd, en zij leerden mij be
wonderen, zij gaven mij oog voor al net
groote en maentige dat Nederalnd in In
dië tot stand bracht en brengt.
Dit ook te leeren inzien door onze
jeugd, is een edele en nuttige taak!
Over den vrijhandel
Bij de jongste begrooiingsdebatten
heeft Minister Kolkman inet een beroep
op het door den socialist Buisson ge
schrevene in de „Sozialistische Monats-
hefte" aangetoond, dat een tariefsherzie
ning tenminste door dezen gezaghebben-
den schrijver niet als anti-democratisch
kan worden veroordeeld. Buisson, die
zelfs graanrechten wil, komt er tegen op,
dat beschermende rechten de lagere
volksklassen zwaarder zou belasten door
opdrijving der prijzen.
Vooral dit laatste, merkt de A. R.
„R o tt erdamm er op, wordt druk
gepropageerd
„De krijgskreet van „dure klompen
en dure petten", vermag nog telkens
ontróerenden schrik teweeg te bren
gen.
Toch is men dan bang voor een spook.
Al was 't juist wat we nog geens
zins toegeven dat het heffen van be
schermende rechten noodzakelijk met
prijsverhooging der beschermende arti
kelen gepaard gaat, dan was <Jaarniee"het
pleit nog diet ten nadeele van de pror
tectie beslecht.
Immers wij zijn niet allereerst verbrui
kers, maar voortbrengers. Op die belan
gen der productie moet het oog worden'
geslagen. Voor hooge Ioonen en breede
koopkracht is slechts plaats in een land
met hoog opbloeiende productie.
Niet genoeg kan deze treffende waar
heid telkens weer worden .herhaald.
Ook in socialistischeii kring"-
Het blad teekent dan het eigenaardig
standpunt dat Marx ten opzichte van
het vrijhandelsvraagstuk innam
In zijn bekende redevoering, die jhij
voor het Internationaal-VrjjhandeRcon-
gres ,in 1847 te Brussel gehouden, ge
reed maakte, overstelpt hij de vrijhande
laars met allerhande verwijt. Op den'
vrijhandel doet hij een heftigen aan
val. Het is een groot reusachtig sy
steem van uitbuiting zoo zegt hij.
stelpt."
En na eenige oogenblikken, waarin de
beweging harer lippen een inwendig ge
bed verried, hernam zij in geestdriftige
blijdschap
„O, Clarens, ik kan me geen grooter za
ligheid op aarde voorstellen voor hen, die
het geluk eerst gesmaakt en later verloren
hebben van uw droomvallei, dan er het
leven der herinnering te komen leiden.
Wie zou nog elders kunnen leven, die hier
heeft geleefd? En wie, eenmaal uw heer
lijk beeki in de diepte van zijn oogen heb
bende opgenomen, behoudt dat vizioen
niet gegrift in zijn hart?"
En zich vervolgens tot haar dienaar
wendend, ging zij voort:
„Sinds drie jaren heb ik dleze streek
verlaten; het schijnt me toe dat ik nu
adem en leef .voor het eerst!"
Diep bewogen had mevrouw De Cla
rens zich weder neergezet Op zijne beurt
mompelde Piernic:
i.O, beste mevrouw, dat is zeker, dat er
geen streek zoo schoon is als deze en
dat ik, na er nooit anders dan oogenblik
ken van geluk gekend te hebben, niets vu
riger verlang, dan er ook te sterven en er
begraven te liggen,.
Piernic was zijn aandoening spoediger
meester dan mevrouw de Clarens, en gaf
feat ssa lisfeta sa&fEslag, &t 0fi
Maar dan, na al de fiolen van {dijn
toorn over dit stelsel te hebben' uitge
stort, eindigt hij jzijnr rede met deze
karakteristieke woorden:
Maar over het algemeen is in' onzen
tijd het beschermend stelsel behouden^,
terwijl het vrijhandelssysteem verwoes
tend werkt. Hei heit de vroegere natio
naliteiten op en 'drijft de tegenstelli fg
tusschen proletariaat en' bougeoise op
de spits. In één' woord: de vrijhankliel
bespoedigt d<e sociale revolutie. En
slechts in dezien revolutionairen zin, mij
ne lieieren, stem ik voor den vrijhandel.
Het blad besluit zijn bfesch omving al
dus
Opmerkelijk, dat zij di>e uiet zoo fel
sarcasme de oiidvs liberalen school he
kelden, toch dit erfstuk der liberalen
inet haast onwankelbare trouw bleven
bewaren.
Niettemin bij enkele vooraanstaanden
in socialistische kring brak juister in
zicht door. Zoo o. a. bij den bekclnden
Schippel.
Op den partijdag van Stuttgart in
1898 sprak hij aldus den JSGenossen"
toe: „Jongens, loopt toch niet zoo hals
starrig op den vrijhandel af, opdat een
verstandig mensch ook nog mee kan
komen.
Prov. Staten van Zuid-Holland.
In de gisteren gehouden vergadering
nam de heer Deen (V.D.) zitting.
De heer Plantenga (A.R.) lid voor Rid
derkerk, heeft wegens woonsverandering
zijn ontslag genomen.
Afgewezen werd de subsidie-aanvrage
van het genootschap voor Heilgymnastiek
en Massage.
Goedgexeurd werd het rapport omtrent
het onderzoek der brug over de Oude
Maas onder Barendrecht.
Een subsidie van f 1000 werd toege
kend voor de restauratie der O. L. Vrouwe-
of Groote Kerk te Dordrechteen van
f 300 aan „het Groene Kruis", een van
f 1500 aan de Pomologische Ver
een i g i n g te Boskoop voor een
bloemententoonstellig.
ba eenig debat werd ook verleend een
subsidie van f 4600 aan de Vereeniging
voor middelbaar technisch onderwijs te
Dordrecht.
Aangehouden werd de beslissing over
de subsidie aanvraag voor de reorganisa
tie van het technisch onderwijs te Rot
terdam, in afwachting van nadere in
lichtingen en nadere overweging door
Ged. Staten.
Bij de behandeling der subsidie-aan
vragen voor vakscholen toonde de heer
de G ij s e 1 a a r (C.-H.) ten opzichte der
subsidie-aanvragen voor vakscholen in
het algemeen, verschil met de op
vatting van Ged. Staten van de wijze
van subsidie-toekenning, een toepassing
die z. i. niet vrij was van onbillijkheid.
Namens Ged. Staten werd toegezegd
die quaestie nader te overwegen.
De subsidie aan de ambachtsschool te
Gorinchem werd verhoogd met f 2000.
Voorloopig werd teruggenomen een
subsidievoorstel ten behoeve der afdee-
ling Nieuwkoop van de vereeniging
„Volksonderwijs". Tegen die terugneming
kwam de heer Dolk (L.) opzij werd
z.i. niet gemotiveerd door een adres van
enkele ingezetenen uit Nieuwkoop. Het
betrof hier een vereeniging van geheel
neutrale strekking ten bate van het vak
onderwijs. De voorzitter zeide, dat
alleen door de gebleken noodzakelijkheid
een nader onderzoek als zoodanig werd
gemotiveerd.
De heeren De Wilde (A. R.) en Vegtel
(A. R.) verdedigden dat nader onderzoek
als middel om te komen tot een op
lossing die niet eenzijdig is en die een
te betreuren scheuring zou kunnen bren
gen in de prijswaardige beweging voor
het vakonderwijs.
Maar in Volksonderwijs kan de heer
Vegtel geen neutrale vereeniging zien.
De heer Mees, (L.) die mede een aan
houding niet gerechtvaardigd achtte op
een enkel, te eltder ure ingekomen, adres,
een vasten draf naar de vallei afdaal
de. Eindelijk den grooten weg verlatende,
sloeg Piernic de pijnboomenlaan in, die
langs de rivier naar het kasteel geleidde.
„Waar breng je me het eerst Jieen,
Piernic?" vroeg de markiezin.
„Maar naar uw kasteel, natuurlijk, beste
mevrouw. Gij moet er wederkeeren als
een ware burchtvrouw. Heel het dorp
moet van uwe komst weten en u feestelijk
ontvangen. Tegenover de vreugde en de
geestdrift, welke uw terugkeer zal ver-
oorzaken, zullen de slechtst gezinden, zoo
die er zijn, goedschiks kwaadschiks wat
zij in hun schild mochten voeren, laten va
ren. Raffut zal, evenals de anderen, te
vreden moeten schijnen over uwe komst
en minstens tot later de uitvoering zijner
eerzuchtige plannen moeten verdagen."
„Spreken wij voor het oogenblik niet
meer over Jean", bracht mevrouw De
Clarens in het midden. „Mijn meening
over hem verschilt te veel van de jouwe,
Piernic. Weldra zal ik hem zien en zal ik
zelf over zijn goede of slechte gezindhe
den een oordeel kunnen vellen."
„O, die man is boosaardig en zijn tong
is geslepenzelfs door hare ruwheid kan
zij oprechtheid veinzen. Hij spreekt wei
nig, maar het weinige, dat hij zegt, ge
lijkt niet veel op het vele, dat hij denkt
üoe sal eeq pnschuldige Japiuiereiisiejals
meende dat men de medewerking der
gemeente als voorwaarde voor het subsi
die kon stellen.
Nochtans werd tot afvoering van de
agenda besloten met 17 st. tegen.
Vervolgens werden goedgekeurd sub
sidie of subsidieverhoogingen van de
Handelscursussen te Gouda en te
Schiedam, voor de Meisjes-vakschool in
Den Haag, aan de vereeniging „Help
Elkander", te Rotterdam en aan de Am
bachtschool te Schiedam.
Vervolgens werd behandeld het voor
stel tot voortzetting van verbeterlngs-
werken aan het Aarkanaal (f350.000).
Aan de discussie werd deelgenomen door
de heeren Los(A.R.),Van Wichen (R.K.),
Van Briel Sasse (A.R.), Krap (A.R.) en
den rapporteur Visser van IJzendoorn
(lib.) Over 't geheel werd de voordracht
met belangstelling en sympathie ontvan
gen en alleen zorg voor goede aanleg
plaatsen in de aandacht van G. S. aan
bevolen.
De heer v. Wichen bracht inzonder
heid hulde aan Ged. Staten en den prov.
hoofdingenieur voor dat voorstel, dat
strekt tot groote verbetering van de
scheepvaart met i nachtneming der belan
gen van d c aanwonende eigenaren.
Ook in het belang der tuinlanden is het
werk toe te juichen en daarom hoopte hij
op een billijke bijdrage van belangheb
benden, zij 't ook dat de som eenigszins
verminderd wordt, zooals de heer Los
ook wenschte.
Spr. drong ook nog aan op verlegging
van eene aanlegplaats en het aanbrengen
alsnog van een nieuwe.
Zonder stemming werden de gevraagde
gelden toegestaan, zoomede f20.000 voor
aankoop van perceelen bij G o u w e s luis
onder Alfen.
Verschillende wijzigingen in polder-
reglementen werden goedgekeurd.
Goedgekeurd werd de begrooting 1911
van 't krankzinnigengesticht Oud-Rozen
burg te Loosduinen, waarop een verhoo
ging met f 500 van de wedde van den ge-
neesheer-directeur.
Behoudens verhaal op de verantwoor
delijke personen werd f 15.000 toegestaan
voor herstel van de sdiade aan de brug
over de Oude Maas.
Ten slotte kwam aaA de orde het com
missoriaal rapport betreffende het pen
sionneer en van de leden van Ged.
Staten.
Met alle waardeering voor den voorbe
reidenden arbeid, bestreden de heeren
Mackay, (C. H.) Plate, (Lib.) Mees,
(Lib.), Gevers Deynoot, (N.-H.) en
op prineipieele en financieele gronden
pensioneeringsvoorstel.
Verdedigd werd het beginsel van pen
sioneering als billijk en als passende in
de tegenwoordige toestanden, door de
heeren Pera (A. R.) en Gerretson
(A. R.), waarna het voorstel nader ewrd
toegelicht en aanbevolen door den rap
porteur der commissie, mr. Visser, (L.)
die voornamelijk deed uitkomen het be
lang van een goede en ruime keus voor
het dagelijksch bestuur der provincie.
En in verband hiermede constateerde
spr. dat vroeger, zoowel links als rechts,
meer geschkite leden voor Ged. Staten!
waren dan thans en dat met name toen
het getal linksche leden beter was dan!
thans, sedert de uitbreiding van het
kiesrecht heeft plaats gehad.
Ging men het tracteinent' verhoogen
dan zou juist te vreezen zijn dat men het
ambt ter wille van het geld, om de dui-
ten verlangen zou. En is een pensioen
van f 1500 nu zoo begeerlijk voor iemand
met hooge aspiratiën.
Benoeming van leden buiten "de Staten
zal toch wel vooreerst niet te verwachten!
zijn.
Voorts verklaarde de heer De Gijse-
laar (C. H.) zich nog tegen de pen-
sionneering yan Gedeputeerden, omdat
hij twijfelt, of men mannen van ken
nis, karakter en "bekwaamheid zal krijgen!
met het voordeel van het pensioen. In«
tegendeel vreest spr., dat de aard vait
het ambt er niet door verhoogd zal wor
den.
Na repliek van den heer Mackay*
die verklaarde, dat vele van zijn bezwaren
zouden vervallen bij aanneming van de 65-
jarige leeftijdsgrens en het vervallen van
de uwe, mijn beste mevrouw, het korrel
tje waarheid kunnen opsporen in al die
valschheid, waarmede Raffut zijn listen
omkleedt. Ik ben bang voor u, mijn beste
dame."
„En waarvoor, Piernic?"
„Dat kan ik je zoo precies niet zeggen.
Een zoo eenvoudige geest als de mijne
kan niet gissen wat er omgaat in de troe
bele gedachten van een Jean Raffut.....
Maar ik ben bang... ja, ik ben ba ig voor
ik weet niet wat! Ik verzoek u dan ook
met allen aandrang, om u aan alle goede
lieden in het dorp te vertoonen, voordat
u den drempel der hoeve van Jean over
schrijdt. Zoo hij uw vijand is geworden*
zult gij tegenover hem alle anderen tot
vrienden hebben. En u zoo sterk ziende*
zal hij niets durven....'
„Ik verzeker je, dat je angsten denk
beeldig zijn", antwoordde mevrouw De
Clarens in de vertrouwen wekkende ge
rustheid, welke de gansche zoo dierbare
omgeving haar inboezemde. „Je hebt te
gretig het oor geleend aan de kwaadspre
kerijen van personen, die jaloersch wa
ren op het ambt van gewicht, alleszinU
verdiend, dat wij Jean Raffut hebben toe
vertrouwd. "-
(W.ordt vervolgd)*