Het lied van Clarens. BINNENLAND. tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 14 December. Uit de Pers, Naar aanleiding van de statistiek van benoemingen. Het u i s g ezi n" noemt het wel op vallend, dat de liberale pers zidh nog altijd jvan den domme houdt en niets vermeldt 'van de merkwaardige statistieken over be noemingen, die in de laatste dagen wor sen opgenomen in de katholieke bladen. IWel een bewijs, dat die statistieken in- Snslaan. Zullen wij er nog eens op aan dringen* dat de liberale pers, zich harer [roeping bewust, n.l. hare lezers op de (hoogte te houden van toestanden in ons [Nederland, van toestanden die diiep ingrij pen in het maatschappelijk en staatkun dig leven, eindelijk haar stilzwijgen ver- breke? Och, 't is boter aan de galg ge smeerd, in dit opzicht is de liberale pers niet alleen stom als een mummie, maar ook doof als een mol. Liever willen wij er onze lezers op Wij zen hoe de liberale pers zich kwijt van hare taak. Altijd heeft zij gemeend] de Voorlichtster bij uitnemendheid te zijn van het Nederlandsche volk, van haar al leen zou, en van haar alleen kon het licht uitgaan. Inderdaad zij heeft zoo lang geblazen op dien horen, zoo lang datzelf de lied gezongen, dat zelfs ook in onze dagen nog Katholieken dunen beweren: men moet toch de „N. R. CL" of een an der liberaal blad lezen om van alles op de hoogte te zijn. Bij deze bewering vragen jyii, wat weten die Katholieken, wiizeg- 'gen niet eens: wat weten zij van de toe standen in de Katholieke Kerk die de li berale pers meestal scheef of geheel ver keerd voorstelt, maar wij vragen: wat Weten zij van de toestanden in Nederland, waarvan in de liberale pers met geen en kel woord wordt gerept? Wij staan hier voor een raadsel: de pre tentie van de liberale pers of de onnoozel- heia van hare lezers, meer in het bijzon der van hare katholieke lezers; waarover moeten wij 't meest verwonderd staan? Eéne conclusie mogen wij wel trekken, namelijk deze, dat hoe langer zoo meer de noodzakelijkheid dringt, de liberale pers te doen kennen zooals zij inderdaad is o ii b e t r o u w b a a*r overal en altijd waar hec geldt de Katholieke zaak en meer in 't bijzonder de katholieke belangen. Wij hebben op die onbetrouwbaarheid, en wij zouden haast willen zeggen op die trouweloosheid willen wijzen voor zoover betreft de geopenbaarde statistieken van benoemingen ook nog met dit inzicht: den propagandisten van de katholieke pers een nieuw wapen ter hand te geven in hun strijd tegen de liberale pers. Wij hebben ons afgevraagd: kan er niet nog meer gepropageerd worden voor de katnolieke pers? Men vertrouwe op on ze eerlijkheid als wij de verzekering ge ven dat wij deze vraag stellen om een hooger beginsel, maar ook om de drlrecte stoffelijke belangen der Katholieken. Hoe dikwijls toch hoort men en heeft men ge hoord het klaaglied: de katholieken wor den achtergesteld bij benoemingen. Doch inet klagen alleen wordt de toestand niet verbeterd. Ook is het niet voldoende doorslaande bewijzen te leveren door sta tistieken waaruit de achterstelling blijkt. Die bewijzen moeten ook in breeden kring verspreid worden. Doch hoe daarin te slagen, als de liberale pers stelselmatig blijft volharden in haar taktiek van dood zwijgen? Ons blijft geen ander middel dat de Katholieke pers binnendringen in kringen waar tot nu toe alleen de liberale pers het woord heeft gevoerd. Die nood zakelijkheid is opnieuw gebleken bij de verzameling van statistieken in zake be noemingen en bij de bespreking waartoe die statistieken reeds aanleiding hebben gegeven in de Tweede Kamer en wellicht jiog meer aanleiding zullen geven. Want ook hierop mogen wij ten slotte nog wel de aandacht vestigen: de liberale pers is alleen onbetrouwbaar en schiet aan hare taak te kort door met geen woord te rep pen van de geleverde statistieken, maar FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 16) „Op een zomer-morgen", herinnerde zich de markiezin, „hebben de markies en ik Uitgerust in de schaduw van dit boschje. Wanneer hij op jacht of op reis ging, wachtte ik hem aan dezen draai van den weg en "kreeg ik zijn eersten welkomstgroet. Uit deze bron, op een brandend heeten zomermiddag hebben wij samen uit deze beek gedronken uit de holte van onze hand. Vertrouwelijk naast elkander gezeten, zagen wij het water voortkabbelen en wij glimlachten, niet droomend, dat, in weerwil van dit aan alle dichters dierbaar zinnebeeld, on ze lange dagen van geluk evenzoo voor bij konden gaan." Zoo deed elke weg, elke weide, élke boom, elke beek haar eenige oogenblik- ken van een zalig verleden herleven. Over al dook het beeld van haar echtgenoot ,op en schonk licht en leven aan het land schap. Het verdriet en de neerslachtigheid wja,- ook door een slechts zeer onvolledig en onbetrouwbaar verslag te geven van het geen over de achterstelling der katholie ken gezegd is door Jhr. de Steurs en an deren in de Staten-Generaal. iWat wij in dit artikel gezegd hebben aan het adres van de liberale pers, kan ook voor een goed deel toegepast worden op de z.g. neutrale pers. Want ook zij houdt zich van den domme, en waar men wel plaats vindt voor alles en nog wat, schijnt geen regel beschikbaar voor statis tieken, waaruit blijkt de achterstelling van katholieken bij benoemingen. Het rapport der Ineenschakelings- commissie. Dr. Bos beëindigt in de „Vrag*en des T ij d s" zijne beschouwingen over het rapport der ineenschakelingscommis- sie: Het slot van zijn' artikel luidt als volgt „Wat zal de regeering met dit belang rijke werk doen? Mij schijnt het verstandigst: eerst het instrument, waarmede aan liet depar tement van binnenlandscbe zaken het onderwijs en in het bijzonder de onder- wijswetgeving wordt bewerkt, verbete ren. Ons onderwijs heeft thans noodig een hoofdambtenaar, die hoog genoeg staat om het geheel te overzien, om te beoor- deelen wat het eerst en het laatst kan be handeld worden die den minister bij de voorbereiding kan ter zijde staan, en 'die bovendien, als de blijvende man, 'kan zorgen, dat er een goed verband tus- schea de onderwijsinstellingen blijft be staan. Zonder twijfel worden op die wijze het best de geleidelijke kleine veran deringen .aangebracht, die het goede verband in het onderwijs behouden als het er is of bevorderen als het ont breekt. Men wane niet dat ook het stel weiten van de commissie op den duur een goede aaneensluiting zal waarborgen. Dat zal alleen kunnen als de administratie, steeds in denzeifden zin meewerkend, op -dit doel aanstuurt. Beter voor den arbeid toegerust, moge dan de regeering geleidelijk de verschil- vorming ter hand nemen. Zij zal van het werk der commissie veel nut kunnen trek- Iende onderdeden van de onderwij'sher- ken, maar ook nog andere voorlichting be hoeven. Zij zal hebben tc bedenken dat deze commissie voor hei ineenschakelen van scholen, niet voor het hervormen van onze volksopvoeding was aangewezen. Ware het anders, liet ware nog minder te verdedigen geweest dan thans, dat liet natuurwetenschappelijk element, bij de sa menstelling der commissie aanvankelijk geheel voorbijgegaan, eerst bij de vervul ling van een vacature op het laatst is op genomen en dat het geneeskundig ele ment, van zoo groot gewicht voor de be oordeeling van den last, die op de school jeugd wordt gelegd, is blijVen ontbreken" Onze overzeesche bezittingen. Den „Van Dag tot Dag" schrijver in het „Handelsblad" trof in de op merking van de „Times" naar aanleiding van het a.s. bezoek van 't Engelsch ko ningspaar aan ons land, dat gewezen werd op het belang van de vriendschappelijke betrekkingen tusschen Engeland en Ne derland... ook omdat Nederland een wereldmacht is door zijn overzeesche bezittingen." Leermeesters van Holland, vervolgt schr., vertelt dat bij deze gelegenheid nog eens aan uwe leerlingen. Laat hen toch begrijpen, welk groot Rijk Tropisch Nederland is, hoe wij een heldentaak heb ben te vervullen in Indië, waar zoo groote roeping de onze is. Leert hun Indië ken nen op school en geeft hun zelfvertrou wen door niet voornamelijk te critiseeren onze zwakheden, onze fouten, aldaar be gaan, maar door hun te doen zien en beseffen welke groote dingen wij daar ge daan hebben; ook hoeveel wij daar nog verinogen, als iedere jongeling, die naar Indië gaat, gevoelt dat van het karakter, het zedelijk gedrag, de liefde voor ge rechtigheid der heerschers over niet-chris- telijke volken afhangt of het goed zal gaan in Indisch Nederland. ren de scheiding voorafgegaan, maar wa ren die niet gevolgd. Nu het gebeurde eenmaal een feit was, had de markiezin, sedert dat haar zuster en haar zoon veilig waren scheep gegaan en zonder verdere gevaren te Jersey zouden landen, nog slechts eeii gevoel van bevrijding,, van zacht en kalm geluk over den terugkeer naar het oude geliefde huis, zonder dat eenig gevaar voor anderen dan voor haar zelve daarin lag. De schemering viel, toen de wagen op den top van een heuvel den weg bereikte, vanwaar de blik de vallei Clarens be- heerscht. De kleine rivier stroomde er tusschen met hout begroeide hellingen en verbreedde er zich vervolgens als vij ver. Het kasteel met een voorgevel van grijs en rooskleurig graniet, met vier puntlorens en scherpe dakstoelen, weer spiegelde den voorgevel in het stille, hel dere water van den vijver. Niets had zoe ter indruk van rust en kalmte kunnen ge ven aan dit oude droomkasteel, ingeslapen in het groote zwijgen van deze betoover- de vallei. r'eP markiezin, recht in het rijtuig staande, de handen in zielsver rukking gevouwen en met door tranen omfloerste oogen, „o, Piernic, je kunt niet begrijpen, welke vreugde bij het zien W dit Xeelgeljefd fë&Usl ©jjn hart ovej> L\Vij hebben daartoe in de eerste plaats in Nederland meer kennis noodig van In dië. Daarom verheugde mij zoo het begin der uitgave van het groote boek over In dië, dat die kennis degelijk en in beha- gelijken vorm onder elks bereik zal bren gen. Maar er is meer noodig. Wij1, die zestig jaar geleien naar school gingen, hoorden zoo goed als niets over Indië op school en zelfs nu is het nog niet zooais het behoort te zijn. Groot is de noodzakelijkheid, betoogt söhr., 0111 onze kennis van Indië te ver meerderen en intens te maken. De Koning én Koningin van Engeland zijn voornemens over eenigen tijd een be zoek te brengen aan Britsch-Indië. ,Wat aantal schrijvers en teekenaars zullen hen vergezellen, en dus over de wereld meer kennis van Hindostan verspreiden! Een dergelijken tocht door ons schitterend ei land enrijk, het wonderland van Azië, zou den wij1 met blijmoedig zelfvertrouwen kunnen verwelkomen. Wij mogen de ge- hee'.e wereld toonen, wat wij in Indië heb ben verricht en wat wij er pogen tot stand te brengen. Zeker, het is een aangename gedachte, dat wij, naar wij hopen, weldra aan den Koning en de Koningin van Engeland wel dra ons mooie Amsterdam, de stacii der ve le torens, de stad van Rembrandt, zullen mogen toonen, ons land vol kleur en gloed en atmosfeer, onze frissche weiden; onze bruinroode steden aan den oever der breede wateren. Maar met niet min der fierheid, zc^idcn wij het doorluchtig koningspaar, dat met de Keizerskroon ge tooid zal worden in Britsch-lndië, toonen ons eilandenrijk, waar een klein volk ais het onze zoo veel gewrocht heeft. En wat dan zou opgemerkt worden door al de schrijvers, oie het Keizerspaar vergezel len, zou ons steunen, sterken, moed ge ven. Ik heb met Engelsche bewindhebbers uic de Straits Settlements, Singapore en Calcutta een paar dagen in Java doorge bracht en gereisd, en zij leerden mij be wonderen, zij gaven mij oog voor al net groote en maentige dat Nederalnd in In dië tot stand bracht en brengt. Dit ook te leeren inzien door onze jeugd, is een edele en nuttige taak! Over den vrijhandel Bij de jongste begrooiingsdebatten heeft Minister Kolkman inet een beroep op het door den socialist Buisson ge schrevene in de „Sozialistische Monats- hefte" aangetoond, dat een tariefsherzie ning tenminste door dezen gezaghebben- den schrijver niet als anti-democratisch kan worden veroordeeld. Buisson, die zelfs graanrechten wil, komt er tegen op, dat beschermende rechten de lagere volksklassen zwaarder zou belasten door opdrijving der prijzen. Vooral dit laatste, merkt de A. R. „R o tt erdamm er op, wordt druk gepropageerd „De krijgskreet van „dure klompen en dure petten", vermag nog telkens ontróerenden schrik teweeg te bren gen. Toch is men dan bang voor een spook. Al was 't juist wat we nog geens zins toegeven dat het heffen van be schermende rechten noodzakelijk met prijsverhooging der beschermende arti kelen gepaard gaat, dan was <Jaarniee"het pleit nog diet ten nadeele van de pror tectie beslecht. Immers wij zijn niet allereerst verbrui kers, maar voortbrengers. Op die belan gen der productie moet het oog worden' geslagen. Voor hooge Ioonen en breede koopkracht is slechts plaats in een land met hoog opbloeiende productie. Niet genoeg kan deze treffende waar heid telkens weer worden .herhaald. Ook in socialistischeii kring"- Het blad teekent dan het eigenaardig standpunt dat Marx ten opzichte van het vrijhandelsvraagstuk innam In zijn bekende redevoering, die jhij voor het Internationaal-VrjjhandeRcon- gres ,in 1847 te Brussel gehouden, ge reed maakte, overstelpt hij de vrijhande laars met allerhande verwijt. Op den' vrijhandel doet hij een heftigen aan val. Het is een groot reusachtig sy steem van uitbuiting zoo zegt hij. stelpt." En na eenige oogenblikken, waarin de beweging harer lippen een inwendig ge bed verried, hernam zij in geestdriftige blijdschap „O, Clarens, ik kan me geen grooter za ligheid op aarde voorstellen voor hen, die het geluk eerst gesmaakt en later verloren hebben van uw droomvallei, dan er het leven der herinnering te komen leiden. Wie zou nog elders kunnen leven, die hier heeft geleefd? En wie, eenmaal uw heer lijk beeki in de diepte van zijn oogen heb bende opgenomen, behoudt dat vizioen niet gegrift in zijn hart?" En zich vervolgens tot haar dienaar wendend, ging zij voort: „Sinds drie jaren heb ik dleze streek verlaten; het schijnt me toe dat ik nu adem en leef .voor het eerst!" Diep bewogen had mevrouw De Cla rens zich weder neergezet Op zijne beurt mompelde Piernic: i.O, beste mevrouw, dat is zeker, dat er geen streek zoo schoon is als deze en dat ik, na er nooit anders dan oogenblik ken van geluk gekend te hebben, niets vu riger verlang, dan er ook te sterven en er begraven te liggen,. Piernic was zijn aandoening spoediger meester dan mevrouw de Clarens, en gaf feat ssa lisfeta sa&fEslag, &t 0fi Maar dan, na al de fiolen van {dijn toorn over dit stelsel te hebben' uitge stort, eindigt hij jzijnr rede met deze karakteristieke woorden: Maar over het algemeen is in' onzen tijd het beschermend stelsel behouden^, terwijl het vrijhandelssysteem verwoes tend werkt. Hei heit de vroegere natio naliteiten op en 'drijft de tegenstelli fg tusschen proletariaat en' bougeoise op de spits. In één' woord: de vrijhankliel bespoedigt d<e sociale revolutie. En slechts in dezien revolutionairen zin, mij ne lieieren, stem ik voor den vrijhandel. Het blad besluit zijn bfesch omving al dus Opmerkelijk, dat zij di>e uiet zoo fel sarcasme de oiidvs liberalen school he kelden, toch dit erfstuk der liberalen inet haast onwankelbare trouw bleven bewaren. Niettemin bij enkele vooraanstaanden in socialistische kring brak juister in zicht door. Zoo o. a. bij den bekclnden Schippel. Op den partijdag van Stuttgart in 1898 sprak hij aldus den JSGenossen" toe: „Jongens, loopt toch niet zoo hals starrig op den vrijhandel af, opdat een verstandig mensch ook nog mee kan komen. Prov. Staten van Zuid-Holland. In de gisteren gehouden vergadering nam de heer Deen (V.D.) zitting. De heer Plantenga (A.R.) lid voor Rid derkerk, heeft wegens woonsverandering zijn ontslag genomen. Afgewezen werd de subsidie-aanvrage van het genootschap voor Heilgymnastiek en Massage. Goedgexeurd werd het rapport omtrent het onderzoek der brug over de Oude Maas onder Barendrecht. Een subsidie van f 1000 werd toege kend voor de restauratie der O. L. Vrouwe- of Groote Kerk te Dordrechteen van f 300 aan „het Groene Kruis", een van f 1500 aan de Pomologische Ver een i g i n g te Boskoop voor een bloemententoonstellig. ba eenig debat werd ook verleend een subsidie van f 4600 aan de Vereeniging voor middelbaar technisch onderwijs te Dordrecht. Aangehouden werd de beslissing over de subsidie aanvraag voor de reorganisa tie van het technisch onderwijs te Rot terdam, in afwachting van nadere in lichtingen en nadere overweging door Ged. Staten. Bij de behandeling der subsidie-aan vragen voor vakscholen toonde de heer de G ij s e 1 a a r (C.-H.) ten opzichte der subsidie-aanvragen voor vakscholen in het algemeen, verschil met de op vatting van Ged. Staten van de wijze van subsidie-toekenning, een toepassing die z. i. niet vrij was van onbillijkheid. Namens Ged. Staten werd toegezegd die quaestie nader te overwegen. De subsidie aan de ambachtsschool te Gorinchem werd verhoogd met f 2000. Voorloopig werd teruggenomen een subsidievoorstel ten behoeve der afdee- ling Nieuwkoop van de vereeniging „Volksonderwijs". Tegen die terugneming kwam de heer Dolk (L.) opzij werd z.i. niet gemotiveerd door een adres van enkele ingezetenen uit Nieuwkoop. Het betrof hier een vereeniging van geheel neutrale strekking ten bate van het vak onderwijs. De voorzitter zeide, dat alleen door de gebleken noodzakelijkheid een nader onderzoek als zoodanig werd gemotiveerd. De heeren De Wilde (A. R.) en Vegtel (A. R.) verdedigden dat nader onderzoek als middel om te komen tot een op lossing die niet eenzijdig is en die een te betreuren scheuring zou kunnen bren gen in de prijswaardige beweging voor het vakonderwijs. Maar in Volksonderwijs kan de heer Vegtel geen neutrale vereeniging zien. De heer Mees, (L.) die mede een aan houding niet gerechtvaardigd achtte op een enkel, te eltder ure ingekomen, adres, een vasten draf naar de vallei afdaal de. Eindelijk den grooten weg verlatende, sloeg Piernic de pijnboomenlaan in, die langs de rivier naar het kasteel geleidde. „Waar breng je me het eerst Jieen, Piernic?" vroeg de markiezin. „Maar naar uw kasteel, natuurlijk, beste mevrouw. Gij moet er wederkeeren als een ware burchtvrouw. Heel het dorp moet van uwe komst weten en u feestelijk ontvangen. Tegenover de vreugde en de geestdrift, welke uw terugkeer zal ver- oorzaken, zullen de slechtst gezinden, zoo die er zijn, goedschiks kwaadschiks wat zij in hun schild mochten voeren, laten va ren. Raffut zal, evenals de anderen, te vreden moeten schijnen over uwe komst en minstens tot later de uitvoering zijner eerzuchtige plannen moeten verdagen." „Spreken wij voor het oogenblik niet meer over Jean", bracht mevrouw De Clarens in het midden. „Mijn meening over hem verschilt te veel van de jouwe, Piernic. Weldra zal ik hem zien en zal ik zelf over zijn goede of slechte gezindhe den een oordeel kunnen vellen." „O, die man is boosaardig en zijn tong is geslepenzelfs door hare ruwheid kan zij oprechtheid veinzen. Hij spreekt wei nig, maar het weinige, dat hij zegt, ge lijkt niet veel op het vele, dat hij denkt üoe sal eeq pnschuldige Japiuiereiisiejals meende dat men de medewerking der gemeente als voorwaarde voor het subsi die kon stellen. Nochtans werd tot afvoering van de agenda besloten met 17 st. tegen. Vervolgens werden goedgekeurd sub sidie of subsidieverhoogingen van de Handelscursussen te Gouda en te Schiedam, voor de Meisjes-vakschool in Den Haag, aan de vereeniging „Help Elkander", te Rotterdam en aan de Am bachtschool te Schiedam. Vervolgens werd behandeld het voor stel tot voortzetting van verbeterlngs- werken aan het Aarkanaal (f350.000). Aan de discussie werd deelgenomen door de heeren Los(A.R.),Van Wichen (R.K.), Van Briel Sasse (A.R.), Krap (A.R.) en den rapporteur Visser van IJzendoorn (lib.) Over 't geheel werd de voordracht met belangstelling en sympathie ontvan gen en alleen zorg voor goede aanleg plaatsen in de aandacht van G. S. aan bevolen. De heer v. Wichen bracht inzonder heid hulde aan Ged. Staten en den prov. hoofdingenieur voor dat voorstel, dat strekt tot groote verbetering van de scheepvaart met i nachtneming der belan gen van d c aanwonende eigenaren. Ook in het belang der tuinlanden is het werk toe te juichen en daarom hoopte hij op een billijke bijdrage van belangheb benden, zij 't ook dat de som eenigszins verminderd wordt, zooals de heer Los ook wenschte. Spr. drong ook nog aan op verlegging van eene aanlegplaats en het aanbrengen alsnog van een nieuwe. Zonder stemming werden de gevraagde gelden toegestaan, zoomede f20.000 voor aankoop van perceelen bij G o u w e s luis onder Alfen. Verschillende wijzigingen in polder- reglementen werden goedgekeurd. Goedgekeurd werd de begrooting 1911 van 't krankzinnigengesticht Oud-Rozen burg te Loosduinen, waarop een verhoo ging met f 500 van de wedde van den ge- neesheer-directeur. Behoudens verhaal op de verantwoor delijke personen werd f 15.000 toegestaan voor herstel van de sdiade aan de brug over de Oude Maas. Ten slotte kwam aaA de orde het com missoriaal rapport betreffende het pen sionneer en van de leden van Ged. Staten. Met alle waardeering voor den voorbe reidenden arbeid, bestreden de heeren Mackay, (C. H.) Plate, (Lib.) Mees, (Lib.), Gevers Deynoot, (N.-H.) en op prineipieele en financieele gronden pensioneeringsvoorstel. Verdedigd werd het beginsel van pen sioneering als billijk en als passende in de tegenwoordige toestanden, door de heeren Pera (A. R.) en Gerretson (A. R.), waarna het voorstel nader ewrd toegelicht en aanbevolen door den rap porteur der commissie, mr. Visser, (L.) die voornamelijk deed uitkomen het be lang van een goede en ruime keus voor het dagelijksch bestuur der provincie. En in verband hiermede constateerde spr. dat vroeger, zoowel links als rechts, meer geschkite leden voor Ged. Staten! waren dan thans en dat met name toen het getal linksche leden beter was dan! thans, sedert de uitbreiding van het kiesrecht heeft plaats gehad. Ging men het tracteinent' verhoogen dan zou juist te vreezen zijn dat men het ambt ter wille van het geld, om de dui- ten verlangen zou. En is een pensioen van f 1500 nu zoo begeerlijk voor iemand met hooge aspiratiën. Benoeming van leden buiten "de Staten zal toch wel vooreerst niet te verwachten! zijn. Voorts verklaarde de heer De Gijse- laar (C. H.) zich nog tegen de pen- sionneering yan Gedeputeerden, omdat hij twijfelt, of men mannen van ken nis, karakter en "bekwaamheid zal krijgen! met het voordeel van het pensioen. In« tegendeel vreest spr., dat de aard vait het ambt er niet door verhoogd zal wor den. Na repliek van den heer Mackay* die verklaarde, dat vele van zijn bezwaren zouden vervallen bij aanneming van de 65- jarige leeftijdsgrens en het vervallen van de uwe, mijn beste mevrouw, het korrel tje waarheid kunnen opsporen in al die valschheid, waarmede Raffut zijn listen omkleedt. Ik ben bang voor u, mijn beste dame." „En waarvoor, Piernic?" „Dat kan ik je zoo precies niet zeggen. Een zoo eenvoudige geest als de mijne kan niet gissen wat er omgaat in de troe bele gedachten van een Jean Raffut..... Maar ik ben bang... ja, ik ben ba ig voor ik weet niet wat! Ik verzoek u dan ook met allen aandrang, om u aan alle goede lieden in het dorp te vertoonen, voordat u den drempel der hoeve van Jean over schrijdt. Zoo hij uw vijand is geworden* zult gij tegenover hem alle anderen tot vrienden hebben. En u zoo sterk ziende* zal hij niets durven....' „Ik verzeker je, dat je angsten denk beeldig zijn", antwoordde mevrouw De Clarens in de vertrouwen wekkende ge rustheid, welke de gansche zoo dierbare omgeving haar inboezemde. „Je hebt te gretig het oor geleend aan de kwaadspre kerijen van personen, die jaloersch wa ren op het ambt van gewicht, alleszinU verdiend, dat wij Jean Raffut hebben toe vertrouwd. "- (W.ordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5