Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 7 December.
Wij verzoeken dringend
Advertenties, bestemd voor
'het nummer van Zaterdagavond,
zooveel mogelijk reeds Vrijdag in
:ons bezit te doen zijn, opdat wij
'intijds maatregelen kunnen nemen,
om de plaatsing in dat nummer te
verzekeren.
Voorts moeten wij er op wijzen,
dat aan alle verzoeken tot opname
op een bepaalde aangeduide plaats
reeds zooveel als mogelijk is, door
i ons wordt voldaan, maar dat wij
daarvoor nimmer kunnen instaan.
DE DIRECTIE.
Uit de Pers»
De psychiater in het strafproces.
Het „W eekbladvan het Recht"
bespreekt in eeit uitvoerig hoofdartikel
(|het optreden van den psychiater in het
strafproces naar aanleiding van de Pa-
fjpendrechtsche strafzaak en komt daarbij
(tot de volgende conclusie
j De rechter-commissaris heeft aan Id'e
'deskundigen een taak opgedragen, die
tiiet lag op hunnen weg en die zij1 in die
(^uitgebreidheid hadden moeten weigeren;
jd'e deskundigen hebben een rapport sa
mengesteld, dat slechts voor een' klein
gedeelte zich beweegt op het terrein der
psychiatrie de verdediging heeft terecht
bezwaren ontwikkeld tegen het brengen
(|van dit rapport op de terechtzetting; het
jHof had dit rapport slechts behooren te
'aanvaarden, voorzoover het beschouwin-
egn bevat, welke behoorden tot de taak
•der deskundigen. Aan die conclusie voe
gen wijde opmerking toe, dat een rapport
als hier werd gegeven, aan den reöht-
matigen invloed van de psychiatrie in
jhet strafproces schade kan doen'. Wij ho-
(ipen, dat het niet zoo moge wezen. Want
Lwij zijn overtuigd, dat aan de psychiatrie
een belangrijke plaats toekomt bij de
Waardeering van strafbare handelingen.
.Opdat zij die plaats behoude, voorzoo-
v ver haar die nog geweigerd werd, is het
noodig dat de psychiatrie blijve, en niet
worde omgezet in een psychologie."
Het „Handelsblad" zegt over het
rapport nog het volgende:
„Zeker, psychiaters kunnen den rech
ter groote diensten bewijzen door een
I bepaalde geest es storing aan te wijzen,
door op de algemeene gevolgen' van een
dergelijke storing de aandacht te vesti
gen. Waarna de rechter, met die ver
kregen wetenschap, de daden en verklar
ringen van den patiënt als rechter beter
beoordeelen kan. Het zou ons leed doen,
wanneer door- liet gebeurde het vertrou
wen in dergelijke verklaringen van psy
chiaters verminderd werd.
Doch verder mag een psychiater piet
gaan. Zijn advies in zake den geestestoe
stand1 van getuigen i/> daardoor reeds
dadelijk beperkt: een geneeskundig-psy
chiatrisch onderzoek beheeft geen en
kele getuige, zich na de fraaie Papen-
drechtsche ervaringen laten welgevallen.
De meeningen van psychiaters zijn ver
deeld omtrent de vraag of psychiaters,
door hun kennis van psychologische mo
tieven beter in staat zijd dan de rech
ter, om de getuigenissen van normalcm
menschen te beoordeelen.
Dat wij met b. v. dr. Soesman en prof.
iHeilbronner meen en dat in deze „de psy
choloog niet in staat is wetenscliappe-
ïlijk te adviseeren" en dat er minstensi
evenveel reden zou zijn om het deskun-
(idiig advies van andere kenners van liet
tgeestesleven b.v. geestelijken in te
roepen, behoeven wij nauwelijks te zeg-
•gen. Toch willen wij wel erkennen, dat
rde bïjaondere studie van psychiaters hun
soms gegevens kan bezorgen van waarde
4>ij het beoordeelen van daden en woor
den van' normaal geachte personen.
Daaruit kan echter alleen afgeleid) wor-
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
10)
„Goed," zeide lady Roswald na een
kort zwijgen, waarin ze geen aannemelij
ke bedenking vond tegen dit plan. „Gij
kunt zelfs, zoo gij de bark in de verte ziet
kruisen, ten einde ons tijd te doen winnen
onze lantaarn met rood glas aansteken,
;en als de boot van de bark aanlegt voor
dat wij er zijn, dan kunt ge onze Koffers
en pakken alvast aan boord laten dragen."
Piernic, die na zijn voorstel zich hield
'alsof hij den teugel van zijn paard onder
zocht en geen belang stelde in et ge
sprek der twee zusters, was desni i e-min
geen woord er van ontgaan. Bij lady Ros
wald terugkomend, veinsde hij nog geen
rechtstreeksch antwoord te hebben ont
vangen, alleen te willen vertrekken.
„Komaan, wijl niemand van de gele
genheid wil gebruik maken, zeg ik u goe
den dag, dames. Tot str.dcs!"
En op zijn wagen geklommen lichtte hij
flrijn zweep op voor het vertrek, toen jady
die, hoe scherpzinnig" ook, d^-
den, dat het nut kan hebben $lken rech
ter te nopen ook van psychiatrie eenige
studie te maken een denkbeeld' door
enkele psychiaters voorgestaan'. Doch
wel zeer duidelijk hebben de Arnhemsche
psychiaters aangetoond, dat de geheele
verantwoordelijkheid voor elke uitspraak
bij den rechter moet blijven, en dat de
rechter die verantwoorde rijkheid niet tot
een nominale mag maken, door bijna de
geheele taak op zijn schouders gelegd,
op adviseerende deskundigen over te dra
gen en een uitspraak te geven, die wat
het schuldig of niet schuldig betreft,
slechts een verwarde echo is van de uit
spraak van niet juridisch geschoolde
psychiaters."
Openbare leeszalen.
Het „Centrum" vermeldt het ant
woord van den Minister van Binnenland1-
sche Zaken in zake de openbare leesza
len en' teekent daarbij aan
„In dit antwoord van den minister
ligt de principieele erkenning opgeslo
ten, dat, naast het steunen van open
bare, ook het subsidieeren van bizonde-
re leeszalen gerechtvaardigd moet wor
den geacht.
Dit is een stap in den juisten koers.
Het ware onaannemelijk, dat de regee
ring en a fortiori de tegenwoordige
regeering énkel aan neutral? inrichtin
gen voor volksontwikkeling geld uit de
schatkist beschikbaar zou willen stellen.
De minister geeft thans de toezegging,
met den meesten ernst te zullen doen na
gaan, of en in hoeverre ook aan lees
zalen op godsdienstigen grondslag steun
zal kunnen worden verleend.
De regeering versterkt daarmee prin
cipieel haar standpunt in deze aangele
genheid1.
Of de verklaring ook positief genoeg
klinkt, om een meerderheid aan den post
te verzekeren, staat nog te bezien.
Bij het openbaar debat kan wellicht
nader worden gepreciseerd en duidelijker
toezegging verkregen."
St. Augustinus.
Op de inauguratie vergadering van de
R. K. Studenten Vereeniging St. Augus-
flnus, sprak de Z.Eerw.Z.Gel. Heer prof.
J. Knaapen, over „Den levenden Chris
tus."
Spreker begon met de verklaring, dat
hij zijn lezing aanz:en!iik moest <nkorten,
en dat zijn stof te uitgebreid w s voor den
nog beschikbaren tüd. Aanleiding tot het
behandelen van dit onderwerp 'had hij
gevonden in „Jezus", van Renan, het
werk waarin deze de resu'taten en con
clusies gaf van zijn quasi-vvetenschappe-
lijken arbeid „La vie de Jezus", om
daarmee het gif onder de massa te bren
gen.
Aan het slot van dat boekske wil Re
nan wel op hooghartigen toon eenige
woorden van bedenke!ijken lof aan den
Ohristus wijden. Den gestorven en ge-
folterden Godmensch belooft hij een god
delijkheid, voortkomend uit de verheerlij
king der menschen, en stelt vast dat „Jé-
sus" meer dan tijdens zijn kortstondig
leven zal blijven leven en voortbestaan in
de heugenis en de liefde der menschen.
Een levenden Christus zooa's Renan
die voorstelde, zullen wij nooit erkennen,
al waanden de bewonderende volgelingen
van den Franschen verdichter dat met
die frasen het laatste woord omtrent den
Zoon des menschen gezegd was, en dat
de geschiedenis van toen af aan had af
gerekend met het werk en den persoon
van den afgestreden Martelaar, aan wie
nu een eeuwig leven toegezegd was als
aan een vrome sproke of een troostend
vertelsel.
Zou Hij, van wien het toch vast staat,
dat Hij den loop der tijden in tweeën ge
deeld heeft, en nog altijd de geestesstroo-
mingen beheerscht, niet anders meer le
ven dan als een herinnering, verheffend
voor de menschheid?
De strijdvragen houden nog altijd) de
gemoed-eren ond: de wapenen. Bewoog
de kamp der oude ketterijen zich omhet
groote en meer bespiegelend vraagstuk,
hoe Ohristus de Goddelijke natuur met
de menschelijke had vereenigd, hoe men
het wezen van dezen Persoon moest op-
pe van de comedie was, hem toeriep:
„Wacht even, mijn vriend, wacht even.
Mijn zuster voelt zich erg vermoeid. Zij
neemt uw aanbod aan.
Op het oogenblik, dat zonder de minste
moeilijkheid wat zij wensohte in vervul
ling ging, kon mevrouw de Clarens haar
diepe ontroering niet beheerschen. Zij zag
toch haren zoon door den tuin komen
om zich bij haar te voegen. De jonge
markies was een zeer knappe veertien-
a vijftienjarige jongen, blonc als zijn va
der, maar met de zachte blauwe oogen
van zijn moeder. Frédéric ziende, be
gon de markiezin veel ernstiger dan tot
nu toe te bedenken, dat deze scheiding
door haar zoon een kortstondige geacht,
wel eens een lange, wie weet, een eeu
wige scheiding kon worden. Een bang
voorgevoel1 deed haar sidderen. Hoewel
vastbesloten Clarens terug te zien, kon zij
haar koelbloedigheid niet behouden. In
een plotselinge opwelling breidde zij hare
armen uit, prangde Frédéric aan haar
borst en drukte op zijn wang een kouden
kus, want de lippen der ongelukkige wa-
ren kil, maar tevens voelde de jeugdige
markies het branden van twee tranen.
Hij werd er zoozeer door aangegrepen,
dat hij geen woorden kon vinden om zijn
verbazing uit de drukken. Na zich van
hem Je Jiebebu yeiwjjderd, omhelsde )de
vatten, bleef bij de middeleeuwsche scheu
ringen de Godheid van den Christus on
aangetast, ging het tijdens de reformatie
om de wijze waarop de Verlosser het
groote werk onzer heiliging voltooide
en zijn genademiddelen inste'de. doch
niet tegen Zün Godheid ze'f, am de nieu
were tilden bleef het voorbehouden om
te steken naar de kroon zijner Eeuwige
geboorte, om Zijn Godheid te verklei
nen tot een menschenverschiining van
soms twijfelachtige waarde. De vraag is
gesteld enj ze wordt alle dagen met
koortsachtige (partijzucht opnieuw opge
worpen of Hij nog langer zal zijn, wat
Hij toch nog altijd is ook voor de tegen
standers, de beheerscher van moraal en
van beschaving. Soreker wees. maar kon
niet meer dan even wiïzen, oo de verschil
lende stelsels, welke elkaar sinds een goe
de honderdviiftig jaar verdrongen heb
ben, vanaf Reimarus over Renan, Strauss
Bauer, naar Harnach, Rossegger, Frens-
sen en in ons land o.a. van Eeden.
.Telkens wisselden de meeningen om
trent het werk en den persoon van Chris
tus naar gelang er nieuwe leuzen van
jonggeboren wetenschap werden aange
heven. Het gehaspel om de mirakelen
nog gedeeltelijk te redden, de pogingen
om alle wonderteekenen tot gewone na
tuurverschijnselen te herleiden of ze te
vervormen tot goocheltoeren van een lis
tig bedrieger, maken een pijnlijken indruk
op een onbevangen toeschouwer, zooa's
het wel verbazing wekken moet met welk
een lichtvaardigheid men tracht een ze'f-
geschapen Christusbee'd te ste'len in de
plaats van de eenvoudige en klare ver
schijning der geschiedenis.
Romanschrijvers hebben de leuzen over
genomen der theoretici, en hebben in
gestalten die niet.pleiten voor hun hoog
conceptievermogen aan de menigte een
Christus geschonken, die de wufte massa
bedwelmt, door geen eeuwige waarheid
te preeken, maar de echo's hunner wild-
geslaakte driftkreten als levenswet te ver
kondigen.
Zoo wij onzen Christuscultus hadden
moeten richten naar wat in al dien tijd
ons gegeven is a's „het onafwijsbaar re
sultaat van denken en navorschen, als
de laatste woorden van de wetenschap,"
„als de nu voortaan niet aan te tasten ze
kerheid omtrent zijn persoon", dan zou
den wij van dag tot dag onze zekerheid
hebben moeten veranderen, dan zouden
wij al een vereering van de meest tegen
strijdige e'.emenien hebben doorgemaakt.
Wij kennen Hem echter zooals Hij staat
en leeft boven de wisselende stroomingen
en stelsels, als den Zoon Gods, den Ver
losser der wereld, den Redder van het
menschelijk geslacht, het Woord dat
Vleesch werd.
Wij kennen de vaste teekenen, die niet
bedriegen, wij kennen door de geschie
denis de getuigenis welke Hij van zich
zelf en van den Vader is komen brengen,
ook de klare bewijsvoering van het ge
zond redeneervermogen, dat naar Zijn
Voeten voeren moet. Wij hebben, on
schatbare gavel, ook de heilige kracht van
de eerste der goddelijke deugdenhet Ge
loof.
De geheele wereld getuigt dat Zijn
werk meer geweest is dan een kranke en
onvolkomen arbeid van menschelijk ver
mogen.
Zoo Hij na Zijn heilig werk voltrok
ken te hebben, weer van ons was weg
gegaan en ons alleen de heugenis van Zijn
Leer en voorbeeld gelaten had, dan zou
nóg de leeftijd van heel het mensebdom
onvoldoende zijn om Hem te verheer.ij
ken.
Wat Ohristus kwam doen in de we
reld, schilderde spreker toen, uitgaande
van een karakteristiek door William Stead
gegeven. Hoe ondanks al wat tegenwer
ken moest om zijn arbeid te vernietigen
het goddelijk werk toch tot stand kwam,
en voltooid werd wat in den nacht van
Hem beloofd was: Vrede aan den men
schen, maar ook: Eere aan God.
In den wereldnacht van barbaarschheid
en onmenschelijke tyrannie, heeft Hij
nieuwe vrijheid gebracht en den vollen
dag der beschaving.
Wel was er een beschaving, maar die
toonde dat alle menschelijk streven niet
markiezin reeds lady Roswald met de
zelfde zonderlinge innigheid.
„Wat scheelt u toch, zuster?" vroeg
de tante van den jongen markies, schier
verschrikt over deze beweging. „Zoo gij
vreest, u niet bij ons te kunnen voegen,
of denkt eenig gevaar te loopen door een
anderen weg te volgen dan dien wij ne
men, ga dan met ons mede."
Het denkbeeld, dat haar ontroering al
les zou bederven, gaf de markiezin den
moed haar ontsteltenis te boven te ko
men, en den wagen bestijgend, kalm té
antwoorden: „Waarom zou ik bang zijn.
Sla geen acht op die kleine opwellingen
van dwaze ongevoeligheid. Uw zuster is
nu eenmaal onredelijk en zal u ongerust
heid bezorgen tot het laatste toe. Ver
geef het haar."
Een nog onhandiger incident duchtend,
dat b.v. mevrouw De Clarens hare tra
nen niet meer zou kunnen bedwingen,
legde Piernic de zweep over zijn paard,
rukte aan den teugel, en de wagen ;zette
zich in beweging, nog voordat de mar
kiezin op het bankje had plaats geno
men.
Tante en neef, bij het hek van den tuin
staande, zagen den kleinen wagen allengs
in de nevelachtige schemering van den
avond verdwijnen. Zonder te weten waar
om, voelden heiden jyeUicht in eenzelfde
naar den oorsprong en het doe! der
menschheid gericht, ten verderve voeren
moet, en zij was bezig de hoog-
gehevene verfijnde menschheid tot een
rampzn'igen ondergang te voeren.
En liet heeft zich bij elk keerpunt der
geschiedenis weer opnieuw getoond, d^t
a'le beschaving buiten zijn invloed om
gaande, tot vloek was, maar ook, dat weer
voor elke levensverhouding die opkwam,
Christus' Zijn Bloed en Offer veil had,
zooals dat op zoo sterke wijze werd uitge
beeld in een geciteerd fragment van Ib
sen's: Keizer en Galileër.
Doch beschaving, bezieling voor
schoonheid, wetenschap en heldengroot
heid zijn slechts de gevolgen van het
groote werk dat Christus hier op aarde
verrichten kwam: het voeren van den
nienschtot eenheid met God door de ge
nade.
Dit alles is echter niet het gevolg ge
weest van een heugelijk herdenken, zij
het in hooger beteekenis lan Rcnn aan
den Christus geven wilde, niet aan de
kracht van Zijn Godde'ijke zending hier
op aarde als een historisch feit beschouwd
maar aan den levenden Christus die nog
met ons is, met ons woont. De triomf
zang: Christus imperat, Christus vindt
is geen hooggestemde al'egorische voor
stelling van z;jn invloed, maar eenvoudige
werkelijkheid.
Christus leeft en nu wil spreker hier
niet wijzen op zijn EucharsFsche tegen
woordigheid, maar aan het feit dat Chris
tus in ons leeft door de genade. Deze
tegenwoordigheid van Christus in ons is
een moei'ijk te doorgronden mysterie,
maar een mysterie waarvan wij toch ze
ker zijn. Het is te hoog voor ons begrips
vermogen omf,at het zoo al'ergeestelijkst
is, en wij zoo spoedig van de stoffelijke
beelden overgaan tot het verge'ekene.
Maar het heugelijk feit blijft. Het is
a'tijd het groote onderwerp geweest van
de leering der kerk. Het is de groote wijs
heid geweest der kinderen Gods, het ge
openbaarde mysterie voor de kleinen en
grooten. Aantoonen hoe heel het leven
van een Kntho'iek kan worden opgeheven
en tot grooten bloei gebracht door het li
turgische leven, wil spreker hier niet, wel
even wijzen op het feit dat al wat de kerk
in d.vi schat barer liturgische heerlijk
heid besloten houdt, dient om den mensch
op te voeren in groote genade, en dus den
Christus meer en meer te doen leven in
ons.
Wanneer er gesproken wordt van lauw-
ihar'ig en kleinzie'ig, Roomsch leven dan
ligt dit voor een groot gedeelte hieraan
dat wij te veel staan huiten de groeizame
zonnekracht van het liturgische leven.
Dit is niet uitsluitend onze schuld, 't
Is een erf'ast van donkere en moeielijke
tijden. Het weerkeeren tot de cultuur van
het heidendom en de renaissance hebben
schuld aan het verloren gaan van juiste
begrippen omtrent de waarde der liturgie,
cn het is niet liet beste wat het Protes
tantisme van ons verwoestte toen zij onze
tempels in een vreeselijken stormloop ver
nielde, het deed erger, het vernietigde
een groot stuk van het openbare gods
dienstig leven, van den maatschappelijken
cultus, van de liturgische eenheid van volk
en maatschappij.
Gelukkig worden de tijden beter en
dorsten wij allen weer naar vol gods
dienstig leven, gevoed aan de bronnen
door de kerk geopend tot heiliging en
redding.
Wel was er ook in de tijden van verval
heiligheid, maar men moet nooit vergeten
dat de grootste tijden van liturgischen
bloei, ook de tijden van het heerlijkste le
ven in Christus waren. Men moet nooit
durven zeggen dat zonder schande het
groote opvoedkundige middel der kerk
verwaarloosd mag worden.
Want de liturgie voert ons op tot een
sterker leven van Christus in ons, tot een
heerlijker eenheid door de genade.
En hoe sterker de Christus leeft in ons
hoe meer Hij groeit in onze ziel en des
te hooger zullen wij zelf staan, en zullen
wij Hem doen leven in deze donkere
tijden.
Er moet een nieuwe wereld komen een
nieuwe beschaving een nieuwe vrijheid.
Allerlei leuzen worden aangeheven maar
het zullen alle bedriegelijke leuzen zijn
bang voorgevoel, dat mevrouw de Clarens
had benauwd, hun borst beklemd. Toen
ze niets meer zagen, gaf de markies te
genover zijn tante aan die beklemdheid)
lucht in de woorden: „Hebt u wel opge
merkt, hoe pijnlijk getroffen onze moeder
bij het afscheid was? Zij heeft mij zoo
even omhelsd op eene wijze, die geheel
niet in hare gewoonten ligt, want hare
liefkoozingen zijn meestal feeder en zacht
En het scheen me toe, zoolang ik haar
met de oogen kon volgen, dat zij op het
bankje het hoofd gebogen hield en haar
gelaat in haar handen verborg om te
schreien."
„Dat was een gezichtsbedrog, mijn kind.
Uwe jeugdige verbeelding, door de onge
rustheden en aandoeningen der laatste
dagen geprikKeld, ziet overal iets buiten
gewoons en bovennatuurlijks. Als gij een
maal aan boord van de bark zijt, op weg
naar Jersey, en de dageraad is aange
broken, zullen al die zenuwachtige ver
schijnselen en denkbeeldige angsten ver
dwijnen.
Hier werd lady Roswald, die, hoe
wel zelf weinig gerust Frédéri trachtte
gerust te stellen, onderbroken door een
reeds verre stem, een zeer droef geluid,
op den wind meegevoerd. En sidderend,
met angstig luisterend oor, nogmaals
verontrust door een bang voorgevoel,
omdat zij een wereld willen stichten zon
der den Christus. Onze taak is nu den
Christus te doen leven in de maatschap
pij. Naar het strenge woord van den
apostel hebben wij te zijn andere Chris
tussen. Welnu wij zullen te kort schie
ten aan onze taak, indien wij Christus
niet doen leven in onze ziel, niet door
een sluimerende maar en groot een sterk
een heerlijk leven zoodat wij zijn glorie
kunnen uitschijnen, zijn zegeningen kun
nen brengen, zijn kruis en offer hernieu
wen voor het heil der menschheid.
Dezen duren plicht om Ohristus te doen
leven in de wereld leert ons de litur
gie maar zij leert ons ook op welke
wijze wij Hem moeten openbaren aan de
wereld. Zij leert ons Hem niet alleen
kennen als het levensbeginsel van per
soonlijke heiliging, maar ook als het groo
te levensbeginsel der maatschappij. Dit
had spreker willen aantoonen in een twee
de gedeelte maar de tijd ontbrak. Met een
enkel woord wees hij nog aan wat zijn
bedoelen geweest was, in een paar ad-
ventshymnen.en eindigde toen met een
opwekking om den Christus te doen leven
in den tijd, niet als een schoone herinne
ring, niet als een voorbijgegane gestalte,-
waarover te spreken zoet is, niet als een
dankbaar onderwerp voor het scheppen
van mooie dingen, maar als het groote
levensbeginsel van persoonlijke heiliging
en van opstanding voor de ma al schap pij.
Christus moet in ons groeien en leven
door het liturgische leven, dat zijn vol
komen hoogfeest en bekroning vindt in
het H. Gastmaal, waar de levende Chris
tus zich als offergave geeft voor den te-
genvvoordigen strijd en als onderpand
voor de vreugde van het eindelooze leven.
STATEN-GENERAAL.
EERSTE KAMER.
Subsidieering voor drinkwater
leidingen.
Algemeen bleek men, bij het afdee-
lingsonderzoek van de betrekkelijke aan-
vullingsbegrooting voor Binnenl. Zaken,
doordrongen van de noodzakelijkheid om
goed drinkwater te verschaffen in die
streken van ons land, waar daaraan be
hoefte bestaat, ook uit hygiënisch oog
punt.
Met groote ingenomenheid' had men
daarom kennis genomen van de plannen
der Zeeuwsclie plattelandsgemeenten.
Door hun optreden wordt een hoogst
nuttig werk verricht, waarvan de ge
volgen niet alleen uit hygiënisch oog
punt maar ook voor de veeteelt zeer be
langrijk zullen blijken.
Meerdere leden waren echter van ge
voelen, dat 't hier geldt een zaak vanl
locaal belang, niet in de termen vallen
de van financieelen steun van rijkswege
Het risico, dat de betrokken gemeenten
in Zuid-Beveland bij deze zaak hebben,
is bovendien zoo gering, dat men er zich,
over verwonderde, dat de regeering zich
had laten vinden om den voorges telden,
steun te verleenen. Dat werd een be
denkelijke eerste stap in verkeerde rich
ting genoemd, een gevaarlijk precedent.
Andere leden juichten zonder voorbe
houd regeeringssteun toe, omdat zij in
de waterleiding een zaak van overwe
gend' belang zagen en een plicht van
de regeering noemden zij 't om de plat
telandsgemeenten, die zelve de lasten
niet geheel kunnen dragen, financieel te
hulp te komen.
De kwestie der wateronttrekking en
der prise d'eau achtte men door de re
geering goed verzorgd.
Onder de gegeven omstandigheden
had men geen bezwaar, dat de uitvoering!
van de plannen werd opgedragen .aan
de firma Francke, te Bremen, die het ini
tiatief in deze zaak genomen en het plan
op eigen risico ontworpen heeft.
TWEEDE KAMER.
Zitting van. Dinsdag 6 Dec. (Vervotg).
Bij de artikelsgewijze behandeling der
begrooling verdedigde dc heer Hugen-
h o Itz het amendement om de aanstelling
van een kanselier aan het gezantschap
te St. Petersburg niet tc bewilligen, in
afwachting eener meer bevredigende re
geling der werkzaamheden aan dezen
post, bij het gezantschap verbonden.
meenden tante en nicht, in die vluchtige
klacht, duidelijk niet net woord „tot weer
ziens", maar „vaarwel" te hooren.
HOOFDSTUK III.
Zelve diep geschokt, poogde lady Ros
wald den jongen markies aan -die pijnlijke
aandoeningen te onttrekken, door zich
met hem naar de herberg te begeven, en
d&ar te wachten op het voor het vertrek
vastgestelde uur.
Inmiddels liet Piernic op den nog ge
heel rechten weg zijn paard lustig vc
draven, tegelijkertijd steelsgewijze op
dame lettend, wier droevige houding hem
verontrustte.
Frédéric de Clarens had het zich niet
verbeeld. Voorover gebogen, haar gelaat
in de handen verborgen, had d: markiezin
haar tranen niet ku iien weerhouden. Nu
'en .lan wendde zij slechts het hoofd, om
achter haar te kijken. En toen zij zoo
ver waren, dat "bij een kromming van den
weg de herberg uit het oog werd verloren
stond zij op en begon in haar steeds feS
Ier wordende smart, 'aar-
wel!"
(Wordt vervolgd.)