Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 7 December. Wij verzoeken dringend Advertenties, bestemd voor 'het nummer van Zaterdagavond, zooveel mogelijk reeds Vrijdag in :ons bezit te doen zijn, opdat wij 'intijds maatregelen kunnen nemen, om de plaatsing in dat nummer te verzekeren. Voorts moeten wij er op wijzen, dat aan alle verzoeken tot opname op een bepaalde aangeduide plaats reeds zooveel als mogelijk is, door i ons wordt voldaan, maar dat wij daarvoor nimmer kunnen instaan. DE DIRECTIE. Uit de Pers» De psychiater in het strafproces. Het „W eekbladvan het Recht" bespreekt in eeit uitvoerig hoofdartikel (|het optreden van den psychiater in het strafproces naar aanleiding van de Pa- fjpendrechtsche strafzaak en komt daarbij (tot de volgende conclusie j De rechter-commissaris heeft aan Id'e 'deskundigen een taak opgedragen, die tiiet lag op hunnen weg en die zij1 in die (^uitgebreidheid hadden moeten weigeren; jd'e deskundigen hebben een rapport sa mengesteld, dat slechts voor een' klein gedeelte zich beweegt op het terrein der psychiatrie de verdediging heeft terecht bezwaren ontwikkeld tegen het brengen (|van dit rapport op de terechtzetting; het jHof had dit rapport slechts behooren te 'aanvaarden, voorzoover het beschouwin- egn bevat, welke behoorden tot de taak •der deskundigen. Aan die conclusie voe gen wijde opmerking toe, dat een rapport als hier werd gegeven, aan den reöht- matigen invloed van de psychiatrie in jhet strafproces schade kan doen'. Wij ho- (ipen, dat het niet zoo moge wezen. Want Lwij zijn overtuigd, dat aan de psychiatrie een belangrijke plaats toekomt bij de Waardeering van strafbare handelingen. .Opdat zij die plaats behoude, voorzoo- v ver haar die nog geweigerd werd, is het noodig dat de psychiatrie blijve, en niet worde omgezet in een psychologie." Het „Handelsblad" zegt over het rapport nog het volgende: „Zeker, psychiaters kunnen den rech ter groote diensten bewijzen door een I bepaalde geest es storing aan te wijzen, door op de algemeene gevolgen' van een dergelijke storing de aandacht te vesti gen. Waarna de rechter, met die ver kregen wetenschap, de daden en verklar ringen van den patiënt als rechter beter beoordeelen kan. Het zou ons leed doen, wanneer door- liet gebeurde het vertrou wen in dergelijke verklaringen van psy chiaters verminderd werd. Doch verder mag een psychiater piet gaan. Zijn advies in zake den geestestoe stand1 van getuigen i/> daardoor reeds dadelijk beperkt: een geneeskundig-psy chiatrisch onderzoek beheeft geen en kele getuige, zich na de fraaie Papen- drechtsche ervaringen laten welgevallen. De meeningen van psychiaters zijn ver deeld omtrent de vraag of psychiaters, door hun kennis van psychologische mo tieven beter in staat zijd dan de rech ter, om de getuigenissen van normalcm menschen te beoordeelen. Dat wij met b. v. dr. Soesman en prof. iHeilbronner meen en dat in deze „de psy choloog niet in staat is wetenscliappe- ïlijk te adviseeren" en dat er minstensi evenveel reden zou zijn om het deskun- (idiig advies van andere kenners van liet tgeestesleven b.v. geestelijken in te roepen, behoeven wij nauwelijks te zeg- •gen. Toch willen wij wel erkennen, dat rde bïjaondere studie van psychiaters hun soms gegevens kan bezorgen van waarde 4>ij het beoordeelen van daden en woor den van' normaal geachte personen. Daaruit kan echter alleen afgeleid) wor- FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 10) „Goed," zeide lady Roswald na een kort zwijgen, waarin ze geen aannemelij ke bedenking vond tegen dit plan. „Gij kunt zelfs, zoo gij de bark in de verte ziet kruisen, ten einde ons tijd te doen winnen onze lantaarn met rood glas aansteken, ;en als de boot van de bark aanlegt voor dat wij er zijn, dan kunt ge onze Koffers en pakken alvast aan boord laten dragen." Piernic, die na zijn voorstel zich hield 'alsof hij den teugel van zijn paard onder zocht en geen belang stelde in et ge sprek der twee zusters, was desni i e-min geen woord er van ontgaan. Bij lady Ros wald terugkomend, veinsde hij nog geen rechtstreeksch antwoord te hebben ont vangen, alleen te willen vertrekken. „Komaan, wijl niemand van de gele genheid wil gebruik maken, zeg ik u goe den dag, dames. Tot str.dcs!" En op zijn wagen geklommen lichtte hij flrijn zweep op voor het vertrek, toen jady die, hoe scherpzinnig" ook, d^- den, dat het nut kan hebben $lken rech ter te nopen ook van psychiatrie eenige studie te maken een denkbeeld' door enkele psychiaters voorgestaan'. Doch wel zeer duidelijk hebben de Arnhemsche psychiaters aangetoond, dat de geheele verantwoordelijkheid voor elke uitspraak bij den rechter moet blijven, en dat de rechter die verantwoorde rijkheid niet tot een nominale mag maken, door bijna de geheele taak op zijn schouders gelegd, op adviseerende deskundigen over te dra gen en een uitspraak te geven, die wat het schuldig of niet schuldig betreft, slechts een verwarde echo is van de uit spraak van niet juridisch geschoolde psychiaters." Openbare leeszalen. Het „Centrum" vermeldt het ant woord van den Minister van Binnenland1- sche Zaken in zake de openbare leesza len en' teekent daarbij aan „In dit antwoord van den minister ligt de principieele erkenning opgeslo ten, dat, naast het steunen van open bare, ook het subsidieeren van bizonde- re leeszalen gerechtvaardigd moet wor den geacht. Dit is een stap in den juisten koers. Het ware onaannemelijk, dat de regee ring en a fortiori de tegenwoordige regeering énkel aan neutral? inrichtin gen voor volksontwikkeling geld uit de schatkist beschikbaar zou willen stellen. De minister geeft thans de toezegging, met den meesten ernst te zullen doen na gaan, of en in hoeverre ook aan lees zalen op godsdienstigen grondslag steun zal kunnen worden verleend. De regeering versterkt daarmee prin cipieel haar standpunt in deze aangele genheid1. Of de verklaring ook positief genoeg klinkt, om een meerderheid aan den post te verzekeren, staat nog te bezien. Bij het openbaar debat kan wellicht nader worden gepreciseerd en duidelijker toezegging verkregen." St. Augustinus. Op de inauguratie vergadering van de R. K. Studenten Vereeniging St. Augus- flnus, sprak de Z.Eerw.Z.Gel. Heer prof. J. Knaapen, over „Den levenden Chris tus." Spreker begon met de verklaring, dat hij zijn lezing aanz:en!iik moest <nkorten, en dat zijn stof te uitgebreid w s voor den nog beschikbaren tüd. Aanleiding tot het behandelen van dit onderwerp 'had hij gevonden in „Jezus", van Renan, het werk waarin deze de resu'taten en con clusies gaf van zijn quasi-vvetenschappe- lijken arbeid „La vie de Jezus", om daarmee het gif onder de massa te bren gen. Aan het slot van dat boekske wil Re nan wel op hooghartigen toon eenige woorden van bedenke!ijken lof aan den Ohristus wijden. Den gestorven en ge- folterden Godmensch belooft hij een god delijkheid, voortkomend uit de verheerlij king der menschen, en stelt vast dat „Jé- sus" meer dan tijdens zijn kortstondig leven zal blijven leven en voortbestaan in de heugenis en de liefde der menschen. Een levenden Christus zooa's Renan die voorstelde, zullen wij nooit erkennen, al waanden de bewonderende volgelingen van den Franschen verdichter dat met die frasen het laatste woord omtrent den Zoon des menschen gezegd was, en dat de geschiedenis van toen af aan had af gerekend met het werk en den persoon van den afgestreden Martelaar, aan wie nu een eeuwig leven toegezegd was als aan een vrome sproke of een troostend vertelsel. Zou Hij, van wien het toch vast staat, dat Hij den loop der tijden in tweeën ge deeld heeft, en nog altijd de geestesstroo- mingen beheerscht, niet anders meer le ven dan als een herinnering, verheffend voor de menschheid? De strijdvragen houden nog altijd) de gemoed-eren ond: de wapenen. Bewoog de kamp der oude ketterijen zich omhet groote en meer bespiegelend vraagstuk, hoe Ohristus de Goddelijke natuur met de menschelijke had vereenigd, hoe men het wezen van dezen Persoon moest op- pe van de comedie was, hem toeriep: „Wacht even, mijn vriend, wacht even. Mijn zuster voelt zich erg vermoeid. Zij neemt uw aanbod aan. Op het oogenblik, dat zonder de minste moeilijkheid wat zij wensohte in vervul ling ging, kon mevrouw de Clarens haar diepe ontroering niet beheerschen. Zij zag toch haren zoon door den tuin komen om zich bij haar te voegen. De jonge markies was een zeer knappe veertien- a vijftienjarige jongen, blonc als zijn va der, maar met de zachte blauwe oogen van zijn moeder. Frédéric ziende, be gon de markiezin veel ernstiger dan tot nu toe te bedenken, dat deze scheiding door haar zoon een kortstondige geacht, wel eens een lange, wie weet, een eeu wige scheiding kon worden. Een bang voorgevoel1 deed haar sidderen. Hoewel vastbesloten Clarens terug te zien, kon zij haar koelbloedigheid niet behouden. In een plotselinge opwelling breidde zij hare armen uit, prangde Frédéric aan haar borst en drukte op zijn wang een kouden kus, want de lippen der ongelukkige wa- ren kil, maar tevens voelde de jeugdige markies het branden van twee tranen. Hij werd er zoozeer door aangegrepen, dat hij geen woorden kon vinden om zijn verbazing uit de drukken. Na zich van hem Je Jiebebu yeiwjjderd, omhelsde )de vatten, bleef bij de middeleeuwsche scheu ringen de Godheid van den Christus on aangetast, ging het tijdens de reformatie om de wijze waarop de Verlosser het groote werk onzer heiliging voltooide en zijn genademiddelen inste'de. doch niet tegen Zün Godheid ze'f, am de nieu were tilden bleef het voorbehouden om te steken naar de kroon zijner Eeuwige geboorte, om Zijn Godheid te verklei nen tot een menschenverschiining van soms twijfelachtige waarde. De vraag is gesteld enj ze wordt alle dagen met koortsachtige (partijzucht opnieuw opge worpen of Hij nog langer zal zijn, wat Hij toch nog altijd is ook voor de tegen standers, de beheerscher van moraal en van beschaving. Soreker wees. maar kon niet meer dan even wiïzen, oo de verschil lende stelsels, welke elkaar sinds een goe de honderdviiftig jaar verdrongen heb ben, vanaf Reimarus over Renan, Strauss Bauer, naar Harnach, Rossegger, Frens- sen en in ons land o.a. van Eeden. .Telkens wisselden de meeningen om trent het werk en den persoon van Chris tus naar gelang er nieuwe leuzen van jonggeboren wetenschap werden aange heven. Het gehaspel om de mirakelen nog gedeeltelijk te redden, de pogingen om alle wonderteekenen tot gewone na tuurverschijnselen te herleiden of ze te vervormen tot goocheltoeren van een lis tig bedrieger, maken een pijnlijken indruk op een onbevangen toeschouwer, zooa's het wel verbazing wekken moet met welk een lichtvaardigheid men tracht een ze'f- geschapen Christusbee'd te ste'len in de plaats van de eenvoudige en klare ver schijning der geschiedenis. Romanschrijvers hebben de leuzen over genomen der theoretici, en hebben in gestalten die niet.pleiten voor hun hoog conceptievermogen aan de menigte een Christus geschonken, die de wufte massa bedwelmt, door geen eeuwige waarheid te preeken, maar de echo's hunner wild- geslaakte driftkreten als levenswet te ver kondigen. Zoo wij onzen Christuscultus hadden moeten richten naar wat in al dien tijd ons gegeven is a's „het onafwijsbaar re sultaat van denken en navorschen, als de laatste woorden van de wetenschap," „als de nu voortaan niet aan te tasten ze kerheid omtrent zijn persoon", dan zou den wij van dag tot dag onze zekerheid hebben moeten veranderen, dan zouden wij al een vereering van de meest tegen strijdige e'.emenien hebben doorgemaakt. Wij kennen Hem echter zooals Hij staat en leeft boven de wisselende stroomingen en stelsels, als den Zoon Gods, den Ver losser der wereld, den Redder van het menschelijk geslacht, het Woord dat Vleesch werd. Wij kennen de vaste teekenen, die niet bedriegen, wij kennen door de geschie denis de getuigenis welke Hij van zich zelf en van den Vader is komen brengen, ook de klare bewijsvoering van het ge zond redeneervermogen, dat naar Zijn Voeten voeren moet. Wij hebben, on schatbare gavel, ook de heilige kracht van de eerste der goddelijke deugdenhet Ge loof. De geheele wereld getuigt dat Zijn werk meer geweest is dan een kranke en onvolkomen arbeid van menschelijk ver mogen. Zoo Hij na Zijn heilig werk voltrok ken te hebben, weer van ons was weg gegaan en ons alleen de heugenis van Zijn Leer en voorbeeld gelaten had, dan zou nóg de leeftijd van heel het mensebdom onvoldoende zijn om Hem te verheer.ij ken. Wat Ohristus kwam doen in de we reld, schilderde spreker toen, uitgaande van een karakteristiek door William Stead gegeven. Hoe ondanks al wat tegenwer ken moest om zijn arbeid te vernietigen het goddelijk werk toch tot stand kwam, en voltooid werd wat in den nacht van Hem beloofd was: Vrede aan den men schen, maar ook: Eere aan God. In den wereldnacht van barbaarschheid en onmenschelijke tyrannie, heeft Hij nieuwe vrijheid gebracht en den vollen dag der beschaving. Wel was er een beschaving, maar die toonde dat alle menschelijk streven niet markiezin reeds lady Roswald met de zelfde zonderlinge innigheid. „Wat scheelt u toch, zuster?" vroeg de tante van den jongen markies, schier verschrikt over deze beweging. „Zoo gij vreest, u niet bij ons te kunnen voegen, of denkt eenig gevaar te loopen door een anderen weg te volgen dan dien wij ne men, ga dan met ons mede." Het denkbeeld, dat haar ontroering al les zou bederven, gaf de markiezin den moed haar ontsteltenis te boven te ko men, en den wagen bestijgend, kalm té antwoorden: „Waarom zou ik bang zijn. Sla geen acht op die kleine opwellingen van dwaze ongevoeligheid. Uw zuster is nu eenmaal onredelijk en zal u ongerust heid bezorgen tot het laatste toe. Ver geef het haar." Een nog onhandiger incident duchtend, dat b.v. mevrouw De Clarens hare tra nen niet meer zou kunnen bedwingen, legde Piernic de zweep over zijn paard, rukte aan den teugel, en de wagen ;zette zich in beweging, nog voordat de mar kiezin op het bankje had plaats geno men. Tante en neef, bij het hek van den tuin staande, zagen den kleinen wagen allengs in de nevelachtige schemering van den avond verdwijnen. Zonder te weten waar om, voelden heiden jyeUicht in eenzelfde naar den oorsprong en het doe! der menschheid gericht, ten verderve voeren moet, en zij was bezig de hoog- gehevene verfijnde menschheid tot een rampzn'igen ondergang te voeren. En liet heeft zich bij elk keerpunt der geschiedenis weer opnieuw getoond, d^t a'le beschaving buiten zijn invloed om gaande, tot vloek was, maar ook, dat weer voor elke levensverhouding die opkwam, Christus' Zijn Bloed en Offer veil had, zooals dat op zoo sterke wijze werd uitge beeld in een geciteerd fragment van Ib sen's: Keizer en Galileër. Doch beschaving, bezieling voor schoonheid, wetenschap en heldengroot heid zijn slechts de gevolgen van het groote werk dat Christus hier op aarde verrichten kwam: het voeren van den nienschtot eenheid met God door de ge nade. Dit alles is echter niet het gevolg ge weest van een heugelijk herdenken, zij het in hooger beteekenis lan Rcnn aan den Christus geven wilde, niet aan de kracht van Zijn Godde'ijke zending hier op aarde als een historisch feit beschouwd maar aan den levenden Christus die nog met ons is, met ons woont. De triomf zang: Christus imperat, Christus vindt is geen hooggestemde al'egorische voor stelling van z;jn invloed, maar eenvoudige werkelijkheid. Christus leeft en nu wil spreker hier niet wijzen op zijn EucharsFsche tegen woordigheid, maar aan het feit dat Chris tus in ons leeft door de genade. Deze tegenwoordigheid van Christus in ons is een moei'ijk te doorgronden mysterie, maar een mysterie waarvan wij toch ze ker zijn. Het is te hoog voor ons begrips vermogen omf,at het zoo al'ergeestelijkst is, en wij zoo spoedig van de stoffelijke beelden overgaan tot het verge'ekene. Maar het heugelijk feit blijft. Het is a'tijd het groote onderwerp geweest van de leering der kerk. Het is de groote wijs heid geweest der kinderen Gods, het ge openbaarde mysterie voor de kleinen en grooten. Aantoonen hoe heel het leven van een Kntho'iek kan worden opgeheven en tot grooten bloei gebracht door het li turgische leven, wil spreker hier niet, wel even wijzen op het feit dat al wat de kerk in d.vi schat barer liturgische heerlijk heid besloten houdt, dient om den mensch op te voeren in groote genade, en dus den Christus meer en meer te doen leven in ons. Wanneer er gesproken wordt van lauw- ihar'ig en kleinzie'ig, Roomsch leven dan ligt dit voor een groot gedeelte hieraan dat wij te veel staan huiten de groeizame zonnekracht van het liturgische leven. Dit is niet uitsluitend onze schuld, 't Is een erf'ast van donkere en moeielijke tijden. Het weerkeeren tot de cultuur van het heidendom en de renaissance hebben schuld aan het verloren gaan van juiste begrippen omtrent de waarde der liturgie, cn het is niet liet beste wat het Protes tantisme van ons verwoestte toen zij onze tempels in een vreeselijken stormloop ver nielde, het deed erger, het vernietigde een groot stuk van het openbare gods dienstig leven, van den maatschappelijken cultus, van de liturgische eenheid van volk en maatschappij. Gelukkig worden de tijden beter en dorsten wij allen weer naar vol gods dienstig leven, gevoed aan de bronnen door de kerk geopend tot heiliging en redding. Wel was er ook in de tijden van verval heiligheid, maar men moet nooit vergeten dat de grootste tijden van liturgischen bloei, ook de tijden van het heerlijkste le ven in Christus waren. Men moet nooit durven zeggen dat zonder schande het groote opvoedkundige middel der kerk verwaarloosd mag worden. Want de liturgie voert ons op tot een sterker leven van Christus in ons, tot een heerlijker eenheid door de genade. En hoe sterker de Christus leeft in ons hoe meer Hij groeit in onze ziel en des te hooger zullen wij zelf staan, en zullen wij Hem doen leven in deze donkere tijden. Er moet een nieuwe wereld komen een nieuwe beschaving een nieuwe vrijheid. Allerlei leuzen worden aangeheven maar het zullen alle bedriegelijke leuzen zijn bang voorgevoel, dat mevrouw de Clarens had benauwd, hun borst beklemd. Toen ze niets meer zagen, gaf de markies te genover zijn tante aan die beklemdheid) lucht in de woorden: „Hebt u wel opge merkt, hoe pijnlijk getroffen onze moeder bij het afscheid was? Zij heeft mij zoo even omhelsd op eene wijze, die geheel niet in hare gewoonten ligt, want hare liefkoozingen zijn meestal feeder en zacht En het scheen me toe, zoolang ik haar met de oogen kon volgen, dat zij op het bankje het hoofd gebogen hield en haar gelaat in haar handen verborg om te schreien." „Dat was een gezichtsbedrog, mijn kind. Uwe jeugdige verbeelding, door de onge rustheden en aandoeningen der laatste dagen geprikKeld, ziet overal iets buiten gewoons en bovennatuurlijks. Als gij een maal aan boord van de bark zijt, op weg naar Jersey, en de dageraad is aange broken, zullen al die zenuwachtige ver schijnselen en denkbeeldige angsten ver dwijnen. Hier werd lady Roswald, die, hoe wel zelf weinig gerust Frédéri trachtte gerust te stellen, onderbroken door een reeds verre stem, een zeer droef geluid, op den wind meegevoerd. En sidderend, met angstig luisterend oor, nogmaals verontrust door een bang voorgevoel, omdat zij een wereld willen stichten zon der den Christus. Onze taak is nu den Christus te doen leven in de maatschap pij. Naar het strenge woord van den apostel hebben wij te zijn andere Chris tussen. Welnu wij zullen te kort schie ten aan onze taak, indien wij Christus niet doen leven in onze ziel, niet door een sluimerende maar en groot een sterk een heerlijk leven zoodat wij zijn glorie kunnen uitschijnen, zijn zegeningen kun nen brengen, zijn kruis en offer hernieu wen voor het heil der menschheid. Dezen duren plicht om Ohristus te doen leven in de wereld leert ons de litur gie maar zij leert ons ook op welke wijze wij Hem moeten openbaren aan de wereld. Zij leert ons Hem niet alleen kennen als het levensbeginsel van per soonlijke heiliging, maar ook als het groo te levensbeginsel der maatschappij. Dit had spreker willen aantoonen in een twee de gedeelte maar de tijd ontbrak. Met een enkel woord wees hij nog aan wat zijn bedoelen geweest was, in een paar ad- ventshymnen.en eindigde toen met een opwekking om den Christus te doen leven in den tijd, niet als een schoone herinne ring, niet als een voorbijgegane gestalte,- waarover te spreken zoet is, niet als een dankbaar onderwerp voor het scheppen van mooie dingen, maar als het groote levensbeginsel van persoonlijke heiliging en van opstanding voor de ma al schap pij. Christus moet in ons groeien en leven door het liturgische leven, dat zijn vol komen hoogfeest en bekroning vindt in het H. Gastmaal, waar de levende Chris tus zich als offergave geeft voor den te- genvvoordigen strijd en als onderpand voor de vreugde van het eindelooze leven. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER. Subsidieering voor drinkwater leidingen. Algemeen bleek men, bij het afdee- lingsonderzoek van de betrekkelijke aan- vullingsbegrooting voor Binnenl. Zaken, doordrongen van de noodzakelijkheid om goed drinkwater te verschaffen in die streken van ons land, waar daaraan be hoefte bestaat, ook uit hygiënisch oog punt. Met groote ingenomenheid' had men daarom kennis genomen van de plannen der Zeeuwsclie plattelandsgemeenten. Door hun optreden wordt een hoogst nuttig werk verricht, waarvan de ge volgen niet alleen uit hygiënisch oog punt maar ook voor de veeteelt zeer be langrijk zullen blijken. Meerdere leden waren echter van ge voelen, dat 't hier geldt een zaak vanl locaal belang, niet in de termen vallen de van financieelen steun van rijkswege Het risico, dat de betrokken gemeenten in Zuid-Beveland bij deze zaak hebben, is bovendien zoo gering, dat men er zich, over verwonderde, dat de regeering zich had laten vinden om den voorges telden, steun te verleenen. Dat werd een be denkelijke eerste stap in verkeerde rich ting genoemd, een gevaarlijk precedent. Andere leden juichten zonder voorbe houd regeeringssteun toe, omdat zij in de waterleiding een zaak van overwe gend' belang zagen en een plicht van de regeering noemden zij 't om de plat telandsgemeenten, die zelve de lasten niet geheel kunnen dragen, financieel te hulp te komen. De kwestie der wateronttrekking en der prise d'eau achtte men door de re geering goed verzorgd. Onder de gegeven omstandigheden had men geen bezwaar, dat de uitvoering! van de plannen werd opgedragen .aan de firma Francke, te Bremen, die het ini tiatief in deze zaak genomen en het plan op eigen risico ontworpen heeft. TWEEDE KAMER. Zitting van. Dinsdag 6 Dec. (Vervotg). Bij de artikelsgewijze behandeling der begrooling verdedigde dc heer Hugen- h o Itz het amendement om de aanstelling van een kanselier aan het gezantschap te St. Petersburg niet tc bewilligen, in afwachting eener meer bevredigende re geling der werkzaamheden aan dezen post, bij het gezantschap verbonden. meenden tante en nicht, in die vluchtige klacht, duidelijk niet net woord „tot weer ziens", maar „vaarwel" te hooren. HOOFDSTUK III. Zelve diep geschokt, poogde lady Ros wald den jongen markies aan -die pijnlijke aandoeningen te onttrekken, door zich met hem naar de herberg te begeven, en d&ar te wachten op het voor het vertrek vastgestelde uur. Inmiddels liet Piernic op den nog ge heel rechten weg zijn paard lustig vc draven, tegelijkertijd steelsgewijze op dame lettend, wier droevige houding hem verontrustte. Frédéric de Clarens had het zich niet verbeeld. Voorover gebogen, haar gelaat in de handen verborgen, had d: markiezin haar tranen niet ku iien weerhouden. Nu 'en .lan wendde zij slechts het hoofd, om achter haar te kijken. En toen zij zoo ver waren, dat "bij een kromming van den weg de herberg uit het oog werd verloren stond zij op en begon in haar steeds feS Ier wordende smart, 'aar- wel!" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5