staten-genëraalT"
F——"
bestuurder, „BIESIOT van de Haar
lemmerstraat opent hedenavond 'n
nieuwe winkel en daarom.../'
De Heilige was de tram reeds uit en
op den winkel toegestapt, waar hij 'n
massa marsepain en ^ndere snoeperij!
insloeg, en tevens ,een flinke be.-.r>/l-
Tmg opgaf van de bekende koek „Hol
land's Roem".
jOnderfusschen ging Pieterman, die al
ioo lang gezeurd had oin een goede fiets
lantaarn, bij HENRI F. W. MEIjERAAN,
rijwielhandelaar H o o g e w o e rdi 36, een
helder lichtgevende earbid-Iantaarn koo-
pen.
Toen gingen we vermoeid naar huis,
waar wc een pakje vonden met Anthraciet
briketten van de Firma CREYGHTON,
Kantoor Middelweg 19c, waarvan de
roep uitgaat dat ze zoo lang kunnen
branden.
We besloten dan ook te trachten er ge
durende der. nacht den haard mede aan
te houden, daar we naar ons bed verlang
den om 's anderdaags weer fiisch te zijn
voor onze wandeling.
fWordt vervolgd.)
Uit de PerSo
De Roomsch katholieken en de kermis.
De „N edermelding makend
van hetgeen wij over bovenstaand onder
werp schreven, geeft dadelijk toe, dat
haar woordende R. K. zijn over 't al
gemeen nergens te vinden voor de af
schaffing van de kermis, een min-ge'.ukki-
ge formuleering van haar gedachten ga
ven, en dat liet blad aan Leiden, dat een
goed voorbeeld gaf, niet dacht.
„Maar daarmee, vervolgt het C. H. or
gaan, is toch de tegenspraak van ons be
weren door de „Leidsche Ct." volstrekt:
niet gerechtvaardigd. Het blad za' toe
geven moeien, dat de Roomsch-Katho.ie-
ken jarenlang de anti-revolutionairen ('t
woord in algemeen en zin genomen) in
den strijd tegen de kermis alleen hebben
laten staan, en dat, waar zij dit niet deden
in den laatsten tijd, van een gelukkige
kentering moet worden gesproken. De
opmerking van de „Leidsche Ct.", dat in
de Sleutelstad de Chr. Hist, zwegen, en
dat wij dat niet meldden, beteekent niets,
omdat zij in den Raad alle vóór de af
schaffing stemden. In Utrecht stemden
alle Roomschen op één na tegen, in
Haarlem het blad vermeldt het zelf
is alleen de heer Thyssen voorstander der
afschaf.ing. Andere roomsch-katholieken
hebben daar, enkele jaren geleden, de
kermis nog warm verdedigd.
Het zal ons steeds verheugen, wanneer
het minder wordt, maar het gaat niet aan
om gevolgtrekkingen omtrent oud-liberale
sympathieën te maken naar aanleiding
van één, ook door ons betreurd geval,
terwijl men de oogen sluit voor de geval
len die dergelijke verwijten in andere
richting beter gemotiveerd zouden doen
£'in-
iJat alleen hebben wij willen doen uit
komen."
Met de laatste alinea's kunnen wij vol
komen accoord gaan.
Het fiasco van mr. Goeman Borgesius
in de rumoerige Kamerzitting van Vrij
dagmiddag, waarin de leider der Unie
liberalen, mr. H. Goeman Borgesius, de
regeeriug beschuldigde bij het verleenen
eene medaille, te hebben onderzocht of de
gedecoreerde wel posit.ef Christelijk was,
is de afgevaardigde van Rotterdam 1 van
een koude reis thuis gekomen en heeft
met zijn bewering een leelijk fiasco ge
maakt.
L;it erkennen allereerst de Kamerovcr-
zichtsohrijvers der liberale bladen.
Zoo erkent de „Nieuwe R o 11 e r d.
Courant" dat het beroep van mr. Goe
man Borgesius vrij zwak werd, toen later
uit de mededeelingen van minister Talma
bleek, dat de rechercheur, die dit onder
zoek heeft ingesteld, allerminst in op
dracht van de regeering had gehandeld.
En de „Ni eu we Courant" laatz.ch
aldus uit:
„De onwaarheid van het feit: dat een
rechercheur naar de positieve christelijk
heid van bedoelden meesterknecht was
komen vragen, was hiermee niet aange
toond en de heer Borgesius hield haar
dan ook vol, zeggende, dat, al stond de
Minister zelf hier geheel buiten, het toch
als een bedenkelijk gevolg van den regee-
ringskoers moest worden aangemerkt, dat
door of vanwege welke autoriteit ook, ter
zake van zulke onderscheidingen naar ge
loofsovertuiging werd geïnformeerd'. In
dit antwoord ligt een grond van waar
heid, maar die hier en op dit oogenblik
geen indruk meer kon maken. Want de
vermelding van het feit had deel uitge
maakt van een feilen aanval op het
ministerie en daarvan was 4e spits
volkomen afgebroken door het recht-
sireeksche bewijs eener volkomen ont
stentenis van alle regeeringsverantwoor-
delijkheid voor deze daad."
Wijselijk voegt het blad er dan ook aan
toe
„Uit dit incident bleek opnieuw, dat
critiek op benoemingen een buitenge
woon moeilijk te hanteeren wapen is, ge
vaarlijk voor dengene die het gebruikt,
zelfs als hij een zoo oude rot is als de
heer Borgesius."
De hoefijzer-correspondent van het
y,H a n d e 1 s b a d" schreef
„Het spotgelach en gejoel aan de rech
terzijde en aan de Ministerstafel toonde
dat de afgevaardigde van Rotterdam I
met deze woorden nauwelijks zijn aftocht
had gedekt.
Want inderdaadAls beschuldiging te
gen de regeering beduidde het medege
deelde niets/-'
Ten slotte de „neutrale" „Telegr.": j
„Het waren woelige oogenblikken en,
naar ons voorkwam, voorloopig voor den
heer Borgesius niet erg gelukkig. Z'n
fout was, dat hij bij zijn eerste mededee-
ling niet duidelijk liet uitkomen geens
zins de Regeering te willen be
schuldigen van het onderzoek."
Als de liberale bladen reeds zoo schrij
ven, blijkt maar al te goed, met welk een
onbeduidend geval de heer Goeman Bor
gesius de Regeering wilde verpletteren.
Borgesius heeft pech, zegt het „H u i s -
gezin" dan ook terecht. De heer Borge
sius is een parlementaire ongeluksvogel.
„Gerijpt en grijs, met het etiquet „po
litieke siimmeling" door den heer Treub
versierd, is hij Iichtgeloovig als een kind.
Hetgeen zijn politieke tegenstanders,
vooral als die minister zijn, wordt ten
laste gelegd, gelooft hij als een evange
lie.
Met zoo'n. groote dosis lichtgeloovig-
heid moet hij natuurlijk vastloopen.
En hij is er leelijk mee vastgeloopen.
Men had hem verield, dat de regeering
alvorens z,j aan een werkman een eere-
medail e verleende, had laten onderzoeken
of cle man wel zuiver in de christelijke
leer was.
Zoo iets was een schandaal, en de heer
Borgesius trok dan ook geducht tegen het
ministerie van leer.
Het leek voor den vaak onfortuinlijken
ouJ-nii .ister een politiek fortui t e.
Ei'acie, er b.cek van he: neele vertelsel
geen woord waar.
En de heer Borgesius stond daar met
beschaamde kaken.
De lieele liberale pers erkent en be
weent des heeren Borgesius' f'.aier.
't Is te hopen, dat de heer Roodhuyzen
zijn trouwen secondant, mat t debiteeren
van een goede mop den ouden heer weer
een beetje op dreef heeft weten te bren
gen.
Nog zoo'n domheid', en wat er van
Borgesius' gehavende reputatie is over
gebleven is naar de maan.
Het gevaar der openbare leeszalen.
Ds. P. J. Kromsigt van Amsterdam
komt in de „N e d e r 1 a n d e r" nogmaals
terug op hetgeen hij vroeger over de
openbare leeszalen heeft gesclueven.
Ik heb, zoo schrijft hij, na hetgeen van
verschillende zijden i£ ingebracht, nog
eens rijpelijk over de zaak nagedacht,
doch mijne conclusie is dezelfde geble
ven in van overheidswege ge
subsidieerde leeszalen ligt een
ernstig gevaar voor ons volks-
le ven, tenzij men zeer strenge
waarborgen stelt, ten opzichte
van godslasterlijke, z e d e 1 o o ze,
gezag ondermijnende en onbe
duidende literatuur (dit laatste,
opdat-de menschen zich niet „dom" lezen,
want dat kn ook.()
Nu heeft tot nu toe niemand aange
wezen langs welken weg voor bedoelde
waarborgen kan worden gezorgd.
Derhalve blijft mijne conclusie: de over
heid, inzonderheid een Christelijke
overheid, moet zich van steun in deze
onthouden, omdat zij' zo o g r o o.t e ver
antwoordelijkheid niet op zicli ne
men mag, en heeft dus deze zaak over
te laten aan het particulier initia
tief.
Schr. merkt verder op, dat het van
de tegenstanders handig is, dat men ons
bij de Roomschen indeelt en dan schermt
met een zoogenaamd „Protestantsch be
ginsel", precies op dezelfde manier zoo
als men het woord „vrijheid" vaak ge
bruikt in een geheel anderen zin dan
de „vrijheid van den Christenmensch"
waarvan Luther sprak. Doch ik g,a daarop
niet te diep in. Mijn hoofdbezwaar blijft
rijp cn groen leest er rijp en
groen.
Het leven heeft sommige n a t u u r 1 ij-
ke veiligheidskleppen. Wij
hebben drukpersvrijheid, die uit den
aard der zaak zoo ruim mogelijk moet
zijn. Daardoor verschijnt er heel wat
giftige en zedelooze lectuur. Doch nu is
de natuurlijke veiligheidsklep deze, dat
niet iedereen alles koopen kan, waarin
hij -zoo eens lust heeft. De keuze wórdi.
dus beperkt en zoo kiest men allicht met
meer ernst dan men anders zou gedaan
hebben. Zóó ligt er dus heel wat on be-
dui dendeen giftige lectuur te ver-
bleeken voor de ramen onzer boekwin
kels en doet verder geen of weinig
kwaad. Ik zie dat vaak met vreugde.
Doch nu zal men 'deze natuurlijke
veiligheidsklep wegnemen en zul
ke giftige literatuur op eens met volle
handen werpen onder de menigte. In
derdaad, dit is geen kwestie, die „het
Protestantsche beginsel" in het geding
brengt, maar dit is, zooals cle „Stand
aard" terecht opmerkte, eene „p a e d a-
gogische kwestye".
Jongens en meisjes van 18 jaar lig
gen natuurlijk bloot voor de meest onbe
kookte theoriën. Vrije liefde, vrijheid van
gezag, anti-militarisme, anarchisme, dat
alles ligt geheel in hunne lijn. Als men
eens hoort, wat er zoo al omgaat onder
onze tegenwoordige jeugd', dan staat
men verbaasd. En als men dan naar de
oorzaak vraagt, dan vindt men die meest
al in zedelooze lectuur. Vooral-
indien de genoemde fraaiigheden in ro
manvorm worden voorgesteld, dan
worden ze meestal geheel argeloos aan-
gc nemen. Hoe menig leven is door zul
ke vergulde pillen voor goed bedorven
Schr. deelt vervolgens iets uit pjm
ondervinding mede:
Toen ik eens met iemand sprak over
een dergelijke bibliotheek, deelde deze
perspon. mij mede: „Vrpeger piochteui
hier de boeken van Zola niet uitgeleend!
worden, zij waren niet In circulatie,
thans sinds jaren wel." Hij vond dit
blijkbaar een vooruitgang. Men was nu
over die bekrompenheid heen. (Wat ik
dan ook te Dordrecht zag liggen, [was
geheel van het door mij veroordeelde
genre. Laat men maar eens onderzoe
ken.)
Dit is een typisch staaltje. Zoo zal het
ook in de toekomst gaan. Op^enrtiare
leeszalen worden noodwendig op eik-
gebied hoe langer hoe rood!er.
De radicalen schreeuwen steeds het
hardst en dezen zullen dus steeds den
meesten invloed hebben. Alleen als men
de zaak aan het particulier initiatief over
laat, is er eenige kans, dat men nog dra
gelijke leeszalen vindt, omdat men dan
met de locale kleur van een plaats al
thans eenigszins rekening moet houden.
Hier kunnen dan ook de meer conserva
tieve en orthodoxe elementen hun in
vloed ten goede aanwenden.
Doch als alles g.a;t u it den rcotöfl
staatsbuidel, is ook deze waarbo.g weg.
Ook zullen dan deze leeszalen zinkputten
blijken, die hoe langer hoe meer geld
verslinden, thans f 10,000, straks
f 100,000 enz. Zoo za! dan de overheid
met haar eigen geld haar eigen gezag
steeds meer laten ondermijnen.
In het verlichte Rotterdam.
De „Nieuwe Koerier" neemt een
loopje met Brusse, den bekenden schrij1-
ver van „Onder de Menschen" in de „N.
R. Crt.", die in Sittard' had vertcfefdl
onder enkele kroegloopers, en toen ge
noeg van onze katholieke streken wist,
om ze te beschuldigen van een „bijge
loof waarvan ge versteld zoudit
s ta a n."
Maar in een echt Rotterdamsch volks
blad, een blad, dat met duizenden gele
zen wordt in de vaderstad van Brusse,
in de stad, waarin de liberale „N.iR.Crt."
sinds tientallen van jaren zijn liberale be
schaving heeft gebracht, ziet de „N. K."
iets, wat ze nooit of nimmer in een en
kel Blad zagen van het katholieke Zui
den.
Niet minder dan 17 advertentiën treft
het aan van z.g. planeetkundigen, die
de toekomst van alle mogelijk verborgen
zaken voorspellen.
Toe, Mijnheer Brusse, ga in uw eigen
stad, in het verlichte Rotterdam eens
rondzien, en u zult daar een bijgeloof
vinden, zooals wij het ons in onze katho
lieke streken miet droomen kunnen. Want
werd er geen bijzonder ruim gebruik ge
maakt van deze „planeetkundigen", die
ook ziekten genezen, zooals uit de aan
kondigingen blijkt,-dan zouden er in één
enkel nummer van één "enkel -Rotter-
damèch volksblad, geen zeventien men
schen zijin, die zich voor deze bijgeloovi-
ge praktijken, aanbieden.
Wellicht kan dan de heer Brusse in
eene eerlijke bui bekennen, dat Limburg
beschaafder is dan Rotterdam, inldée.i
het zich bezighouden met bijgeloof als
maatstaf wordt aangelegd.
EERSTE KAMER.
Oorlogsbeleid.
Bij het afdeeiingsonderzoek van eene
suppletoire oor'.ogsbegrooling 1910 gaven
e .ele leden ontevreden ov.er de in
diening, bq deze aanvullingsbegrootiiig,
van nieuwe, ingrijpende voorstellen
als hun oordeel te kennen, dat op dezen
Minister van Oorlog vóór alles de plicht
rust om te komen met voorstellen betref
fende algeheele reorganisatie van het le
ger, door herziening van de Mi'.itiewet.
Van uit dit oogpunt bezien, meenden
deze leden sommige der bij de suppl.
Begrooting gedane voorstellen te moeien
afkeuren, omdat, in afwachting van de
groote taak, die op 's Ministers schouders
rust, alleen de zaken van het Departe
ment moesten gaande gehouden worden.
Andere leden konden deze uiterst pes
simistische beschouwingen niet deelen,
ofschoon zij toegaven, dat veel bij het le
ger verbetering eischt. In allen gevalle
is deze Minister 'niet uitsluitend verant
woordelijk voor de heerschënde misstan
den. Ook zij verlangden, dat de Minister
spoedig met een doeltreffende wijziging
van de Miiitiewet zou komen. Zij konden
zich echter niet voorstellen, dat door een
dergelijke wetswijziging ineens, a'.s bij
tooverslag, alles ten goede zou verande
ren.
Over de verschillende posten dezer sup-,
pletoire aanvraag werd nog in uiteenloo
penden zin van gedachten gewisseld.
Voedingsgeld voor gehuwde
onderofficieren.
In zijn antwoord op het Voorloopig
Verslag omtrent het desbetreffend wets
ontwerp-tot verhooging der Marinebe-
grooting voor 1910 merkt de Minister op,
dat hij door de indiening van dit ontwerp
niet heeft gehandeld in strijd met vroe
ger door hem ontwikkelde denkbeelden,
en dat evenmin de destijds door hem ge
opperde principieele bezwaren thans ter
zijde zijn gezet.
Wordt door de voorgestelde regeling
te gemoet gekomen aan den door een
groot deel der leden van de Staten-Gene-
raal geuiten wensch, de dienstbezwaren
welke voortspruiten uit eene regeling tot
uitbetaling van voedinggeld worden ook
door haar ondervangen.
Wat nu de thans voorgestelde wijze
van toekenning van voedinggeld betreft,
deelt de Minister niet de vrees, dat niet
immer de toelage welke onderofficieren
^qljen ontvangen4 zal worden feesteedxoor
het doel, waarvoor zij worden gegeven.
In enkele gevallen, waarin vaststaat, dat
de betrokkene zich aan de onderhouds
plichten van zijn gezin onttrekt, zal de Mi
nister niet aarzelen om de noodige maat
regelen te nemen.
Dat een onbillijkheid zou worden be
gaan tegenover de gehuwde korporaals
en minderen, kan de Minister niet toe
geven.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag 29 N-nvc'ntber.
Minister Heemskerk zijn rede
vervolgende, bestreed de stelling dat er
een nieuwe partij-formatie moet komen.
De regeering sluit zich niet aan bij dien
aandrang naar eene nieuwe groepeering,
welke plaatsende op het standpunt van
Dr. Kuyper dat de rechtsche coalitie be
houden moet blijven in 's lands belang.
De klacht van verscherping der antithese
door dit kabinet wees de Minister beslist
af. Trouwens van linksche zijde is zelf
erkend dat de Regeering niet uitdagend
optreed. En waar dit nu zoo is, kon de
Minister zich de klacht over de antithese
niet anders verklaren dan dat men er
zich bij de linksche partijen verzet, tegen
het bestaan van andersdenkenden die dan
toch in ieder geval dingen doen, waarop
de Regeering geen invloed kan uitoefenen.
Daar behoort men zich links* bij neer
te leggen, als het ware te toonen dat men
de zon in het water kan zien schijnen.
Wat b. v. gebeurd is in kerk te Dordrecht,
daartegen kan de Regeering toch nietsdoen
en men zal toch zeker niet wenschen dat
de Regeering zich mengt in dergelijke
confessicneele geschillen. Ook uit het
openstellen van hel Rijksmusseum te Am
sterdam op Zondag, een half uur later
dan gewoonlijk, valt niets af te leiden
voor een recht der Regeering om de an
tithese weer op den voorgrond te brengen.
Die maatregel is eenvoudig genomen om
de suppoosten gelegenheid te geven de
volledige godsdienstoefening in de kerk
bij te wonen. Een streven naar Zondags
heiliging is bij de Regeering niet
zoo sterk merkbaar de regeering bepaalt
zich tot maatregelen gericht tegen ver
storing van zondagsheiliging dat tegen
dingen in strijd met de Zondags rust is.
Het door eenige sprekers gecritiseerde
ontwerp betreffende gehuwde ambte
naressen grijpt niet in het huwelijks
leven want het is niet gericht tegen ge
huwde ambtenaressen, maar tegen ambte
naressen, die voornemens zijn in
het huwelijk te treden. Met de antithese
heeft het absoluut niets te maken.
De benoemingen door de regeering
gedaan, geschieden met de meeste on
partijdigheid. Dikwijls, en vooral bij
burgemeestersbenoemingen is het vaak
wenschelijk, de richting van den te be
noemen persoon te weten met het oog
op de richting der bevolking van de
plaats waar hij burgemeester zal worden.
Als een staaltje van de onpartijdig
heid bij burgemeestersbenoemingen deel
de de Minister mede, dat sedert zijn op
treden burgemeestersbenoemingen zijn
geschied, waarbij 25 kaïholieken zijn
vervangen door evenveel katholieken,
drie protestanten door drie protestanten,
en een katholiek is benoemd in plaats
van een protestant. In geen enkel opzicht
heeft noch rechts noch links eenige
reden van klagen over den Minisler, die
zich van een volkomen vrij geweten be
wust is in de aangelegenheid der be
noemingen. Ook is volkomen onwaar
dat naar de godsdienstige gezindheid
der candidaten geïnformeerd wordt. Van
een inquisitoriaal onderzoek is geen
sprake. Wat betrett het geval van de
verleening van een medaille aan een
werkman van den lieer Leis te Kinder
dijk verzekerde de Minister dat ook
daarbij noch door de regecring noch
door den burgemeester van Rotterdam
een speciaal onderzoek is ingesteld naar
de godsdienstige richting.
Spr. gaat over tot de kwestie van den
Rotcercamschen burgemeester.
De burgemeester van Rotterdam staat
boven elke verdenking, dat hij een aan
beveling tot decoratie afhankelijk zou
wenschen te maken van de godsdiensti
ge richting van den te decoreeren per
soon. De rechercheur met het onderzoek
belast, heeft geheel uit zich zelf het on
derzoek ingesteld op zijin eigen wijze.
Wat betreft de Heldersche kwestie
hierop zal nader teruggekomen worden
bij de behandeling van de marinebe-
grooting, maar de Minister van Marine
heeft tot dusver alles meegedeeld wat
gebeurd is tot aan de ontslagaanvrage
van vice-admiraal van den Bosch. De
houding van de regeering in deze zaak
had meer waardeering verdiend.
Men zegt dat de Minister van Mari
ne opperdominé is en tegelijk klaagt men
dat ds. Warners geen ambtenaar is, maar
als ds. Warners ambtenaar was, dan
zou juist de minister opperdominé zijn.
De minister weersprak de bewering
dat de regeering door indiening van het
kustverdedigingsontwerp zich gemakke
lijk heeft gemaakt door doode weermid
delen beter te willen maken dan leven
de. Dit is onjuist, waar de regeering
immers aangekondigd heeft de herzie
ning der Miiitiewet, die levende weer
middelen betreft. De Minister weersprak
ten stelligste dat het kustverdedigings-
voorstel is geboren onder pressie van
het buitenland, een onbillijk en anti
nationaal verwijt, waar de regeering nim
mer aanleiding heeft gegeven tot die
verdenking, dat zij zich door vreemde
pressie laat leiden. Waar gewezen is
op de mislukking van het twee-ploegen,,
stelsel bij het leger ocioogde de Minis
ter dat dit stelsel nooit is aangemerkt
als oplossing der militaire quaestie. .Wij
ziging der Miiitiewet zil Get vee! (neer
lasten meebrengen a.s bij den tcgeni
woordigen toestand.
De Minister bestreed daarna dat Jiei;
onder het tegenwoordig bewind Ver-*
keerd gaat met de sociale wetgeving.
Het was Minister Talma niet mogelijk
eerder met üe socia.e verzekeringen te
komen het betreft hier ten hoogst moei
lijke materie en daaroq moet rekening
gehouden worden met de organen, die
werkzaam moeten z-;u om die wetsont
werpen tot uitvoering ie brengen. De
ziekteverzekering u .iu ingediend; de
ouderdoms- en invaliditeitsverzekering is
bij den Raad van Sta ie, terwijl de her
ziening der ongevahenwet zoover gevor
derd is, dat z.j in December gereed zal!
zijn waarschijnlijk. Spreker deed ecu be
roep op de medewerking der Kamer, ten
einde üe sociale verzekeringen zoo spoe
dig mogelijk tot stand te brengen. Zeker
is het, dat zonder tariefsverhooging geen
geld te vinden is voor sociale wetgeving».
Wat betreft 's lands financiën, stelt
men slechts op kunstmatige wijze den
Minister van Financiën verantwoordelijk
voor den toestand. Spr. gaf de verzeke
ring, dat vóór de tegenwoordige begroo
ting werd ingediend, er bezuinigd is zoo
veel maar eenigszins mogelijk was, juist
omdat Minister Kolkman zich schrap
stelde tegenover zijm ambtgenoot©».
In verband hiermede bepleitte de Mi
nister een andere wijze van behandeling
van het budget, daar hij de tegenwoor
dige wijze waarbij tijd te kort komt eii
de begrooting niet practisch genoeg kan
behandeld worden, een ziekte in onsi
staatkundig leven acht. Er moest niet
ieder jaar een begrooting behoeven te
worden ingediend.
Eindigende zeide de Minister, dat het
Kabinet blijft rekenen op den steun der
geheel e rechterzijdedat de steun der
linkerzijde niet wordt afgewezen en ver
klaarde hij nadrukkelijk, dat de tariefs-
verhooging in 's lands belang beslist
moet tot stand komen, anders wordt het
vooruitzicht wanhopig.
De Minister van Financiën
hoopte, dat hij dit jaar voor het Laats!
zou behoeven gebruik te maken van het
noodmiddel van opcenten-heffing op het
bedrijf. Onjuist is, dat de Minister de
successie- en de inkomsten-belastingen
van het Kabinet-De Meester zou heb
ben overgenomen, na er vroeger als Ka
merlid tegen te hebben geageerd. Steeds
heeft hij die belastingen noo-dig geacht.t
Evenzeer weersprak de minister ten
stellgiste, dat hij een veranderd stand
punt ten opzichte zijner financieeie plan
nen had ingenomen. Er is alleen buiten)
zijn wi'. en tegen zijn zin vertraging in de
uitvoering gekomen.
De minister deelde mede, dat het wets
ontwerp, waarbij een debietrecht op tabak
wordt geheven hedenochtend van den.
.Raad van State door den minister is terug
ontvangen-
Spreker zette uiteen, dat de financieeie
toestand er inderdaad donker uitziet,
maar overdrijving ook in deze schaadt
en reden om het hoofd te laten hangen is
er in geen geval. De raming, dat het ta
rief minstens 40 millioen zal opbrengen,
zal naar menscheüjke berekening niet te
genvallen. Hij hoopt dat in het voorjaar
van 1912 de inkomstenbelasting behan
deld zal kunnen worden.
De minister kwam in den loop zijnen
rede er tegen op, dat men zijn beslist
voornemen om een gedeelte van het tarief
te bestemmen voor de ouderdoms- en in
validiteitsverzekering, als volksmisleiding
heeft gekenschetst en zette, in de verdere
verdediging van zijn beleid tegenover de
heeren De Meester en Patijn uiteen, dat
beslist 9 millioen gereserveerd zal wor
den voor de ouderdomsverzekering. De
minister verzekerde, dat op den dag dat
aan de reserve, die hij voor de ouder
domsverzekering op die wijze zal hebben
gevormd, gebruikt zou worden voor een
ander doel, hij niet zou aarzelen zijn por
tefeuille ter beschikking te stellen.
Wat voorts het tarief betreft, denkt de
minister er niet aan, de eerste levensbe-
hoeften als tarwe, graan of rogge te
belasten.
Spoed zal worden gemaakt, deelde de
minister, nog mede, met het wetsontwerp]
waarbij aan de rijkspostspaarbank be
voegdheid zal worden verleend een bui-
tenlandsche wisselportefeuille aan te leg-
gen.
Voor een belasting op goederen in de
doode hand gevoelt de minister niets, en
een voorstel op dat stuk is niet van herrt
te verwachten. i'
De Minister heeft zijn rede geëindigd,
Morgen half 11 voortzetting van hef'
algemeen debat.
Justitiebegrooting.
Aan de Memorie van Antwoord word!
het volgende ontleend Met groote in
genomenheid nam de Minister kennis vati
de woorden van I
hulde enwaard'eeringi
in het voorloopig verslag gewijd aan' dé
bekwaamheid en toewijding van zijneif
verdienstelijken ambtsvoorganger, Mi
nister Nelissen.
Voor de welwillende wijze waarop
door vele leden het optreden van dleif'
Minister werd begroet, is deze ten zeer*.'
ste erkentelijk.
Dat inderdaad een krachtig etrevdf
bij hem voorzit, om de 1
openbare z edel ij kheid
waar mogelijk, te bevorderen, hoopt hl]
te hebben getoond en gaarne *al Jijj