Naar zijn land teruggekeerd. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 22 November. Uit de Pers. Het hof en de Katholieken. Daarover deelt „De Tijd" nog een en jander mede: Onder de benoemingen, welke zonder het contraseign van een verantwoorde- ljik raadsman der Kroon geschieden, be- hooren ook die tot Kamerheer van H- M. de Koningin. Thans zijn er 82 Kamerheeren. En van die 82 zijn er 10 Katholieken. Zegge 10 Katholieken! En alle die 10 Katholieken zijn, behalve twee ervan, die gezant zijn, jen één, die de eenige dienstdoende katho lieke Kamerheer van de Koningin is, be- hoemd in de katholieke provinciën Lim burg en Brabant, plus écn in Utrecht. Uit de andere provincies niet ééngeen pit Friesland, geen uit Groningen, geen uit Drenthe, geen uit Overijsel, geen uit Gelderland met zijn talrijken Katholieken adel, geen uit Zeeland, geen uit N.-Hol- jand en zelfs geen uit Z.-Holland. \Caar- tan zou dit liggen? moge wederom de redactie van „De Tijd," verbaasd vragen. Zouden er in Z.-Holland b.v. inderdaad geen Katholieken te vinden zijn, die in aanmerking zouden kunnen komen voor -en dergelijke benoeming? Maar waar- pan zou het dan liggen? Geld kost het zelfs niet, want de Kamerheeren i. b. d- .ivorden niet betaald. Maar nog sterker'. De niet-verantwoor- ielijke raadslieden der kroon hebben zelfs in de twee katholieke provincies, rvaar de Protestanten met een lantaarntje te zoeken zijn, inderdaad die lantaarn ter hand genomen en zij hebben èn te Maas tricht (deze is thans overleden) èn te Den Bosch zoowaar nog een protestantsch ka merheer kunnen doen benoemen. En evenzoo is het met de dames, die aan den dienst van H. M. de Koningin verbonden zijn. Geen Katholieke hofda me, geen katholieke Dame du Palais, zelfs geen katholieke Dame du Palais honorai- Voor verbazing bij eenzijdige benoe mingen, welke geschieden na voorlich ting der niet-verantwoordelijke raadslie den der Koningin, is niderdaad geen re den. Eerst komen de Turken nog aan de beurt. En dan misschien de Katholle- ken." De Papendrechtsche Rechtszaak. Nog eenige bladeai spreken hun mee ning uit over deze geruchtmakende zaak voor zoover het 't psychiatorisch onder zoek betreft. De „Tijd" meent, dat de verooit- .waardiging van „Nieuwe Courant" en andere bladen over dit optreden van de psychiaters ongegrond is. „jarenlang toch hebben zij hare ko lommen ter beschikking gestéld, om de moderne strafrechttheorieën te verkon digen. Men beklage zich thans niet, wanneer die theorieën in toepassing ge bracht worden. Men heeft dus gewild1 men ontvangt het verdiende loon, Ja renlang heeft men geroepen om den psychiater in 't strafproecs; welnu, hij is er thans, aan den modernen 'thans de taak hem hartelijk welkom te heeten. Zijn aanwezigheid aldaar ligt immers ook geheel in de moderne lijnniet meer aannemend den vrijen wil en dien tengevolge wegvallend zedelijke verant woordelijkheid, schuld, was voor straf Igeen plaats meer, slechts van behan deling kon sprake wezen, en daarbij zou duidelijk aan den psychiater de be langrijkste rol moeten worden toebe deeld. Een principieel verschil toch t_us- schen den krankzinnige en den misdadi ger bestaat dan niet meer". Het blad wijst er dan op dat bij de vertooning te Arnhem schier gansch het Nederlandsche Volk dan weer in scha terlach uitbarst, dan weer uit zijn diepe verontwaardiging. Maar het past niet, dat zij, die als de auctores intellec- tuales van dit alles te beschouwen zijn, zich thans afwenden, zich mede scharen FEUILLETON. Uit het Duitsch van J. Jegertehner. 8) Op zekeren avond kwam zij hem een stukje vleesch, wat gebakken aardappe len en een halve flesch wijn brengen. Zij had stroo moeten halen voor de geiten, zeide zij, alsof zij een verontschuldiging zocht voor haar komst en had toen met een wat eten voor hem meegebracht. Zoo dag aan dag niets dan brood te eten, werd toch op den duur wat eentonig. „Ik dank u ten zeerste," zeide hij, aan genaam verrast. „Ik ben u integendeel veel dank ver schuldigd", betuigde zij, „als ik u voor uw werk had moeten betalen, zou ik niet .weten waar het geld vandaan te halen." „Dat geloof ik gaarne", antwoordde hij glimlachend, „daarom is het maar goed, dat ik terug ben gekomen. Maar ga toch even zitten, ik zal den stoel buiten ha len." „Neen. dank u, ik ga dadelijk weder Iweg.y onder de spottende, hoonende menigte en thans niet meer willen kennen het moderne strafrecht, waarmede zij in zijn glorierijke dagen zoo gaarne omginF gen. Ons echter, die steeds tegen het mo<- derne strafrecht gekant waren, zal men een zeker leedvermaak niet euvel duiden nu de moderne psychiatrie, bij haar eer ste optreden in volle kracht, zoo janv- merlijk fiasco heeft gemaakt, dat ze aan stonds onder spot en hoon begraven is en voorloopig wel niet meer op zal staan. Maar niet alleen is spot ons geoor loofd, plicht ook is het te nrotesteeren tegen het psychiatrisch onderzoek, ge lijk dat heeft plaats gehad. Wij protesteeren er tegen, dat men niet slechts voorlichting gezochlt heeft bij de psychiaters, maar aan hen de leiding heeft overgegeven, hun een over wegenden invloed in 't strafproces ge^ schonken heeft, een invloed, waaraan blijkbaar noch de advocaat-generaal, noch het Hof zich geheel te onttrekken wist. We protesteeren er tegen, dat getui gen zijn onderworpen aan een zooda nig psychiatrisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn gepubliceerd met het ge volg, dat die personen levenslang als halve gekken, sukkels, abnormalen bekend staan. Waarlijk, de pijnbank van weleer was te verkiezen boven de gees telijke pijnbank, die thans is ingevoerd. We protesteeren ook tegen de psy chiaters zelf. Voorop stellen we, dat een onderzoek naar personen veelal vei liger ingesteld zal worden langs een voudiger, minder geleerden dan langs psychiatrischen weg. Maar wil men psychiaters, dan kieze men althans personen, die staan op den bodem der zelfde beginselen, die ook aan ons strafwetboek ten grondslag lig gen. Anders toch biedt een eventueel uit te brengen rapport geen voldoenden waarborg. En nu erkennen we gaarne, dat de hier genoemde deskundigen man nen zijn, die het in de n a t u u rwetem- séhap zeer ver gebracht hebben, maar het zijn dan toch mannen, die dan ook alles bezien uit natuurwetenschappe lijk oogpunt met verwerping van het b o- venuatuurl ijke; mannen, die bver zielkunde spreken, maar allerminst erkennen de onsterfelijke ziel, door God naar Gods beeld geschapen, begaafidi met rede, verstand en vrijen wil. Het blad protesteert eindelijk tegen de door de psychiaters gestelde vra gen. De vraag omtrent Onzen Lieven Heer is eenvoudig schandelijk. En de andere vragen Als men weet, dat Garsthagen sjouwerman te Papendrecht is, dan mo gen de psychiaters zeer wetenschappelij ke mannen zijnhoe men met plattelanf- ders praten moet, weten ze niet. Is dat nu een verhoor, dat men af neemt, om op de hoogte te komen van den geestestoestand en de ontwikkeling van een plattelandsbewoner? 't Is be lachelijk. Garsthagen werd door de psychiaters voor imbeciel verklaardeen verrassend resultaat zoude men allicht verkrijgen, indien de psychiaters eens onderzocht werden door een drietal plattelanders met gewoon gezond verstand. Wellicht vindt 't Hof nog termen alvorens uit spraak te doen een onderzoek der psychiaters te gelasten overbodig ware zulks na dit rapport allerminst. Wij zul len het heden hierbij laten, ofschoon de stof zeker niet is uitgeput. „Besluiten wij, zegt het blad, met te constateeren, dat het moderne straf recht een allerongelukkigst debuut heeft gehadhet zal nu toch wel voelen, dat 't zich maar liever moet terugtrekken in de deftige, wetenschappelijke con- grenza'len; daar wordt 't toegejuicht; komt 't onder 't volk, dan wordt 't be spot, gehoond, uitgejouwdhet volks rechts bewustzijn blijkt nog gezond te zijn. Te betreuren blijft, dat der justitie en der psychiatrie door het gebeurde een gevoelige slag is toegebracht. Maar beter dan zulks te vergoelijken j.s het zulks ruiterlijk te erkennen, er krachtig tegen „Gij zijt zoo ernstig, Victorine. Scheelt u iets?" „Niets lichamelijks, maar mijn jongen de oudste, is gisteren van de recruten- school teruggekeerd en nu is hij zoo in genomen met het soldatenleven, dat hij zich bij de Pauselijken in Rome wil gaan aanmelden." „Laat hem gerust gaan, Victorine. >,De zouaven worden goed betaald en later krijgt hij pensioen." „En dan ook", hernam zij met tranen in de oogen „is het vandaag zeven jaren geleden, dat mijn man gestorven is. Ik kan hem nog altijd niet vergeten. Ik ga nu nog even naar de kerk om vóór hem te bididen." Frans keerde zich om en plukte een paar grassprietjes af. „Dan loop ik nog een eind weegs met u mede", zeide hij, haar vóórgaande^ Zoodra het dorpje in het gezicht kwam, trad zij op hem toe en greep zijn hand. „Ge zijt toch niet boos op mij, Frans? Hij had nog nooit zooveel hartelijkheid en genegenheid in haar blik gelezen als nu. Hét scheen diep uit haar ziel voort te komen. Wat thans in hem omging, kon hij niet met woorden weergeven, maar op dit oogenblik was hij er vast van overtuigd, dat zij zijn wenschen kende en dat zij hem de jstpart van een pieu,w,e te- te protesteeren en zóó te bereiken, dat, hetgeen thans is geschied, zij en blijve een waarschuwing voor de toekomst en zulks tot hooghouding onzer justitie, /jot hooghouding ook der gezonde psychia trie". De „Maasbode" acht het een ge lukkig verschijnsel, dat de overwegende vol, door den psychiater, den zielbeen- dige, »in de nieuwe editie van het Pa- pendrechtsch pr< ces gespeeld, algemeen afkeering over uit. Het ziet hierin een bewijs, dat de volksziel den psychiater kan missen. Het „Huisgezin" haalt aan, wat prof. Jelgersma in de „N. R. Crt." heeft geschreven ter rechtvaardiging van de door d- psychiaters gesteile vraag: „Is Onze L eve Heer e i an fen vrouw." Prof. Jelgersma s.hreef.: De vraag of iOnze Lieve Heer een man of een vrouw was, is uiter mate geschikt om uit te maken of de onderzochte een allergrofst idee ov2r God had dat had h-ij inderd'aad niet. Het enkele antwoord van den onderzochte dat-God een geest was zou aangetoond hebben, dat er een abstracte voorstelling aanwezig ware geweest. Of de heer Jelgersma c. s. hun doel niet evengoed had en kunnen bereiken, indien ze een vraag hadden gesteld, voor het gevoel en voor den eerbied aan God verschuldigd waarbij vooral rekening had moeten worden gehouden inet de verstandelijke minderwaardig heid van den te onderzoeken persoon minder stootend. Waar wij op willen wijzen is op het feit, dat indien psychiaters vragen be treffende godsdienst gaan stellen ten einde te beslissen of iemand imbeeil (stompzinnig) is of niet, wanneer het goed of slecht beantwoorden dier vragen "rierium wordt der verstandelijke ver mogens, de imbecillen in ons land bij massa's te tellen zullen zijn. Niet enkel onder de minder ontwik kelden, maar ook en vooral onder de zoo genaamd beschaafden en ontwikkelden. Hoevelem zijn er onder dezen niet, die van Onzen Lieven Heer en van al wat op godsdienst betrekking volstrekt niets afweten, die ondervraagd volstrekt geen beter figuur zouden maken dan de imbecille Garsthagen. Eu is het ook eigenlijk niet imbeeil dat redelijk denkende wezens het bui ten God en buiten alle kennis van den godsdienst meenen te kennen stellen? De eenvoudige, ónontwikkelde men- schen, wier geestvermogens niet in meer dere of mindere mate gestoord zijn, antwoord kunnen geven op vragen, waar voor „ontwikkelden" met den mond vol tanden zouden staan „Dat God een geest is", door pro fessor terecht een zoo simpel en van zelf-sprekend antwoord geoordeeld, hoeveel „gestudeerden" zouden dit ant woord niet hebben kunnen geven, in dien hun die vraag gesteld ware! Het „Vaderlan d" zegt o. a. over het psychiatrisch onderzoek Men begrijpt niet de harteloosheid, waarmee Nederlandsche burgers als gek ken op de kaak worden gesteld en ziet een schreeuwend onrecht in zulk een handeling. Ook wij zijn van oordeel, dat de wet een dergelijk optreden van psy chiaters niet toelaat; zoude zij anders niet waarborgen bieden aan hen, die 't ongeluk hebben bij den rechter te moeten getuigen? Wij gelooven ook, dat zoo iets, dan dit, onduldbaar is bij een ge zond volksleven. Een onderzoek naar de geestvermogens van 34 getuigen a dé charge, 't zou in een land van geleken, misschien passen, in 't onze niet. De rechter zelf heeft met zijn geweten en zijn menschenkennis de betrouwbaar heid, zoo intellectueel als moreel, van een getuige te schattengeraakt hij in twijfel, niets dwingt hem acht te slaan op de verklaring, hij is volkomen vrij om ze voor zijne bewijsconstructies onge bruikt te laten, hij behoeft zijn twijfel niet door psychiaters te doen bevesti gen of wegredeneeren, hij mag het zelfs niet En daarom hopen wij innig, dat het voorbeeld door 't Arnhemsche Hof gege ven, eenig in zijn soort blijve. Het is onnoodig hierop dieper in te leurstelling wilde besparen. De vraag, die hem herhaaldelijk op de lippen zweef de, scheen nu voor een goed deel beant woord te zijn zonder redres. Tusschen hem en deze vrouw stond de herinnering aan haar overleden echtgenoot als een muur, die hen voor altijd scheidde. Hij groette haar kortaf en liep met loomt schreden naar de beek terug; telkens bleef hij staan en staarde naar de sombe re bergen in het verschiet. Het gemur mel in het beekje klonk dat niet als een droevig lied? Misschien waren -t wel de stemmen, die zich op sommige tijden, wanneer het weder omslaat of wanneer er een ongeluk te wachten staat, in de gletscherbeken verneemt? 's Nachts werd hij telkens wakker. Hij hoorde wederom de zonderlinge klaagtonen en het koude zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij kon de angstige gedachten niet van zich af zet ten. Hij beefde terug voor een reis naar Amerika, als voor een nadeiend onheil. Wat had het leven hem nog te schenken Als hij een onvoorzichtigen stap deed zou hij in den afgrond nederplofien en was alles voorbij, maar, neen, God wilde niet dat men zich zelf het leven benam, dat was zonde, dat was misdaad, de Moeder van Smarte had immers ook zoo bitter ge leden, de Heiland der wereld, zoo moedig Zijn kruis getorsqht. gaan of op andere misgrepen van 't Arnhemsch Hof te wijzen. Dat er iets hokt in onze rechtspleging, dat heeft de Papendrechtsche strafzaak afdoende kenbaar gemaakt. Zij heeft misschien niet voor Garsthagen wie zal het zeggen maar zeker wèl voor het Nederlandsche volk een licht ontsto ken, in welks schijn hervormingen kun nen en moeten worden verwezenlijkt. Zij heeft liet volk de oogen geopend voor de lang veronachtzaamde waarheid, dat er geen hooger sociaal belang is, dan een goede justitie en de rechters geleerd, dat hun plaats js 'niet naast of boven maar in het volk. Zij heeft eene crisis verhaast, dat is voor ons haar psycho logie." STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergailering van Maandag 21 November. Het algemeen debat over staatsbegroo- tnig werd geopend door den heer Rood- huyzen die de sociale hervormingen besprak en het standpunt, waarop het tegenwoordige Kabinet zich te dier zake stelt en zette uiteen dat wanneer het Kabinet-De Meester geen ontijdigen dood ware bezorgd, wij met sociale verzeke ringen en met de urgentste ondier deze, de ouderdoms- en invaliditeitsverzeke ring een heel eind verder zouden zijn geweest dan thans het geval is. Verder wees hij er op, dat de inge diende ziekteverzekering nog niet kan be handeld worden, omdat niet tegelijkertijd het noodzakelijke complement daarvan, de herziening van de ongevallenwet niet tegelijkertijd is ingediend. En het verbijsterende is wel, dat de regeering eerst wil weten, hoe de ziekte verzekering zich ontwikkelt, alvorens de herziening der ongevallenwet ter hand tl kunnen nemen. Hij acht het dus een cardinale fout die ziekteverzekering in te dienen los van de ongevallenwets-wijziging. De heer Roodhuyzen betoogde verder, dat zoomin onder dit Kabinet als onder het Kabinet-Kuyper iets zal komen van de meest urgente sociale hervormingen en hij achtte beslist noociig foite fage der re geering in dien zin, dat zij alsnog ouder doms- en invaliditeitsverzekering voor moet laten gaan. (Minister Tal m a inter rumpeerde, dat zij reeds in den Raad van State zijn). Spreker verweet het Kabinet dat het te zwak is geweest tegenover zijn Minister van Financiën door dezen toe te staan een potje te vormen voor tot standkoming van sociale hervormingen. Deze laatste zijn dus voorloopig van de baan door de werkwijze der regeering, gelijk het kiesrecht voorloopig van de baan is door de benoeming van 'n staats commissie voor kiesrechthervorming. Is dus op dit stuk het Kabinet zwak, op een punt is het sterk, en dat is de verscher ping der antithese, blijkende uit partijdige benoemingen, vooral van burgemeesters, in wel., verband hij o. a. wees op de burgemeestersbenoeming te Delft, en op het gebeurde bij de Statenverkiezing in Noordhol'and voor Alkmaar. De regee ring speelt met vuur, en daartegen waar schuwt spreker ernstig, omdat op deze wijze onoprechtheid en verdeeldheid ge kweekt wordt onder het Nederlandsche volk. De heer Tydeman, het beleid van het Kabinet besprekende, concludeerde daarbij dat waar de financieele toestand van het land zorgeischend is, het financi eele beleid van het kabinet zorgwekkend behoort genoemd te worden. In dit ver band meende hij het beleid van den Mi nister van Financiën niet beter te kunnen kenschetsen, dan dat deze: lo. niet jn staat is tot uitvoering te brengen zijn fi nancieel plan van 1908; 2o. niet bij machte is, bij stijging der gewone midde len en zelfs geholpen door eenige buiten gewone middelen, het financieele even wicht te bewaren; 3o. het perspectief, dat hij geopend heeft om tot verbetering te komen, volkomen zonder vooruitzicht is. Vooral uit het vooruitzicht dat de op brengst van het tarief voor de gewone uitgaven zal gebezigd worden, en uit het voornemen tot heffing van een debiet- recht op tabak, blijkt het duidelijkst dat Hij keerde zich om en sliep ten slotte weder in, maar telkens schrikte hij op in den droom en toen hij even daarna op nieuw ontwaakte, stak hij een kaars op hij moest licht hebben. Het vlammetje teekende zich af tegen den muur, de klei ne ruiten waren geheel beslagen. Eens klaps vloog hij overeind. De hamertjes klopten niet meer. Hij luisterde nog maals. Geen twijfel meer, het scheprad stond stil. Hij stapte het bed uit en schoof het venster op. Het was pik don ker buiten, de regen stroomde in dikke 'stralen naar beneden en de wind woei met groote kracht. Het kostte hem veel meer tijd dan gewoonlijk om zich aan te kleeden. Hij was beslist angstig te moede. Toen hij buiten kwam, voelde hij hoe zijn hart bonsde. Het scheprad stond stil. Hij had echter beloofd dat hij hier de wacht zou houden, en daarom moest hij zien wat er aan haperde. „In Godsnaam" mompelde hij, terwijl hij verder ging. Eensklaps viel het licht van den lantaarn dien hij in «de hand hield, op het schep rad en zag hij dat daarin een dikken tak verward zat. Hij haastte zich dit te her stellen en zoodra het rad weder in bewe ging was, kroop hij, scheldende op het slechte weder, opnieuw in bed. Hij keer de zich nog herhaaldelijk om, het hoofd yervfiM met Allerlei droevige gqdachten, de Minister zijn plan van 1908 niet ver mag te verwezenlijken. Spreker vroeg in* tusschen op hoeveel de minister die op brengst van dat debietrecht op tabak raamt. Spreker wijst er verder op dat de g& vraagde 46 milüoen voor de kustverdedi ging niet in verband met het financieel beleid der Regeering kunnen besproken worden. .Ware dit zoo, dan zou de toe stand er nog onheilspellender uitzien. Wat overigens het algemeen beleid van het kabinet betreft, betoogde spreker dat het z. i. niet de vrijheidslievende politiële drijft, die het zou kunnen volgen naar spr.'s overtuiging. Spreker betreurde het dat Minister Heemskerk voor de verscherping der te genstellingen onder het volk blijkbaar geen oog schijnt te hebben en spr. meenf dat het kabinet er op uit is het Neder- landsch volk van Overheidswege tö kerstenen. Het bestaan van die verscher ping der tegenstellingen putte spreker o. a. uit hetgeen te Dordrecht in de kerld is voorgevallen uit de gebeurtenissen tel Noordwijkwaar de bevolking door ge loofszaken tegen elkaar wordt opgezet; de partijdigheid bij benoemingen en meerdere verschijnselen. Meer uitvoerig besprak spreker het voorgevallene met den vlootpredikantto den Helder, dat, aanvankelijk een onbe duidende zaak, is aangegroeid tot een beduidende door de zonderlinge hou ding des Ministers die kapitale fouten maakte. Spr. meent dat de Minister van Marine optreedt als propagandist bij do Marine van de beginselen van het Kabi net. De bedoeling is, zeide de voorzitten, a.s. Donderdagavond de behandeling van de begrooting van Landbouw, Nijver heid en Handel aan te vangen. Een voor stel daaromtrent Ls echter door den voor zitter nog niet gedaan. Dinsdag half 11 voortzetting van die algemeene beschouwingen. Marine-begrooting. Aan het voorloopig verslag ontleeneü wij het volgende: Verscheidene leden hadden met leed wezen geconstateerd, dat ook deze be grooting wederom een hooger einde ij fer aanwijst dan de voorafgaande. Met na druk werd er op aangedrongen, dat aan de voortdurende toeneming van de uitga ven voor Marine, paal cn perk zal worden gesteld. Van verschillende zijden werd de stij ging in verband gebracht met de her nieuwde aanvraag van f4,200,000 voot aanschaffing van materieel. Anderzijds werd er op gewezen, dat het geen aanbe veling zou verdienen den aanbouw te ver minderen. Sommigen betwijfelen of het aange vraagde bedrag ook na aanneming van het wetsontwerp betreffende de kustver dediging door den minister kan worden gehandhaafd. Gevraagd werd, of, indien de minister voor Indië uitsluitend torpedomaiterieel gewenscht acht, de thans voor Indië be stemde pantserschepen voor de verdedi ging van het Rijk in Europa zullen wor den gebruikt Sommige leden misten in het beleid van den minister de noodige vastheid wat betreft zijne plannen ten aanzien van het materieel en de definsie in engeren zin. Ter sprake kawm de vraag of in de toekomst met den bouw van pantserschepen ten behoe ve van onze verdediging zal moeten wor den voortgegaan en men wees er op ter wijl de minister in vroegere betrekking als adviseur der regeering gekant was te gen de overbrenging van de kustbatte- rijen bij het dep. van marine, hij thans als minister in het ontwerp betreffende de kustverdediging zelf voorstelt, die over brenging te doen plaats hebben. Ook in 's Ministers politieke overtuiging mste men de noodige vastheid. In het bijzoa der werd gewezen op het beleid ten aan zien van de hartiging van de belangen van het personeel. Andere leden waren in hun vertrouwen in den Minister geenszins geschokt. Zij brachten hem dank voor de stoffelijke verbeteringen betreffende het personeel tot hij ten slotte in slaap viel cn rust en kalmte vond. 's Morgens werd hij gewekt door den regen, die nog steeds in stroomen neer viel en de ruiten waren ook nog altijd beslagen. Dit weder hield nog twee voUe dagen aan en in den morgen van den derden dag kwam de president met een zak over de schouders den berg op en zeide deze aan Frans dat hij maar weder naar het dorp moest tcrugkceren. Het was niet langer noodig de waterleiding te bewaken daar het seizoen nu al zoover gevorderd was en men de reparaties nu wel van het dorp uit kon doen. Frans Escher was blijde in de bewoonde we reld te kunnen terugkcercn, hij verliet met den president het nachthuis cn be trok andermaal zijn kamertje in de her berg. In het dal was men aan den wijnoogst begonnen. Victorine behoefde niet zelve naar de wijnbergen te gaan want Frans deed met haar beide zoons al het werk, en, ofschoon de oogst dit jaar zeer voor- deeiig was, waren zij toch jn twee dagen gereed. Zoodra de laatste ton geledigd was, ging Frans naast Victorine op de bank zitten, dde achter het huis stondi. Hij sprak weinig en zette een droevig ge zicht (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5