Naar zijn land teruggekeerd.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Dinsdag 22 November.
Uit de Pers.
Het hof en de Katholieken.
Daarover deelt „De Tijd" nog een en
jander mede:
Onder de benoemingen, welke zonder
het contraseign van een verantwoorde-
ljik raadsman der Kroon geschieden, be-
hooren ook die tot Kamerheer van H-
M. de Koningin.
Thans zijn er 82 Kamerheeren. En van
die 82 zijn er 10 Katholieken. Zegge 10
Katholieken! En alle die 10 Katholieken
zijn, behalve twee ervan, die gezant zijn,
jen één, die de eenige dienstdoende katho
lieke Kamerheer van de Koningin is, be-
hoemd in de katholieke provinciën Lim
burg en Brabant, plus écn in Utrecht.
Uit de andere provincies niet ééngeen
pit Friesland, geen uit Groningen, geen
uit Drenthe, geen uit Overijsel, geen uit
Gelderland met zijn talrijken Katholieken
adel, geen uit Zeeland, geen uit N.-Hol-
jand en zelfs geen uit Z.-Holland. \Caar-
tan zou dit liggen? moge wederom de
redactie van „De Tijd," verbaasd vragen.
Zouden er in Z.-Holland b.v. inderdaad
geen Katholieken te vinden zijn, die in
aanmerking zouden kunnen komen voor
-en dergelijke benoeming? Maar waar-
pan zou het dan liggen? Geld kost het
zelfs niet, want de Kamerheeren i. b. d-
.ivorden niet betaald.
Maar nog sterker'. De niet-verantwoor-
ielijke raadslieden der kroon hebben
zelfs in de twee katholieke provincies,
rvaar de Protestanten met een lantaarntje
te zoeken zijn, inderdaad die lantaarn ter
hand genomen en zij hebben èn te Maas
tricht (deze is thans overleden) èn te Den
Bosch zoowaar nog een protestantsch ka
merheer kunnen doen benoemen.
En evenzoo is het met de dames, die
aan den dienst van H. M. de Koningin
verbonden zijn. Geen Katholieke hofda
me, geen katholieke Dame du Palais, zelfs
geen katholieke Dame du Palais honorai-
Voor verbazing bij eenzijdige benoe
mingen, welke geschieden na voorlich
ting der niet-verantwoordelijke raadslie
den der Koningin, is niderdaad geen re
den. Eerst komen de Turken nog aan de
beurt. En dan misschien de Katholle-
ken."
De Papendrechtsche Rechtszaak.
Nog eenige bladeai spreken hun mee
ning uit over deze geruchtmakende zaak
voor zoover het 't psychiatorisch onder
zoek betreft.
De „Tijd" meent, dat de verooit-
.waardiging van „Nieuwe Courant" en
andere bladen over dit optreden van
de psychiaters ongegrond is.
„jarenlang toch hebben zij hare ko
lommen ter beschikking gestéld, om de
moderne strafrechttheorieën te verkon
digen. Men beklage zich thans niet,
wanneer die theorieën in toepassing ge
bracht worden. Men heeft dus gewild1
men ontvangt het verdiende loon, Ja
renlang heeft men geroepen om den
psychiater in 't strafproecs; welnu, hij
is er thans, aan den modernen 'thans de
taak hem hartelijk welkom te heeten.
Zijn aanwezigheid aldaar ligt immers
ook geheel in de moderne lijnniet
meer aannemend den vrijen wil en dien
tengevolge wegvallend zedelijke verant
woordelijkheid, schuld, was voor straf
Igeen plaats meer, slechts van behan
deling kon sprake wezen, en daarbij
zou duidelijk aan den psychiater de be
langrijkste rol moeten worden toebe
deeld. Een principieel verschil toch t_us-
schen den krankzinnige en den misdadi
ger bestaat dan niet meer".
Het blad wijst er dan op dat bij de
vertooning te Arnhem schier gansch het
Nederlandsche Volk dan weer in scha
terlach uitbarst, dan weer uit zijn diepe
verontwaardiging. Maar het past niet,
dat zij, die als de auctores intellec-
tuales van dit alles te beschouwen zijn,
zich thans afwenden, zich mede scharen
FEUILLETON.
Uit het Duitsch van J. Jegertehner.
8)
Op zekeren avond kwam zij hem een
stukje vleesch, wat gebakken aardappe
len en een halve flesch wijn brengen. Zij
had stroo moeten halen voor de geiten,
zeide zij, alsof zij een verontschuldiging
zocht voor haar komst en had toen met
een wat eten voor hem meegebracht. Zoo
dag aan dag niets dan brood te eten,
werd toch op den duur wat eentonig.
„Ik dank u ten zeerste," zeide hij, aan
genaam verrast.
„Ik ben u integendeel veel dank ver
schuldigd", betuigde zij, „als ik u voor
uw werk had moeten betalen, zou ik niet
.weten waar het geld vandaan te halen."
„Dat geloof ik gaarne", antwoordde hij
glimlachend, „daarom is het maar goed,
dat ik terug ben gekomen. Maar ga toch
even zitten, ik zal den stoel buiten ha
len."
„Neen. dank u, ik ga dadelijk weder
Iweg.y
onder de spottende, hoonende menigte
en thans niet meer willen kennen het
moderne strafrecht, waarmede zij in zijn
glorierijke dagen zoo gaarne omginF
gen.
Ons echter, die steeds tegen het mo<-
derne strafrecht gekant waren, zal men
een zeker leedvermaak niet euvel duiden
nu de moderne psychiatrie, bij haar eer
ste optreden in volle kracht, zoo janv-
merlijk fiasco heeft gemaakt, dat ze aan
stonds onder spot en hoon begraven is
en voorloopig wel niet meer op zal
staan.
Maar niet alleen is spot ons geoor
loofd, plicht ook is het te nrotesteeren
tegen het psychiatrisch onderzoek, ge
lijk dat heeft plaats gehad.
Wij protesteeren er tegen, dat men
niet slechts voorlichting gezochlt heeft
bij de psychiaters, maar aan hen de
leiding heeft overgegeven, hun een over
wegenden invloed in 't strafproces ge^
schonken heeft, een invloed, waaraan
blijkbaar noch de advocaat-generaal,
noch het Hof zich geheel te onttrekken
wist.
We protesteeren er tegen, dat getui
gen zijn onderworpen aan een zooda
nig psychiatrisch onderzoek, waarvan de
resultaten zijn gepubliceerd met het ge
volg, dat die personen levenslang als
halve gekken, sukkels, abnormalen
bekend staan. Waarlijk, de pijnbank van
weleer was te verkiezen boven de gees
telijke pijnbank, die thans is ingevoerd.
We protesteeren ook tegen de psy
chiaters zelf. Voorop stellen we, dat
een onderzoek naar personen veelal vei
liger ingesteld zal worden langs een
voudiger, minder geleerden dan langs
psychiatrischen weg.
Maar wil men psychiaters, dan kieze
men althans personen, die staan op den
bodem der zelfde beginselen, die ook
aan ons strafwetboek ten grondslag lig
gen. Anders toch biedt een eventueel
uit te brengen rapport geen voldoenden
waarborg. En nu erkennen we gaarne,
dat de hier genoemde deskundigen man
nen zijn, die het in de n a t u u rwetem-
séhap zeer ver gebracht hebben, maar
het zijn dan toch mannen, die dan ook
alles bezien uit natuurwetenschappe
lijk oogpunt met verwerping van het b o-
venuatuurl ijke; mannen, die bver
zielkunde spreken, maar allerminst
erkennen de onsterfelijke ziel, door God
naar Gods beeld geschapen, begaafidi
met rede, verstand en vrijen wil.
Het blad protesteert eindelijk tegen
de door de psychiaters gestelde vra
gen.
De vraag omtrent Onzen Lieven Heer
is eenvoudig schandelijk. En de andere
vragen Als men weet, dat Garsthagen
sjouwerman te Papendrecht is, dan mo
gen de psychiaters zeer wetenschappelij
ke mannen zijnhoe men met plattelanf-
ders praten moet, weten ze niet.
Is dat nu een verhoor, dat men af
neemt, om op de hoogte te komen van
den geestestoestand en de ontwikkeling
van een plattelandsbewoner? 't Is be
lachelijk.
Garsthagen werd door de psychiaters
voor imbeciel verklaardeen verrassend
resultaat zoude men allicht verkrijgen,
indien de psychiaters eens onderzocht
werden door een drietal plattelanders
met gewoon gezond verstand. Wellicht
vindt 't Hof nog termen alvorens uit
spraak te doen een onderzoek der
psychiaters te gelasten overbodig ware
zulks na dit rapport allerminst. Wij zul
len het heden hierbij laten, ofschoon de
stof zeker niet is uitgeput.
„Besluiten wij, zegt het blad, met te
constateeren, dat het moderne straf
recht een allerongelukkigst debuut heeft
gehadhet zal nu toch wel voelen, dat
't zich maar liever moet terugtrekken
in de deftige, wetenschappelijke con-
grenza'len; daar wordt 't toegejuicht;
komt 't onder 't volk, dan wordt 't be
spot, gehoond, uitgejouwdhet volks
rechts bewustzijn blijkt nog gezond te
zijn.
Te betreuren blijft, dat der justitie en
der psychiatrie door het gebeurde een
gevoelige slag is toegebracht. Maar
beter dan zulks te vergoelijken j.s het zulks
ruiterlijk te erkennen, er krachtig tegen
„Gij zijt zoo ernstig, Victorine. Scheelt
u iets?"
„Niets lichamelijks, maar mijn jongen
de oudste, is gisteren van de recruten-
school teruggekeerd en nu is hij zoo in
genomen met het soldatenleven, dat hij
zich bij de Pauselijken in Rome wil gaan
aanmelden."
„Laat hem gerust gaan, Victorine. >,De
zouaven worden goed betaald en later
krijgt hij pensioen."
„En dan ook", hernam zij met tranen
in de oogen „is het vandaag zeven jaren
geleden, dat mijn man gestorven is. Ik
kan hem nog altijd niet vergeten. Ik ga nu
nog even naar de kerk om vóór hem te
bididen."
Frans keerde zich om en plukte een
paar grassprietjes af.
„Dan loop ik nog een eind weegs met
u mede", zeide hij, haar vóórgaande^
Zoodra het dorpje in het gezicht kwam,
trad zij op hem toe en greep zijn hand.
„Ge zijt toch niet boos op mij, Frans?
Hij had nog nooit zooveel hartelijkheid
en genegenheid in haar blik gelezen als
nu. Hét scheen diep uit haar ziel voort te
komen. Wat thans in hem omging, kon
hij niet met woorden weergeven, maar
op dit oogenblik was hij er vast van
overtuigd, dat zij zijn wenschen kende en
dat zij hem de jstpart van een pieu,w,e te-
te protesteeren en zóó te bereiken, dat,
hetgeen thans is geschied, zij en blijve
een waarschuwing voor de toekomst en
zulks tot hooghouding onzer justitie, /jot
hooghouding ook der gezonde psychia
trie".
De „Maasbode" acht het een ge
lukkig verschijnsel, dat de overwegende
vol, door den psychiater, den zielbeen-
dige, »in de nieuwe editie van het Pa-
pendrechtsch pr< ces gespeeld, algemeen
afkeering over uit. Het ziet hierin een
bewijs, dat de volksziel den psychiater
kan missen.
Het „Huisgezin" haalt aan, wat
prof. Jelgersma in de „N. R. Crt." heeft
geschreven ter rechtvaardiging van de
door d- psychiaters gesteile vraag: „Is
Onze L eve Heer e i an fen vrouw."
Prof. Jelgersma s.hreef.:
De vraag of iOnze Lieve Heer
een man of een vrouw was, is uiter
mate geschikt om uit te maken of
de onderzochte een allergrofst idee
ov2r God had dat had h-ij inderd'aad
niet. Het enkele antwoord van den
onderzochte dat-God een geest was
zou aangetoond hebben, dat er een
abstracte voorstelling aanwezig
ware geweest.
Of de heer Jelgersma c. s. hun doel
niet evengoed had en kunnen bereiken,
indien ze een vraag hadden gesteld,
voor het gevoel en voor den eerbied
aan God verschuldigd waarbij vooral
rekening had moeten worden gehouden
inet de verstandelijke minderwaardig
heid van den te onderzoeken persoon
minder stootend.
Waar wij op willen wijzen is op het
feit, dat indien psychiaters vragen be
treffende godsdienst gaan stellen ten
einde te beslissen of iemand imbeeil
(stompzinnig) is of niet, wanneer het
goed of slecht beantwoorden dier vragen
"rierium wordt der verstandelijke ver
mogens, de imbecillen in ons land bij
massa's te tellen zullen zijn.
Niet enkel onder de minder ontwik
kelden, maar ook en vooral onder de zoo
genaamd beschaafden en ontwikkelden.
Hoevelem zijn er onder dezen niet,
die van Onzen Lieven Heer en van al
wat op godsdienst betrekking volstrekt
niets afweten, die ondervraagd volstrekt
geen beter figuur zouden maken dan de
imbecille Garsthagen.
Eu is het ook eigenlijk niet imbeeil
dat redelijk denkende wezens het bui
ten God en buiten alle kennis van den
godsdienst meenen te kennen stellen?
De eenvoudige, ónontwikkelde men-
schen, wier geestvermogens niet in meer
dere of mindere mate gestoord zijn,
antwoord kunnen geven op vragen, waar
voor „ontwikkelden" met den mond vol
tanden zouden staan
„Dat God een geest is", door pro
fessor terecht een zoo simpel en van
zelf-sprekend antwoord geoordeeld,
hoeveel „gestudeerden" zouden dit ant
woord niet hebben kunnen geven, in
dien hun die vraag gesteld ware!
Het „Vaderlan d" zegt o. a. over
het psychiatrisch onderzoek
Men begrijpt niet de harteloosheid,
waarmee Nederlandsche burgers als gek
ken op de kaak worden gesteld en ziet
een schreeuwend onrecht in zulk een
handeling. Ook wij zijn van oordeel, dat
de wet een dergelijk optreden van psy
chiaters niet toelaat; zoude zij anders
niet waarborgen bieden aan hen, die 't
ongeluk hebben bij den rechter te moeten
getuigen? Wij gelooven ook, dat zoo
iets, dan dit, onduldbaar is bij een ge
zond volksleven. Een onderzoek naar de
geestvermogens van 34 getuigen a dé
charge, 't zou in een land van geleken,
misschien passen, in 't onze niet. De
rechter zelf heeft met zijn geweten en
zijn menschenkennis de betrouwbaar
heid, zoo intellectueel als moreel, van
een getuige te schattengeraakt hij in
twijfel, niets dwingt hem acht te slaan
op de verklaring, hij is volkomen vrij om
ze voor zijne bewijsconstructies onge
bruikt te laten, hij behoeft zijn twijfel
niet door psychiaters te doen bevesti
gen of wegredeneeren, hij mag het zelfs
niet En daarom hopen wij innig, dat het
voorbeeld door 't Arnhemsche Hof gege
ven, eenig in zijn soort blijve.
Het is onnoodig hierop dieper in te
leurstelling wilde besparen. De vraag,
die hem herhaaldelijk op de lippen zweef
de, scheen nu voor een goed deel beant
woord te zijn zonder redres. Tusschen
hem en deze vrouw stond de herinnering
aan haar overleden echtgenoot als een
muur, die hen voor altijd scheidde. Hij
groette haar kortaf en liep met loomt
schreden naar de beek terug; telkens
bleef hij staan en staarde naar de sombe
re bergen in het verschiet. Het gemur
mel in het beekje klonk dat niet als een
droevig lied? Misschien waren -t wel de
stemmen, die zich op sommige tijden,
wanneer het weder omslaat of wanneer
er een ongeluk te wachten staat, in de
gletscherbeken verneemt? 's Nachts werd
hij telkens wakker. Hij hoorde wederom
de zonderlinge klaagtonen en het koude
zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij kon
de angstige gedachten niet van zich af zet
ten. Hij beefde terug voor een reis naar
Amerika, als voor een nadeiend onheil.
Wat had het leven hem nog te schenken
Als hij een onvoorzichtigen stap deed zou
hij in den afgrond nederplofien en was
alles voorbij, maar, neen, God wilde niet
dat men zich zelf het leven benam, dat
was zonde, dat was misdaad, de Moeder
van Smarte had immers ook zoo bitter ge
leden, de Heiland der wereld, zoo moedig
Zijn kruis getorsqht.
gaan of op andere misgrepen van 't
Arnhemsch Hof te wijzen. Dat er iets
hokt in onze rechtspleging, dat heeft
de Papendrechtsche strafzaak afdoende
kenbaar gemaakt. Zij heeft misschien
niet voor Garsthagen wie zal het
zeggen maar zeker wèl voor het
Nederlandsche volk een licht ontsto
ken, in welks schijn hervormingen kun
nen en moeten worden verwezenlijkt. Zij
heeft liet volk de oogen geopend voor
de lang veronachtzaamde waarheid, dat
er geen hooger sociaal belang is, dan een
goede justitie en de rechters geleerd,
dat hun plaats js 'niet naast of boven
maar in het volk. Zij heeft eene crisis
verhaast, dat is voor ons haar psycho
logie."
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergailering van Maandag 21 November.
Het algemeen debat over staatsbegroo-
tnig werd geopend door den heer Rood-
huyzen die de sociale hervormingen
besprak en het standpunt, waarop het
tegenwoordige Kabinet zich te dier zake
stelt en zette uiteen dat wanneer het
Kabinet-De Meester geen ontijdigen dood
ware bezorgd, wij met sociale verzeke
ringen en met de urgentste ondier deze,
de ouderdoms- en invaliditeitsverzeke
ring een heel eind verder zouden zijn
geweest dan thans het geval is.
Verder wees hij er op, dat de inge
diende ziekteverzekering nog niet kan be
handeld worden, omdat niet tegelijkertijd
het noodzakelijke complement daarvan,
de herziening van de ongevallenwet niet
tegelijkertijd is ingediend.
En het verbijsterende is wel, dat de
regeering eerst wil weten, hoe de ziekte
verzekering zich ontwikkelt, alvorens de
herziening der ongevallenwet ter hand tl
kunnen nemen.
Hij acht het dus een cardinale fout die
ziekteverzekering in te dienen los van de
ongevallenwets-wijziging.
De heer Roodhuyzen betoogde verder,
dat zoomin onder dit Kabinet als onder
het Kabinet-Kuyper iets zal komen van de
meest urgente sociale hervormingen en
hij achtte beslist noociig foite fage der re
geering in dien zin, dat zij alsnog ouder
doms- en invaliditeitsverzekering voor
moet laten gaan. (Minister Tal m a inter
rumpeerde, dat zij reeds in den Raad van
State zijn). Spreker verweet het Kabinet
dat het te zwak is geweest tegenover zijn
Minister van Financiën door dezen toe
te staan een potje te vormen voor tot
standkoming van sociale hervormingen.
Deze laatste zijn dus voorloopig van de
baan door de werkwijze der regeering,
gelijk het kiesrecht voorloopig van de
baan is door de benoeming van 'n staats
commissie voor kiesrechthervorming. Is
dus op dit stuk het Kabinet zwak, op een
punt is het sterk, en dat is de verscher
ping der antithese, blijkende uit partijdige
benoemingen, vooral van burgemeesters,
in wel., verband hij o. a. wees op de
burgemeestersbenoeming te Delft, en op
het gebeurde bij de Statenverkiezing in
Noordhol'and voor Alkmaar. De regee
ring speelt met vuur, en daartegen waar
schuwt spreker ernstig, omdat op deze
wijze onoprechtheid en verdeeldheid ge
kweekt wordt onder het Nederlandsche
volk.
De heer Tydeman, het beleid van
het Kabinet besprekende, concludeerde
daarbij dat waar de financieele toestand
van het land zorgeischend is, het financi
eele beleid van het kabinet zorgwekkend
behoort genoemd te worden. In dit ver
band meende hij het beleid van den Mi
nister van Financiën niet beter te kunnen
kenschetsen, dan dat deze: lo. niet jn
staat is tot uitvoering te brengen zijn fi
nancieel plan van 1908; 2o. niet bij
machte is, bij stijging der gewone midde
len en zelfs geholpen door eenige buiten
gewone middelen, het financieele even
wicht te bewaren; 3o. het perspectief,
dat hij geopend heeft om tot verbetering
te komen, volkomen zonder vooruitzicht
is. Vooral uit het vooruitzicht dat de op
brengst van het tarief voor de gewone
uitgaven zal gebezigd worden, en uit het
voornemen tot heffing van een debiet-
recht op tabak, blijkt het duidelijkst dat
Hij keerde zich om en sliep ten slotte
weder in, maar telkens schrikte hij op in
den droom en toen hij even daarna op
nieuw ontwaakte, stak hij een kaars op
hij moest licht hebben. Het vlammetje
teekende zich af tegen den muur, de klei
ne ruiten waren geheel beslagen. Eens
klaps vloog hij overeind. De hamertjes
klopten niet meer. Hij luisterde nog
maals. Geen twijfel meer, het scheprad
stond stil. Hij stapte het bed uit en
schoof het venster op. Het was pik don
ker buiten, de regen stroomde in dikke
'stralen naar beneden en de wind woei
met groote kracht. Het kostte hem veel
meer tijd dan gewoonlijk om zich aan te
kleeden. Hij was beslist angstig te moede.
Toen hij buiten kwam, voelde hij hoe
zijn hart bonsde. Het scheprad stond stil.
Hij had echter beloofd dat hij hier de
wacht zou houden, en daarom moest hij
zien wat er aan haperde. „In Godsnaam"
mompelde hij, terwijl hij verder ging.
Eensklaps viel het licht van den lantaarn
dien hij in «de hand hield, op het schep
rad en zag hij dat daarin een dikken tak
verward zat. Hij haastte zich dit te her
stellen en zoodra het rad weder in bewe
ging was, kroop hij, scheldende op het
slechte weder, opnieuw in bed. Hij keer
de zich nog herhaaldelijk om, het hoofd
yervfiM met Allerlei droevige gqdachten,
de Minister zijn plan van 1908 niet ver
mag te verwezenlijken. Spreker vroeg in*
tusschen op hoeveel de minister die op
brengst van dat debietrecht op tabak
raamt.
Spreker wijst er verder op dat de g&
vraagde 46 milüoen voor de kustverdedi
ging niet in verband met het financieel
beleid der Regeering kunnen besproken
worden. .Ware dit zoo, dan zou de toe
stand er nog onheilspellender uitzien.
Wat overigens het algemeen beleid van
het kabinet betreft, betoogde spreker dat
het z. i. niet de vrijheidslievende politiële
drijft, die het zou kunnen volgen naar
spr.'s overtuiging.
Spreker betreurde het dat Minister
Heemskerk voor de verscherping der te
genstellingen onder het volk blijkbaar
geen oog schijnt te hebben en spr. meenf
dat het kabinet er op uit is het Neder-
landsch volk van Overheidswege tö
kerstenen. Het bestaan van die verscher
ping der tegenstellingen putte spreker
o. a. uit hetgeen te Dordrecht in de kerld
is voorgevallen uit de gebeurtenissen tel
Noordwijkwaar de bevolking door ge
loofszaken tegen elkaar wordt opgezet;
de partijdigheid bij benoemingen en
meerdere verschijnselen.
Meer uitvoerig besprak spreker het
voorgevallene met den vlootpredikantto
den Helder, dat, aanvankelijk een onbe
duidende zaak, is aangegroeid tot een
beduidende door de zonderlinge hou
ding des Ministers die kapitale fouten
maakte. Spr. meent dat de Minister van
Marine optreedt als propagandist bij do
Marine van de beginselen van het Kabi
net.
De bedoeling is, zeide de voorzitten,
a.s. Donderdagavond de behandeling van
de begrooting van Landbouw, Nijver
heid en Handel aan te vangen. Een voor
stel daaromtrent Ls echter door den voor
zitter nog niet gedaan.
Dinsdag half 11 voortzetting van die
algemeene beschouwingen.
Marine-begrooting.
Aan het voorloopig verslag ontleeneü
wij het volgende:
Verscheidene leden hadden met leed
wezen geconstateerd, dat ook deze be
grooting wederom een
hooger einde ij fer
aanwijst dan de voorafgaande. Met na
druk werd er op aangedrongen, dat aan
de voortdurende toeneming van de uitga
ven voor Marine, paal cn perk zal worden
gesteld.
Van verschillende zijden werd de stij
ging in verband gebracht met de her
nieuwde aanvraag van f4,200,000 voot
aanschaffing van materieel. Anderzijds
werd er op gewezen, dat het geen aanbe
veling zou verdienen den aanbouw te ver
minderen.
Sommigen betwijfelen of het aange
vraagde bedrag ook na aanneming van
het wetsontwerp betreffende de kustver
dediging door den minister kan worden
gehandhaafd.
Gevraagd werd, of, indien de minister
voor Indië uitsluitend torpedomaiterieel
gewenscht acht, de thans voor Indië be
stemde pantserschepen voor de verdedi
ging van het Rijk in Europa zullen wor
den gebruikt
Sommige leden misten in het
beleid van den minister
de noodige vastheid wat betreft zijne
plannen ten aanzien van het materieel en
de definsie in engeren zin. Ter sprake
kawm de vraag of in de toekomst met
den bouw van pantserschepen ten behoe
ve van onze verdediging zal moeten wor
den voortgegaan en men wees er op ter
wijl de minister in vroegere betrekking
als adviseur der regeering gekant was te
gen de overbrenging van de kustbatte-
rijen bij het dep. van marine, hij thans
als minister in het ontwerp betreffende de
kustverdediging zelf voorstelt, die over
brenging te doen plaats hebben. Ook
in 's Ministers politieke overtuiging mste
men de noodige vastheid. In het bijzoa
der werd gewezen op het beleid ten aan
zien van de hartiging van de belangen
van het personeel.
Andere leden waren in hun vertrouwen
in den Minister geenszins geschokt. Zij
brachten hem dank voor de stoffelijke
verbeteringen betreffende het personeel
tot hij ten slotte in slaap viel cn rust en
kalmte vond.
's Morgens werd hij gewekt door den
regen, die nog steeds in stroomen neer
viel en de ruiten waren ook nog altijd
beslagen. Dit weder hield nog twee voUe
dagen aan en in den morgen van den
derden dag kwam de president met een
zak over de schouders den berg op en
zeide deze aan Frans dat hij maar weder
naar het dorp moest tcrugkceren. Het
was niet langer noodig de waterleiding
te bewaken daar het seizoen nu al zoover
gevorderd was en men de reparaties nu
wel van het dorp uit kon doen. Frans
Escher was blijde in de bewoonde we
reld te kunnen terugkcercn, hij verliet
met den president het nachthuis cn be
trok andermaal zijn kamertje in de her
berg.
In het dal was men aan den wijnoogst
begonnen. Victorine behoefde niet zelve
naar de wijnbergen te gaan want Frans
deed met haar beide zoons al het werk,
en, ofschoon de oogst dit jaar zeer voor-
deeiig was, waren zij toch jn twee dagen
gereed. Zoodra de laatste ton geledigd
was, ging Frans naast Victorine op de
bank zitten, dde achter het huis stondi.
Hij sprak weinig en zette een droevig ge
zicht
(Wordt vervolgd).