Naar zijn land teruggekeerd. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 16 November. Uit de Pers. Een bedenkelijke begrootingspost. Over het voorstel tot subsidiëering van .openbare leeszalen, zegt „De tTij1 dl" 0. a. „Verwonderd mag men zich afvragen, Ihoe Minister Heemskerk een subsidie van ■f 10.000 heeft kunnen bestemmen voor openbare .-dus neutrale leesza len, dwars tegen het gevoelen der rech terzijde in, die twee jaar geleden een zoodanigen post, door het Kabinet de 'Meester op de begrooting voor 1909 ge bracht, gestreng afkeurde en zonder uit zondering een amendement stemde, om hem te schrappen. De Minister is natuurlijk even goed ,als wij bekend met dit feit van ons jong ste parlementaire verleden, en ook de Argumenten, die in de Kamer herhaalde lijk van christelijke zijde tegen staatsteun yan openbare leeszalen zijn ingebracht, zal hij wel zorgvuldig getoetst hebben bij 't nemen van het besluit, waarvan hij ide pijnlijke verrassing bij de christelijke partijen voorzien kon. Doch juist daarom verbaast ons te meer, dat hij geen reden vond, om een advies te verwerpen, dat reeds om 't milieu, waaruit het kwam, met de grootste behoedzaamheid dien de ontvangen te worden. Dit advies werd .toch geïnspireerd door de neutrale ge dachte, welke de geheeie richting be- heerscht der Vereeniging voor Openbare Leeszalen, bij wie minister Heemskerk te racle ging. Het is de neutrale gedachte van het Nut, het valsche beginsel van onzijdige volksopvoeding, de neutraliteit 1der openbare school, waartegen een hal ve eeuw de strijd van 's ministers partij- gencoten is gegaan. „Paedagogisch achten we openbare, gemengd-neutrale leeszalen van christe lijk standpunt niet voor verdediging vat baar", schreef „De Standaard", na het idroevig verschijnen van bovenbedoelden post op de a.s. Staatsbegrooting. Maar hoe zal de Minister zich dan straks ver antwoorden nauturlijk niet aan de op positie, welke blij is, met hem tenminste in dit onderdeel van regeeringsbeleid ge lijk op te kunnen werken, 'doch aan de Rechterzijde wanneer deze begroo- ting bij de algemeene beraadslagingen zal worden nagerekend?" Het blad gaat de voorwaarden na, die ide Minister wil stellen om de gevaren te ondervangen, waarmee een onbeteugeld gebruik van de openbare leeszalen ons volk bedreigt en haalt de verklaring van 'den Minister aan, dat „in beginsel slechts aan volkomen onpartijdige instellingen .steun geboden wordt." Acht de Mi nister zich daar echter wel zoo zeker van? Voldoen de bepalingen inderdaad 'aan het beoog - doel? „De Minister zelf zou deze vraag niet te goeder trouw bevestigend kunnen be antwoorden en hij waagt het dan ook niet, haar te -ellen. Ronduit geeft hij .toe: het kan ^«et worden ontkend, dat de-voorwaard hoe zo;gvuldig ook om schreven, zich ïun toepassing nog wel voor eene verschillende praktijk leenen." En een mogelijk verwijt tegen zijn be kentenis van nacht beproeft hij dan te ontgaan door de toezegging van een gemeentelijke controle, die wellicht eveii onvoldoende zal blijken en voorloopig in elk geval vaag genoeg is, want zij is ge heel van locale willekeur afhankelijk. Het gaat hier niet om technische of vakboekerijen, waartegen bij een behoor lijke regeling wel moeilijk bezwaren zou den zijn in te brengen, maar over volks bibliotheken en volksleeszalen, toegan kelijk voor een menigte, wier individuee- le zielskrachten of gebreken ook door den meest ervaren bibliothecaris niet zijn ,te controleeren. „Moreel schadelijke en zuiver propagandistische lectuur" wil de Minister niet, maar wie zal bij de in neu trale kringen wisselende begrippen over 1,moraal" de grens van het onschadelijke bepalen? En hoe kan van „propagandis tische lectuur" een bibliotheek worden FEUILLETON. Uit het Duits ch van J. Jegerlehner. 3) „En wij hebben nog bijna geen zomer gehad dit jaar", klaagden de boeren, '„aciit maanden winter en vier maanden slecht weer, dat is ons klimaat. Daarom groeit het gras zoo weinig, maar morgen .beginnen wij toch aan den hooibouw, ijïj kunt ons daaraan wel helpen, Frans." Maar hij schudde het hoofd. „Ik zou hier graag wat rust nemen. Als men de vijftig gepasseerd is, is men niet zóó krachtig meer. Daar ginds ge raakt men altijd van het ééne werk in het andere." „tvenals hier", beweerde schoenma- ker Felix wat ge daar gevonden hebt «ïadt ge hier ook kunnen hebbenl" „ja, als ik het nog eens moest over- jdoen, zou ik mij oo<k nog wel eens be- idenken", zeide Frans. Dien middag was er een schietoefening In de gilden. Oni één uur werd SI tlo.oF vrijgehouden, die toch juist ter wille van de neutraliteit minstens de werken van godsdienststichters, volksleiders, den - kers en voormannen op geestelijk gebied zal moeten bezitten? Dat het weren van „moreel-schadelij- ke en zuiver propagandistische lectuur" een goede bedoeling van niet meer dan utopistischen aard is, bewijst ook de be paling, dat het „beschaafd en verant woordelijk vakpersoneel" de gevraagde lectuur moet verstrekken aan „ieder, die naar leeftijd en ontwikkeling competent te achten is." Wij vragen alweder: Welke katholieke ouders of opvoeders b.v. zou den zonder meer de leiding van den sen- sus catholicus hunner nauwelijks achttienjarigen op het stuk van lectuur durven toevertrouwen aan personen, wel ke bij al hun ontwikkeling, aan dien geest toch zijn vreemd gebleven en er de fij nere eischen niet van kennen? Dat de voorgestelde subsidiepost al leen de vrijzinnige volksopvoeding zou bevorderen, verzwijgt de Minister ook niet. Althans geeft hij het implicite toe en doet hij geen poging om het tegendeel te beweren, terwijl hij in de Memorie van Toelichting schrijft, dat de gesubsidieer de boekerij moet wezen een boeken- of tijdschriftenverzameling „zonder eenige maatschappelijke, politieke of godsdien stige voorkeur." Het is waarlijk nog min der dan de beruchte formule over de op leiding,tot alle maatschapeplijke en chris telijke deugden", waarvan wij zooveel verdriet hebben beleefd ,Wij wenschten ons zeiven reeds geluk, dat de strijd op onderwijsgebied zijn ein de tegemoet ging. En zie, thans komt een Minister, die door onmiddellijke waarne ming in eigen kring de jammerlijkheid van het neutraliteitsbegrip heeft leeren schatten, dat valsche principe.op een ter rein overbrengen, waarop een nieuwe strijd, aldus gesteund', onvermijdelijk is. Immers praktisch komen de voorwaarden, waarmee Minister Heemskerk de kwade gevolgen, welke hij opriep, meent te zul len bezweren, neer op de kleurlooze idee, wier onbruikbaarheid de schoolstrijd toch waarlijk ten koste van hoeveel offers en onrechtvaardigheid! ge noegzaam bewezen heeft Natuurlijk kunnen wij allerminst aan een re geering het recht betwisten om voor te stellen, wat zij raadzaam acht in 's lands belang, zelfs wanneer zij zich bij voorbaat overtuigd mag houden, al leen steun te zullen ontvangen van haar natuurlijke tegenstanders. Maar wij had den, vooral na het waarschuwende teeken van 1908, waarlijk reden gehad oin ten minste van dezen Minister een omzich tiger houding te verwachten in het ge ding, waarvan straks bij de begrootings- idebatten de principieele kant niet kan ver zwegen worden!" De ontslagaanvrage van vlce-admiraal van den Bosch. Het antwoord van deii Minister yan Marine inzake de ontslagaanvrage van den vlootvoogd, vice-admiraal van den Bosch, geeft sommigen bladen aanleiding tot beschouwingen. Het „Centrum" meent, dat geble ken is, dat de predikant zich van geen kwestie bewust was, en er eerst tot zijm groote verbazing van hoorde, toen de ontslagname van den vlootvoogd in de bladen te lezen stond. Dat daarbij aan zijn optreden dit ont slag indirect geweten werd, en jn de li berale en socialistische pers met veel vinnigheid of sarcasme op den heer Warners werd afgegeven, is bekend. Zelfs verschenen er spotprenten, waar in de vlootpredikant als de eigenlijke bevelhebber der vloot werd voorge steld. Hoe averechtsdh en onbekookt dit al les was, komt thans uit de stukken over tuigend naar voren. Zoo ergens, dan kan hier sprake zijn van een storm in een glas water en zal de oppositie, die ook in dit „geval" een middel meende te zien, om het mi nisterie in het bizonder den heer Wentholt te bestoken, haar reeds zoo voorbarig begonnen campagne heb ben te staken. Er bestaat inderdaad niet de -ninsfe reden voor". het geheeie dorp op de trom geslagen o i de schutters bij elkaar te roepen. Op de straat vóór het gemeentehuis verdeelde men zich in twee partijen. De voorzitter commandeerde en op de maat v: n trommen zette men zich in beweging. De straten waren zoo smal, dat de vrou wen en kinderen de huizen binnen moes ten vluchten. Zij gingen bergopwaar maar de doelen waren niet ver af. lede ren Zondag gedurende de zomermaanden kwam men daar bij elkander om te schie ten. In een bruine, diepe kast stond daar voor ieder een glas dat tweemaal ni landwijn werd volgeschonken nog v. dat het eerste schot viel. Ook tusschen het scheiten door werd nog menig glaasje bier geledigd en sommigen zouden zelfs af en toe wel wat te luidruchtig worden, indien het evenwicht, tegen vier uur, niet hersteld was geworden 4oor een eenvou,- digen doch stevigen maaltijd. Frans bevond zich als oud scherpschut- in den optocht en hij schoot ook dadelijk mede, doch miste telkens de schijf, zoodat hij verder geen belang meer stelde jn dén wedstrijd en zich aan een tafeltje terug trok. In Amerika had hij met een jachtge weer af en toe zijn geluk beproefd, want een ander geweer had hij niet en nu wa ren zijn oogen zwak geworden. .Zoodra hli bnkeropg d£$htküee& jfcyj pg Het „H u i s g e z i n" zegt „Nu de ware toedracht der ?:aak be kend is, blijkt, de vice-admiraal v. d». Bosch inderdaad om een beuzeling zijn ontslag te hebben genomen. Is de aanleiding onbeduidend, de oor zaak schuilt dieper. Uit de gedraging van den admiraal blijkt, dat hij in het optreden, of liever in het aanstellen van den ylootpredikant een aantasting zag van zijn gezag, dat hij niet kon gedoogen dat* een predi kant wat dan ook met ?ijn schepelingen te maken zou hebben. Is dit zoo en pien Jcan, de feiteln kennende, tot niets anders besluiten dan was het inderdaad beter .dat de ad miraal opstapte en vervangen werd door een man, die tegenover de gepaste bemoeiingen van een predikant voor Jiet geestelijk welzijn van het marineperso neel niet vijandig staat". De „Residentiebode" schrijft „De Linksche pers, die met zooveel ophef van het geval gewag maakt en er beschouwingen aan wijdde, waardoor iemand, die door ondervinding nog niet geleerd, gemakkelijk onder den indruk van vrijzinnige anti-theseangst geraakt, met vrees zou vervuld worden omtrent het lot van onze vloot, ?al na dit an;tF woord van Minister Wentholt vermoede lijk wel iets bekoelen. Het is nu duide lijk: de vice-admiraal is wat Jieet ge bakerd geweest en is daardoor zelf aan leiding geweest van het misverstand, en vooralsnog behoeft geen vrees te bestaan voor toekenning van het opperbevel over de vloot aan een predikant". De „Nederlander" merkt op, dat van heel de beschuldiging over onge- wenschte invloeden van den vlootpredi kant na de mededeelingen van den Mi nister geen woord overblijftd. „Het schrijven van den vice-admiraal aan den Minister blaast een kikker op tot een os, en wei een doode kikker tot een dooden os. Dat de Minister zich over deze bui tengewone gevoeligheid van den vice- admiraal ontstemd heeft getoond, ver baasd ons geen oogenblik, en dat Zijn Exc. daarvan blijk gaf in een schrijven dat de historie tot de ware propoifüiën harer onbeduidendheid terugbracht, hjad de heer van den Bosch moeten nopen tot erkenning van het ongelijk, eerder dan tot ontslagnemcn over een zóó futiele kwestie. Nu krijgt heel het geval wel iets van een klucht". De liberale pers bekent natuurlijk geen ongelijk. Daarentegen wordt voor gegaan Minister Wentholt te bes,token. Het „Hand e 1 s b 1 a d" zegt „Houden wij ons uitsluitend aan de nota van den Minister, dan kunnen wij1 het weggaan van admiraal van den Bosch niet anders verklaren, dan door ontstem ming over het instituut van een marine- predikant, die stand onder controle van een officierenvereeniging (n.b. een ver eeniging van landofficierenen door bemiddeling van die politiek-kerkelijke officierenvereeniging rechtstreeks met den politiek-kerkelijken Minister over za ken 's lands vloot rakende, kon corres- pondeeren. Wanneer wij nu erkennen, uit de Uota van den Minister niet begrepen te heb ben, waarom de admiraal juist naar an- leiding van de bibliotheek-futiliteit is weg gegaan, moeten wij er bijvoegen, dat de tegenzin tegen het instituut van den marine-predikant ons zeer begrijpelijk voorkomt". Het komt „Land en Volk" voor, dat de inlichtingen de geheeie waar heid beslist niet geven. „Het materiaal, dat hij publiceert, moet wel onvolledig zijn. Er moet meer zijn gebeurd. En de minister jnoet ook meer weten. Maar al moge de admiraal tekort zijn geschoten, hij is eruit; en nu is de mi nister aan de beurt van critiek. Deze treft hem in de eerste plaats voor het invoeren van een regeling, füe nood zakelijk desorganiseerend moet werken. Maar deze treft hem in de tweede plaats, omdat uit de gegevens, thamS voor den dag gebracht, niet blijkt dat hij het z";ne heeft gedaan om een bekwaam' vlag: iicier voor het land te behouden.! de schijf het zwart niet meer van het wit wit onderscheiden. Aan sommige tafeltjes werd kaart ge speeld aan andere de dorpspolitiek be- andeld, of wel men sprak over het we er, het aangeprezen veevoeder en over de nieuwe waterleiding. Frans nam ook deel aan het gesprek, maar hij luisterde meer dan dat hij sprak, en toch had' hij l ze dorpsbewoners veel wetenswaardigs en interessants kunnen vertellen van de groote farm en in de Nieuwe Wereld, van de reusachtige kudden, cle listige Ganchos en van de levenswijze op de boerderijen in Argentinië, die zoo geheel anders was dan hier in de bergen, maar hij was met zijn gedachten niet meer in Amerika, hij gevoelde zich nu weder ge heel en al één met zijn geboorteplaatsje, at roggebrood en kaas en gevoelde zich hier weder vastgeworteld. Onder liet praten door hoorde men ge regeld de schoten vallen, of eensklaps al len in een schaterlach uitbarsten, wanneer men een kluizenaar, die hier toevallig eens kwam kijken, vertelde, hoe men hier een misschot noemde. Zij ledigden geregeld de groote glazen en zetten het gesprek! voort Na de prijsuitdeeling werd er nog wat gegeten,- vóór men den terugtocht ondernam, de trommelslagers te'&seten «itjJls teasel pe '1 MlfexsJ, Het is onbegrijpelijk dat de minster de 14 dagen tusschen 27 September en 11 October zich niet heeft ten nutte ge maakt, om door overleg met den admi raal het ontslag te voorkomen, dat hij thans met zijn brief heeft uitgelokjt Of moet alleen de predikant worden* ont zien, en komt de dienst van een admi raal er minder op aan Het schijnt wel zoo". Het „V ad e r 1 a n d" oordeelt, dat in dezen van verschillende zijden fouten zijn begaan. Maar de groote fout, die de wrijvingt of een onenilbare brand maakt, beging de heer Wentholt zelf. Daarop volgt hatelijk: „Als bij alle bekeerlingen in zijn ijver te groot geweest, en het beleid ^otaal zoek. Tot op het oogenblik dat de Mi nister er zich mede bemoeide, kon alles nog terecht komen. Nauwelijks was hij er in gemengd, of alles was onherstel baar bedorven. In zooverre het hier slechts geldt een begane onhandigheid, zo uhet geval geen ernstige gevolgen voor den Minister na zich behoeven te slepen. Maar het standpunt ,dat hij jn zijn brief inneemt, brengt het gezag op 's lands vloot ernstig in gevaar. Jndien, als de vlootpredikant iets te vragen heeft) of zelfs wanneer hij (zooals jn casu) nalaat het te doen, de commandant: der Marine dien predikant moet paloo- pen, waar blijft dan het gezag, en welkej man van karakter die tot het komman- do over onze vloot geroepen wordt, zal zich daartoe leenen. Het komt ons voor, dat de Kamer zich ernstig zal hebben bezig te houden, met de vraag, of zij dit pog langer kan en- mag toelaten". STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Dinsdag 15 November. (Vervolg.) De onderafdeeling arbeidsinspectie werd na eenige replieken goedgekeurd. Voor de pauze had nog eenig debat plaats naar aanleiding van een rapport over een ingekomen adres van J. Lubbers te Hoog kerk, die.ontheffing vroeg voor zijn zoon van den militiedienst, en omtrent welk adres de commissie uit de Kamer voor stelde tot de orde van den dag over te gaan in tegenstelling met den heer Ter Laan, die het naar den Minister van Oorlog wilde gezonden zien, met verzoek om inlichting. Het verdere debat hier over zal overmorgen plaats hebben. Bij de voortzetting na de pauze van de behan deling der Indische begrooting gaf de heer Bogaardtin overweging het ver lof in Indië der ambtenaren zoo te regelen, dat zij 4 maanden bekomen met behoud van het activiteits-tractement, in plaats van 8 maanden met verlofstracte- ment. Verder gaf hij nog eenige andere wenken in verband met de verloven. De Min is te r geloofde dat een der gelijke regeling op moeilijkheden zou stuiten. Er is wel iets in het denkbeeld, dat toelacht, maar er zijn bezwaren tegen. Bij het verder debat der Indische be grooting vestigde de heer Schaper de aandacht op een boek van wijlen dr. Treub, directeur van 's lands Plantentuin, waarin van een anti-opiummiddel wordt gewaagd:, dat echter door de regeering geheim gehouden wordt, naar spreker vermoedt met het oog op schatkistbe- langen. De minister verklaarde, dat hem deze geheeie zaak onbekend was. maar dat hij inlichtingen zal inwinnen. De heer Meester drong aan op wijziging van het tarief voor pandhuizen. De Minister achtte het oogenblik nog niet gekomen om de tariefsverlaging sterk aan te drin gen. Bij de afdeeling Binnenlandsch Be stuur kwam de heer De Meester op tegen de wijze, waarop de herziening der con tracten met Inlandsche hoofden is afge dwongen en ging daarbij na, wat te dien aanzien in geschied met de sultans van Siak en Assahan, waarvan eerstgenoemde o. a. verklaard had, dat hij door den Re sident behandeld werd als een stuk vee terwijl sultan Assahan expresselijk naar Nederland kwam. om zich bij het opperbe stuur over de hem aangedane behande ling te beklagen. De hoofdgrieven van den Sultan zijn de financieele achteruit- de fluitspelers sloegen de maat met huil hoofd en bliezen alsof zij daarmede de wereldvrede door geweld wilden verkrij gen. Op het Marktplein weerklonk an dermaal de stem van den commandant, daarop werd de stoet onthouden. Zij ver deelden zich in groepjes, staken de hoof den bij elkander en bleven nog een poos samen staan praten over allerlei, weinig belangrijke, onderwerpen. Frans liep geheel alleen de beek langs tot buiten het dorp om zijn verhit hoofd wat af te koelen. Hij had tegen zijn zin telkens weder het glas moeten ledigen, en had een zware pijn in het hoofd. De avondkoelte en de frissche wind, die over de bergen streek, deden hem goed. Hij ging aan den rand van de beek zitten, die vreedzaam kabbelde, en richtte zijn blikken op de bergen, die zich in de verte tegen de lucht afteekenden. De gletschers fonkelden met hunne gouden tinten en in het gras piepten de krekels. Op de daken scheen nog de avondzon. Dit was zijn tehuis, zooals het hem in de droeve, een zame uren daarginds steeds voor de oogen had gezweefd als een droombeeld, dat het heimwee in hem had doen ont waken. 'Het scheen wel, dat men nu moei, w n zomerweder ging krijgen. De s .op ie A'pen begon te smel- Iga fin in aè en 4e gic^ven scjiijb" gang en de verslechtering der positie de* Sultans tegenover het gewestelijk be stuur. Spreker hoopte, dat zou gebroken worden met de thans gevolgde wijze van behandeling der zelfbesturen en dat te ruggekeerd wordt tot de oude beproefde wijze van behandelen. De heer C o 1 ij n deed uitkomen, dat de alles beheerschende vraag is of die; contracten met de inlandsche hoofden moeten beschouwd! worden als contracten tusschen gelijkgerechtigde partijen, dan Avel als politieke manifesties. De politieke contracten nu zijn niet anders dan akten van investituur, die bij gebleken noodzakelijkheid, mits echter met den noodigen tact en beleid, gewij zigd mogen worden door het Indische Gouvernement. En die noodzakelijkheid nu bestond in 1906 en 1907 ter Oostkust van Sumatra, gelijk spreker uitvoerig be toogde. Spr. was overtuigd, dat juist tea opzichte van den sultan van Assahan de nieuwe beginselen met beleid zijn toe gepast. De heer Ketelaar wees er op, dat dames, die in Nederland het groot-amb tenaarsexamen hadden afgelegd, en daar bij zelfs betere cijfers behaald hadden dan de heeren, niet in aanmerking kwa men voor plaatsnig, terwijl jn Indië wel vrouwelijke geslaagden bij het daar te lande gehouden examen geplaatst zijn. De Min. v. Ko 1. sloot zich geheel aan bij den heer Colijn en betoogde, dat bij de behandeling van den sultan van Assahan het Gouvernement niet is tekort geschoten aan deferentie. Indien de sul tan zijn hart wil uitstorten bij het Hooge Gezag, dan kan hij zulks doen bij den resident, die immers den Gouv.-Gen. ver tegenwoordigt. De grief des sultans, dat hem hooger beroep is ontnomen, vervalt daarmede. Ten aanzien van de grief des sultans,- dat zijn gebied beperkt is, dit gold twee kleine landschappen, die inderdaad vroe ger tot des sultans gebied behoorden. Die klacht des sultans is niet ongegrond bevonden, en de bedoelde landschappen zullen hem weer worden teruggegeven. Ten aanzien van de heerendiensten en de landschapskassen is de sultan op ge lijken voet behandeld als de andere zelf- bestuurders. Het is het vaste voornemen van de re geering om met de Hoofden van Zelf bestuur om te gaan met hoffelijkheid en bescheidenheid, maar dan moet ook de zekerheid bestaan, dat die bestuurders geneigd zijn zonder eenige reserve met het gezag te willen medewerken. Aan den heer Ketelaar antwoordde de Minister, dat de niet-uitbreiding van vrouwelijke geslaagden bij het Groot ambtenaars-examen geschiedde, omdat de vrouw ongeschikt is voor het contro leursambt bij 't Binnenlandsch Bestuur* Na replieken werd de afdeeling Bin nenlandsch Bestuur goedgekeurd. Bij de afdeeling politie bracht de heer. Col ijn de voorgenomen politie-reorga- nisatie ter sprake, waarbij spreker de centrale leiding, zooals die gedacht is, afkeurde en het een fout achtte, dat de reorganisatie is ontworpen geheel bui ten verband met de in uitzicht gestelde reorganisatie van het Binnenlandsch Be stuur. Voorshands had spieker dan ook) tegen het toestaan van de voor de poli- tie-reorganisatie gevraagde gelden, groot bezwaar. De heer Bogaardt sluit zich geheel aan bij den heer Colijn ten aanzien vani de bezwaren tegen de centrale leiding* Spreker zou de politie-reorganisatie willen overlaten aan de gemeentebestui- ren in Indië. De Minister aam de gelden voor drie inspecteurs terug, nl. ruim f 34000, zulks in overleg met de Commissie van Rap porteurs. De heer Co 1 ij n meende, dat ook een, tweede advocaat-generaal iniet noodig is. Maar de Minister verdedigde het behoud van dezen. De heer Bogaardt zeide namens de commissie van rapporteurs, dat óók bedoeld is de gelden voor een tweedenj advocaat-generaal te doen vervallen. De Minister verdedigde dezen post nader, maar was bereid de Indische Re geering te vragen of zij bereid is, met de aanstelling van den titularis te wachten, terden de zilveren draden van de schui mende golfjes. Misschien ging hij nog wel een dag of wat het hooggebergte in,- als het mooie weder hem daartoe uitlok te Eensklaps ontwaarde hij dicht bij zich het jonge meisje, dat hem gisteren in de herberg zijn kamer gewezen had). Hij groette haar vriendelijk en bleef staan. „Kijkt u naar de bergen?" vroeg rij hem. „Wat zien ze er vandaag pracluig uit. Acht dagen geleden sneeuwde het hier nog en moesten wij het vee op stal houden." „Zoo", antwoordde hij, „hebt ge er veel?" „Slechts twee koeien, de derde is on langs gestorven, maar zij gaven den laat- sten tijd weinig melk, doordat het nog zulk guur weer was." „Ja, dat was het. Wie is de vrouw* die daar ginder aankomt?" „Dat is mijne moeder." „Ben je dan niet de dochter uit do heiberg?" „Neen, ik ben daar alleen voor nood hulp, als zij mij noodig hebben. Moeder dit i s nu de man uit Amerika," riep zij thans overluid* (WjOrdt xervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5