Naar zijn land teruggekeerd.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 16 November.
Uit de Pers.
Een bedenkelijke begrootingspost.
Over het voorstel tot subsidiëering van
.openbare leeszalen, zegt „De tTij1 dl"
0. a.
„Verwonderd mag men zich afvragen,
Ihoe Minister Heemskerk een subsidie van
■f 10.000 heeft kunnen bestemmen voor
openbare .-dus neutrale leesza
len, dwars tegen het gevoelen der rech
terzijde in, die twee jaar geleden een
zoodanigen post, door het Kabinet de
'Meester op de begrooting voor 1909 ge
bracht, gestreng afkeurde en zonder uit
zondering een amendement stemde, om
hem te schrappen.
De Minister is natuurlijk even goed
,als wij bekend met dit feit van ons jong
ste parlementaire verleden, en ook de
Argumenten, die in de Kamer herhaalde
lijk van christelijke zijde tegen staatsteun
yan openbare leeszalen zijn ingebracht,
zal hij wel zorgvuldig getoetst hebben
bij 't nemen van het besluit, waarvan hij
ide pijnlijke verrassing bij de christelijke
partijen voorzien kon. Doch juist daarom
verbaast ons te meer, dat hij geen reden
vond, om een advies te verwerpen, dat
reeds om 't milieu, waaruit het kwam,
met de grootste behoedzaamheid dien
de ontvangen te worden. Dit advies werd
.toch geïnspireerd door de neutrale ge
dachte, welke de geheeie richting be-
heerscht der Vereeniging voor Openbare
Leeszalen, bij wie minister Heemskerk te
racle ging. Het is de neutrale gedachte
van het Nut, het valsche beginsel van
onzijdige volksopvoeding, de neutraliteit
1der openbare school, waartegen een hal
ve eeuw de strijd van 's ministers partij-
gencoten is gegaan.
„Paedagogisch achten we openbare,
gemengd-neutrale leeszalen van christe
lijk standpunt niet voor verdediging vat
baar", schreef „De Standaard", na het
idroevig verschijnen van bovenbedoelden
post op de a.s. Staatsbegrooting. Maar
hoe zal de Minister zich dan straks ver
antwoorden nauturlijk niet aan de op
positie, welke blij is, met hem tenminste
in dit onderdeel van regeeringsbeleid ge
lijk op te kunnen werken, 'doch aan de
Rechterzijde wanneer deze begroo-
ting bij de algemeene beraadslagingen
zal worden nagerekend?"
Het blad gaat de voorwaarden na, die
ide Minister wil stellen om de gevaren te
ondervangen, waarmee een onbeteugeld
gebruik van de openbare leeszalen ons
volk bedreigt en haalt de verklaring van
'den Minister aan, dat „in beginsel slechts
aan volkomen onpartijdige instellingen
.steun geboden wordt." Acht de Mi
nister zich daar echter wel zoo zeker
van? Voldoen de bepalingen inderdaad
'aan het beoog - doel?
„De Minister zelf zou deze vraag niet
te goeder trouw bevestigend kunnen be
antwoorden en hij waagt het dan ook
niet, haar te -ellen. Ronduit geeft hij
.toe: het kan ^«et worden ontkend, dat
de-voorwaard hoe zo;gvuldig ook om
schreven, zich ïun toepassing nog wel
voor eene verschillende praktijk leenen."
En een mogelijk verwijt tegen zijn be
kentenis van nacht beproeft hij dan
te ontgaan door de toezegging van een
gemeentelijke controle, die wellicht eveii
onvoldoende zal blijken en voorloopig in
elk geval vaag genoeg is, want zij is ge
heel van locale willekeur afhankelijk.
Het gaat hier niet om technische of
vakboekerijen, waartegen bij een behoor
lijke regeling wel moeilijk bezwaren zou
den zijn in te brengen, maar over volks
bibliotheken en volksleeszalen, toegan
kelijk voor een menigte, wier individuee-
le zielskrachten of gebreken ook door
den meest ervaren bibliothecaris niet zijn
,te controleeren. „Moreel schadelijke en
zuiver propagandistische lectuur" wil de
Minister niet, maar wie zal bij de in neu
trale kringen wisselende begrippen over
1,moraal" de grens van het onschadelijke
bepalen? En hoe kan van „propagandis
tische lectuur" een bibliotheek worden
FEUILLETON.
Uit het Duits ch van J. Jegerlehner.
3)
„En wij hebben nog bijna geen zomer
gehad dit jaar", klaagden de boeren,
'„aciit maanden winter en vier maanden
slecht weer, dat is ons klimaat. Daarom
groeit het gras zoo weinig, maar morgen
.beginnen wij toch aan den hooibouw,
ijïj kunt ons daaraan wel helpen, Frans."
Maar hij schudde het hoofd.
„Ik zou hier graag wat rust nemen.
Als men de vijftig gepasseerd is, is men
niet zóó krachtig meer. Daar ginds ge
raakt men altijd van het ééne werk in het
andere."
„tvenals hier", beweerde schoenma-
ker Felix wat ge daar gevonden hebt
«ïadt ge hier ook kunnen hebbenl"
„ja, als ik het nog eens moest over-
jdoen, zou ik mij oo<k nog wel eens be-
idenken", zeide Frans.
Dien middag was er een schietoefening
In de gilden. Oni één uur werd SI tlo.oF
vrijgehouden, die toch juist ter wille van
de neutraliteit minstens de werken van
godsdienststichters, volksleiders, den -
kers en voormannen op geestelijk gebied
zal moeten bezitten?
Dat het weren van „moreel-schadelij-
ke en zuiver propagandistische lectuur"
een goede bedoeling van niet meer dan
utopistischen aard is, bewijst ook de be
paling, dat het „beschaafd en verant
woordelijk vakpersoneel" de gevraagde
lectuur moet verstrekken aan „ieder, die
naar leeftijd en ontwikkeling competent
te achten is." Wij vragen alweder: Welke
katholieke ouders of opvoeders b.v. zou
den zonder meer de leiding van den sen-
sus catholicus hunner nauwelijks
achttienjarigen op het stuk van lectuur
durven toevertrouwen aan personen, wel
ke bij al hun ontwikkeling, aan dien geest
toch zijn vreemd gebleven en er de fij
nere eischen niet van kennen?
Dat de voorgestelde subsidiepost al
leen de vrijzinnige volksopvoeding zou
bevorderen, verzwijgt de Minister ook
niet. Althans geeft hij het implicite toe en
doet hij geen poging om het tegendeel te
beweren, terwijl hij in de Memorie van
Toelichting schrijft, dat de gesubsidieer
de boekerij moet wezen een boeken- of
tijdschriftenverzameling „zonder eenige
maatschappelijke, politieke of godsdien
stige voorkeur." Het is waarlijk nog min
der dan de beruchte formule over de op
leiding,tot alle maatschapeplijke en chris
telijke deugden", waarvan wij zooveel
verdriet hebben beleefd
,Wij wenschten ons zeiven reeds geluk,
dat de strijd op onderwijsgebied zijn ein
de tegemoet ging. En zie, thans komt een
Minister, die door onmiddellijke waarne
ming in eigen kring de jammerlijkheid
van het neutraliteitsbegrip heeft leeren
schatten, dat valsche principe.op een ter
rein overbrengen, waarop een nieuwe
strijd, aldus gesteund', onvermijdelijk is.
Immers praktisch komen de voorwaarden,
waarmee Minister Heemskerk de kwade
gevolgen, welke hij opriep, meent te zul
len bezweren, neer op de kleurlooze idee,
wier onbruikbaarheid de schoolstrijd toch
waarlijk ten koste van hoeveel
offers en onrechtvaardigheid! ge
noegzaam bewezen heeft Natuurlijk
kunnen wij allerminst aan een re
geering het recht betwisten om voor
te stellen, wat zij raadzaam acht in
's lands belang, zelfs wanneer zij zich
bij voorbaat overtuigd mag houden, al
leen steun te zullen ontvangen van haar
natuurlijke tegenstanders. Maar wij had
den, vooral na het waarschuwende teeken
van 1908, waarlijk reden gehad oin ten
minste van dezen Minister een omzich
tiger houding te verwachten in het ge
ding, waarvan straks bij de begrootings-
idebatten de principieele kant niet kan ver
zwegen worden!"
De ontslagaanvrage van vlce-admiraal
van den Bosch.
Het antwoord van deii Minister yan
Marine inzake de ontslagaanvrage van
den vlootvoogd, vice-admiraal van den
Bosch, geeft sommigen bladen aanleiding
tot beschouwingen.
Het „Centrum" meent, dat geble
ken is, dat de predikant zich van geen
kwestie bewust was, en er eerst tot zijm
groote verbazing van hoorde, toen de
ontslagname van den vlootvoogd in de
bladen te lezen stond.
Dat daarbij aan zijn optreden dit ont
slag indirect geweten werd, en jn de li
berale en socialistische pers met veel
vinnigheid of sarcasme op den heer
Warners werd afgegeven, is bekend.
Zelfs verschenen er spotprenten, waar
in de vlootpredikant als de eigenlijke
bevelhebber der vloot werd voorge
steld.
Hoe averechtsdh en onbekookt dit al
les was, komt thans uit de stukken over
tuigend naar voren.
Zoo ergens, dan kan hier sprake zijn
van een storm in een glas water en zal
de oppositie, die ook in dit „geval"
een middel meende te zien, om het mi
nisterie in het bizonder den heer
Wentholt te bestoken, haar reeds
zoo voorbarig begonnen campagne heb
ben te staken.
Er bestaat inderdaad niet de -ninsfe
reden voor".
het geheeie dorp op de trom geslagen o i
de schutters bij elkaar te roepen. Op de
straat vóór het gemeentehuis verdeelde
men zich in twee partijen. De voorzitter
commandeerde en op de maat v: n
trommen zette men zich in beweging.
De straten waren zoo smal, dat de vrou
wen en kinderen de huizen binnen moes
ten vluchten. Zij gingen bergopwaar
maar de doelen waren niet ver af. lede
ren Zondag gedurende de zomermaanden
kwam men daar bij elkander om te schie
ten. In een bruine, diepe kast stond daar
voor ieder een glas dat tweemaal ni
landwijn werd volgeschonken nog v.
dat het eerste schot viel. Ook tusschen
het scheiten door werd nog menig glaasje
bier geledigd en sommigen zouden zelfs
af en toe wel wat te luidruchtig worden,
indien het evenwicht, tegen vier uur, niet
hersteld was geworden 4oor een eenvou,-
digen doch stevigen maaltijd.
Frans bevond zich als oud scherpschut-
in den optocht en hij schoot ook dadelijk
mede, doch miste telkens de schijf, zoodat
hij verder geen belang meer stelde jn dén
wedstrijd en zich aan een tafeltje terug
trok. In Amerika had hij met een jachtge
weer af en toe zijn geluk beproefd, want
een ander geweer had hij niet en nu wa
ren zijn oogen zwak geworden. .Zoodra
hli bnkeropg d£$htküee& jfcyj pg
Het „H u i s g e z i n" zegt
„Nu de ware toedracht der ?:aak be
kend is, blijkt, de vice-admiraal v. d».
Bosch inderdaad om een beuzeling zijn
ontslag te hebben genomen.
Is de aanleiding onbeduidend, de oor
zaak schuilt dieper.
Uit de gedraging van den admiraal
blijkt, dat hij in het optreden, of liever
in het aanstellen van den ylootpredikant
een aantasting zag van zijn gezag, dat
hij niet kon gedoogen dat* een predi
kant wat dan ook met ?ijn schepelingen
te maken zou hebben.
Is dit zoo en pien Jcan, de feiteln
kennende, tot niets anders besluiten
dan was het inderdaad beter .dat de ad
miraal opstapte en vervangen werd door
een man, die tegenover de gepaste
bemoeiingen van een predikant voor Jiet
geestelijk welzijn van het marineperso
neel niet vijandig staat".
De „Residentiebode" schrijft
„De Linksche pers, die met zooveel
ophef van het geval gewag maakt en er
beschouwingen aan wijdde, waardoor
iemand, die door ondervinding nog niet
geleerd, gemakkelijk onder den indruk
van vrijzinnige anti-theseangst geraakt,
met vrees zou vervuld worden omtrent
het lot van onze vloot, ?al na dit an;tF
woord van Minister Wentholt vermoede
lijk wel iets bekoelen. Het is nu duide
lijk: de vice-admiraal is wat Jieet ge
bakerd geweest en is daardoor zelf aan
leiding geweest van het misverstand, en
vooralsnog behoeft geen vrees te bestaan
voor toekenning van het opperbevel over
de vloot aan een predikant".
De „Nederlander" merkt op, dat
van heel de beschuldiging over onge-
wenschte invloeden van den vlootpredi
kant na de mededeelingen van den Mi
nister geen woord overblijftd.
„Het schrijven van den vice-admiraal
aan den Minister blaast een kikker op tot
een os, en wei een doode kikker tot
een dooden os.
Dat de Minister zich over deze bui
tengewone gevoeligheid van den vice-
admiraal ontstemd heeft getoond, ver
baasd ons geen oogenblik, en dat Zijn
Exc. daarvan blijk gaf in een schrijven
dat de historie tot de ware propoifüiën
harer onbeduidendheid terugbracht, hjad
de heer van den Bosch moeten nopen tot
erkenning van het ongelijk, eerder dan
tot ontslagnemcn over een zóó futiele
kwestie. Nu krijgt heel het geval wel
iets van een klucht".
De liberale pers bekent natuurlijk
geen ongelijk. Daarentegen wordt voor
gegaan Minister Wentholt te bes,token.
Het „Hand e 1 s b 1 a d" zegt
„Houden wij ons uitsluitend aan de
nota van den Minister, dan kunnen wij1
het weggaan van admiraal van den Bosch
niet anders verklaren, dan door ontstem
ming over het instituut van een marine-
predikant, die stand onder controle van
een officierenvereeniging (n.b. een ver
eeniging van landofficierenen door
bemiddeling van die politiek-kerkelijke
officierenvereeniging rechtstreeks met
den politiek-kerkelijken Minister over za
ken 's lands vloot rakende, kon corres-
pondeeren.
Wanneer wij nu erkennen, uit de Uota
van den Minister niet begrepen te heb
ben, waarom de admiraal juist naar an-
leiding van de bibliotheek-futiliteit is
weg gegaan, moeten wij er bijvoegen, dat
de tegenzin tegen het instituut van den
marine-predikant ons zeer begrijpelijk
voorkomt".
Het komt „Land en Volk" voor,
dat de inlichtingen de geheeie waar
heid beslist niet geven.
„Het materiaal, dat hij publiceert,
moet wel onvolledig zijn. Er moet meer
zijn gebeurd. En de minister jnoet ook
meer weten.
Maar al moge de admiraal tekort zijn
geschoten, hij is eruit; en nu is de mi
nister aan de beurt van critiek.
Deze treft hem in de eerste plaats voor
het invoeren van een regeling, füe nood
zakelijk desorganiseerend moet werken.
Maar deze treft hem in de tweede
plaats, omdat uit de gegevens, thamS
voor den dag gebracht, niet blijkt dat hij
het z";ne heeft gedaan om een bekwaam'
vlag: iicier voor het land te behouden.!
de schijf het zwart niet meer van het wit
wit onderscheiden.
Aan sommige tafeltjes werd kaart ge
speeld aan andere de dorpspolitiek be-
andeld, of wel men sprak over het we
er, het aangeprezen veevoeder en over
de nieuwe waterleiding. Frans nam ook
deel aan het gesprek, maar hij luisterde
meer dan dat hij sprak, en toch had' hij
l ze dorpsbewoners veel wetenswaardigs
en interessants kunnen vertellen van de
groote farm en in de Nieuwe Wereld,
van de reusachtige kudden, cle listige
Ganchos en van de levenswijze op de
boerderijen in Argentinië, die zoo geheel
anders was dan hier in de bergen, maar
hij was met zijn gedachten niet meer in
Amerika, hij gevoelde zich nu weder ge
heel en al één met zijn geboorteplaatsje,
at roggebrood en kaas en gevoelde zich
hier weder vastgeworteld.
Onder liet praten door hoorde men ge
regeld de schoten vallen, of eensklaps al
len in een schaterlach uitbarsten, wanneer
men een kluizenaar, die hier toevallig
eens kwam kijken, vertelde, hoe men
hier een misschot noemde. Zij ledigden
geregeld de groote glazen en zetten het
gesprek! voort Na de prijsuitdeeling
werd er nog wat gegeten,- vóór men den
terugtocht ondernam, de trommelslagers
te'&seten «itjJls teasel pe '1 MlfexsJ,
Het is onbegrijpelijk dat de minster
de 14 dagen tusschen 27 September en
11 October zich niet heeft ten nutte ge
maakt, om door overleg met den admi
raal het ontslag te voorkomen, dat hij
thans met zijn brief heeft uitgelokjt Of
moet alleen de predikant worden* ont
zien, en komt de dienst van een admi
raal er minder op aan
Het schijnt wel zoo".
Het „V ad e r 1 a n d" oordeelt, dat in
dezen van verschillende zijden fouten zijn
begaan. Maar de groote fout, die de
wrijvingt of een onenilbare brand maakt,
beging de heer Wentholt zelf.
Daarop volgt hatelijk:
„Als bij alle bekeerlingen in zijn ijver
te groot geweest, en het beleid ^otaal
zoek. Tot op het oogenblik dat de Mi
nister er zich mede bemoeide, kon alles
nog terecht komen. Nauwelijks was hij
er in gemengd, of alles was onherstel
baar bedorven.
In zooverre het hier slechts geldt een
begane onhandigheid, zo uhet geval geen
ernstige gevolgen voor den Minister na
zich behoeven te slepen.
Maar het standpunt ,dat hij jn zijn
brief inneemt, brengt het gezag op 's
lands vloot ernstig in gevaar. Jndien,
als de vlootpredikant iets te vragen heeft)
of zelfs wanneer hij (zooals jn casu)
nalaat het te doen, de commandant:
der Marine dien predikant moet paloo-
pen, waar blijft dan het gezag, en welkej
man van karakter die tot het komman-
do over onze vloot geroepen wordt, zal
zich daartoe leenen.
Het komt ons voor, dat de Kamer zich
ernstig zal hebben bezig te houden, met
de vraag, of zij dit pog langer kan en-
mag toelaten".
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 15 November.
(Vervolg.)
De onderafdeeling arbeidsinspectie
werd na eenige replieken goedgekeurd.
Voor de pauze had nog eenig debat plaats
naar aanleiding van een rapport over een
ingekomen adres van J. Lubbers te Hoog
kerk, die.ontheffing vroeg voor zijn zoon
van den militiedienst, en omtrent welk
adres de commissie uit de Kamer voor
stelde tot de orde van den dag over te
gaan in tegenstelling met den heer Ter
Laan, die het naar den Minister van
Oorlog wilde gezonden zien, met verzoek
om inlichting. Het verdere debat hier
over zal overmorgen plaats hebben. Bij
de voortzetting na de pauze van de behan
deling der Indische begrooting gaf de
heer Bogaardtin overweging het ver
lof in Indië der ambtenaren zoo te
regelen, dat zij 4 maanden bekomen met
behoud van het activiteits-tractement, in
plaats van 8 maanden met verlofstracte-
ment. Verder gaf hij nog eenige andere
wenken in verband met de verloven.
De Min is te r geloofde dat een der
gelijke regeling op moeilijkheden zou
stuiten. Er is wel iets in het denkbeeld,
dat toelacht, maar er zijn bezwaren tegen.
Bij het verder debat der Indische be
grooting vestigde de heer Schaper de
aandacht op een boek van wijlen dr.
Treub, directeur van 's lands Plantentuin,
waarin van een anti-opiummiddel wordt
gewaagd:, dat echter door de regeering
geheim gehouden wordt, naar spreker
vermoedt met het oog op schatkistbe-
langen. De minister verklaarde, dat hem
deze geheeie zaak onbekend was. maar
dat hij inlichtingen zal inwinnen. De heer
Meester drong aan op wijziging van het
tarief voor pandhuizen. De Minister
achtte het oogenblik nog niet gekomen
om de tariefsverlaging sterk aan te drin
gen. Bij de afdeeling Binnenlandsch Be
stuur kwam de heer De Meester op tegen
de wijze, waarop de herziening der con
tracten met Inlandsche hoofden is afge
dwongen en ging daarbij na, wat te dien
aanzien in geschied met de sultans van
Siak en Assahan, waarvan eerstgenoemde
o. a. verklaard had, dat hij door den Re
sident behandeld werd als een stuk vee
terwijl sultan Assahan expresselijk naar
Nederland kwam. om zich bij het opperbe
stuur over de hem aangedane behande
ling te beklagen. De hoofdgrieven van
den Sultan zijn de financieele achteruit-
de fluitspelers sloegen de maat met huil
hoofd en bliezen alsof zij daarmede de
wereldvrede door geweld wilden verkrij
gen. Op het Marktplein weerklonk an
dermaal de stem van den commandant,
daarop werd de stoet onthouden. Zij ver
deelden zich in groepjes, staken de hoof
den bij elkander en bleven nog een poos
samen staan praten over allerlei, weinig
belangrijke, onderwerpen.
Frans liep geheel alleen de beek langs
tot buiten het dorp om zijn verhit hoofd
wat af te koelen. Hij had tegen zijn zin
telkens weder het glas moeten ledigen,
en had een zware pijn in het hoofd. De
avondkoelte en de frissche wind, die over
de bergen streek, deden hem goed. Hij
ging aan den rand van de beek zitten,
die vreedzaam kabbelde, en richtte zijn
blikken op de bergen, die zich in de verte
tegen de lucht afteekenden. De gletschers
fonkelden met hunne gouden tinten en in
het gras piepten de krekels. Op de daken
scheen nog de avondzon. Dit was zijn
tehuis, zooals het hem in de droeve, een
zame uren daarginds steeds voor de
oogen had gezweefd als een droombeeld,
dat het heimwee in hem had doen ont
waken. 'Het scheen wel, dat men nu
moei, w n zomerweder ging krijgen.
De s .op ie A'pen begon te smel-
Iga fin in aè en 4e gic^ven scjiijb"
gang en de verslechtering der positie de*
Sultans tegenover het gewestelijk be
stuur. Spreker hoopte, dat zou gebroken
worden met de thans gevolgde wijze van
behandeling der zelfbesturen en dat te
ruggekeerd wordt tot de oude beproefde
wijze van behandelen.
De heer C o 1 ij n deed uitkomen, dat
de alles beheerschende vraag is of die;
contracten met de inlandsche hoofden
moeten beschouwd! worden als contracten
tusschen gelijkgerechtigde partijen, dan
Avel als politieke manifesties.
De politieke contracten nu zijn niet
anders dan akten van investituur, die bij
gebleken noodzakelijkheid, mits echter
met den noodigen tact en beleid, gewij
zigd mogen worden door het Indische
Gouvernement. En die noodzakelijkheid
nu bestond in 1906 en 1907 ter Oostkust
van Sumatra, gelijk spreker uitvoerig be
toogde. Spr. was overtuigd, dat juist tea
opzichte van den sultan van Assahan de
nieuwe beginselen met beleid zijn toe
gepast.
De heer Ketelaar wees er op, dat
dames, die in Nederland het groot-amb
tenaarsexamen hadden afgelegd, en daar
bij zelfs betere cijfers behaald hadden
dan de heeren, niet in aanmerking kwa
men voor plaatsnig, terwijl jn Indië wel
vrouwelijke geslaagden bij het daar te
lande gehouden examen geplaatst zijn.
De Min. v. Ko 1. sloot zich geheel
aan bij den heer Colijn en betoogde, dat
bij de behandeling van den sultan van
Assahan het Gouvernement niet is tekort
geschoten aan deferentie. Indien de sul
tan zijn hart wil uitstorten bij het Hooge
Gezag, dan kan hij zulks doen bij den
resident, die immers den Gouv.-Gen. ver
tegenwoordigt. De grief des sultans, dat
hem hooger beroep is ontnomen, vervalt
daarmede.
Ten aanzien van de grief des sultans,-
dat zijn gebied beperkt is, dit gold twee
kleine landschappen, die inderdaad vroe
ger tot des sultans gebied behoorden.
Die klacht des sultans is niet ongegrond
bevonden, en de bedoelde landschappen
zullen hem weer worden teruggegeven.
Ten aanzien van de heerendiensten en
de landschapskassen is de sultan op ge
lijken voet behandeld als de andere zelf-
bestuurders.
Het is het vaste voornemen van de re
geering om met de Hoofden van Zelf
bestuur om te gaan met hoffelijkheid en
bescheidenheid, maar dan moet ook de
zekerheid bestaan, dat die bestuurders
geneigd zijn zonder eenige reserve met
het gezag te willen medewerken.
Aan den heer Ketelaar antwoordde
de Minister, dat de niet-uitbreiding van
vrouwelijke geslaagden bij het Groot
ambtenaars-examen geschiedde, omdat
de vrouw ongeschikt is voor het contro
leursambt bij 't Binnenlandsch Bestuur*
Na replieken werd de afdeeling Bin
nenlandsch Bestuur goedgekeurd.
Bij de afdeeling politie bracht de heer.
Col ijn de voorgenomen politie-reorga-
nisatie ter sprake, waarbij spreker de
centrale leiding, zooals die gedacht is,
afkeurde en het een fout achtte, dat de
reorganisatie is ontworpen geheel bui
ten verband met de in uitzicht gestelde
reorganisatie van het Binnenlandsch Be
stuur. Voorshands had spieker dan ook)
tegen het toestaan van de voor de poli-
tie-reorganisatie gevraagde gelden, groot
bezwaar.
De heer Bogaardt sluit zich geheel
aan bij den heer Colijn ten aanzien vani
de bezwaren tegen de centrale leiding*
Spreker zou de politie-reorganisatie
willen overlaten aan de gemeentebestui-
ren in Indië.
De Minister aam de gelden voor drie
inspecteurs terug, nl. ruim f 34000, zulks
in overleg met de Commissie van Rap
porteurs.
De heer Co 1 ij n meende, dat ook een,
tweede advocaat-generaal iniet noodig is.
Maar de Minister verdedigde het
behoud van dezen.
De heer Bogaardt zeide namens
de commissie van rapporteurs, dat óók
bedoeld is de gelden voor een tweedenj
advocaat-generaal te doen vervallen.
De Minister verdedigde dezen post
nader, maar was bereid de Indische Re
geering te vragen of zij bereid is, met de
aanstelling van den titularis te wachten,
terden de zilveren draden van de schui
mende golfjes. Misschien ging hij nog
wel een dag of wat het hooggebergte in,-
als het mooie weder hem daartoe uitlok
te
Eensklaps ontwaarde hij dicht bij zich
het jonge meisje, dat hem gisteren in de
herberg zijn kamer gewezen had). Hij
groette haar vriendelijk en bleef staan.
„Kijkt u naar de bergen?" vroeg rij
hem. „Wat zien ze er vandaag pracluig
uit. Acht dagen geleden sneeuwde het
hier nog en moesten wij het vee op stal
houden."
„Zoo", antwoordde hij, „hebt ge er
veel?"
„Slechts twee koeien, de derde is on
langs gestorven, maar zij gaven den laat-
sten tijd weinig melk, doordat het nog
zulk guur weer was."
„Ja, dat was het. Wie is de vrouw*
die daar ginder aankomt?"
„Dat is mijne moeder."
„Ben je dan niet de dochter uit do
heiberg?"
„Neen, ik ben daar alleen voor nood
hulp, als zij mij noodig hebben. Moeder
dit i s nu de man uit Amerika," riep zij
thans overluid*
(WjOrdt xervolgd.)