Het erfdeel der Malleroy's. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 20 September. De Gilden. - De Vakvereenigingen. Een voor allen (hoogst interessante ver- JKaiï|deiin,g js idle studie over de gilden,; [ons geschonken door Dr„ P. J. Blok, [hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te [Leiden. .Waarom Omdat een ieder met belang istelling moet beschouwen het bestaan, Iden vorm, de werking van de vakvereeni gingen,- en... „de moderne va'kvereeni- Iging is niets -anders idan de (herleving Ün modernen vorm van het oude gilde." Met deze woorden van prof. Blok zijn ide katholieke sociologen het eens, len idaarom is 't zoo belangrijk die oude gil- iden te bestudeeren. En als we dit door imiddel van de gegevens,- ons door den ihoogleeraar met groote nauwkeurigheid yersdhaft, doen, dan komen we 'tot de [mooie ontdekking, dat de gilden die ei genschappen bezaten,- welke w ij eischen yoor onze vakvereenigingen. Ten eerste: De Vakvereenigingen [moeten katholiek zijn. Dat de gilden, of schoon (zij in de eerste plaats „de be vordering der stoffelijke belangen Jiarer leden" als doel hadden, een katholiek ka rakter droegen, blijkt ons glashelder uit de studie van prof. Blok. Ieder gilde had Zijn heilige, zijn altaar, soms zelfs een geheele kapel, zijn feestdag, len „werd vereerd door de jn ede werking èn leiding van een geestelijke, soms zelfs van 'een e'igen kape laan." Als we'bij prof. Blok op pag. 23 lezen, dat na de reformatie „alle ker kelijk karakter aan het gilde was ontno men, en zoowel Roomschen als Protes tanten gildebroeders konden zijn"_en op de volgende bladzijde vernemen „"dat die geest van broederschap niet al te luid meer getuigde in de gilden, en over "het 'algemeen ook van andere plichten weinig Sprake meer was", dan gélooven we niet een te wijd besluit te trekken als we zeggen dat het tweede een gevolg was yan Ih et èerste. Toen het godsdienstig .streng Katho liek karakter was verdwenen, bestond ook niet meer die kracht, welke voor komend uit één gemeenschappelijk, hoog een heilig beginsel tot gezamenlijken ar beid aanzette. Ten tweede: De meeste Katholie ke sociologen beschouwen het als een ideaal dat de vakvereeniging alle leden van een zelfde beroep omvat en dat hare voorschriften bezitten de kracht van wet ten. Men noemt die vakvereenigingen dan: publiekrechtelijke beroepsstanden. In de gilden pu is dit ideaal ver werkelijkt. Een enkel voorbeeld „Nacht arbeid, d.i. arbeid vóór het luiden van de dagklok en na dat van Üe avondklok^ was verboden." „Op heilige dagen en hooge feestdagen was alle werk' ver boden, tenzij er bijzondere omstandighe den aanwezig waren." In de gilden had men: meesters, kna- ipen en leerlingen. Men kon het fliet brengen tot meester zonder een „gilde" pf „meesterproef", die moest worden afgelegd ten overstaan van een paar 5,proefmeesters", door het gilde aan- 'geweze.n. Zoo'n proef had dus een door 'de wet erkend gevolg. Er waren bepalingen, die de mede dinging tusschen leden van! het zelfde gild of de onderlinge benadeeling van! verschillende gilden moesten .verhinde- Ten of beperken. Ten derde: 'Als een ver-verwijderde toekomstdroom beschouwen vele Katho lieke sociologen het bestaan van een Sociale Kamer, naast een Politieke Ka mer. Van die Sociale Kamer, welke de belangen van de beroepsstanden bij de regeering moet behartigen, vinden We reeds een flauwe schaduw in onze Ka mers van Arbeid en Kamers van Koop handel. En nu lezen ,we bij prof. Blok, dat de gilden veel invloed hadden op de stadsbesturen, dat o.a, te Dordrecht 8 dit de gilden werden gekozen om deel FEUILLETON. 40) - Of.sdhoon zij'als eenvoudige burgers ge kleed .waren, kon men gemakkelijk zien diat het edellieden waren. Alleen reeds jaan de manier, waarop zij de lieden, die izich op hun weg bevonden verwijderden, kon men zien, 'dat zij gewoon waren dat ■iedereen plaats voor hen maakte. Zij wa ren dian ook zeer bekend', warithun naam 'ging reeds onder het volk rond. Een van hen, dien men als 'den graaf ide Novère aanduidde, scheen vooral de nieuwsgierigheid van het volk tot zich te (trekken. (Hij was een "der vrienden van pen koning en nam altijd deel aan de feestmalen in Chorsy» Door zijn roofzucht en zijn uitspattingen was hij even bekend |als veracht. Waarachtig! 't js Ulrie van den mar kies de Frazires..,. Waar "komt hij van daan, en wat beteekeid dat IwmZ Kom hier* kereH te nemen aan het stadsbestuur, dat soms naast den „burgemeester van >s he ren wege" stond den „burgemeester der gemeente" gekozen uit de gilden. Wij hebben slechts een greep gedaan, uit de vele, kleine, kenteekenende bij zonderheden betreffende de gilden, wél ke de lezing vain Prof. Blok's Nverkje voor 'n ieder alleraangenaamst maken. Toch kunnen we onze bespre king niet eindigen zonder gewezen fe heb ben op den geest, de richting, welken wij meenen in de studie van den hoog leeraar te ontdekken. Dit in een volgend artikeltje. SJit «ie Pers» De Kustverdediging. De „N ieuwt Rotterdam'sche Courant" acht verduidelijking noodig van de passage uit de Memorie van Toelichting, waarin het „een algemeen veldwinnende overtuiging" heet, dat ,,'s lands maritieme grenzen te eeniger tijd kunnen zijn blootgesteld aan een cn verhoedsche bedreiging of een coup de main, zeer kort na, of gelijktijdig met een formeele oorlogsverklaring. Dit was voorzeker te meer noodig, zegt het blad omdat er evenzeer velen zijn bij wie de ter zake dienende overtuiging geenszins veld heeft gewonnen;. De merkwaardige openbaring in dit op zicht is nog slechts kort geleden ge bracht door den oud-Minister van Marine Cohen Stuart, die het zoogenaamde drei gende gevaar loochent en de „veldwin nende overtuiging" feitelijk terugbrengt, om' zoo te zeggen, tot „veldwinnende rust". Wij kunnen en willen niet verhe len, dat wij de zienswijze van dezen vroe- geren bewindsman in hoofdzaak deelen, al erkennen wij niettemin, dat de kust verdediging voorzieningen behoeft. Maar die zouden o. i. tot bescheidener om vang kunnen worden teruggebracht dan de yan regeeringswege bedoelde. Im mers, zooals wij den toestand aan de zeezijde begrijpen, zal in een eventuee- len oorlog Duitschland naar alle waar schijnlijkheid door de geweldige over macht der gecombineerde Engelsche en Fransdhe marine dermate in de verde diging worden gedrongen, dat zijn scheepsmacht tot andere dan defensief- offensieve operatiën in de nabijheid van zijn eigen kust bezwaarlijk zal in staat zijn. Van een aan „ieder der strijdende partijen" beletten, onze havens in bezit te nemen, schijnt dan ook op het oogen- blik allerminst sprake behoeven te zijn, tenzij men mocht meenen, dat van: Duit- sche zijde een poging tot bezetting langs den landweg zou worden beproefd een eventualiteit, waartegen echter ka nonnen van *28 cM., die tegen de zee gekeerd zijn, wel weinig zullen vermo gen. Het gevaar zou dus meer in het bijzonder, van Engelsche zijde moeten worden verwacht, zullen de enorme uit gaven aan fortenbouw gewettigd mogen heeten. Maar is daar zulk dringend ge vaar? Wij betwijfelen het. Wij betwij felen, of Engeland, dat steeds met Ar- gusoogen elk veldwinnen van Duitschen invloed in de beide Nederlanden gade slaat, spoedig er toe over zal gaan .door aanslagen tegen onze kust, d. w. z. door schending van onze onzijdigheid ons in de armen, van Duitschland te voeren, en zoodoende het gevaar in het leven te roepen, dat het juist steeds zoekt te be zweren. Wij gelooven daarom inderdaad, be sluit het blad, dat de overvallingsvrees, die velen schijnt te hebben aangegrepen', niet voldoende gemotiveerd is. Zeer te recht heeft dan ook o. i. de oud-minister Cohen Stuart aangeraden de quaestle der kustverdediging met kalmte onder de oogen te zien. Inderdaad, waar 25 jnü- lioen voor fortenbouw wordt gevraagd, ongerekend de millioenen voor zuiver maritieme doeleinden, daar geldt het: bezint, eer gij begint. Bij de uitgevers van Stockum' te 's- Gravenhage is van de h,and van den'o ujd- minister van Oorlog H. S. Staal eene brochure verschenen over „De ver betering onzer Kustverdediging", naar aanleiding van het .bekende Regeerings- voorstel. Plotseling had ide gezellin van Raoul zich omgedraaid. Ik kan de laan niet afgaan, zeide Zij: ik zal Idan maar liever weer naar het bal gaan. Maar nog terwijl 'zij sprak, bemerkte zij eenige jonge mannen, "die naar de trap gekomen waren, ;om de vlucht d'er lakeien te zien. Mijn God! mijn God! mompelde zij vol schrik, en wierp een vluchtigen ,blik in 't rond., Zou men niet door dit gebouwtje zich kunnen verwijderen, vroeg zij wij zende op een soort pakhuis van twee verdiepingen. Neen, antw^orde de kleine leerjongen die weer op hen toegekomen was. Daar bewaart Hugonin, de eigenaar der dans zaal zijn stoelen en tafels. En is er geen uitgang naar een straat. r— Dat geloof ik niet dame,. i— Maar, wat moet ik dan beginnen? vroeg zij [naar de beide uiteinden der laan ziende. Voorafgegaan door den lakei, die hen zijn ongeval verhaalde, begaven de Novè re en zijn makkers zich naar het bal,. De andere jongelieden waren van "de {rap giq- Jcojneij £,n gingen, frea {egemoet. De aanhef reeds geeft te kennen, dat deze autoriteit op defensie-gebied niet tot de voorstanders behoort. „Het Regeeringsvoorstel" tot„Instel ling van een Fonds ter verbetering van de kustverdediging", zegt hij i— brengt hem die h,art heeft voor de lands- verdedignig, maar daarom' toch niet blin delings mee wil gaan met élk voorstel tot verbetering der defensie, in eene moeilijke positie. „Zal hij niet dan ongaarne een voor stel bestrijden, dat toch in ieder geval strekt tot eene .verbetering der kujst- verdedi'ging, welke op zich zelve als urgent is te beschouwen, lastiger wordt het voor hem, als Wij tot de overtuiging komt, dat het regeeringsvoorstel veel meer vraagt dan .werkelijk noodig is te achten jot het verkrijgen van de ver- eischte veiligheid." De schrijver drukt dan de vrees uit, dat dit „teveel" eenerzijde, ook hier noodwendig moet leiden tot een „te .wei nig" anderzijds. Immers, terwijl het, naar zijne over tuiging, voor de kustverdediging, voor de doode weermiddelen, meer vraagt dan noodig is, blijven uitgaven achter wege, welke als dringend noodig zijn te beschouwen voor de verbetering der levende strijdkrachten. Na een uiteenzetting der algemeene defensiebeginselen, welke sahr. meent dat moeten worden toegepast, en na die toepassing in bijzonderheden op het on derhavige wetsontwerp te zijn nagegaan, besluit schrijver: Zijn mijne beschouwingen "juist, dan zóu men door inwilliging vkn het re geeringsvoorstel ruim 121/2 millioen' meer uitgeven dan voor de defensie- belangen noodig is. En dat, terwijl nog millioenen noodig zijn voor: verbetering van het leger (uitbreiding van het con tingent, invoering van algemeeneri dienstplicht, vóóroefening der jrt-igd, betere bezoldiging van het kader, ver betering van pensioenen), voor apprö- viandeeringsmaatregelen, voor verbete ring van de overige fronten der Vesting Holland, voor ook maar eenigszins vol doende uitrusting van goede bewape ning en munitie van onze overige linieën en stellingen. Millioenen, welke al beschikt de Regeering over nog zulk een groote en volgzame meerderheid in de beide takken der Volksvertegenwoordiging, wel niet zoo gemakkelijk te verkrijgen zullen zijn, na aanneming v; n dit dure ontwerp. Ik stel er prijs op, nog eens. ten stel ligste te verklaren, dat mijn betoog al lerminst de strekking heeft om aan de Regeering te onthouden wat zij noodig heeft tot goede inrichting onzer weer middelen. Het bedrag dat aangevraagd) wordt, schrikt op zichzelf mij niet af. Hoe groot het ook moge zijn, wij heb ben de offers te brengen, noodig voor een krachtige weerbaarheid. Door liet Regeeringsvoorstel wordt echter van die offers m. i. niet het noo- dige rendement verkregen, of liever: naar één zijde meer dan noodig is en dit waarschijnlijk ten koste van wat elders wordt vereischt. Dan liever een Weerbaarheidsfonds, diat desnoods evenveel als het thans voorgestelde vraagt, maar niet slechts dient tot verbetering der kustverdedi ging, doch tevens tot het bestrijden ook van al die uitgaven, welke alsnog noo dig zijn voor zaken, die ik zooeven ver meldde, en die voor betaling uit een londs vatbaar zijn. De „Standaard" schrijft onder het opschrift „Gevaar voor onze kust", dat onze landsverdediging steeds ons zwakke punt is geweest. Toen in 1870 het oor logsgevaar naderde, was niets gereed. En wel beeft men sinds veel gebe terd, maar toch op bekrompen voet. Meer dan een kwart eeuw lang hebben we ons blind getuurd op den revan che-oorlog, die opnieuw Duitschland met Frankrijk slaags zou doen raken, en geheel onze militaire politiek werd die lange jaren beheersch.t door de ééne vraag. Thans, nu de bordjes verhangen zijn', en het meer tusschen Duitschland en Engeland spookt, vestigt zich aller aan- idiadht als vanzelf op de veiligheid van on- Bedreigt u eeriig gevaar? vroeg Ravul verwonderd over haar gedrag. 'Ja zeker, Jnljnheen. 'Ik moet tot eiken prijs een ontmoeting met die jon gelui vermijden. Welnu, dame, ga idan hier binnen, zeide Raoul, wijzend op de bergplaats. rJa, (het zijn lieden van het hof, en zij zullen wel willen weten wie ik ben, icïi binnendringen. Zoolang ik' leef, zullen zij niet bin nenkomen, riep Raoul vol wilskracht. De jonge vrouw aarzelde nog een 00- genblik, en trad toen binnen, terwijl de kleine leerjongen haar volgde. 'Raoul bleef met gekruiste armen bui ten ,zijn vijanden waciliten. Men waar schuwde hem dat er ,om politie gezon den was. Laat ze maar Tomenftntwoorddle Raoul, 1Pas toch op, het zijn heeren van het hof, die u gevangen zouden zetten of doen geeselen. Dank u voor uw waarschuwing, maar ik kom uit een land waar men zich liever laat idooden,; dan voor een vijand te vluchten Als een van u mij een dienst bewijzen wil, laat hij dan naar de herberg. BÖSt.JöilifeiS tmi'zsn te*. aaarifl- ze zeekust, en daarbij komt men nog- maalst ot dezelfde droeve conclusie, die zich aan een ieder in 1870 voor ons leger opdrong, tot de pijnlijke conclusie name lijk, dat we bloot voor den vijand liggen. De zorge voor onze zeekust is eenvoudig meer dan dertig jaar lang op de meest onverantwoordelijke wijze verwaarloosd. Langer uitstel uiterst bedenkelijk ach tend, heeft nu het Kabinet de koe bij de horens gevat, en komt tot de Statefi- Generaal met het voorstel, om ijlings onze kust onder handen te nemen, eïi zoo mogelijk in lacht jaar tijds onze zeekust weerbaar te maken. Daar niets in orde is, moet op elk punt van verde diging de noodige correctie worden aan gebracht. Dit alles zal bijna 40 millioen kosten. Voor die som wil het Kabinet een fonds stichten, dat in 1932 ver effend zal zijn, de rente gerekend op 3% pCt. Voor deze daad van moed heeft het Kabinet aanspraak op de waardeering van een iegelijk, die voor de onafhan kelijkheid van ons vaderland warm voelt. Niets is voor een Kabinet hinderlijker dan wanneer het voor de Landsdefensie aanzienlijke bedragen pioet aanvragen1. Dan toch weet het vooruit, dat een storm van uit den hoek der krenterigheid te wachten is. Op geen punt is onze landaard zoo gevoelig als op de beurs. Voor oppositie-middel is zulk .een voor stel als geknipt. Te meer als, gelijk nu, de kas van het land bedenkelijk lee- ge plekken te zien geeft. Maar juist daarom komt aan het Ka binet hulde toe, dat het hiervoor nieit uit den weg ging, niet in zijn schulp kroop, maar den moed greep, om met zijn duur plan op de politieke markt te komen. Overdreven heeft het daarbij niet. Het liet het fort bij Terneuzen weg. Het liet de positie bij Den Haag ongedekt. Het kromp de zes kruisers op vier in. En het bezet de forten in vredestijd maar matig. Maar voor dit bezuinigd plan staat het dan nu ook met zijn volle verant woordelijkheid. Als zes van de negen Ministers onder goedkeuring van den Ministerraad, deze voorziening in de kustverdediging eenmaal n o o d z a k'e- lijk verklaren, gelijk op blz. 1 van de Memorie van Toelichting geschiedt, dan weet men vooruit, dat ze niet terug kunnen, en dat principieele verwer ping van hun voorstel hun geenrandere keuze zou laten, dan om af te treden. Bij een voorstel als dit, onder het be roep op de stellige noodzakelijk heid ingediend, is hun ministerieele le ven de inzet. Door na eventueele ver werping van zulk eein voorstel van wet aan te blijven, zou hun ministerieele ver antwoordelijkheid ophouden gedekt te zijn. Een toestand als waarin thans onze kustverdediging verkeert, brengt boven dien het gevaar met zich, dat men in oogenblik van spanning, er den vijand door uitlokt, om zich met een coup de main van onze zeegaten meester te maken. Van een landing als bij Bergen behoeft daarbij niet eens sprake te zijn. Geen land der wereld kan heel zijn kust verdedigen. Maar op de genaakbare zee gaten komt het op aan, en die zouden, gelijk nu de zaken er toe liggen, bij ver rassing en overrompeling, bijna zonder slag of stoot te nemen zijn. Natuurlijk kan men over de bijzonder heden in overleg treden. Maar dit alles raakt d ewijze van uitvoering niet het voorstel zelf. En als nu het Kabinet voorgelicht door de deskundigen, die ad hoe tot het geven van voorlichting geroepen waren, verklaren komt, We kunnen er niet buiten. Er moet doorgetast. Onze onafhankelijkheid en onze nationale ver plichting legt ons die uitgave als ge biedende noodzakelijkheid op dan heefth et aanspraak op steun en ,waar- aeering, en zou Nederland zijn eigen toekomst op het spel zetten, zoo de finale werd, dat men het voorstel af wees. Principieele verklaring. Onder dit opschrift driestart „Het Ce ntrum" „In zijn Memorie van 'Antwoofd over dér Rervarec zeggen dat zijn neef in ge vecht isp Een oogenblik later was graaf de Novè re met zijn metgezellen bij Raoul: op het leven dat zij maakten kwam een groo te menigte, nieuwe botsingen voorziende aansnellen. Als de directeur van het Pa phos-bal, de deuren met gesloten had, zou voorzeker de grootste (helft van zijn be- bezoelcers naar buiten gestormd zijn om bij het opstootje tegenwoordig te kunnen zijn. XVIIde HOOFDSTUK. Graaf Hector de Novère, kapitein van (het Fransche legefly was een man van ongeveer veertig jaar. .Een harde trot- sche en onbeschaamde uitdrukking had veel Van zijn vroeger zoo sdhoone gelaats trekken doen verdwijnen. [Zelfs aan (liet hof, waar de hertogin de Chateaurouse hem de hand boven het hoofd hield, was hij gevreesd om zijn driftigheid. Aan zijn smulzucht Idnakte hij (de gunst van Lo de wijk den vijftienden, die hem altijd op de feestmalen te Milette en Choisy noo- (diigde, De graaf, die reeds lang zijn voorvader lijk! bezit verkwist (had, en verscheidene jaren lang van hetgeen hij leende geleefd' li,a1d1 leidde reeds eenjge jar^n eeq leven de voorgestelde wettelijke maatregelen te gen de zedeloosheid, stelt de minister zich zeer beslist op principieel standi-, punt. j' Na de woorden van 'de Memorie van Toelichting te hebben geciteerd, jneeajj Jhet blad, dat het een "feit van be teekenis iis» dat van de zijde der regeering zoo kloek het beginsel op den voorgrond wordt ge* plaatst. 'Schier onbewust laten velen zich nog door de christelijke levensopvattingen be-, heerschen al hebben zij in het algemeen* met de positieve leer van het Christen-, dom gebroken. Maar gaandeweg ïnoét de invloed dier opvattingen afnemen; ea de strijd tegen (de immoraliteit in (harq onderscheidene vormen verzwakken, wan neer de eenig goede |em vduurzame 'basisj wordt prijsgegeven. Op de vraag, wat al dan niet ïnoreefc moet worden 'geacht, gééft alleen da 'christelij'ke zedenleer het afdoende ant woord, - een antwoord, dat gekit voot alle tijden b 1 Denkt men haar (weg, dan verdwijnt de hechte grondslag, om plaats te maken voor vraagteekens, met verwarring ,en verwildering in hun gevolg. Er kunnen zedelijk-levende niet-chris- tenen zijn, zec<r zeker, gelijk men ook christenen vindt, die hun naam oneer; aandoen. Maar de band tusschen zedelijkheid er* Christendom is onverbreekbaar, én wan* neer het laatste niet wordt hoog ge houden, moet ook de eerste schade lijden^ De ministerieele verklaring legt dien nadruk op dezen nauwen band zonder da| zij persoonlijk kwetsend is voor hen, die niet tot de geestverwanten van 'den on derteekenaar der Memorie behoorenA Politieke staking. .Wij lezen in „De cTijd": „Socialisten en anarchisten zijn 'ge zworen vijanden! „Het Volk" verzekerde het keer op "keer met den meesten na- druk. Zoo zouden de anarchisten door, hunne onbekookte opvattingen omtrenf algemeen, politieke stakingen en het staak-maar-raak-systeemde oorzaak zijn van de ontaarding der vakorganisatie en een ernstig beletsel yoor haar .bloei en vooruitgang. En wat zien wij nu gebeuren? I11 de rede, door 'Mr. [Troelstra gisteren voor de Iriesrechtbetoogers gehouden, wordt de algemeene politieke staking jn het uitzicht gesteld als het wellicht onver mijdelijk middel om (het algemeen kies recht van de regeering af te dwingen. "Ben dreigement in optima forma dus* Maar dit daar gelaten, wat te enken van de herhaalde betuiging der socialistische pers en redenaars, dat niet zij, maar de anarchisten de revolutionairen geest in de vakorganisatie aankweeken en daar door een geregelde actie tot verbetering der arbeidsvoorwaarden onmogelijk ma ken? Het is klaar als de dag, dat mr* Troelstra door dergelijke redevoeringen den anarchisten in de kaart speelt en af breekt, wat hij en zijn vrienden vroeger opbouwden. Tusschen socialisten en anarchisten be staat hoofdzakelijk dit verschil, dat die eersten hun anarchistische matuur idoor- gaans weten te verbergen, en zich alleen „in onbewaakte oogenblikken" in hun waren aard toonen." De roode Pet. "Uit ;,De Middenstandsbond»": „Van verschillende zijden vraagt me'nfi ons wat wij over het Optreden van z.g. I incassobureaux met roóde petten den ken. Wij hebben reeds in verschillende ar tikelen er op gewezen en herhalen het, hier, dat het de plicht is van "den Mid- denstand om dergelijke door particu lieren op touw gezette methodes niet in de hand te werken, doch met kracht! tegen te gaan, en aan deze gelukzoekers geen posten ter inning aan te bieden." Kerknieuws. Eucharistisch Congres te Montreal- Van de indrukwekkende processie, welke te Montreal is gehouden, kunnen! we nog het volgende vermelden Overal, waar een open ruimte is, heeft men tribunes opgeslagen, en daar zit- alsof hij vijftig duizend livres rente per jaar genoot. Waar dat geld vandaan kwam' wist niemand. Zich nog de ontvangst herinnerend die het volk hem en zijn soldaten het jaar' te voren 11a den slag bij Dettingen be reid had, zocht hij bij iedere gelegenheid zich te wreken. 1 Die schooiers 'hebben niet gewild, dat onze lakeien zouden weten wie dat; meisje was! riep hij, tot zijn vriendenk, Welnu ik moet het weten! En wij ook, riepen zijn metgezellen*' Een gemompe; steeg op uit het vólk- "Stilte! brulde Novère, zich omkee- rend. De eerste van ,u 'die bromt zal ikf doen arresteeren door de soldaten die iW heb doen halen. Te Dettingen? riep iemand'. De graaf wendde zich [in de richting} vanwaar Ihet geluid kwam, maar de schulp dige was in de menigte verdwenen. Ondertusschen hadden zijn metgezellert zich naar Raoul begeven. De toegang tot de bergplaats was zeer nauw en eindigde in een kleine trap met steenen leuningen. Raoul stond voor dq onderste trede, zoódat niemand langs heigf kon passeeren zonder zijn goedvinen. {Wordt ycrvqlgdk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5